De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 12 mei pagina 3

12 mei 1895 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

*?. 933 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. maand net een r, en bijgewoond door lieden die de werkelijkheid niet minder lief hadden dan hare afspiegeling op het speeltooneel, vaak opge luisterd werden door feesten, volstrekt niet zoo onsubstantieel als aan gindsche zijde van de voet lichten plegen gevierd te worden, en waarby eene zuigende, maar daarom niet minder gewichtige rol wel eens is vervuld door de blanke zeedie ren welke eveneens b\j het dozijn gaan. De vijf entwintigste is ditmaal belegd binnen Groningen, voorheen door Rabenhaupt dapper tegen die van Munster verdedigd en thans, in de oefeningen des vredes, niet minder wakker aangevoerd doorden Hoogleeraar van Hamel. Waarlijk de heer van Hamel presideerende deze vijfentwintigste, zoo wij onskunnen voorstellen, met een op zichzelf prozaïsch voor werp als een tafelschelin zijne hand, is ee.iigermato eene apotheose van zijn eigen werkzaamheid in het Noorden. Moesten wij hiervoor een symbool kiezen en stond men ons toe aan de duidelykheid de geestigheid te oiïeren, dan zouden wij in overweging geven: een behoorlijk geïdealiseerde bei-hamel. De vijfentwintigste vergadering van het tooneelverbond doet bovendien denken aan een zilveren bruiloft. Mochten er afgevaardigden zijn, die hunne achtergelaten huisgenooten willen verheugen met een aandenken, van min duurzamen aard het is waar, dan weet ik een goed adres voor Groninger koek achter de kerk en dicht bij een niet minder aanbevelenswaardig Duitsch bierhuis. De koek wordt netjes verpakt en als postpakket gezon den naar ieder adres.Het bierhuis echter is wat druk niet zoozeer wegens de volte, maar wegens het gebruik dat in deze universiteitsstad heerscht, van zeer luidkeels met elkander te converseeren, en de openbare plaatsen te beschouwen als be stemd ook voor openbare gesprekken. Toen ik voor het eerst in Groningen kwam, dacht ik ieder gezelschap dat een cafébetrad in hooggaande ruzie gewikkeld te zijn, of althans het voorzien te hebben op een ander clubje, gezeten aan het aan de deur tegenovergestelde einde van het lokaal: zoo geweldig schreeuwen daar de inge zetenen. De kunst en de letteren kunnen evenwel een verzachtenden invloed uitoefenen, zoo niet op de zeden, dan toch op de reden; en, hoewel ik vrees dat de monden van onze Groninger landgenooten juist niet er naar staan de regelen der Franschc elocutie en pronunciatie tot de hunne te maken, moet het streven der Alli'.mce Franguixe toch reeds menigen wanklank hebben bedwongen. Doch dit voert ons weder naar den voorzitter van het Tooneelverbond terug, wiens naam ook met dezen beschavingsarbeid is verbonden. Kortom, ofschoon de agenda van de Tooneelverbond-vergadering ons op een gedachte brengt, die, vond zij bijval. de Groninger Hoogeschool en de Groningsche burgerij van haren artistieken leider zou berooven, kunnen wij de beschikking van het lot niet anders dan prijzen, welke den meest Parijschen Hollander eene zendingstaak oplegde te midden van brave en edelmoedige, maar slecht aan den tongriem besneden Filistijnen. Filistijnen natuurlyk slechts vergelijkenderwijs. Ik kom ter zake ; je m'txplique. De agenda is ditmaal bijzonder gewichtig. Er wordt voorgesteld de Tooneelschool gdiecl t-:: reorganiseer, n. De loop v.*n zaken leidde er toe. Er was een Voorbereidende, er was een Vakschool. Maar met de jongelieden die zicli aanmeld.l on, was het zóó gesteld: zij war.sn zoo sleclr onder wezen dat zij veel voorbereiding noodig hadden maar het zelf niet begrepen en aan onderwijs het land hadden; zij werden afgewezen en dat was somtijds jammer volgens den vermeenden aanleg; zij werden toegelaten, maar stuurden het reglement in de war omdat zij de lessen volgens het reglement niet konden verdragen, of zij gin gen heen en lieten de Tooneelschool in den steek, wat, behalve wegens den bewezen aai.leg, jammer was voor de Tooneelschool. liet feit in n woo'd i", dat de klasse waaruit kin deren voortkomen, dis door hunne ouders voor het acteursberoep wordeu bestemd, niet gediend is van een inrichting welke twoe jaar voorbereidt en drie jaar voltooit, en dus vijf jaar noodig heeft. Maar evenwel, of juist daarom treurig en onoplosbaar dilemna zon er, om de kin deren te bekwamen en te fatsoeiieeren eer tien dan vijf jaar noo ig zijn. De voorbereidende school geeft niets, tenzij verdriet. Een regel matig funktioneeremle machine welke aan de leerlingen de elementaire kennis bijbrengt, die voor hunne eigenlijke artistieke en letterkundige ontwikkeling noodzakelijk wordt geacht, zie daar wat het moest zijn. Een door gebrek aan personeel hare eigen dood stervende inrichting: met eenige weinige meisjes en jongens bevolkt die een beetje dom, een beetje* hardvleuscb, on vooral een beetje baloorig zijn dat ze moeien ploeteren aan dingen waarvoo'- ze mei-urn niet aan de Tooneolschool te zijn gekom waarvoor hunne ouders meonen hen Tooneelschool te hebben gestuurd, zoodat n.en j voor de keus staat, ze weg te ja.H i, de inrich ting zoo goed als geheal te ontvolken, of er ict.s iets van te maken dat een compromis is van j eigen beter inzicht, en eigen hoogor ideaal aan : de eene zijde, van dwarsdrijverij. onkundr, de ! eischen eener platte werkelijkheid aan de andere j ziedaar wat het feitelijk is. De diepere oor zaken van dit alles liggen niet zoo diep dat het noodig zou wezen er veel van te zeggen. Evenmin als iets anders, wordt men tegenwoor dig tooneelspeler voor zijn genoegen alleen. Het is een beroep a!s een ander. De menschen die hunne kinderen er voor wenschen opgeleid te hebben, zijn zelf acteurs of lieden van een stand die zich niet kunnen permitteeren veel aan de opvoeding te doen. Er was haast bij, en is er nog altijd haast bij en de haast wordt dikwijls al grooter, dat er iets wordt verdiend. De Tuonethcltool, wil zij kunnen rekenen op leerlingen, moet zich te vreden stellen mtt het onderwijzen vin het mini mum ivaaimede de klnsse van personen die hunne kinderen voor het tooneel bestemmen, zich ten op zichte van het tooneel tevreden stelf. Dit is de waarheid die het Tooneelverhond, na twee maal twaalf jaar vergaderd te zijn geweest, moet slik ken. Voor eenig verguldsel zal worden gezorgd, maar niemand onder de zaakkundigen zal kunnen en maar een heele enkele willen ontkennen, dat dit van bedoelde pil de kern is. En daarom vreezen wy ook niet dat het voorstel van het be stuur : de vooi bereidende ichool opluf/en en het programma van de Vukschool ie vereenvoudigen, zal worden verworpen. De toelichting van het bestuur hebben wij hier in eenigszins andere bewoordingen terug gegeven. Het is moeilijk, en allermoeilijkst voor een Bestuur, dat met ver schillende gevoelens en in het bijzonder meteen traditioneel idealisme te rekenen heeft, op alle i's de punten to zetten. De beide kolommen op blz. 8'övan het Verbondsorgaan bevatten eenigen inhoud waarbij het zout vergeten