De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 26 mei pagina 1

26 mei 1895 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

NV 935 DE AMSTERDAMMEE A'. 1895. WEEKBLAD VOOB NEDERLAND Dit Nummer bevat een Bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 26 Mei Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëpsr jaar ^. mail?10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.125 Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . 0.2 Reclames per regel 0.40 I N H O U Di VAN VEBEE EN VAN NABIJ: Roermond gekas tijd. Li-Hung-Chang I. Brieven uit Californië, door Pioneer. SOCIALE AANGELEGEN HEDEN: De Vereenigde Staten van Europa, door Pro Socio. -^ TOONEEL EN MUZIEK: Kroniek, door v. d. G. Muzikale kritieken, door Van Milligen. KUNST EN LETTEBEN: Over Decadenten en Sym bolisten, door Ph. Z. Buitenlandsche Bibliographie, door A. G. C. d. V. Tentoonstelling van Hotel- en Beiswezen, historische aanteekeningen door F. v. d. Goes. NEDERLAND IN BEELD EN SCHBIET: Fabriekswezen, door J. H. G. FEUILLETON: Angustin Bobespierre door Dr. Jan ten Brink. V. SCHAAKSPEL. VOOE DAMES, door E-e.?INGE ZONDEN. BECLAMES. VABIA. ALLEELEI. PEN- EN POTLOODKBASSEN. ADVEBTENTIEN. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii Illllllllllllllllllllllllllllllllllll Roermond gekastijd. Het bezoek door de Regentes en het jeug dige Koninginnetje aan eenige steden en dorpen van Braband en Limburg gebracht, heeft zich gekenmerkt door een zeer harte lijke ontvangst. De beide provinciën toonden ten zeerste met de verschijning der beide vorstelijke personen ingenomen te zijn, de geestdrift was groot, de hartelijkheid onmiskenbaar. Toch vielen er twee schaduwstrepen op dit zonnig tooneeltje waar te nemen: de kerktwist te Nijmegen en de tuchtiging van Roermond. Het gehaspel over de vervulling van de predikbeurt, geëindigd met de beslissing, naar het schijnt, door de Regentes genomen, dat haar hofprediker de godsdienstoefening zou leiden, zal niet licht vergeten worden, wijl het al te duidelijk deed uitkomen, hoe daar het wereldlijk gezag hooger staat aangeschre ven dan de verordening, die in de kerkelijke gemeente van kracht is. Een geschiedenis, waaraan men moeilijk een enkele verkwikkelijke zijde zal kunnen ontdekken, en die in latere tijden, als men het archief der Ned. Herv. Kerk te Nijmegen nog eens mocht napluizen, eene belangrijke bijdrage zal le veren tot de kennis van het godsdienstig leven onder het protestantisme in Nederland. toen de negentiende eeuw bijna haar einde had bereikt. Een andere schaduwstreep viel over Roer mond. Terwijl de Koninginnen naar Venloo en Maastricht zich lieten leiden, werd Roer mond gepasseerd, als bestond het niet. De tweede stad der provincie mocht H. H. M. M. niet ontvangen, en bij het voorbijsporen van den trein, moest het perron ledig zijn, alleen den Chef was het veroorloofd zich daar te bevinden. Dit was uit den hooge alzoo verordineerd. Het schijnt, dat de Com missaris der Koningin, zelf Roermonder van geboorte, deze straf voor voor zijn geboorte stad had uitgedacht, omdat zij geen vrede had kunnen hebben met het plunderen van haar archief, dat men elders begeerde. Natuurlijk kan men de Koningin-Regentes niet verdenken dermate op Roermond ver toornd te zijn geweest, omdat deze stad een ge schil had met het Rijk over haar oud-archief. Hoe zou H. M. zich partij hebben kunnen stellen in een eigendomsquaestie tusschen een stad en het land ? Men moet aannemen, dat de Commissaris der Koningin zijn invloed heeft aangewend om Roermond aldus te kwetsen. Zoo althans verzekert een Roermondsch blad, de Nieuwe Koerier, in den vorm van een archiefstuk. »Van den 20en tot den 2ien Mei 1895, toen Mr. Jhr. G. Ruys van Beerenbroek Commissaris was der Koningin in de provincie Limburg, bezochten onze geërbiedigde Vor stinnen, H. M. Wilhelmina, Koningin der Nederlanden, en H. M. de Koningin-Weduwe Emma, Regentesse van het Koninkrijk ons gewest. Zoo na de hoofdstad der provincie n stad aanspraak kon maken op het vereerend bezoek der Koninginnen, dan is het Roermond. Men heeft het er echter toe geleid, Roermond van het bezoek verstoken te doen blijven. Een zoon van Roermond en oud-afgevaardigde van ons district, heeft zyn vaderstad dien slag in '< aangezicht gegeven, Terwijl op de kleinere tusschenstations autori teiten schoolkinderen en fanfares zich op de perrons zullen bevinden, om de doorluchtige Bezoeksters warme hulde te brengen en toe te juichen, werd aan het station te Roer mond officieel bericht ontvangen, dat bij het passeeren van HH. MM. de Koninginnen niemand van het personeel der Maatschappij behalve de Chef zich mag bevinden op het perron of stations-emplacement." Zou er wel ooit een kinderachtiger middel zijn uitgevonden, om menschen, die men niet lijden mag, te plagen? Een Commissaris der Koningin waagt er zelfs de goede gezindheid der bevolking jegens zijn Koningin aan, om toch maar te toonen, dat hij zijn tegenstanders weet te treffen. Welk een macht in den Staat is dan zulk een commissaris! Hij heft zijn hand op, en voor Roermond gaat de Oranjezon onder ; hij fronst zijn wenk brauwen en de kinderstemmetjes verstommen ; hij blaast en heel het stationsperron is leeg, doodsch als een kerkhof, somber als het graf. En toch Roermond mag zich niet bekla gen. Immers de heer Ruys van Beerenbroek is in het gebruik van zijn almacht nog be scheiden, hij laat het gelukkig hierbij. Wat let hem, zoo hij wil voortwoeden in zijn toorn, de Maas en de Roer te bevelen niet langer onder de bruggen van de welvarende stad te stroomen; ganschelijk een gemeente te verdelgen, die meer dan hem lief is, aan archiefstukken hecht? Het zou de moeite waard wezen eens te weten, wat men aan de Regentes verteld moet hebben, om haar duidelijk te maken, dat zij wel Venloo en Maastricht, maar niet Roermond behoorde aan te doen, ofschoon haar weg daar langs leidde, en Roermond de tweede stad der provincie is. En het zou misschien niet overbodig zijn de autoriteiten aan het verstand te brengen, dat zij nooit gemeenten moeten tuchtigen, gelijk nu met Roermond is geschied, aange zien dit een zoo zonderling licht werpt op de voorbereiding van vorstelijke bezoeken! Over de wenschelijkheid om koningin Wil helmina vóór haar troonsbestijging een soort van zegetocht door het land te laten hou den kunnen de meeningen verschillen. In de hoogste kringen schijnt men de overtuiging te zijn toegedaan dat dit behoort tot die middelen van opvoeding, welke men niet ongebruikt mag laten. Het kan zijn dat men hierin ge lijk heeft., al is dan ook eenigen twijfel aan het doeltreffende van dit onderdeel der op leiding zeker niet ongeoorloofd. Maar alle ernstige menschen, dunkt ons, zullen het er over eens zijn, dat het volstrekt niet aanbevelenswaardig is, een jeugdig koning innetje op reis in een provincie juist een der voornaamste steden te doen voorbijgaan. en haar mede te betrekken bij een uitoefe ning van straf. Op gezag van de Nieuwe Koerier zien wij in den heer Ruys van Beerenbroek, den man, voor wiens rekening deze kleingeestige daad komt, maar indien het ook mocht blij ken, dat Limburgs Commissaris onschuldig is aan de begane fout, hij, die deze kastij ding van Roermond heeft uitgedacht en door gevoerd, bewees der Kroon geen goeden dienst. Zooveel is zeker, de Roermondsche autori teiten hebben den grooten man, die hun het ge noegen van een koninklijk bezoek niet gunde, met opmerkelijke takt in kieschheid een lesje gegeven, en het onwaardig ka rakter zijne handeling doen uitkomen. De burgemeester van Roermond, de heer Raupp, vaardigde de volgende publicatie uit: »De burgemeester van Roermond, in aanmerking nemende, dat Hare Majesteiten de Koningin nen, op Maandag 20 Mei e.k. omtrent half vier des namiddags deze gemeente per spoor trein zullen passeeren, verzoekt de ingezete nen, wier woningen van uit den spoortrein zichtbaar zijn, bij die gelegenheid naar de zijde van den spoorweg te vlaggen," alsof hij te kennen wilde geven: Wij inwoners van Roermond staan althans in beschaving in breedheid van opvatting en gevoel van eigen waarde hoog genoeg om den strijd over ons recht op het behoud van archiefstukken, niet te maken tot oorzaak van eene ruzie tusschen onze stad en de vorstin. Zoo iets laten wij voor anderen over; die, koninkjes in miniatuur, de kroon der Nederlanden niet te hoog ach ten, om haar te gebruiken, ten einde een stad te straffen, die bij hen in ongenade viel! Li-Hung-Chang. Kenners van Chineesche toestanden ver zekeren, dat er in het Hemelsche Rijk twee personen zijn, die verre boven hun landgenooten uitsteken in beteekenis: het zijn de Keizerin-Moeder en Li-Hung-Chang. Van de eerste weet men echter niet veel. Slechts bij hooge uitzonderingen komt deze bejaarde vrouw, wier geestkracht buitenge woon schijnt te zijn, met Europeanen in aanraking. De laatste maal geschiedde dit op den 12den November van het vorige jaar. toen haar door den Britschen gezant te Peking, uit naam van 10.000 Christenvrou wen in China, een prachtig versierd exem plaar van het Nieuwe Testament werd aan geboden. De keizerin-moeder zette zich dadelijk aan de lezing, en weinige dagen later bestelde haar zoon, de keizer, eveneens een Nieuw-Testament, met een Oud-Testa ment er bij. Bij de bekende minachting, waarmede de voorname Chineezen de weten schap, de wijsbegeerte en den godsdienst van het Westen ver beneden de hunne stellen, heeft dit feit zeker eenige beteekenis, al zou men verkeerd doen als men er groote ver wachtingen aan vastknoopte. Dicht bij l'eking bezit de keizerin-moeder een uitgestrekt landgoed, het zoogenaamde Iho-park met de »zeepaleizen," waarvan het jaarlijksch onderhoud, als de vorstin er met haren hofstoet verblijf houdt, op achttien millioen gulden wordt geschat. Daar het geld na den ongelukkigen oorlog zeer schaarsch is en beter voor andere doeleinden kan wor den gebruikt, heeft de keizerin-moeder be sloten, voorloopig niets meer voor het Ihopark en zijn paleizen uit te geven en den zomer te Peking door te brengen. Tevergeefs trachtte de keizer, zijne moeder van dit voor nemen af te brengen. Hij wist, hoe het hart der oude dame hing aan dit heerlijke, door haar sedert jaren bewoonde lustoord, en hoe ongaarne zij vooral des zomers in het vuile en stoffige Peking is. Maar de keizerin hield vol: zij wilde, in deze moeielijke dagen, een voorbeeld geven van zuinigheid en zelfver loochening, Aan Li-Hung-Chang wordt in het jongst verschenen nummer van de Review of Reviews door den Amerikaan John Russell Young eene studie gewijd, waaraan wij hier enkele bijzonderheden ontleenen. De schrijver herinnert, hoe generaal Crant, na zijne reis door Europa en Aziëin de Vereenigde Staten teruggekeerd, had ver klaard: »Ik heb vier groote mannen ontmoet: Bismarck, Beaconsfield, Gambetta en LiHung-Chang. Alles in aanmerking nemende, zou ik haast Li den grootste van de vier noemen.'1 De heer Russell Young ontmoette Li-Hung-Chang het eerst in 1879 en vond hem toen eene levendige, maar imposante persoonlijkheid; lang, met een militair voor komen en met iets dichterlijks in de schit terende oogen. De groote man kon zich soms geweldig boos maken, en dan was het in zijne nabijheid ook voor hooggeplaatste man darijnen niet veilig. In zijn omgang met Europeanen bleef hij kalm, en was zelfs niet af keerig van een familiaar praatje; gaarne luisterde hij naar verhalen van zeden en gewoonten in vreemde landen en naar anek dotes over beroemde tijdgenooten. Hoe bij de hand Li was, bleek den heer Russell Young toen deze het gesprek wilde brengen op de immigratie van Chineezen in de Ver eenigde Staten. De onderkoning haalde eene Chineesche vertaling van Wheaton's werk over internationaal recht voor den dag, en vroeg den Amerikaan hem daarin aan te wijzen, waar de auteur had gezegd, dat aan de negers in de Vereenigde Staten minder rechten moesten worden toegekend dan aan de Chineezen. Tegenover generaal Grant liet Li zich over dit onderwerp duidelijker uit. »De Chineezen" ? zeide hij ^zijn geen koloniseerend volk; daarvoor zijn zij niet avontuurlijk genoeg. De emigratie naar Califo'rnië, naar de eilanden van de Stille Zuid zee enz., is slechts een zich ontdoen van een arm, hulpeloos, overtollig deel, dat toch ergens moet leven; maar zij is geen eigenlijke beweging van het volk. Iri dien laatsten zin bestaat er geen emigratie uit China. Chineesche ar beiders en werklieden komen niet uit China, maar uit Hong-Kong, dat een Britsche be zitting is. De Engelschen hebben er eene industrie van gemaakt, evenals van de slaven in de dagen der slavernij.'' Zoo is het te verklaren, dat de Chineesche staatsman zich in het onderhoud met den heer Russell Young van de emigratie afmaakte met de bewering: »Dat is eene Engelsche handelsquaestie, die ons niet aangaat." Li-Hung-Chang las niet slechts werken over internationaal recht, maar ook de voor Europeanen bestemde telegrammen, die over zijn verblijfplaats Tien-Tsin naar Peking werden gezonden. Daar hij een zeer hoffelijk man is, haastte hij zich, in geval zulk een telegram melding maakte van een familieverlies, aan de betrokken personen eene condoleantie te doen toekomen. En natuurlijk gingen de dépêches van den onderkoning voor, zoodat de Europeanen te Peking de voor hen bestemde treurige tijdingen vaak het eerst van Li vernamen. Meer dan n gezant van een Europecsche mogendheid heeft met de wetenschap van deze eigenaardige liefhebberij van den onderkoning zijn voordeel gedaan. Als het met onderhandelingen niet recht wilde vlotten, liet men door een ver trouwd vriend aan een Europeesch admiraal door het telegraafkantoor te Tien-Tsin eene dépêche zenden van een oorlogzuchtige strek king, en hem aanmanen om zich gereed te houden. Het middel moet meer dan eens hebben geholpen. Li-Hung-Chang is altijd een echte Chinees geweest. Hij is van nederige afkomst, en verwierf zijn hoogen rang geleidelijk door het afleggen van de welbekende Chineesche examens. »Hij kent zijn Mencius en de woorden van den Iloogeren Man, bene vens een goed deel van de veertigduizend versregels die, zooals een Chinesche geleerde mij eens vertelde, de literaire bagage van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl