Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.934
3\Tede:rl£tra.cl. in
oold en. Solurïft.
(S C H E E JP V A. A. R T).
»Hedenvoor25jaren op den 13den Meil870
werd te Amsterdam opgericht: De
Stoomvaart-Maatschappij Nederland".
»De acte van oprichting beslaat vijftien
bladzijden van de Nederlandsche Staats
courant van 18 Juni 1870 door de vermel
ding der namen van 981 deelnemers in het
kapitaal van f 3,500,000, waarmede deze
Naamlooze Vennootschap hare zaken begon.
»Neemt men daarbij in aanmerking, dat
sommige leden van het Vorstelijk Huis,
sommige aanstaande bestuurders en enkele
anderen voor groote sommen inschreven, dan
blijkt nog te meer het buitengewoon aantal
deelhebbers, die voor een of twee aandeelen
teekeuden. Ook de namen der aandeel
houders zijn interessant, voor wie de kaart
van het land kent. Vele deelen van het
vaderland zijn er vertegenwoordigd, niet
alleen Amsterdam en Rotterdam, maar
Utrecht en Friesland, Noord-Brabant en
Zeeland, de beide Hollanden, en de namen
zijn veelal die van degenen, die zich in die
plaatsen niet onbetuigd plachten te laten,
als het de bevordering betrof van een pu
bliek belang.
?»Het eigenaardige van deze onderneming
was zeker, dat ondanks dat de berekeningen
der ontwerpers schenen aan te toonen, dat
het bij volledige ontwikkeling een winstge
vend bedrijf kon worden, de verwachting
daarvan bij geldbeleggers zeer gering was en
men deel nam omdat men inzag, dat in het
belang van Nederland en Indiëde onder
neming moest worden gewaagd. Het is
terecht opgemerkt, de deelhebbers beschouw
den het als eene nationale zaak."
Het was de heer J. Boissevain, oudste
directeur der Stoomvaart-Maatschappij Neder
land, die in de jaarvergadering, welke Maan
dag den 13en Mei jl. in Eensgezindheid
te Amsterdam werd gehouden, bij de herin
nering aan de oprichting der Maatschappij,
vijf-en-twintig jaren geleden, deze gedenk
waardige woorden sprak en daarmee terecht
hulde bracht aan de mannen van het geld,
die niet ter wille van winstbejag, maar ter
wille van de nationale zaak hun kapitaal
in de onderneming waagden.
Waar we het woord «waagden" gebruiken
is dit niet te veel gezegd. Men leefde toen
in een tijdperk, dat men terecht kon ver
moeden dat n de ontwikkeling van het
stoomwezen n de doorgraving van de
landengte van Suez een geheelen omkeer in de
vaart op de groote Oost ten gevolge zouden
hebben.
Hierbij kwam nog dat het geloof in het
succes der onderneming van Ferdinand de
Lesseps in Europa in het geheel niet alge
meen was, en dat in het jaar, dat de stich
ting der Maatschappij vooraf ging, men in
scheepvaart- en handelskringen in Holland
nog zeer weinig vertrouwen stelde in het
welslagen van de doorgraving der landengte
van Suez.
Men oordeelde het beter nog eerst eens
de kat uit den boom te zien en vond het
dus eenigszins waaghalzerij om zich voor de
vaart op het nieuwe kanaal te gaan inrichten.
Het was op den 17en Augustus 1869 dat
in Het Park te Amsterdam een openbare
vergadering werd gehouden door een te Parijs
zetelende associatie, die een congres te
Cairo wilde voorbereiden ten einde te be
raadslagen over de gevolgen, welke voor
den wereldhandel door de opening van
het Suez-kauaal zouden ontstaan. In die
vergadering kwam het eerst het denkbeeld
ter sprake van de oprichting van een
stoomvaart-maatschappij, die door het Suez-kanaal
een geregelde verbinding van Nederland met
Indiëin het leven zou roepen en een motie
om daartoe over te gaan, werd met algemeene
stemmen aangenomen.
Twee dagen later, op den 19den Augus
tus, vormde zich reeds een commissie, be
staande uit de heeren G. J. Boelen (firma
De Vries en Co.), cargadoors enreeders,
J. G. Bunge (firma Bunge en Co.), O. I.
handelaars en reeders en J. Boissevain
(firma Boissevain en Co.), O, I.
handemen: de commissie tot bevordering van na
tionale stoomvaart op Nederlandsch Indië,
onder bescherming van Z. K. Hoogheid Prins
PEINS HENDRIK DER NEDERLANDEN.
Overleden 13 Januari 1879.
laars, reeders en assuradeurs, en den 27sten
Augustus was de toestemming verkregen van
Prins Hendrik om de commissie te
noeHendrik der Nederlanden.
Deze commissie nu vond het haar eerste
taak berekeningen te maken en prijsopgaven
Ju. MR. C. J. A. DEN TEX.
Overleden 6 December 18S2.
te erlangen omtrent stoomschepen, welke voor
de ontworpen vaart gebouwd moesten worden
en verder het sluiten van een contract met
de regeering.
Zij moest daarin eerst slagen, wilde men
een beroep doen op het kapitaal.
Ook in Regeeringskringen scheen men niet
zeker te zijn omtrent het succes van het
Suez-kanaal. Zelfs antwoordde een hoogge
plaatst ambtenaar aan een der leden van
de commissie, die op een contract tot ver
voer van personen aandrong: «Soldaten krijgt
gij in geen geval, zij moeten voor hun ge
zondheid een lange zeereis maken en daarom
moeten zij per zeilschip blijven gaan."
Eerst op den 13en Februari 1870 werd
de overeenkomst met de regeering gesloten.
Daarin verleende de regeering geen anderen
steun aan de Stoomvaart-Maatschappij dan
het geven der verzekering van een hoeveel
heid producten voor de thuisreis tot vrachten
van f 22.50 per last boven de gemiddelde
vracht, welke per zeilschip betaald werd,
waartegenover de verplichting der Maat
schappij stond, om voor de passagiers en
uitgaande goederen, die de Regeering te
verzenden zou hebben, ruimte beschikbaar
te stellen.
Behalve de eere-voorzitter Prins Hendrik
bestond bij de oprichting de raad van bestuur
uit de heeren G. J. Boelen, (tevens direc
teur), Juls. G. Bunge, J. Boissevain,
(tevens directeur), A. C. W er t hèi m, Mr.
C. A. Crommelin, C. J. Vieho ff, (tevens
directeur), A. A. Bienfait, M. M. de
Monchy, P. C. Loopuijt en J. E.
Cornelissen; terwijl later als commissa
rissen fungeerden de heeren Mr. C. J. A.
den Tex, E. Fuld, E. Mohr, A. R. J.
Cramerus en C. F. Quien.
De inschrijving op het kapitaal van
f 3,500,000 werd opengesteld den 24en en
26en Maart 1870. Er werd echter slechts
ingeschreven voor ? 2,479,500 en het bestuur
besloot om de inschrijving opnieuw open te
stellen van 2 tot 4 April en als zij dan niet
volteekend was, de zaak op te geven.
Prins Hendrik gaf reeds dadelijk het
voorbeeld door zijn inschrijving te verdub
belen. Sommige deelnemers volgden dit,
nieuwe aandeelhouders meldden zich aan en
toen werd zooveel aangeboden, dat bij de
toewijzing de inschrijvingen een aanmerke
lijke reductie moesten ondergaan. Zeker heeft
dit den aandeelhouders niet berouwd, want
van 1871 tot 1894 is er gemiddeld 5.36 pCt.
per jaar dividend uitbetaald. Van 1888
varieerde het dividend zelfs van 73/10 tot
10 percent.
Het ligt niet op onzen weg de geheele ge
schiedenis der Maatschappij gedurende de
afgeloopen 25 jaren te schrijven. Wij zullen
slechts enkele bijzonderheden aanstippen.
Zooals alle nieuwe zaken had zij met tal
van tegenspoeden te worstelen, die voor het
grootste gedeelte niet te voorzien waren. Het
eerste stoomschip, Willem III, vertrok 18
Mei 1871 van Nieuwediep, maar moest reeds
in den avond van den volgenden dag bij
Portsmouth op strand worden gezet, omdat
er brand aan boord was uitgebroken, die het
schip geheel vernielde.
Het eerste jaar der exploitatie was boven
dien niet voorspoedig. De bestelde schepen
kwamen successievelijk wel in de vaart, een
nieuw schip werd in plaats van de verbrande
Willem III besteld, maar vaak had men ver
traging door het breken der schroef bladen,
toen nog van gegoten ijzer, en, wat meer was,
de winst- en verliesrekening sloot met een
nadeelig saldo van ? 141.005,01.
In een buitengewone vergadering, den
25sten Maart 1872 in het Amstel-Hotel ge
houden, werd besloten de vloot uit te breiden,
het aantal afvaarten te vermeerderen en een
5 pCt. geldleening uit te schrijven; maar
tevens werd een commissie benoemd ten
einde een wijziging der statuten te ontwerpen,
waarvan liet concept reeds den Sisten Mei
in een algemeene vergadering van aandeel
houders onveranderd werd goedgekeurd.
Dientengevolge nam Prins Hendrik
der Nederlanden welwillend het
eere-voorzitterschap der Maatschappij op zich en werd