is. Een kort referaat van wat het Bestuur wil zeggen, en wat het Bestuur moest zeggen, was daarom wellicht niet vergeefs. In onze onderschrijving van hare meening ligt van onzen kant zooveel hulde als het Bestuur kan begeeren. De vroegere geschie denis van den strijd om de richting van de Tooneelschool behoeven we niet te vermelden om onze opinie te staven, dat dit voorstel zal be slissen over de toekomst. liet is niet te ont kennen, het veelbesproken peil zal dalen. Er zijn uitdrukkingen in de toelichting die mij zelfs te bescheiden voorkomen. Van het Fransen, bijvoorbeeld, wordt gezegd dat zij de stuk ken, die zij lezen, moeten loeren verstaan, en verder zooveel zorg aan de uitspraak besteed, dat later geen gek ir guur wordt gemaakt bij het spreken van eenige woorden in die taal op het tooneel. De paedagogische kracht var; declamatie in een vreemde taal, geeft de toelichting dus cadeau. Maar het Bestuur gaat blijkbaar en terecht uit van de stelling, dat veel geotterd moet worden om het overige beter te maken. Vervalt de Voor bereidende School, dan moet de Vakschool ge makkelijker zijn. Er zijn te weinig en te weinig ontwikkelde lèves om een apparaat van twee afgescheiden inrichtingen, elk met hare regle menten en met haar personeel, meer dan een schijn van leven te geven. Neem wat gij krij gen kunt, zet ze bij elkaar in een of twee kamers, leer hun zoo veel mogelijk stom miteiten af, en doe wat ge kunt om den tijd dien ze bij u zullen doorbrengen, aangenaam en nuttig te maken. Zooals het nu is, is het een dooie boel, wie wat beteekent loopt weg zoodra hij of zij ergens een plaatsje vindt, en somtijds nog eerder. De schijn van een degelijke school te wezen is niet voldoende en toch al te veel. Gij schrikt velen af en maakt niemand rijp. Zie <aar, wat het afschrikken en niet rijp maken aangaat; letterlijk de meening van het Hoofd bestuur en de mijne. Verdere bijzonderheden zie men in het verbondsorgaaii. Den IS dezer zal de Algetneene Vergadering plaats hebben. Wij wenschen het Verbond geluk niet een president, die het mes durft z-tten als 't ware in zijn eigen vluesch, en wij raden de Vergadering, op hare beurt niet kleinzeerig te zijn. Hier zal worden gebroken mot een valsch en onvruchtbaar idealisme. Ware ik eerzuchtige inval afgevaardigde ter bijeenkomst, dan zou ik de lofrede hebben uitgesproken, waarmede ik mij nu moest vergenoegen dit overzicht to begin nen. En de tweede stap, waarmede de heer van Hamel zijnen arbeid bekroone, voore hem een reuzenschrode voorzeker naar Amsterdam. Hij werpe zijne paarlen niet langer voor de Gro ninger studenten, en vinde in een dagolijksch colloge aan de hervormde Tooneelschool een nieu wen, minstens even belangrijken werkkring. De geest is het die levend maakt. d. H. \. i». G. niimiiMiiitiiiMiiiiiiMiiiiiimiiiiiiiiiii niet n;i:ii in de Hoofdstad, Het mnziekseizoen neigt ten einde; nog een paar uitvoeringen in deze en de volgende week en wij zijn: Tout a l'Exposition. Het was een diuk doch tevens belangrijk jaar voor den muziek-verslaggever, en is wellicht de opmerking niet ongegrond dat te Amsterdam het een het ander op dit gebied wel eens dreigt dood te drukken, men kan toch van luwte verklaren dat de hoorder profiteert bij dien artistieken wedstrijd, want met zeldzame inspanning wordt overal ge tracht, het beste te geven, dat men geven kan. Het is niet mijn plan nu een terugblik te ! geven op al wat dezen winter belangrijks aan ons oog (en oor) voorbijtrok, want om dit te overzien behoeft men slechts de vorige verslagen te her lezen of door te bladeren, ook zijn we nog niet aan het einde, zooals ik hierboven aanstipte en wie weet welke verrassingen, ons dan nog wach ten, want: wij hebben reeds geleerd niet te spoedig afscheid van de lezers te nemen voor de zomervacantie, dat is tot nu toe altijd verkeerd uitgekomen. Ditmaal heb ik o. a. te melden eene uitvoe ring van de heeren: Chr. Timmner, W. D. van der Bruyn, W. Kcs en J. Mossel, n.l. de vierde en laatste Kamermuziek-soirée. Ik hoorde slechts het tweede gedeelte van deze uitvoering, doch had het voorrecht van het heer lijke F-dur kwartet opus 5!) No. I van Beet hoven te kunnen genieten. Dit kwartet is (evenals voor een twintigtal .jaren de Honute Puihétique voor dile'tant pianist?) nu nog het lijfstuk van alle mogelijke dilettantkwartetgezolschappen. Waarom, is nu niet zoo heel duidelijk, want het behoort onder de zeer moeielijk uittevoeren kwartetten. Doch evenmin was de Somte Patéhlujiie onder het bereik van iedereen. Het zou echter jammer zijn wanneer dit kwartet (om die reden) het lot ging deelen van de Sonate p-ithi-tiqite, waarop tegenwoordig een vloek schijnt te rusten, daar men die zelden of nooit meer hoort spelen. Het was dus eene zeer gelukkige gedachte van de vier genoemde kunstenaars ons nog eens op dit schoone werk te onthalen en wel op eene wijze die weer blijk gaf van de zorgvuldige en van piëteit getuigende voorbereiding die wij van deze kunstenaars gewend zijn. Het helaas iiiet zeer talrijke publiek werd niet moede de uitvoerders toe te juichen en voorzeker was dit applaus ni-1 alleen eene uiting van dank baarheid voor het dien avond genotene, doch ook een afscheidsgroet aan den heer Kes die voor lint laatst op deze wijze zich deed hooren vóór zijn vertrek. liet bleek ook dien avond weer hoeveel men als kunstenaar in den heer Kes verliest, en daarom zij, in afwachting van de bespreking van het oiüciel afscheid over enkele maanden, hier «on woord van weigemeenden dank gebracht voor het geen deze kunstenaar ons door zijn vioolspol heeft doen genieten. liet kwartet genoot eene zeer schoone wedergave en zou vlekkeloos genoemd kunnen worden, wanneer de onderlinge zuiverheid niet geleden had door de te hooge stemming van een der in strumenten. Wij hopen, dat ook na het vertrek van den heer Kes, kunstenaren zooals de heeren Timmner en Mossel, gelegenheid, lust en tijd zullen vin den, zich aan kunstuitingen op dit gebied te blijven wijden. Daar het reeds zoo ver in het seisoen is. ver moed ik dat het laatste historische concert waarop het groote werk van Nicodc : d w Me.fr zou wor den uitgevoerd wel zal vervallen ; het zou dan ook geen gunstig tijdstip meer zijn en niemand kan het den heer Kes kwalijk nemen dat hij afgeschrikt is door de weinige belangstelling die deze concerten hebben ondervonden. Na het succes toch van de Beethoven-soirees had men met alle recht heel wat grooter opkomst mogen verwachten. Thans wil ik nog een enkel woord zeggen over eene uitvoering die ik hoorde van een jonge zangvereenigi'ig, n.l. die van oud-kweekelingen van de kwe> ksc'iool voor onderwijzers en onder wijzeressen. Ik hoorde het eerste deel van dit concert en had gelegenheid met dit koor kennis te maken, enden solist: den heer Xalsman, leer ling aan het conservatorium, weder eens te hooren. Uit de voordradit van de koren bleek, dat er met lu.-t en ijver gestudeerd was en dat deze veree iging. al heeft zij nog heel wat ontwik keling noodig, wellicht iets belooft in de toe komst. Wanneer do leden getrouw b-ijven aan deze vereeniging en den ijverden directeur, den heer Bever!»1, steunen, dan kan dit re.-ultaat wel het best verkropen worden. Ik wensch dit gezelschap dus lust en moed toe om op den ingeslagen weg voorwaarts te gaan. De heer Zalsman droeg drie liederen van Dr. Pijzel uit diens bekenden zoo populair geworden bundel: Vun Vrijen in Trouwen voor, en mocht zooveel bijval inoogsten dat hij nog een lied moest toe geven waarvoor hij een ander nummer uit dezen karakteristieken bundel koos. Met genoegen heb ik deze liederen door den heer Zalsman hooren zingen. Ik vond grooten vooruitgang in deze voordrachten bij vroeger, ook was de keuze van liederen nu meer voor zijne krachten berekend. Hij bezit zeer gelukkige stemmiddelen en is zooals ik een vorig maal zeide : intelligent; ook spant hij zich blijkbaar zeer in en dus is er alle hoop dat hij een zanger kan worden die ons land tot eer zal ve: strekken. Wat de wijze van toonvoortbrenging betreft zou m. i. de klank van de stem nog voel winnen, wanneer die wat meer naar voren kwam. Het harde gehemelte is bij hem nog niet genoeg het klankbord voor de stem, doch zijne wijze van zingen getuigde in ieder geval voor de zeer degelijke leiding waar onder hij gevormd word en van zijne wijze van zingen was reeds, hi't zich met succes ontworste len aan schoolschheid. te fonstateeron. .Mijn indruk van deze voordrachten was dus in vee! opzichten zfer gunstig. Hoewel ik van tijd tot tijd eenigzins uitvoerig het standpunt ontwikkel waarop ik mij als kritikus plaats, bespeur ik toch wel eens dat mijne bedoelingen niet altijd juist begrepen worden. Dat is o. a. het geval met besprekingen over debutanten, of met hen die nog leerlingen zijn en tuch reeds in concerten optreden. Vrienden, verwanten of belangstellenden vinden mij dan vaak te koel. liet is mijne overtuiging dat wanneer de kri- i tikus (ook waar hij prijst) niet duidelijk laat uitkomen dat hij hem of haar als leerling beoor- l deelt, hij onrechtvaardig wordt tegenover kunste naars die de volle verantwoordelijkheid moeten dragen voor hetgeen zij prestoeren. Ik ben altijd van de stelling uitgegaan, dat ieder aankomend talent (als er talent aanwezig is) moet worden aangemoedigd, doch ik heb altjjd onderscheid trachten te maken tusschen aan moediging en ophemeling, omdat het eerste den jongen kunstenaar op kan wekken en kracht geven, voorwaarts te streven, doch het laatste reeds meer dan een, iets belovend talent, heeft te gronde gericht. De bewiorookte was dan bedwelmd door zijn aanvankelijk succes, hij meende dat hij niets meer te leeren had en verliet te vroeg zijn onderwijzers. Later kwam de teleurstelling en die was dan dubbel groot. Ieder jong plantje in onzen kunstgaard moet met zorg gekweekt worden en men vergete niet, dat een te felie zonnestraal evengoed doodend kan werken als een ijzige nachtwind. M ::\ keure hot dus niet at' dat ik met zorg en belangstelling gadesla on tracht te waarschuwen voor het onkruid dat zoo! ebt zich tu schen het goede dringt, w<<nt juist door in deze causerieën die natuurlijk een seel me r objectief karak ter dragen dan de geivaeide kriti-ken in dag bladen over aankomende kunst'iiaars meer in détails te treden, meen ik te toonon hoezeer ik belangstel in hetgeen de hoop onzer toekomst is of worden kan. Zooais ik voor korten tijJ schreef: hebben zij die geroepen zijn de jonge talenten te ontwik kelen de toekomst voor e -n groot deel in handen daarom is het plicht bij het optreden van jonge veelbelovende kunstenaars vooral hen dankbaar te gedenken die met zooveel vrucht aan die ont wikkeling gearbeid hebben. VAN Mn,i.u;ivx. Vanity fair. Hot -Court-Theatre" te Londen heeft groot succes gehad met een «karikatuur" van G. W. Godfroy : Vunity-fitir, waarin verscheiden typen onzer hedendaagsche maatschappij bij elkander zijn gebracht; een bierbrouwer, die millionair is, en op wog om volksvertegenwoordiger, ja om lid van het Huis der Lords te worden, doorhetgewicht van zijn geld alleen; een jonge aestheticus", die voor een man van genie wordt gehouden, omdat hij er zijn werk van maakt, van 's mor gens vroeg tot 's avonds laat cynische paradoxen over moraliteit te verkoopen; een jonge hertog zonder een sou, maar van ouden geslachtsboom, die tot zijn aanstaande schoonmoeder zegt: ; Laat mij als het u belieft de lijst van onze bruiloftsj>asten opmaken .... In de eerste plaats zal uw man wel zoo verstandig zijn, alleronverwachtst niet te kunnen komen !" Het is de bohème der groote wereld, die hier wordt geschilderd, een gezelschap, gevormd uit tel- urgestelden. wier lilosoh'e in deze woorden van het stuk ligt: .Eerst vond ik hem idioot en grof, maar hij vertelde van zijn bezittingen, hoe hij, met niets begonnen, door gelukkige specu laties oen enorm fortuin had gemaakt, en toen gevoelde ik, dat ik van hem ging houden." Concert van oude instrumenten. De Vlijm-o te Parijs, die sedert eenigen tijd muzikale en letterkundige matinees organiseert voor genoodigden, die spoedig zeer de aandacht trokken, en geregeld in de bladen besproken worden, heeft thans met veel succes een concert O]) oude instrumenten gegeven, bespeeld door eenige van de beste parijsche kunstenaars. De zoo bekende altist Van Waefelghem be speelde de riole d'amore en de cellist Delsart de (rumba. Nu met deze instrumenten maakte wij ook weder kennis dezen winter. Doch een ander instrument: de vielle (niet het zeer oude instrument) doch als het ware eene combinatie van viool en harmonium, waarbij de speler met de eene hand de toetsen bespeelt en met de andere aan een kruk draait, had vooral veel succes, niet het minst ook door de wijze waarop de heer Grillet dat bespeelde. Eindelijk bespeelde de heer Louis Dièmer, de bekende professor aan het conservatorium, een oud klavecimbaal. O)) deze instrumenten werden werken van Mar tini, Mach, Oonperin, Locatelli, Caix d'IIerveloy, ?>Iarc Girorlée en Daquin gespeeld. Men heeft reeds den wensch te kennen ge geven, deze uitvoering in het openbaar te herhalen. Knust in M-MerM, Do schilder en etser James Ensor. (Een bijdrage tot de geschiedenis der kunst in den laatsten tijd). I. Van al de mannen van talent, welke zich, van isso tot nu toe, in onze kleine Zuidnederlandsche kunstwereld, oen naam hebben verworven, is er vast noen, maar geen enkele, die hartstoch telijker, heftiger is besproken ; geen, die meer algsmeen niet als revolutionair zoo maar kortaf, maar als de revolutionair bij uitnemendheid is beschouwd, verat'good en verfoeid geworden, dan James Ensor. En dat het evenwel, groote hamel ! in het veel bewogen, luidschreierige midden, waarin Ensor zijn sporen verdiende, noch aan veeldurvende en stoutwillende, noch aan geruchtmakende en excentrieke personages ontbrak, zal wel ieder toegeven, die maar weet dat dit midden was diezelfde veelbesproken Kring der Ttointigen, welke zoowat tien van de vijftien laatste jaar haast de geheele jongere beweging in zich rezu

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl