De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 26 mei pagina 2

26 mei 1895 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 935 een ontwikkeld man moeten uitmaken. Hij was in zijn tijd een dichter en een wijsgeer, een der geletterden." En daar in China de geletterden den hoogsten rang bekleeden in de maatschappelijke en staatkundige hiër archie, werd hij bij het burgerlijk bestuur aangesteld. Boven het bijgeloof van zijn ras is hij niet verheven; in diplomatieke kringen loopt het verhaal, dat hij een slangen aanbidder ip. Voor ons zegt de heer Russell vertoonen zich dergelijke ceremoniën ongeveer in het zelfde licht, waarin een Chineesch waarnemer Cromwell's vertoogen over den onverzoenlijken toom Gods zou beschouwen. In den eenvoud zijner grootheid achtte Li zich nooit boven het volksgeloof verheven. Zijn geleerdheid is voor ons onwetendheid. Hij kent een paar woorden Engelsch, die hij op bedeesde wijze, met een half-verlegen glimlach te pas brengt, maar leest en spreekt overigens slechts zijn eigen faal. Het was beneden zijn waardig heid, de barbaarsehe idiomen der Europeesche te leeren. Die meening spreekt hij echter niet uit; daarvoor is hij te beleefd. De houding der Europeesche mogendheden tegenover China heeft Li bitter gestemd. Engeland's aandeel in de opium-oorlogen, Rusland's aanvallen op de noordelijke pro vinciën, Frankrijk's invasie in Tonkin hebben hem geleerd, dat China in Europa geen vrienden heeft. Tegenover de zendelingen is hij verdraagzaam, of eigenlijk onverschillig. Hij spreekt over hen zooals een groot grond eigenaar zou doen over een troep Zigeuners die op zijn land kampeeren ; zoolang ze zijn kippen met rust laten, bemoeit hij er zich niet mede. Het denkbeeld, dat mannen en vrouwen de verre reis over zee maken naar een vreemd land, en daar nooden en smaadheid lijden voor het welzijn der bevolking, is onbegrijpelijk voor een Chineesch verstand, zelfs voor dat van Li-Hung-Chang. Zulke lieden moeten een andere, geheime bedoeling hebben. Het zijn immers de zendelingen van hen, die China beoorloogden en die het met den noodlottigen opium vergiftigen ? Zoo blijft, door een ongelukkigen samen loop van omstandigheden, het christelijk geloof in zijn oogen bezoedeld en besmet. Alleen voor de zendelingen, die ervaren in de geneeskunde zijn, toont hij zich welwillend. »Indien deze lieden ooit in het hart der Chineezen doordringen" zeide hij tot den heer Russell Young »dan zal het de geneesheer zijn, die de deur opent.'1 Li-Hung Chang's grootste grief is de opiumhandel, die een vloek voor China is, en de beste elementen van zijne bevolking verlaagt tot een toestand, erger dan slavernij. Die handel is den Chineezen opgedrongen, om Engeland in staat te stellen, uit de op brengst Britsch Indiëte regeeren. Het vergif een regeeringsmonopolie in Indié' wordt met ongeloofelijken hooge winst verkocht en bezorgt aan Indiëeen jaarlijksch inkomen van ettelijke millioenen roepijen. China be taalt meer voor opium, dat het voor zijde ontvangt. Russell Young wees Li op de opiumcultuur in China zelf en vfoeg hem of het niet wenschelijk zou zijn, daar het kwaad te treffen. «Integendeel," antwoordde de onderkoning sik zal die cultuur in China zooveel mogelijk aanmoedigen, totdat de invoer uit Indiögeheel heeft opgehouden. Maar dan zal een keizerlijk besluit de cul tuur in geheel China verbieden en ieder papaver-veld in een rijst- of graanveld ver anderen." (Slot volijt.) Brieven nit Californië. (Par/icaliere Correspondentie). Mijnheer de Redacteur ! Zóó gaat het hier en zóó in Rusland. Deze woorden stonden onder een paar prentjes, voorkomende in een catalogus ven landbouwinstrumenten, en beoogden zonneklaar te bewijzen, hoeveel verder men in do nieuwe wereld is, vergeleken bij Europa, waarvan, altijd volgens de Amerikanen, Rusland het type is. 't Volkje hier lijdt niet aan overmatige nederigheid en neemt elke gelegenheid waar om aan te toonen hoe veel hooger liet staat dan de volkeren der oude wereld. Nergens zijn zulke rijke lui, als b.v. de Rockefellers en do Van der Bildts, nergens uitvinders als Edison; geen land heeft zulke volmaakte in stellingen en geen volk geniet zulke rechten als 't Amerikaansche. Ja, geen volk heeft zelfs zulke geraffineerde schurken, geweteulooze baukroetiers en beestachtige moordenaars als de United States kunnen aanwijzen. Wij arme Hollanders, mannen als Donders, Conrad, Van 't Huif enz., zijn hii r volslagen onbekend; Klaas Boes, Ds. Barger en al de groote misdadigers der laatste dagen, die elk fatsoenlijk vaderlander doen beven eu rillen, zijn slechts kinderen vergeleken bij de schurken die hier hun ongehoorde gruwelen bedrijven, do couranten dagelijks stof te over geven eu 't pu bliek steeds in spanning houden. Bij 't bekijken dan van bovengenoemde plaatjes, kwamen onwillekeurig herinneringen uit mijn vee!jarig verblijf in Rusland bij mij op eu ontwikkel den zich gedachten op landbouwkundig eu sociaal gebied. Ik vergeleek de toestanden hier en giuts en verzoek beleefd u mijne gedachten to mogen mededeelen. Ik wil u eens vertellen hoe hier en in Rusland de manier van oogsten is. In gedachten voer ik u naar een van die groote ranchos in California waar duizenden acres tarwe hunne goudgele aren tegen den strakken blauwen hemel opsteker. Zit t ge daarginds dat dof zwarte gevaarte, als een zenuwachtige doodkist voor mil lioenen plantenlijken over 't veld glijden ? Dat is de harvester. G< stadig gaat het verder en overal waar het voorbij trekt, slaat de machine, als een onverzadelijke guillotine, de rijpe koppen van de halmen af, vangt die op, voert ze in den dorsehmolen, waar ze gedorscht en gereinigd worden om vervolgens opgevangen te worden in de ledige zakken die achter aan den harvester bevestigd zijn. Daar worden de zakken door n persoon handig tocgenaaid en wanneer er drie vol zijn door dien man op 't veld gesmeten ! Het geheele gevaarte wordt door enkele mannen geregeerd en binnen weinige uren zult ge op 't uitgestrekte veld niet anders zien dan vertrapt stroo en hoopen volle zakken. Bij 't hooien gaat het al even vlug. Een man bestuurd de maaimachiue, een volgende haikt alles met een harkmachine op rijen ; een derde brengt, alweer met een machine 't hooi van de rijen op hoopen, ten laatste maakt de baler met zijn machine 't losse hooi tot geperste vier kante klompen. V< rgeef mij, M. de R., dat ik zoo vaak het woord ,/mac'iine" gebruik, maar in Amerika kan het niet anders, hier is alles machine, ja 't zou, mij niet verwonderen als binnenkort iemand patent nam op een uitvinding om den president, de senaat, kortom de geheele regeering door een machine te vervangen, die slechts eens in de vier jaar opgewonden behoefd te worden, om geregeld te kunnen loopen. 't Is toch prachtig, hoor ik zeggen door menig een die vol bewondering voor 't vernuft der Yan kees is. Nu, ik bewonder die uitvindingen eveneens maar op de zelfde manier als ik wel eens bewondering gevoel voor slim overdachte spitsboeverijen of koengewaagde inbraken. Maar eerbied kan ik nu eenmaal niet gevoelen voor hoe vernuftig ook bedachte machinerieën, die toch ten slotte den minderen man van zijn eervollen werkkring en bestaan berooven. Men zal aan merken dat het vervaardigen van die voorwerpen ook velen aan brood helpt. Dikwijls is zulks waar en ik zal mij wel wachten iets ten kwade te zegïen van de machinerieën voor spoorwegen, telegrafie, enz., doch de meeste landbouwtof stellen, al geven ze door het vervaardigen brood aan honderden ont nemen tegelijkertijd aan duizenden gezonden arbei ders brood. Laat ons de Amerikanen er echter niet te hard over vallen, want de werklieden dragen zelf de schuld van den tegenwoordige!! toestand, de ge- | eisehte loonen staan nu eenmaal niet meer in ver- j houding tot de lage prijzen der produkten en uit zuivere plulanthropie gaat toch niemand boeren? Daarvoor is 't werk al te zwaar. Laat ons nu even naar Rusland oversteken en een kijkje nemen op de manier van oogsten, die daar gevolgd wordt. 't is juist tijd om hooi te maken en de boscliwachter heeft bevel gegeven een paar honderd boeren bij elkander te roepen om te maaien. Stap, als 't u belieft in den wagen, we hebben een rid van een uur te maken, 't Is nog vroeg, de lucht is koel en op 't gras fonkelen de dauw druppels, 't Werk zal om 5 uur aanvangen, maar op den Russischen boer valt niet te rekenen. De daglooner hier is de leer van Tolstoïtot-gedaan dat al dat jakkeren maar larie is en tot niet anders deugt dan om een mcnscli z'n goed humeur en gezondheid te bederven. U ziet naar dat ronde ding achter in den wa_;cu': .Ia, waarde heer, dat is een vaatje met brandewijn, want een Russische boer werkt evenmin zonder geestrijk vocht als een Amerikaanse!) machine zonder olie. 't Paard loopt prachtig niet waar? 't ademt, even als wij met wellust de heerlijke geuren der veldbloemen en deimebosscheu in. Xu nog dat smalle paadje door het sparregroen en voor u ligt de mijlen lange grasvlakte, aaa alle kanten begrensd door donkere bosschen, met hier c u daar de daken van een dorpje in de verte. Ziet ge die glinsterende lijn, kronkelend als een witte slang iu een helder groene zee? Dat zijn de maaiers, zoo als ge nu duidelijker ziet. ./Idrastwitje barin" (goeden dag meneer") klinkt vroolijk uit, den mond der werklieden, waarop we een welgemeend /ulagadaroe was, pamagaai bog" (dank u, Goil helpc) antwoorden. Bezie die mannen eens van naderbij. Ecu zwarte pet dekt hun hoofd, helder grof linnen hemd en broek, door moeder of vrouw, geweven, bekleedt hun leden. U m 't midden een kleurige sjerp en achter bungelt aan een touwtje de steen waarop de zeis wordt aangezet. Linnen lappen om de voeten gewonden cu sandalen van linden bast, vol tooien het goedkoope doch nette gewaad. Sommigen hebben bloote voeten, niet nit armoede, maar omdat het zoo aangenamer is. 't Is ecu aardig tafreel, niet waar, dje gezonde zorgelooze menschen daar zwijgend en bedaard te zien werken, terwijl 't aanzetten van ecu zeis af en toe als een helder klokje de ochtendttilte verbreekt, 't Zal niet altijd zoo stil blijven. Zie, enkelen steken de hoofden bij elkander en schijnen over ons te spreken, want /e kijken ons veelbetcekeiieml aan. Ken klein otcvisr gebouwd boertje met de heriunerhigsmedaille van l'lewna op 't hemd gespeld komt op ons af, neemt beleefd de muts iu de hand cu, terwijl er iets ondeugend* en verlegcns tevens in ziju schrandere oogeu flikkert, vraagt hij uit aller naam verlof om te gaan ontbijten, daar 't wel al acht uur/iju/al. Man r Kaëtan, antwoordt de bosehwachtcr, zijn horloge toonend waarop de boer toch niet zien kaïi 't is pas /even uur. De man laat vluchtig zijn blik over 't uurwerk gaan en verzekcit, dat zijn maag beter dan ge noemd instrument den waren tijd aangci'ft. De, boer liet'ft gelijk, liet bevel tot rusten wordt gegeven en oogenblikkelijk worden de /eisen bij elkander gezet en trekken allen af in de richting van den wagen, wel wetende dat het genoemde vaatje niet voor de, leus is meeu'cbiaelit. Kiu'-t:ui biijft ons inmiddels op de hielen volgen, is /eer gemeenzaam zonder den afstand uit 't oog te ver liezen eu geeft een zachtcn wenk door de ver zekering, dat een drupje branden wijn goed is t eiren de vochtige morgeiiluclit. Met verlangende blikken volgen allen 't glaasje van den iuscheiikeiideu bosehwnchter. Kaëtan opent de rij, weuscht ge zondheid, met een sierlijke buiging en slaat de hartversterking in n teug naar binnen. Bijna allen volgen zijn voorbeeld, steeds aangedreven door den inschenkeiiden bosehwachter, die de rij der drin kenden sluit en voor de moeite wel een extra glaasje nemen zal. Ze smakken met de lippen, t-erwijl ze een stuk zwart brood op den brandewijn laten volgen. Middelerwijl zijn uit de naburige dorpen de vrouwen met warden potten te voorschijn gekomen en de mannen gaan in grorpen al etend en pratend een uurtje rusten, terwijl het jongere g< slacht na den eten gaat stoeien en zonneklaar bewijst dat matige arbeid lichaam en geest eer versterkt dan verslapt. Zoo gaat het door tot zonsondergang, met ge regelde tussclienpoozen werkend, etend, drinkend, ja zelfs slapend; dan wordt de laatste borrel tot afscheid gedronken. Wederkeerige dankbetuigingen van werkgever en werkman, sluiten den dagende mannen gaan, om morgen door vrouwen en kin deren te worden opgevolgd, die 't droge gras zul len harken en op hoopen zetten. Dan is er veel meer drukte. Die mcis-jes zijn veel moeielijker te regeeren dan de hccren der schepping. Haar mond staat niet stil en op de vermaningen van den hoschwachter antwoorden ze met kwinkslagen, die 's mans dikken buik of kalen schedel tot mikpunt nemen. De kinderen zijn ijveriger, werken vlug, rennen van den eenen hooihoop naar den anderen en schijnen hun taak als een pretje op te vatten. De graanoogst gaat even vrolijk en ouderwctsch. Lange rijen van kleurig doch zindelijk gekleede vrouwen ziet men iu 't golvend graan, dat lang zamerhand onder hunne scherpe sikkels veidwijut en op hoopen gezet wordt om in de blakerende Augustus zon te drogen. De vrouwen kakelen aanhoudend en telkens moeten de opzichters h n uit elkander jagen, omdat ze al babbelend op een dichten hoop voortwerken en gevaar loopen zich zelf of elksar met de kromme messen te verwonden. Doch aan alles komt, een eind, de laatste halm is gesneden, vlug wordt een krans van roggearen en korenbloemen gevlochten en al zingende trekt de schaar naar 't heereuhnis om den grondeigenaar den krans op 't hoofd te drukken, welke beleefd heid beantwoord wordt door 't inschenken van een borrel voor allen die er trek in hebben. Zelfs zuigelingen, die den ge.heelen dag bij afwisseling gegild of geslapen hebben, zorgvuldig verstopt ouder e n dak van schoven, krijgen er ecu proefje van en een goedkeurend gemompel gaat op, wan neer de bal-y proef doorstaat zonder een leelijk gezicht te trekken. Met genoegen herdenk ik steeds de vrolijke be drijvigheid bij de verschillende oogsten bijgewoond en op gevaar af van voor zeer primitief en middel eeuwse!) gehouden te worden wenschte ik dat de toestanden overal zóó waren of konden zijn; ik zal er geen grijze haren van krijgen als op een mooicn dag al die prachtige Amerikaansche machi nes in elkander getrapt zullen worden omdat zij den landbouw van alle poëzie berooven eu duizende menschen van een gezonden en loouendeii arbeid tevens. J KIN EEK. iiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiniimiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiimiiinmiiiiiMiiniii Sociaia Bc Vereende Staten van Europa, Het tot de tanden gewapend Europa rang sommige gemoederen in een bijzonder aan gename stemming brengen, het is niet onder de slaapmutsen, dat met bezorgdheid wordt gevraagd, wat van deze ijzer- en bronsperiode het einde zal zijn. Lieden van den meest onderscheiden aanleg en ontwikkeling houden zich niet de redding der oude wereld bezig, en zoo goed als door allen wordt het militairisme als een der ernstigste symptomen of' oorzaken, naar gelang- van het standpunt van den beschouwer, aangewezen. Meer dan eenmaal reeds is, om aan de cultuurstaten" van het vasteland het onzinnige van hun wape ning a outrance te doen gevoelen, het oordeel van lord Derby aangehaald, die in JN.Sij te Huddersüeld zeide: Wat onze concurrenten van het vasteland betreft, ik heb nimmer kunnen inzien, wat zij op Engeland voor hebben. Zij hebben onze goedkoope kolen niet en ons goedkoop ijzer niet, ons reuzenkapitaal niet, onze onbeperkte machinale hulpmiddelen niet, noch onze ontwikkelde werklieden. Zij hebben niet eens eigen arbeid. Want de arbeid is niet vrij, wanneer gelijk tegenwoordig in Kuropa een jonge man het zich moet laten welgevallen, dat men hem uit zijn bezigheden neemt, en hem noodzaakt, drie of vier jaren van ziju leven in kazernes en tenten door te brengen. Het grootste deel van liet vasteland bestaat uit groote soldatenrijken, en liet mililairismc laat zich niet ver een igen met een industrie, op grooische leest, geschoeid. Keizer?, groothertogen, veldmaar schalken en andere schrikwekkende persona ges van dit slag hebben niet den ernsti.sren wil om de nijverheid in hun rijken zich vrijuit j te laten ontwikkelen. Zij hebben heel iets i anders noodig, nl. een boerenbevolking, die te huis genoeg honger lijdt, om het beroep van soldaat als een verbetering te beschou wen in zijn toestand, en die onderworpen ge noeg is, om op zijn eigen broeders te schieten wanneer hem dat wordt bevolen, en zonder te vragen waarom." Ook Alexander Peez, de nieuwste boetpredikcr tegen den huidigen broederstrijd in Europa, richt zijn verontwaardiging tegen het militairisme. Maar hij gaat verder. Da ontwikkeling der natuurwetenschappen, der techniek, van den machinenbouw, zegt hij, zou in belangrijk hoogere mate aan den arbeid ten goede komen, zoo het kapitaal niet voor een groot deel aan zijn eigenlijke bestemming werd onttrokken, en als wapen moest dienst doen in de twisten der verblinde naties en politieke partijen. Op twee en een half milliard, zoo berekent hij, komt jaarlijks deze doellooze worsteling te staan. Peez is geen volksman, geen sociaal her vormer. Te Wiesbaden geboren, is hij sedert tientallen van jaren te Weenen burger, afgevaardigde, een man van invloed en gezag, een man van den ouden stempel, conservatief', maar daarom niet vermummied. Hij is niet bij de gebreken onzer maatschappij blijven staan; hij heeft ook getracht, de mid delen tot herstel aan te wijzen, en trekt daarbij in de eerste plaats te velde tegen de zenuw achtige overdrijving van het nationaal gevoel dat reeds zooveel verwarring en onheil in de europeesche samenleving het gebracht. »Een veilige rechtstoestand in ieder land is nietdenkbaar zonder dat in het verkeei der volkeren het internationaal recht volledig wordt ge waarborgd. De gewapende vrede woekert als een geheime ziekte, en de werklieden hebben met milliarden den gewapenden vrede te be talen." In plaats van den tolkrijg heeft Europa noodig een tolverbond tusschen alle landen van het vasteland, uitgezonderd Rus land. De panamerikaansche stroomingeii be hoeven dan niet te worden gevreesd, en tegen over de »Impeiïal Federation" of de'Commer cial Union" waarvan Engelsche grootheidsdroomers vol zijn. zal een machtige combinatie staan, die de volgende vooruitzichten heeft; Rusland zal zijn Siberische spoorweglijn voltooien, en dan de vriendschap van Middel en West-Europa moeten zoeken, om een be hoorlijke rente van het hierin gestoken kapi taal te maken. Het zal trachten, (Jhina's thee eu zijde, dat is ongeveer (>0 procent van heel den uitvoerhandel van het hemelsche rijk, voortaan over land naar hier te brengen, en op die wijze aan het zeevarend Engeland een geduchte concurrentie aandoen. Van de Europeesche staten zelf'is Frankrijk het meest aangewezen op uitbreiding van zijn grondgebied en handelsbetrekkingen. Alleen zóó zal het schadeloosstelling vinden voor zijn verlies van Elzass Lotharingen, en erin berusten. Het begin is reeds gemaakt. Tunis is volgens Peez een ..onvergelijkelijke aan winst" voor Frankrijk. De inlaiiders zijn meer meegaande, meer begaafd en meer arbeidszaam dan de lieden van Algiers. Zij weten de voordeelen die Frankrijk hun aanbiedt, te waar deeren. Bovendien is de natuurlijke gesteld heid dezer kolonie in alle opzichten gunstig. Reeds de oude geschiedenis heeft dat be wezen. Steunend op de vruchtbaarheid der streek, die van den Atlas haar bevloeiing kreeg, bloeide hier onder barbaarsche heerschappij een sterk intensieve land bouw. Deze cultuur gaat herleven. In de laat ste vijf' jaren is het aantal Fransche kolonisten verdriedubbeld. De wijnbouw, die bij die van het moederland, zich gelukkig aansluit, heeft in vijf jaar zijn product tienmaal vermenig vuldigd. Maar de beteekenis van Tunis is vooral groot door Viseita, dat, op geringen afstand van het oude Karthago, de opstanding dezer wereldstad viert. Om de gevoeligheid van Engeland en Italiëte sparen is de fransche regeering langzaam en met stukje bij beetje deze haven gaan bouwen. Thans is het werk reeds een heel eind gevorderd; de kern zal i?og in dit jaar gereed komen. Wel heeft Frankrijk beloofd, Viserta niet tot ceri oor logshaven te zullen maken, maar reeds heeft een rapport van den generalen staf verklaard, dat zijn strategische beteekenis bij die van Toulon niet achterstaat. Liggend waar eens Hippo werd gevonden, in de nabijheid van Cap Blanco, het noordelijkste punt van liet Afrikaansche vasteland, daar waar het tot bijna in het gezicht van Siciliëuitsteekt in de Middellandsche Ze.e, vormt de oorlogshaven van Viserta op den Afrikaanschen oever het sluitpunt van de oostelijke en westelijke helf ten der Middel!andsche Zee. De Fransehen hebben gedurende den ze ven jarigen oorlog, en tijdens de Napoleontische krijgen in het nastreven van een denkbeeldige eer, de beste gelegenheden om duurzamen roem te oogsten 'laten vooi bijgaan; Engeland sloeg intusscheu zijn slag, en veroverde zich een wereldheer schappij. Zoo stelt zich Peez dus een gelukkige op lossing onzer hedendaagsche maatschappelijke ellendon voor: een ontwapend, werkzaam en rijk Europcesch vasteland, rijkdom vindend in het zwarte werelddeel; een russiseh rijk dat met het Groatcr Britaiu streeft naar de gunst dezer cultuui landen, een Amerika dat mot de oude wereld weinig aanrakingheeft. De sociaal-democratie en al dergelijke ..palliatieven" meent Peez, zullen dan hun eigen dood sterven. Zijn denkbeeld is ruim en origineel. Maar of het niet mank gaat aan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl