De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 26 mei pagina 4

26 mei 1895 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 935 bjj het derde couplet. Minder schijnt mij dit het geval van het tweede couplet waar het m. i. aan de natuurlijkheid afbreuk doet. Doch dit is de klip bij strofenwijze behan deling van het lied, die men toch bij MiddelNederlandsche liedjes in acht moet nemen. * * * Twee gedichten van Helene Swarth, muzikaal bewerkt voor eene zangstem met piano begeleiding door L. Adr. van Tetterode opus 12. 1). Deze zangstukken: Dood en Sidderende liefdehet eerste bewerkt uit den bundel Poëzie en het tweede uit Beelden en stemmen, leggen weer ge tuigenis af van het groote talent van den heer van Tetterode voor den kunstvorm. In zijne lie deren vooral treft u altijd iets ongewoons, iets zeer persoonlijks. Ik heb reeds meermalen het voorrecht gehad compositiën van den jongen, de nieuwere paden hewandelenden, componist aan te kondigen en met envenveel warmte als bij zijne vroegere werken beveel ik dit opus in de aandacht aan. Uit dit werk blijkt dat de componist aan rijpheid en ook aan soberheid van expressie weer gewonnen heeft en dat hy de dichterlijke en muzikale taal van Helene Lapidoth-Swarth gevoelt en verstaat. VAX MlLLIGEN. 1) Uitgaven van de Algemeene Muziekhandel te Amsterdam. Een Italiaansche revue. In het Teatro Valle te Home wordt door het Napolitaansche gezelschap Scarpetta een Bevista del - 1804 gespeeld, heel wat anders dan een Parijsche revue, maar een stuk dat avond aan avond een uitstekende kas maakt. De handeling is bijzaak. Een stevige, frissche Napolitaansche heeft door middel van een advertentie een rijken, dommen man gevonden. De huwlijksreis gaat naar Rome, waar de minnaar van de vrouw haar den man afhandig maakt. Dagen lang blijft zij weg, en als hij eindelijk haar terugkrijgt, dankt de bedrogen echtgenoot in de hartelijkste be woordingen den minnaar voor de goede zorgen die bij voor zijn vrouw heeft gehad. Dit is de geschiedenis, waardoor cancans, politieke satires, tooneelen uit het volksleven en figuren uit het jaar 1894 zijn heengeweven. Gemakkelijker zou het misschien zijn, te zeggen wat deze revue niet, dan wat z\j wel te zien geeft. Een congres van medici waarby Baccelli en Virchow in sprekende gelijkenis opkomen; Zola wordt ten tooneele gebracht met een groote portefeuille, waarop Lourdes staat. Hij wandelt trotsch en fier over de planken heen en weder, tot hij voor Bovio, den dichter van Purim blijft staan, en hem grotesk de hand reikt met de woorden: »Nous sommes amis !" De politie, de jury en de kamerontbindingen worden bespottelijk ge maakt ; Kossuth, Carnot en Nicotera herleven ; de geheele historie sluit met illuminatie, vuur werk en koorgezang. Onze vroegere landgenoote mevr. Agathe Fischer Sobell-Scheper, gaf de vorige week te Londen in Queens Hall met den baryton Hugo Heinz een concert, dat in The Standard, The Sunday limes, The people en andere bladen zeer gunstig beoordeeld wordt. De criticus in den Standard noemt het concert zeer aantrekkelijk, en prijst de intelligente en muzikale voordracht der pianiste, »die haar recht geven op eene ge waardeerde plaats onder de hedendaagsche pianisten." Ook de andere bladen leggen nadruk op het artistieke en geacheveerde van haar spel. Mevr. Fischer Sobell zal den volgenden winter in Duitschland spelen, en in het begin van het seizoen een of meer concerten in Nederland geven. iiriiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliMiiliiiiiiiilill L77EIU.N 0?er Decadenten en Symbolisten, Juist een jaar geleden bevond ik mij te Carri ressous-Poissy, in den //Clos Sainte-Barbe", de heer lijke buitenwoning waar Octave Mirbeau woont, drie kwartier sporen ongeveer van Parijs. Midden in een grooten tuin waar een heerlijk heid van zeldzame irissen in vollen bloei waren, staat het ruime huis dat gemeubeld is met ongemeenen smaak en eene verfljndlieid in het moderne die den fijnproever kenschetsen. Reeds de kleuren van deuren en wanden is bizonder: hel geel, paarsch, licht roze en zuiver wit harmonieeren uitmuntend met de fijnheid van toon der William Morris' stoffen of papieren waarmede de vertrekken be hangen zijn, en waar, in aansluitende kleuren, meubels van volmaakte vormen geplaatst zijn, even doelmatig als sierlijk, uitgevoerd door artiesten meubelmakers, en soms ontworpen door den artiest Mirbeau, den schrijver van Sébastien Roch" en l'AbbéJules" die ook schilder is, en wiens vrouw met talent schildert. Onder eene verandah wachtten wij op het voorbij trekken van een zware onweersbui, toen Mirbeau mij tot niijne verwondering zeide, dat hij, uit Engeland komende, vol verontwaardiging was over de Preraphaëliten, die zooals hij beweerde, afstam den van Cornelius en Overbeck, en dat hij eene «campagne" zou beginnen tegen hen, uitgaande van het zuivere standpunt dat schilderkunst moet zijn //belle peinture", door gevoelige artiesten ge daan, en het eigenlijk eens was met George Moore die gezegd heeft: les idees. ... ces Jlèaux et parasites de l'oeuvre artistiytte", en met de Goncourt, die schreef: il n'y a en peinture que la tonaliléet la beautéde la pa Ie". Nu, onlangs, is hij deze serie artikels begonnen in Ie Journal. Terwijl tegenwoordig veelal zoekers naar eene nieuwe kunstuiting «.decadent" worden genoemd, en dan dikwijls onjuist, kan dit woord in 't bizonder toegepast worden op de Symbo listen" enz., die eenige jaren geleden te Parijs en elders sensatie maakten met hunne geforceerde en aanstellerige voorstellingen, waarvan onlangs nog ten onzent enkele buitenbeentjes een soort naam hebben gemaakt. Men begrijpe mij wel: ik respecteer volkomen elke kunst-uiting, waaruit talent, gevoel, overtui ging spreken, maar houd niet van modieuse, geaf fecteerde navolgers van navolgers. En navolgers, decadenten, verminderde, ziekelijke en gebrekkige volgelingen van het uiterlijke in het werk der Primitiven van alle landen, zijn de meeste zoogenaamde Symbolisten." Ik zeg zoogenaamde, omdat er geen juister woord bestaat om ze te noemen; en zoover ik weet is de oorsprong van dit woord in onzen tijd, vrij duister. Onder de letterkundigen die tot hen gerekend werden, behoorde in de eerste plaats Verlaine, die zich verdedigde door te zeggen -. Ie symbolisme?.. .. comprends pas moi, ifailleurs je m'en fiche. Quancl je soitffre, quand je jouis cm quand je pleure, je sais tien que ca n'est pas du symbole,'' enz. In de schilderkunst hebben de exposanten op een Salon van de Rose f Croix, door Péladan op touw gezet, als zoodanig vrij veel aandacht ge trokken : b.v. Carlos Schwabe, Piliger, enz. enz. Nu, deze laatsten zijn wel typen van decadenten als die waartegen de scherpe artikels van Mirbeau gericht zijn. In hun werk openbaren de meesten hunner een gemaakte verfijndheid van opvatting, die zoo subtiel is dat ze raadselachtig wordt, en voor oningewijden volkomen onbegrijpelijk. In deze werken mag niets aan iets van stoffelijken aard doen denken ; alles moet puur", geeste lijk, ,/boven de wereld" zijn, geabstraheerd van alles wat een indruk van natuurlijkheid kaa geven. Worden hunne werken gecritiseerd, dan beroepen zij zich op de Primitiven en op de engelsche preraphaeliten. Dit laatste vaderschap is hun geoorloofd. Maar zij moeten zich niet beroepen op Primi tiven, van welk land ook. De sublime eenvoud, de ongeëvenaarde oprecht heid, de eerbied wekkende liefde voor de natuur die de werken der Primitiven van alle scholen kenmerkt, zijn oneindig verheven boven huu doen. Hooger kunst dan die der Primitiven is er niet. Men denke maar even aan Lucas van Leyden, Rogier van der Weydcn, de oud-duilsche school, Memling, Giotto, Carpaccio, Bellini, zelfs Botticelli, die anderhalve eeuw iia Giotto geboren werd, en eigenlijk een voorlooper is van Raphaël, maar toch tot hen wordt gerekend. Deze, en al hun tijdgenooten hadden een on vergelijkelijke nauwgezetheid in het weergeven van hetgeen zij zagen; zij waren ongeloofelijk knap, misschien gedeeltelijk door eene geconcentreerde studie in betrekkelijke eenzaamheid; hierbij had elk eene groote dosis persoonlijkheid, eene zeer eigene visie, en een zuiver realistische opvatting, eigenschappen die natuurlijk zijn in een tijd waarin gebrekkige vervoermiddelen het zien van elkander's werk zeer moeielijk zoo niet dikwijls onmogelijk maakten. Tegenwoordig is dit alles omgekeerd ; reproduc ties van ongeveer alles wat op het gebied der plastische kunsten gemaakt is, n oppervlakkige algemeene begrippen van wetenschappen zijn bron nen voor de moderne beweging die haar kracht zoekt in de afschaffing der persoonlijkheid, in zie kelijke imitatie en plagiaat. Wanneer in werken van Primitiven stijve, ge dwongen, houterige of hoekige lijnen en figuren voorkomen, die door hen geerizins gezocht waren, maar die zij eenmaal niet anders uitdrukten, wor den deze betrekkelijke onervarenheden door hunne ontaarde volgelingen, nagemaakt en overdreven, ten einde hun eigene incapaciteiten in twijfel te doen trekken door een schijn van terugkeer tot piëteit en naïviteit aan te nemen. Een hunner minste ondeugden is de heerlijk sincere kunst der midden-ecuwers belachelijk te maken door de maskerade die zij er van vertoonen, en feitelijk, hen die zij als voorbeelden zouden willen nemen, te bespotten. Jozef Israëls noemde eens deze richting" een ziekte waardoor men heen moest komen, als de mazelen, enz." Mirbeau nu steekt hartelijk en hatelijk den draak met de symbolisten, als type nemende Kariste, een hunner, een schilder, met wien hij ecu gesprek voert, na een tentoonstelling van een aantal zij ner werken bezocht te hebben, waar het zeer don ker is, farce, que ombre coni'ient au mysttre en waar nooit iemand komt. Die werken vertoonen alle de te verwachten excentriciteiten. Dan begint de symbolist zijn nood te klagen aan zijn vriend, hem zeggende, dat is immers alle maal walgelijk ! en art il ify a qii'une eltosu belle et grande: In sa/ifél .... Maar dit geheele artikel is uitmuntend, (Le Journal, April, Des Lys! des Lys.'" en Tottjotirs t/es li/s /'') en ik wil hier ein digen met deze regels die er de kracht en de fijnheid van aangeven; //Ou dit: c'est patant. . . Eh bien, non, ce u'est pas patant ... Je mis un cochon, voilsi tout! . . . Va donc voir si les Terburg, les Hals, les Rembrandt ont cherchéa peindre la douleur des toiles, par exemple.... lis ont peint des hommes et des femmes, tout bêtement! . . . Et fa y est! ... Et Ie père Corot ? . . . Est-ce qu'il a voulu peindre des arbres, la racine en l'air ? . . . Non, et ca y est! ... Ah! qu'ils m'ont fait du mal, ces esthètes de malheur quaud ils préchaient l'horreur de la nature et de la vie, l'inutilitédu dessin, Ie retour de 1'art aux couceptions des Papous . .. Car ca n'est pas autre chose, leur idéal, dont ils ont empoisoniiétoute une génération ! . . . C'est l'exaspération du laid et Ie dessous du nen! . . . P n. Z. Mme Geoffrin. De schilderij van Manet Les Femmes de Bou logne, die de kunstenaar pas verkocht voor acht honderd francs, is thans door een liefhebber betaald met zestig en eenige duizenden. Manet natuurlijk! is dood. Ziehier wat van mme Geofi'rin wordt verhaald: Twee Russen waren verzot op twee schilderijen die deze dame had gekocht op de verkooping van Venloo. Zij ver zekerde, er maar 4000 livres voor te hebben gegeven, maar ze niet te willen missen, dan misschien indien een fabelachtige prijs ervoor werd betaald. De Russen boden tot 50,000; mme Geoffrin nam toen het bod aan, trok van de koopsom haar 4000 livres af, en deed het resteerend bedrag toekomen aan de weduwe van den schilder. Dat geschiedde in de vorige eeuw. Of een herhaling zich sedert voordeed, werd tot nog toe niet bekend. Bij de firma E. J. van Wisselingh ?& Co. Spui Xo. 23, is tentoongesteld een Kamerscherm van G. W. Dijsselhof. niiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiini IIIIMMMMMIIIMHMIIIilHillllllllllMllilIM Bnitenlanflsclie BibliograpMe, AiïJSïiiu-; Biu'ANT. Dans la rue. 2e série. In een omslag, door Steinlen geteekend, dat, hoewel zeer fraai, niet aan eischen van vlakversiering voldoet, ? zendt Bruant een nieuwen bundel verzen de wereld in. 't Is alweder het oude liedje, hetzelfde als in den eersten bundel, op motieven ontleend aan de basfonds der maat schappij. In dans la rue, in A Mazas, in Géomay altijd hetzelfde verhaal van den vondeling die »marlou" wordt en op de «Place Roquette chez la veuve" eindigt. En dat is niet iets onge woons, hij is volmaakt overtuigd dat dit 't einde zal zijn: Un jour faudra que j'passe aussi D'vant la foule encore accourue l'our voir ma gueule en raccourci Dans la rue. Doch daarom niet getreurd: C'est nous les joyeux Les petits joyeux Les petits marlous qui n'ont pas froid aux yeux. In »Bavarde", »Coquette" en »Craneuse" ver schillende typen van »marmites" die hun plicht niet doen. De eene omdat ze te veel praatjes maakt met vriendinnen Et pendant c' temps la, l'michet passé.... Et tous les soirs alle est carton .... 1) de andere, wijl ze te veel geld aan opschik besteedt: En faut, qu' Madame ave un jersey Et des peign' en célunoïde .... In »Conasse" '2'), in Soupédu mac 3) bewegen we ons evenzeer in die wereld. Toch ia 't niet eentonig, de telkens herhaalde beschrijvingen die al in zijn eersten bundel menigvuldig waren, van dat schuim van Parijs. In dat ruwe cynisme, dat den marlou wiens kostwinster opgepakt is, doet zeggen: A présent, oüqu' vous voulez qu' j'aille Vous vouderiez-t'y que j' travaille? j' pourrais pas?j'ai jamais appris .... Va falloir que j' vole ou que j' tue .... ligt zoo iets diep tragisch opgesloten, dat men er de sympathie van den schrijver voor zijn on derwerp in voelt leven. Men moet Vvette Guilbert »Mon grosse" en >.Pierreuse'' hebben hooren zingen om te kunnen voelen welk een wereld van smart er vaak onder die bewoners der boulevards ex térieurs is. Doch er zijn nog liedjes, die een ander onder werp behandelen. Au Bat' d'Af' en Biribi b.v. j waarover Dr. Byvanck schreef. Dan 2 versjes over de tegenwoordige jongelui Fins de siècle" met het refrein: »Allez donc dir' qu'on vous tinisse", en Les michetons, een loftuiting door demi-mondaines uitgesproken op de jeunesse doré, door Steinlen met uitnemende types weer gegeven, wien niets ontbreekt om werkelijk be mind te worden dan dat ze geld geven: On peut pas gober un Mosieu qui vous fout d'la galette. ' Prachtige koppen geeft Steinlen op een andere bladzijde van een reeks marlous. Bijzonder fraai zijn ook de plaatjes bij de twee versjes, die haast pendanten zijn: Au bois de Boulogne enAubois de Vincennes. Op 't eene ziet men in drie achtereenvolgende bladzijden de file van rijtuigen met de beau monde en demi-monde gevuld 't Bois doorkruisen; op de laatste rijden in de verte 1) Zonder geld. 2) l'ille publique. 3) Afkorting van maquereau. de landauers weg en op den voorgrond sluipen 3 struikroovers een welgedanen bourgeois achterna, die rustig een sigaar rookend, de hand in de zakken, wandelt. liet bois de Vincennes is voor een geheel ander publiek, 't Is de uitspanningsplaats voor dagjesmenschen, voor pic-nics, voor militairen met dienstmeiden, en ten slotte de plek waar Les pauvres gueux sans feu ni lieu (qui) trouv'nt de quoi s'faire un bon pieu 1) Dat medelijden met de verschoppelingen der maatschappij maakt mij deze liedjes zoo sym pathiek, 't Is de uiting van een man, die levende in dien kring van boeven en souteneurs, hun zijn vernuft en stem leent om te kunnen protesteeren tegen de behandeling door hen ondervonden van de maatschappij »des tas d'crevés ... Typisch is zijn portret boven 't liedje Fins de siècle ge plaatst waar hij op een tafel staande, de handen in den zak, de lange haren vallende over de jaskraag, met kaplaarzen aan in massieve vierkantheid, zijn liedjes uitgalmt tegen eenpubliek van demi mondaines en chique jongelui met hoogen hoed en monocle. En dit is zijn juiste type. Hij zingt om hen te vermaken, om geld te verdienen doch te gelijker tijd neemt hij de ge legenheid te baat, om die viveurs, die geheele wereld van geldmenschen, de ellende in 't gezicht te gooien van hen, die ze zoo diep verachten, maar waarvan ze ten deele de oorzaak zijn. En dat doet hij op meesterlijke wijze. Hawptmann, Maricmne. Schauspiel in S5 Aufzügen. Ik heb dit stuk gelezen, omdat 't van Hauptmann was, maar ik heb er spijt van. In oen opzicht is het echter curieus, 't Is een model van 't zoogenaamde burgerlijk tooneelspel onzer dagen. Er treden in op de gewone poppen, die men tegenwoordig in alle Duitsche stukken, die aanspraak op moderniteit willen maken, kan zien. Ik ben niet zeker of misschien niet de pikante bijtitel: Modernes Drama, die men b.v. op Max Ilalbe's Freie Liebe vinden kan, 't stuk versiert. Daar is vooreerst Frau P\,osa, Rittergutsbesitzerin. zeer godsdienstig, zingt bij 't begin van 't Ie en 3e bedrijf een godsdienstig lied. Zij heeft als 2de eigenaardigheid dat ze voort durend spreekt over een zoontje dat gestorven is. Zij eindigt 't stuk dan ook na de catastrophe met »Ruhe und Stille, immer und nur noch sein Geist berall um mich". Als pleegdochter is door haar aangenomen een meisje dat geheel buiten die omgeving hoort. Zij is de moderne tooneeltiguur; ongelukkig gehuwd, met een spastor" natuurlijk, veel liefde voor de natuur, een beetje mystiek: Jeder Mensch ist doch eigentlich zwar ein Bischen verzaubert obendrein. Haar opbruisende jeugd past geheel niet bij den ernstigen dominé, een bleeke baardelooze jonge man met bruine krullende haren, gekleed in de lange zwarte jas. Hij wordt als volgend gekenschetst: Der Pastor. So ein Mensch ! Der liest nur Bücher und Bücher. Er hat gar kein Verhaltniss zur Natur. Die natuur, waar Marianne, de pleegdochter zoo doodelijk van is, treedt nu dit rustige huis binnen onder de ge stalte van »neef Fritz", schilder. Dit is het type van den ideaal Duitschen schilder, blonde lange haren, niet te lang om een bohème te zijn, fraaie puntbaard, en iets schwa'rmerisch in de oogen dat in momenten van opwinding in een geniale flikkering overgaat. Al heel gauw blijkt dat het verlangen dat Marianne toonde om neef Frits te zien ernstige gevolgen heeft gehad. De kunstenaar pakt haar zoo in, dat zij, die toch al niet in de gevoelens van haar man kon deelen, alles overboord werpt, de moderne begrippen van den schilder verdedigt en niet mee naar de kerk wil. Na een heftige scène met Frau Rosa blijft ze thuis. Frits komt er aan, hij bekent zijne liefde, en zij besluiten te vluchten. Tot zoover gaat alles geregeld. Nu komt echter iets zeer nieuws. Frits is eerlijk en onbevreesd, hij wil niet stilletjes wegloopen, maar ronduit zeggen, dat Marrianne en hij beter bij elkaar passen, dan haar man en zij. En dit ge schiedt in een stormachtig tooneel, waarin de dominee meteen even uitvaart tegen de hedendaagsche jeugd: Das ist das wilde Evangelium der sündigen Welt, das Fritz hereingetragen. Das ist die Teufelslehre die nun umgeht und die Herzen verkehrt. Der .lugend von heut ist nichts mehr heilig, enz. Dit geheele tooneel is een prachtig staaltje van pedante boe kenwijsheid. Ik had haast nog vergeten den broer van Rosa een ex-Oberfiirster, nu rentmeester bij zijn zuster, die de onvervalschte zuivere natuur voorstelt, evenals Fritz de verfijnde artistieke. A. G. C. i>. V. 1) Bed. Karl Vogt tegenover Frankrijk. Hoewel Karl Vogt volbloed duitscher was, had hij toch den moed, om in '71, toen Mommsen en Kuno Fischer fiolen van haat ledigden op Frankrijk's schuldig hoofd, te schrijven: De diensten, door Frankrijk aan deEuropeesche beschaving bewezen, zelfs onder de overheersching der Napoléons, zijn zoo groot, en het aandeel dat deze natie heeft gehad aan den voor uitgang en de beschaving van onzen tijd is zoo belangrijk, dat in weerwil van alle begane fouten en de lichtvaardig op de schouders genomen ver antwoordelijkheid de sympathie tot haar terug

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl