De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 19 mei pagina 1

19 mei 1895 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

P. 934 DE AMSTERDAMMEK A*. 1895. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Dit Nummer bevat een Bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel by de Vijzelstraat, 542. Zondag 19 Mei Abonnement per 3 maanden ?1.50, f'r. p. post ? 1.65 Voor Indiëpsr jaar ^ mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.19S Advertentiën van 1?5 regels /l.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 I K H O U D« VAN TEEBE EN YAN NABIJ : Een wreed onrecht. Begeering en Rijksdag. - SOCIALE AANGELE GENHEDEN: Het Alcoholisme in Frankrijk, door Pro 'Socio. TOONEEL EN MUZIEK: Kroniek, door v. d. G. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. KUNSTEN LETTEBEN: De Tentoonstelling te Venetië, door Ph. Z. Jonker Jan van der Noot, door J. L. C. A. Meijer. NEDERLAND IN BEELD EN SCHRIFT: Scheepvaart, door J. H. G. SCHETS JES: Een geniaal idee. FEUILLETON: Augustin Bobespierre door Dr. Jan ten Brink. IV. SCHAAK SPEL. VOOB DAMES, door E-e. INGEZONDEN. BECLAMES. VABIA. ALLEELEI. PEN EN POTLOODKBASSEN. ADVEBTENTIEN. Mr. Levy heeft naar aanleiding van een artikel in de Arnh. Ct. nog eens de aandacht gevraagd voor een schromelijk misbruik, door hem tevens als wetsschennis gebrandmerkt. Het betreft de verordening van gemeente besturen om marskramers, personen die pa pier, pennen, potlooden, lucifers, enz. verkoopen, het drijven van dien kleinhandel aan de huizen der ingezetenen onmogelijk temaken. In verscheiden gemeenten reeds is men daartoe overgegaan, omdat er onder deze marskramers bedelaars voorkwamen, en na afschaffing van de patentwet het aantal dier lieden eer toe- dan af is genomen, wat na tuurlijk den burgers eenigen meerderen last veroorzaakt. Zoolang de patentwet van kracht was, konden de gemeentebesturen deze kleine luiden niet weren; zij hadden patent en dus een vrijbrief om hun waar te koop aan te bieden. Nu het patent ver vallen is, durven sommige gemeentebesturen dien marskramers, vaak vermomde böflela ars, het optreden binnen de grenzen van het dorp of stad, te verbieden, zich er niet om be kommerende, dat zij op deze wijs, inbreuk maken op de vrijheid van handel, beroep, nering of bedrijf. Mr. Levy had reeds bij de behandeling der bedrijfsbelasting op dit gevaar gewezen. En hij is er gelukkig de man niet naar, om bij een eenmaal ontdekt onrecht zich neer te leggen. Thans schrijft hij: »de nietswaardige schijngrond, waaraan men zich vastklampt, is art. 135 gemeentewet, waarbij den plaatselijken besturen vergund wordt voor »het belang der openbare orde'1 in de gemeente te waken. Dit is het middel om artikel 150 gemeentewet weerloos te maken. Op grond der plaatselijke »orde" berust men in de rechtsverkrachting, gepleegd tegen kleine lieden. Het zijn immers maar mars kramers, lucifersverkoopers en dergelijken! Men ziet niet, dat in hun recht »Venetië's recht" wordt aangerand. De ellendige voor wendsels zijn voor het grijpen. Zij zijn zoo lastig! Het platteland is zoo slecht bewaakt! Het zijn «vermomde bedelaars!" »Louter hol gezwets, de inkt niet waard, die er aan wordt besteed. »0p het »lastig" zijn, staat geen straf. Ware dit wel het geval, velen, ook niet marskramers, zonden met boete en hechte nis kennis maken. »Is het platteland slecht bewaakt, bewaak het beter, maar breng den geringen venter niet ten offer aan uw verzuim. «Vermomde bedelaars", tergend is het motief, want het slaat alle beginselen van strafrecht in het aangezicht. »Bedelarij, huisvredebreuk zijn gepleegd, of zij zijn het niet. In het eerste geval zijn zij strafbaar. In het tweede ontzeg ik u het recht te beboeten of in hechtenis te stellen, den man, dien gij decreteert een ver momd bedelaar te xijn. Welke mate van rechtsbesef leeft er toch bij hen, die dit niet inzien en toch tot leidslieden der openbare meening zich opwerpen! »Ik herhaal wat ik meermalen zeide: Men zij voorzichtig! Geen gevaarlijker rechtsbreuk dan die, waarin berust wordt door het gezag, dat haar keeren moest. De diepste grond van den Kechtstaat is niet de gendarme, maar het bij het volk levend bewustzijn, dat ieders recht, ook dat van den geringste, gewaar borgd is. Laat eens dit bewustzijn geschokt worden, en gij hebt een euvel gedaan, dat heel wat verder reikt dan de Utrechtsche burgemeesters en consorten schijnen te be vroeden." Art. 150 der gemeentewet luidt: »De plaatselijke verordeningen, waaronder alle voorschriften en beschikkingen van den Raad en van burgemeester en wethouders worden verstaan, treden niet in hetgeen van algemeen Eijks of provinciaal belang is. Bij twijfel, of eene verordening dit deed, verbindt zij tot art. 153 is toegepast;" terwijl artikel 153 bepaalt: »De plaatselijke verordeningen kun nen, zoover zij met de wetten of het alge meen belang strijden, door Ons worden ge schorst of vernietigd.'' Welnu de veror deningen beperkende de vrijheid van de marskramers, om door den kleinhandel hun brood te verdienen, de vrijheid van den handel in het groot en in het klein, zal voor ieder als een zaak van algemeen belang worden erkend, welke allerminst afhankelijk mag gesteld zijn van de eigenaardige opvattingen, die gemeentebesturen van het belang der openbare orde kunnen hebben. Dat Mr. Levy van ergernis vervuld is, nu dergelijke gemeenteverordeningen gedoogd, met mede plichtigheid van het Centraal gezag, gehand haafd worden, het is dus alleszins verklaar baar. Meer echter nog dan aan zoo drieste wil lekeur, zal men zich ergeren aan de hard vochtigheid, waarvan dat beginsel van ge meentelijke wetgeving getuigt. Aangenomen dat de vermomde bedelaars, ook zonder zich als marskramers voor te doen, aan den kost kunnen komen, onder de reizende koop lui, die van den ochtend tot den avond door weer en wind zich vermoeien, om een stuk brood te verdienen, telt men er toch ook, die geen vermomde bede laars zijn, en uitsluitend door het huis aan huis venten van hun negotie voor gebrek blijven bewaard. Moeten deze stakkers nu maar worden opgeofferd aan de «openbare orde"; zalmen hun hunkostwinningontnemen, opdat de min of meer wel gestelde burgerij niet te vaak gestoord worde door een koop man, die geen bedelaar is ? En al waren zij wat geenszins het geval is zonder uit zondering vermomde landloopers, wat geeft hit, dezen lieden het bedelen in dien vorm onmogelijk te maken, zoolang de gemeente besturen niet voorzien hebben in de behoefte aan een werkinrichting, zoodat men recht heeft dien ongelukkigen toe te voegen: te bedelen behoeft ?.ge niet, want daar is werk voor u zonder een aalmoes te vragen, en zonder te stelen, ook zonder als marskramer rond te trekken, kunt gij uw brood verdienen ! Vooral in onze dagen is het wreed, der gelijke verordeningen in te voeren en toe te passen. Wat beteekenen zij in de praktijk anders dan de verklaring der gegoeden : in dien wij slechts van den last af zijn, wat er van die zwervers verder wordt, gaat ons niet aan. Of zijn er misschien gemeente besturen, die tegelijk met, of reeds vóór de afkondiging van de door Mr. Levy ver oordeelde verordeningen, maatregelen hebben genomen, om in den nood der vermomde bedelaars en der marskramers te voorzien ? iiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiimiiiiui Regeering en Rijksdag, »Wat nu?" Bij dozijnen zijn zij aan te wijzen, de artikelen in Duitsche bladen, die met deze vraag beginnen,nu de beruchte ijmxtur.-.mr/agc door déa Duitschen Rijksdag is verworpen. In andere landen met constitutioneel-parlementairen regeeringsvorm zou het antwoord op die vraag slechts kunnen zijn: ontslag van het ministerie of ontbinding van het parlement. Want na eene zoo eclatante, principieele nederlaag als de regeering thans geleden heeft, kan men zich eene verdere vruchtbare samenwerking tnsschen haar en en den Rijksdag moeielijk voorstellen. Maar in Duitschland denkt men daar anders over, althans in regeeringskringen. De reactionaire Pruisische minister van binnenlandsche zaken had de onbeschaamdheid, nog voor de ver werping van het »Knebelgesetz", in zijne hoedanigheid als lid van den Bondsraad te verklaren: «Volgens de grondwet hebben wij u (den Rijksdag) slechts noodig om uwe toestemming te geven voor wetsontwerpen of om gelden toe te staan." Die grofheid een waardig pendant van de oude leuze: »Und der Kó'nig absolut wenn er unsern Willen thut" verwondert ons in den mond van den heer Von Koller volstrekt niet; wat ons wél verbaasde, was dat vrijzinnige Duitsche bladen het nog der moeite waard achtten, zulk een opvatting te bestrijden. Zoo geeft het Jter/i/tcr Tayeblalt in 2~> punten, voor zoover noodig nog in a, b, c verdeeld, eene opsomming van de rechten des Rijksdags, om te bewijzen, dat de volksvertegen woordiging nog iets anders is dan eene ver zameling van jabroêrs. De jeugdige Duitschers, die nog op de schoolbanken zitten, kunnen wellicht met deze lange lijst hun voordeel doen; voor de staatsburgers, die ge acht moeten worden niet slechts hunne plich ten, maar ook hunne rechten te kennen, schijnt zij ons te eenenmale overbodig toe. Ook tot den heer Von Koller is, van be vriende zijde, de vraag: »Wat nu?" gericht. En het antwoord luidde; :.De Umstin-ïcorlaijr is dood: leve de U»inhirxvorlayc.'" Derhalve i heett men een nieuwe editie van dit monsteri product te verwachten, en natuurlijk zal het ; ontwerp dan verscherpt worden, want de regeering is niet moede geworden te herhalen, dat wat zij thans vroeg een minimum was. Een ongeluk komt nooit alleen. De Duit sche regeering heeft dat ondervonden toen een dag na de verwerping van het i>Kncbelyexrtz" het ontwerp eener nieuwe tabaksbe lasting werd afgestemd. De staatssecretaris i voor financiën, graaf Posadowsky-Wehmer, j sprak op elegischen toon over een »MasnenijraV\ waarin de Rijksdag de plannen der regeering werpt. En ook hier gold het geen zaak van ondergeschikt belang. Had vorst Hohenlohe het f/wx^ws-ontwerp onmisbaar genoemd om de revolutionaire partijen met vrucht te kunnen bestrijden, graaf Posadowsky had niet minder uitdrukkelijk ver klaard, dat de takaksbelasting onmisbaar was voor de verwezenlijking der financieele hervormingen. Eigenlijk is deze quaestie meer van politieken dan van financieelen aard. Het Duitsche Rijk verkrijgt van de Bondsstaten, ter voorziening in de algemeene uitgaven, de zoogenoemde matriculair-bijdragen, welker bedrag in den laatsten tijd sterk afwisselend is geweest; daartegenover staan uitkeeringen aan de verschillende staten uit de opbrengst der van rijkswege geïnde invoer rechten. De Bondsstaten beginnen hoe lan ger hoe meer te klagen over de hooge eischen van het rijk en over de onzekerheid, door deze in het cijfer hunner begrootingen ge bracht; het rijk wil die redenen van onte vredenheid wegnemen, door zich nieuwe bron nen van inkomsten te verzekeren. Als zoodanig zou de nieuwe tabaksbelasting dienst moeten doen, en tevens zouden daar uit de kosten voor de laatste legeruitbreiding gedeeltelijk worden betaald. Het spreekt haast van zelf, dat de tabak in Duitschland reeds belast is, en tamelijk hoog ook. Men heeft er vooreerst een bin nenlandsche belasting van 45 Mk. per 1000 kilogr. op inlandsche ruwe tabak; voorts invoerrechten van 85 Mk. per 100 kil. op tabak in bladen, van 270 Mk. per 100 kil. op tabak in den vorm van cigaren of cigaretten en van 180 Mk. per 100 kil. op tabak in eiken anderen vorm. De regeering wilde nu de binnenlandsche belasting niet meer heffen van de ruwe tabak, maar van het fabrikaat, en wel 25 pet. van den verkoopsprijs voor cigaren en cigaretten en 40 pet. van den verkoopsprijs van rook-, snuif- of pruimtabak. De invoerrechten zouden als volgt worden gewijzigd: 40 Mk. per 100 kil. tabak in bladen; 900 Mk. per quintaal voor cigaren en cigaretten, en -ÜO Mk. per quin taal voor tabak in eiken anderen vorm. Op die wijze hoopte de regeering eene meerdere opbrengst te verkrijgen van 30 millioen Mk. per jaar. De Rijksdag heeft ook hier getoond, dat hij nog wat anders kon doen dan ja zeggen. Zonder veel discussie zijn de schoone plan nen van den heer Von Posadowsky afge stemd. Wat nu? Geld moet er zijn, zegt de staatssecretaris voor financiën, en hij verwijt den Rijksdag, dat het zeer onlogisch is, financieele hervormingen in beginsel goed te keuren en tegelijkertijd de daarvoor noodige gelden te weigeren. De Rijksdag antwoordt hem door zijn votum, dat het allesbehalve onverschillig is, waar men die gelden van daan haalt. In een plaatje, onlangs door de Liistige Ji/i'itter gegeven en in dit nummer van ons Weekblad gereproduceerd, wordt de heer Von Posadowsky voorgesteld, die een leelijk gezicht trekt, omdat hij een brandende cigaar met het verkeerde eind in den mond heeft gestoken. Zijn Pruisische collega Miquel komt hem troosten met een glas bier: een frissche slok zal hem goed doen. Dat wil zeggen: nu de tabaksbelasting is verworpen, zal men het met de belasting op het bier probeeren. Maar bij de tegenwoordige samenstelling van den Rijksdag is het zoo goed als zeker, dat ook deze belasting zal worden verworpen. Zoo wordt de klove tusschen regeering en parlement voortdurend wijder. En de regee ring weet zeer goed, dat eene ontbinding onder de gegeven omstandigheden haar geen gewilliger vertegenwoordiging zou verschaffen. Integendeel: organen, die met de regeering op den besten voet staan, hebben reeds rondweg erkend, dat die ontbinding bijna uitslui tend aan de sociaal-democraten ten goede zou komen. Daarbij komt thans nog de breuk met het Centrum, zonder welke partij eene meerderheid voor de regeering niet denkbaar is, terwijl de ondervinding heeft geleerd dat, welke ook de aanleiding tot eene ontbinding moge wezen, het Centrum steeds zijne positiën behoudt. Enkele buitengewoon ijverige bladen der rechterzijde overstelpen het ministerie reeds met raadgevingen. Zoo wil de I>eutsche Taycs&cituny, een orgaan van de Agrariërs, niets meer of minder dan eene dictatuur la (Jrix)ii; kan men niet mei dezen Rijks dag regeeren, dan maar «onder. Nog verder gaat de vrij-conservatieve Schlesiscke Zeitung, die als de eenvoudigste zaak ter wereld een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl