Historisch Archief 1877-1940
B«. 934
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
niet anders sedert twee, dan wat ik sedert v\jf
jaren voordeed en wat ie by mij zag, want hij
was een jaar bij me, 't eerste.
Dit voorstel was in vele opzichten mooi voor
beide partyen. En voorkwam alweer die ellendige
Hollandsche versnippering van krachten.
Het stuitte af, voor zoover ik 't heb kunnen
begrijpen, op den onwil van eenige sociétairee,
waaraan Chrispijn nu eenmaal gebonden zit. Wat
bleef me over: trachten tóch een goed ensemble
bijeen te brengen en een opvolger voor van
Korlaar te zoeken. Ik vond den heer D. H. Joosten,
den letterkundige, den eigenlijken stichter van
het Concertgebouw, bereid Van Korlaar's plaats
in te nemen ; maar al m'n pogingen om een goed
ensemble weer te krijgen, waarmee ik met recht
om steun (och, geen ? 10,000 subsidie, eenvoudig
coupon-inteekening) had durven vragen, zijn
mislukt.
Och en dan, weet je wat me ook zoo
vreeseIjjk ontmoedigd heeft: sedert 2 April, den dag
waarop w\j, Van Korlaar en ik, onzen attibten
meedeelden, dat wij de exploitatie van den
TivoliSihouwburg niet aandurfden na den eisch van
heeren gedelegeerden, dat ze den len April van
elk jaar ons konden opzeggen tegen l Sept.
d.a.v., sedert die geheele maand is er niemand,
maar ook niemand geweest, die noch Van Korlaar,
noch m\j, daar.... al was 't maar voor den sch^n
geweest, hier in deze stad waar we vijfjaren hard
geweikt hebben, gezegd heelt: »dat is... jam
mer!" Buitenaf wel. Daar schijnt het velen te
spijten. Hier niet. Wel, dan is aftreden het best.
Wat ik doen ga ? Dat weet ik niet. In het voor
uitzicht heb ik niets. Of 't my spijt ? O, meer dan
iemand weet. Ik had Tivoülief?en nog zooveel
plannen. Twee of drie jaren geleden werd ik om
een 'haverklap de Hollandtche Antoine gei.oemd
wat ik nog al gek vond, maar.... en nu
sta ik op straat ...."
Het streven was dus, ensemble te geven, en
iets anders dan de andere gezelschappen. Ensemble
en weer eens ensemble. Ook de specialiteit van
den heer Chrispijn is ensemble. Hij heeft zelfs
deze bijzonderheid bij den heer de Vos afgezien,
waardoor hij als het ware een jaar bij hem in
de leer was. Nu, helaas, gaat men ensemble naar
de maan. Indien de heer de Vos garandeeren
kon, dat na hem nooit weer een directeur van
ensemble zou durven spreken, zou zijn val althans
dezen dienst aan den goeden smaak hebben be
wezen. Wanneer namelyk een directour weet
dat hij geen buitengewone artisten aan zijn ge
zelschap verbonden heeft, geen Frenkel, geen
Van Zuylen, geen Bouwmeester, geen Beersmans
geen Haspels, geen Faassen; en bij beschikt over
eenige toonbare sujetten, voornamelijk jongelui,
die niet zoo heel licht een engagement vinden
ergens anders, en althans van hunnen directeur
afhankelijker ?ijn dan de meer geziene en oudere
leden van de een of twee groote gezelschap
pen, zoodat hy tegenover hen met een tamelijk
gezag kan optreden, dan is hij en zijn troep
aanstonds een model geworden van ensemble.
Ensemble, zoo te zeggen, zijn zij niet zoo
veel waard als een of twee zeer knappe artisten,
welnu, bij gebreke van de zeer knappe, moet
de ensemble genomen middelmatigheid van
de alledaagsche, ze schadeloos stellen. Dit is
zeker een manier, waarmee men een arge
loos publiek een tijdlang bij den neus kan nemen.
De menschen denken dat het ensemble is, wat
zij zien. Maar het ensemble ligt in wat zij niet
zien, in de afwezigheid van het buitengewone.
Op den duur kan dit negatieve niet bekoren.
Het moet uitloopen op ontgoocheling, want het
was een goochelaarskunst, komedie te spelen zon
der acteurs. ,De couranten gaan voor, de menschen
praten mee, op de critici en op de toeschouwers
die artistiek zoo goed onderlegd zijn, dat zij het
ensemble-mysterie weten te waardeeren, valt een
deel van de glorie terug en eenigen tijd marcheert
het. Van harte wil het echter al dadelijk niet.
«Als er wat nieuws gegeven werd was het altoos
leeg." Maar met het goedkoope geld van de
groote woorden is de pers en het publiek altijd
klaar het goud te betalen dat in hunne oogen
wordt gegooid. Zoolang de directie dus nog met
populaire stukken juist genoeg van het andere en
duurdere geld weet te maken, vergast men elkaar
voor de eerstbedoelde munt op bluiïestijnen
waarbij de onderlinge pluimstrijkerij de lieden
wederkeerig dol maakt. Het publiek is een uit
gelezen schaar, dat de voortreffelijke stukken van
het met zorg samengestelde repertoire op hoogen
prijs stelt en aan het intiemere drama van de nieuwe
school, de voorkeur geeft boven de pop.
laire,ouderwetsche stukken die indegrooteschouwburgen wor
den gegeven .... Het gezelschap is het degelijke en
stijlvolle ensemble, dat de intenties van de niet
voor de massa schrijvende auteurs weet te doen
uitkomen en onder leiding van den uitnemeriden
regisseur-direkteur voortgaat den bijval te oogsten
van de deskundige en hooge eisenen stellende
uitgelezen schaar, die de stukken van dit repertoire
verkiest boven de ouderwetsche drama's, en het
keurige ensemble, onder leiding van den
voortreffelijken direkteur-regisseur . . . . enz. enz.
Een paar serieuse letterkundigen doen mee,
die wijzer moesten wezen. Maar dan komt, vroeg
of laat, de ontnuchtering. Als het einde daar
is, zegt niemand »dat is jammer !" De klucht,
dat men elkander verlakkende, kon meenen elkaar
te vermaken, is afgespeeld. Een kern van een
publiek heeft zich niet gevormd, want om een
kern te maken had het gezelschap niet iets dat
de moeite waard was.
Het onbeduidende verliest spoedig zijn houvast,
en de critici, de tooneelspecialiteiten en schouw
burgklanten gaan met iets of met iemand anders
sollen, hetzelfde spelletje waarvan ten slotte de
acteurs de dupe zijn. Men maakt niet iets uit
niets. Van den wind kan men niet leven, ook niet
van den wind dien men zelf maakt. De heer de
Vos, om duidelijk te zijn, en dit raadsel niet
raadselachtiger te maken dan het is, was steeds
een zeer onbeduidend letterkundige en een
zeer onbeduidend tooneelspeler. Er zijn geen
gronden voorhanden om te meenen dat hy meer
dan een onbeduidend regisseur was. De ijver en
het zelfvertrouwen kunnen het talent aanvullen
en op gang helpen, zij kunnen het (a'ent niet
vervangen. Zwakjes bijgestaan, kon de heer de
Vos op zich zelf niet steunen. Geen belangryk
onderscheid is er tusschen zy'ne onderneming en
de grootere troepen, dan dat hij de betere artisten
van het Nederlandsch Tooneel en van de Rotter
dammers nitt had Hij zal meer van zijne man
netjes hebben kunnen vergen, maar hij kon uit hen
niet halen wat er niet in zat. Zoo er overigens een
verschil was, was er een in z\jn nadeel. Want
al de praat over ensemble, heeft den heer de Vos
niet kunnen beletten in de rtilserdeelingvan meer
dan n zy'ner stukken zijne beste actrice, Aleida
Roelofsen, achter te stellen bij jutfr. Poolman,
d e in het geheel geen actrice is. Ik denk o. a.
aan Ophelia Een zoo in bet oog loopende dwaas
heid laat zich niet verontschuldigen. En zelfs
het geheele optreden als directeur bewijst, dat
niets dan zelfoverschatting, geen ernstige kunst
liefde hem bewoog. De heer de Vos had aan de
kunst nimmereen grooten, maar evenwel een dienst
kunnen bewijzen, waarvoor de kunst hem beloond
zou hebben. Eer. bescheiden reputatie in een
bescheiden plaats aan een groot gezelschap, waar
inderdaad ensemble kon wezen , als er niet te
veel gehaakt werd naar de rol van directeur, kon
de heer De Vos zich hebben verworven. Hij heeft
allerminst recht zich te beklagen wegens kunst
versnippering. Waren er, toen hij begon, geen
gezelschappen genoeg 'l Of zou, wat %' ging doen
nu alles overtreffen wegens het ensemble V
Zulke vergissingen wreken zichzelf en brengen
soms veel leed over de schuldigen, terwijl ze
hunne medeplichtigen vrijlaten.
Muziek in fle HoofflsM.
Het was 11. Zaterdag een wanne en drukke
dag. Een plechtige opening van de Tentoonstel
ling en een avondconcert in het Concertgebouw,
dat komt niet alle dagen voor.
Nu zal men wellicht vragen wat de schrijver
van deze causerie met de Tentoonstelling te
maken heeft, en voorzeker zou men gelijk hebben
wanneer hij van die opening een verslag ging
schrijven, of ging verbalen of hij al of niet we
derwaardigheden bij die ope iing ondervonden
i had, zooals met sommige reporters, blijkens
! hunne klachten, het geval was.
j Neen, duizendmaal neen'. Ik heb geen weder
i waardigheden gehad, en wanneer ik ze had on
dervonden, zou ik ze toch niet vermelden, want
het doel van mijn bezoek gold niet in de eerste
plaats het aanhooren van de toespraken, mitsga
ders de gewisselde complimenten, doch het aan
hooren van een muziekstuk. Dut is ons nu een
maal tot levensbehoefte en tot levenstaak gewor
den, en aan dien hartstocht geven wij ons zonder
eenig zelfbedwang over. Hontnj soit qui mal y
pens?!
Natuu.'lyk kregen wij eerst het Wilhelmus, even
natuurlijk in de oude tüonzMing, want het tijd
stip kan niet ver meer af zijn dat er in het
strafwetboek een artikel tegen het gebruik van
! het verbasterde nieuwe (nu eigenlijk alweer het
oude) moet worden opgenomen.
Wij kunnen het oude Wilhelmus niet dankbaar
genoeg zijn, want al mogen wij constateeren dat
i onze kunst al een beetje minder wem y
Hegeeringzaak is dan vroeger, maakt ons prachtig Wilhelmus
ook door buitenlandsche vorsten zoo hoog ge
waardeerd toch ieder staatsman warm, en wie
weet of dit volkslied niet de krachtige bemidde
laar zal worden tusschen den Staat en onze kunst
terneer nu het vorstelijk initiatief zulk
eenlott'elijk voorbeeld geeft.
Na het Wilhelmus, (of liever na de ofticieelo
toespraken) eene Fanfare, als bewijs dat de Ten
toonstelling geopend was, on daarna stroomden
zeer velen naar de muziektent orn den
Cosmopolitischen Feestmarsch te hoorcn voor deze
gelegenheid, op verzoek van het comité, gecom
poneerd door onzen zoo gewaardeerden en sym- l
pathieken toonkunstenaar G. A. lleinze j
i liet componeeren van zulk een gelegenheids- j
stuk is eene netelige zaak, die door het woord : j
\ Coamopotitifch er waarlijk niet gemakkelijker op j
wordt; al is het ook, terecht, door den beer |
lleinze in beperkten zin opgevat, daar hij zich
tot enkele van de voornaamste Europeesche landen
bepaald heeft.
Met vast en ervaren hand heeft de compo
nist zich echter van zijn taak gekweten en een
frisch, levendig muziekstuk geschreven dat door j
de voortreffelijke instrumentatie nog zeer won. j
Die instrumentatie is daarom ook geen kleine j
verdienste omdat, zoover mij bekend is, lleinze [
zelden of nooit voor zulk eene bezetting van !
uitsluitend blaas- en slaginstrumenten iets had
geschreven, en juist de kleur en de verdeeling
van klank verraadden geheel de mcesterhand.
Met een krachtig Wilhelmus en kort naspel
eindigde dit stuk door alle toehoorders staande
en met ongedekten hoofde aingehoord. Wellicht
zoo kwam het mij althans bij het aanhooren
voor zou het s'ot nog winnen, indien
deinterludia tusschen het Wilhelmus vervielen. AVel
zijn die er niet zonder bedoeling tusschen ge
plaatst, en staan zij weer in verband met een
vroeger gedeelte, doch niettemin kwam het mij
voor dat met het Wilhelmus zonder die illustratie
nog sterker indruk te verkrijgen ware geweest.
Doch dat neemt niet weg dat wij den heer
Heinze van ganscher harte gelukwenschen met
zijn werk, want zooals ik hierboven zeide : het
compnneeren van gelegenheidstukken biedt den
degelijken componist heel wat meer gevaren en
rnoeielijkheden dan zoo menig ander werk waar
in hij zich geheel kan geven zooals hij leeft,
gevoelt en denkt.
De componist werd ook van ofticieele zijde
gelukgewenscht en tevens werd hem een fraaie
krans aangeboden, welke hulde ieder voorzeker
met de grootste instemming zal hebben toegejuicht.
Ik twijfel ook niet of de zetting voor piano,
bij de Algemeene Muziekhandel alhier uitgege
ven, zal veel aftrek vinden.
Doch verlaten wij het Expositieferrein en be
geven wij ons naar het meest bezochte terrein
van de Amsterdamsche toonkunstuitingen: Het
Concertgebouw, waar dien avond de derde en
laatste uitvoering in dit saizoen plaats had van
het Klein Koor a Cappella onder leiding van
Ant. Averkamp, waar mevr. A. Noordewier
Heddingius uit 's Gravenhage en de heer Louis
Coenen, sedert kort leeraar aan de hoogere piano
klassen van de Muziekschool van de Maatschappij
tot bev. der Toonkunst als solisten medewerkten.
Over dit koor heb ik reeds vele malen mijne
meening gezegd en altijd beeft men kunnen
bospeuren, hoe hoog ik hetgeen door deze kleine
schare werd gepresteerd stelde, want al vond ik
de eene uitvoering wel eens iets meer of minder
gelukkig, dit heeft toch nooit invloed gehad op
mijne groote appreciatie.
Onder de thans ten gehoore gebrachte nummers
nl 1. Crudele aceiba van Lasso. -2. L Vayhi fitii van
Palestina. ','>. Kmttmul» da» Kmil Cupi'/o van Dan.
Frederici. 4. Girgliarda van Hasler. 5, W
,ldesnnckt van Brahms. 0. Die Btkehitev&n
Ilerzogenberg en 7. Tofcll-ed van Brahms heb ik bijzonder
genoten van de nummers ;>, 4. 5 en G, die o;>
voortreffelijke wijze werden te gehoore gebracht
en waar de voordracht ook het eigenaardige van
de compo;itiën op zoo sprekende wijze in bet licht
stelde.
Voor deze schoone uitvoering zij don heer
Averkamp en zijn koor groote hulde gebracht.
Den directeur werd ook door zijn koor hulde ge
bracht in den vorm van een fraaien krans, ter
gelegenheid van het vijfjarig bestaan van du koor.
Moge deze vereeniging het vokende vijftal jaren
ons evenveel kunstgenot schenken.
Mevr. Noordewier beeft in drie nummers van
Bach en vier liederen van Brahms de toehoor
ders die haar zoo gaarne hooren, weer veel te
genieten gegeven.
liet glanspunt was voor mij het Koi/nn x/Mser
Tod xan Bach, waar de voordracht en de klank
van de stem de grootste innigheid bij soberheid
van expressie gaven.
Overigens is deze kleine zaal niet zoo gunstig
voor de stem van deze zangeres als de groote
concertzaal. Daaraan schrijf ik het ook voor een
deel toe dat de sternuitzetting vaak te forsch
klonk en eenige scherpte in de hooge tonen
ontstond, want de kleine zaal biedt werke ijk
eenige acoustische gevaren waarmede men rekening
moet houden.
Veel gaf mevr. Noordewier echter weer te ge
nieten ; zij werd ook zeer warm toegejuicht.
Daar de heer Louis Coenen sedert zeer korten
tijd hier gevestigd is, en nu de betrekking ver
vult van wijlen onzen kunstbroeder llenri Tibbe
zij bet mij vergund bij zijn spel wat langer stil
te staan. In een drietal stukken van iJacb en
Handel en Tliïme i:t Variati>>nx van C Chevillard
gaf hij het bewijs hoe gelukkig de keuze is ge
weest door het bestuur van de muziekschool alhier.
Een voortreffelijk pianist! Dat is in een woord
onze indruk. Hij paart groote soberheid in de
voordracht aan veel uitdrukking.
De groote rust waarmede hij voordraagt past
geheel in het kader van zijn stijl en zonder te
veel te anatomiseeren weet hij de compositie die
hij uitvoert volkomen te doen begrijpen door de
groote duidelijkheid en juiste verdeeling van
licht en schaduw.
Dit kwam vooral uit in het Air mot 5 variatieën
van Iliindel. Deze Aria is zoo rijk van orna
menten voorzien dat het voor den hoorder uiterst
rnoeielijk is bet eenvoudige thema er uit te her
kennen ; pas bij de Variatieën komt dit duidelijk
voor den dag. (In een der uitgaven, die van
Bote en Bock bewerkt door Hans von liiilow
die tevens door do herhalingen uit te schrijven,
en door de eerste maal alle versieringen in noten
schrift over te brengen, getracht heeft een einde
te maken aan de vele verkeerde opvattingen is
eene eenvoudige vierstemmige bewerking van het
Thema vooraf gegeven, ontdaan van alle versie
ringen, tot juist begrip van dit gedeelte. Wel
een bewijs boe moeielijlc het is dit te onderscheiden.)
De beer ('oenen wist hier toch op zeer duide
lijke wyzo het thema voor den hoorder te expo
seer?, wat do lezer na de voorafgaande uit
legging op de juiste waarde kan schatten.
Openbaarde de heer ('oenen zich in de oudire
stukken vooral als gedistingeerd kunstenaar, in
de variatii-n van (,'hevillard toonde hij tevens vir- j
tuoos te zijn, want ClievilUml (die zelf een uit- '
stekend pianist is) stelt den speler zeer hooge
eischen.
Ais compositie is het ook een zeer interessant
werk, Chevillard toont ook bier ds! nieuwere |
kunst te zijn toegedaan, doch tevens zijn groote j
meesterschap in het beheerschen van den vorm. j
Ook zijn voorliefde voor Schumanii (waarom hij
door zijne vrienden gewoonlijk U fijuiiH'iititim/ue
genoemd wordt) komt hier en daar aan bet licht.
Voor de kennismaking met dit werk zijn wij
den heer Coenen evenzeer dankbaar als voor het
kunstgenot dat hij ons verschaft beeft. i
VAN Mn.i.UiEN.
Mevr. Rössing.
Naar wij vernemen, is mevrouw Rössing
Sablairolles voor het volgend seizoen geëngageerd
door de koninklijke vereeniging »Het Nederlandsch
Tooneel."
Georg Hirschfeld.
Een nieuw letterkundig talent is te Berlijn
ontdekt: Georg Hirschfeld, een man, of knaap V
van l'l jaar, van wien een tooaeelstuk : Die Muiter
is opgevoerd, en met veel bijval, door het
»Deutsche Theater". Gerard Hauptmann en Brahm
hebben den jongen man tot schutsengelen gestaan,
en verhielpen de technische onmogelijkheden van
zijn stuk. Hij schijnt een bescheiden, aarzelende,
zoekende, fijne, gevoelige jongen te zijn, Hirsch
feld, nu nog leunend op zijn machtige patroons,
maar de hoop gevende, dat hij eenmaal alleen en
sterk zal zijn.
De inhoud van Die Muiter is in het kort deze,
dat een jong musicus, wiens trachten boven zijn
kunnen gaat, door zijn vader, een Batavus Droog
stoppel, als een onnutten droomer de deur wordt
uitgezet, zonder dat mama of zuster dit trachten
te verhinderen. Een fabriekskind echter zorgt
voor hem, zoo goed zij kan. Hij eetbaar brood,
en deelt haar armoede, gedrukt door de onaan
genaamheden ervan : de bedorven lucht van het
huis, het dagelijksch bekrimpen, en doet niets.
Plotseling sterft zijn vader: hij snelt naar zijn
oude tehuis terug, maar hij is reeds gebroken
vóór hij tot vollen wasdom kwam, en kan niet
meer geholpen worden. Zijn Marie is hem
nagereisd, en wordt door mama en zuster heel zacht
zinnig overtuigd, dat Robert veel te fijngevoelig
is voor zoo'n arbeiderskind. Zij verdrinkt zich
dan, en ah haar lijk wordt weggeborgen zinkt
Robert met de woorden : »Ik ben bang, ik ben
zoo bang l" in elkander.
Tannhauser te Parjjs,
Nu deze week TantJiüuser weer te Parijs voor
bet voetlicht is gebracht, worden allerlei episodes
van de zoo ongelukkige première van dit werk
herdacht.
Zoo herdenkt men weer den ongelukkigen
tolbeambte Hoche die Wagner ontmoette aan bet
douane-bureau waarbij den componist, die
moeielijkheden met zijne bagage had, aansprak en
zeide hem te kennen. Toen Wagner ongeloovig
opkeek, begon hij hem een paar motieven uit
Lohengrin en Tannhauser voor te Muiten. Die
kennismaking was oorzaak dat beiden elkander
vaak zagen en dat Wagner Uoche verzocht
Tannhtïuser in het Fransrh te vertalen. Hij werkte
er een jaar lang aan op zijne vrije Zondagen
steeds onder de gejaagde aansporing van Wagner.
Men beduidde Wagner echter dat het niet in
zijn belang was zulk een onbekend medewerker
te hebben, bij moest zich tot Scribe, Weisz of
Nuitter wenden.
Wagner gaf toe en verzocht Nuitter om zijne
medewerking Dat was een harde slag voor
Koelie die reeds tering had en kort daarop stierf.
Maar de eerste opvoering van Tannhauser
woonde bij nog bij.
Aldus verhaalt Sardou die verklaart geen
smaak in dit werk te vinden, vanwege de sym
boliek die hem nu nog even koud laat als vroeger.
Xuitter, de archivaris van de Académie de
Mnsique verhaalt dat lïoche zijn medewerker
gebleven is. Hij vertelt dat Wagner de partituur
zeer goedkoop aan Flaxland verkocht had en
dus een goedkoopen vertaler, zooils lïoche wien
het alleen om de eer te doen was, noodig had.
Hudolf Lindau maakte de woordelijke vertaling van
den tekst, die Hoche in verzen overbracht. Doch de
directeur wilde niets van die twee onbekende
namen weten en wilde alleen Nnitter s naam, die
dit echter niet eerlijk vond. Zro kwam het, ook
door een proces dat Lindau Wagner aandeed,
dat geen enkele naam van een vertaler op het
affiche stond bij de eerste opvoering.
Ook wordt herdacht hoezeer vorstin Metternich
z'ch voor dit werk interesseerde, hoewel het
verbaal dat zij uit woede over het fluiten haar
waaier in tweeën brak, tot de legende moet
behoorcn.
De balletmeester Ptpita die met Wagner het
bacchanaal arrangeerde beweerde vroeger dat het
fiasco alleen aan de afwezigheid van een ballet in
den gewonen vorm, te wijten was.
Hij wilde een ballet van hem zelf Graciosa
daarbij geven, doch dat weigerde Wagner beslist.
Verder betoogt Prins de Sagan, toen lid van
de Jockey-club, aan wie de val van dit werk
werd toegeschreven, dat die club volstrekt niet
meegewerkt heeft aan het kabaal. De leden waren
jong en gingen dus alleen uit nieuwsgierigheid
omdat men verteld had dat er iets gebeuren zou.
Men wilde dit werk eerst zonder claque geven,
doch o]) de vraag van den chef: Wie moet dan
den keizer applaudiseeren als hij binnenkomt 'i
zag men van het plan af.
Er hadden in ISliO en 18GI (de Ie opvoering
had plaats 1:1 Maart ISlH) 7:i ensemble-repetities
in den Foyer, ^V tooneelrepetities, 4
coulissenrepetities en 14 generale repetities met orkest
plaats. De monteering was prachtig. De decors
hebben 4.">.(>'.M) francs gekost. De derde opvoering
bracht eene recette van lO.T'.H) francs (Is Maart
(il) eene som die na de laatste wereldtentoon
stelling niet rneer ontvangen is in de opera.
De schitterend gespeelde ouverture heeft een
storm van toejuichingen uitgelokt op de
rcpttit,on d'cn-ttmbie waar alleen de pers was toege
laten en waar alleen de Fauteuils-d'orchestre en
het parterre door ongeveer S(H) personen waren
bezet. Verder waren alle rangen leeg.
De mise-en-scène moet zeldzaam zijn en het
bacchanaal verblindend schoon. Van de solisten
wordt van Dijck buitengewoon geroemd, l lij beeft
alle kracht gelegd op de passie en heeft zijne
partij zuiver menschelijk opgevat. Vooral zijn
weggaan in de '-ie acte geeft als spel iets geheel
nieuws.
Ook Renaud als Wolfram en Delmas als
Lar.d