Historisch Archief 1877-1940
No. 935
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
keert, naarmate het noodlot haar met slagen meer
ter neder Blaat. Alle rumoer van onze pers over
de demoralisatie en het bederf van Frankrijk,
zelfs de ongelogen wandaden zullen dat niet ver
anderen : de sympathie zal het winnen, al zeker
der en zekerder."
?
Een geschiedenis der Skandinavische
Litteratuur.
Er wordt op Ibsen en Björnson vaak afgege
ven, met de bewering, dat zij kinderen z\jn van
een literatuur, zoo kersversch, dat hun taal
onmogelijk de nuancen kan hebben die b\jv. het
fransch en het duitsch hebben. Wie dit nu nog
mocht gelooven, kan van den Duitscher Ph.
Schweitzer het tegendeel leeren. In drie dikke
deelen behandelt deze heel de literatuur van
Skandinavië; eerst het laatste deel handelt over
het tegenwoordig tijdperk; het eerste houdt zich
bezig met wat tot aan de hervorming werd ge
dicht; het tweede met de volksliederen en schrij
vers van de zestiende tot de achttiende eeuw.
La Vie et les Livres.
Onder dezen titel heeft Gaston Deschamps een
aantal van zyn kritieken in een boekdeel verza
meld. Renan, Huysmans, Taine, Marcel Prévost,
Loti, Leconte de Lisle, Anatole France ziedaar
eenigen der.door den subtielen criticus van den
Temps in dezen bundel behandelde schrjjvers.
Figaro geeft een Ijjstje van schrijvens en jour
nalisten-publicisten, met mooie namen, het aan
den lezer overlatende, onderscheid te maken
tusschen de verbeeldings- en de bloed-edellieden.
Het is mooi genoeg om het over te nemen:
Comte Robert de Montesquiou, comte Carle
des Perrières, Berr de Turique, duchesse de
Luynes, duc de Tarente, Prince de Polignac,
Fernand de Rodays, Max du Tillet, marquis
Henri de Rochefort-Lucay, Robert de
Bonnières, comtesse de Molene, Dubut de la
Forêt, G. de Peyrebrune, baron de Vaux, de
Nittes, Astiéde Yalsayre, de Goncourt, Louis
de Gramont, Pilate de Brinn, Gaubast, Lambert
de Sainte-Croix de la Bretonnerie, vicomte de
Vogü, Vignéd'Octon, baron Harden-Hickay
Quesnay -de Beaurepaire, vicomtesse Lepic, vi
comte de Guerne, Renéde Pont-Jest, des Essarts,
de Corvin, d'Hervilly, vicomte de Bornier, Louis
de Caters, Camille de Sainte-Croix, comtesse de
Chabrian, comte de Nion, Gaëtan de Méaulne,
Stanislas de Guaïta, de Sauvenières, vicomte de
Borelli, Raymond de la Tailhède.
Wie nu nog wil zeggen dat de Franschen een
democratisch volk z\jn!
Drie boeken ter genezing van hypochonders
z\jn te Parys verschenen :
Een. van Grosclaude : Hatons-nous d'en rire,
met een voorrede zonder tekst van den teekenaar
Guillaume.
Ben van Alphonse Allais: Deux et deux font
cinq.
En een van Maurice Donnay, dialogen, geti
teld : Chères Mesdames l
BOEKAANKONDIGING.
Bij den uitgever N. J. BOON alhier, is ver
schenen Dokter Duquesnes, oorspronkelijke
roman door ANTON SMIT.
Een moderne roman met een realistisch tintje,
blijkbaar heeft de schrijver indien dit zijn.
eersteling is, talent. Voor volwassen menschen,
niet voor jonge meisjes, is dit boek der ken
nismaking waard. De auteur versnapert zich hier
en daar aan nieuwe woorden, die niet altijd
logisch zijn samengesteld of gekozen en daardoor
een verkeerd effect maken.
Bij de uitgevers LOMAN & FUNKE, 's Grwenhage,
Een Pauselijke Kroon in de midden
eeuwen naar het Fransch van EMILE
GEBBARDT, door ARNOLD ISING.
Bij de uitgevers G. KOLFJ? en Co., Bataria en
's Gravenhage, Uit Indië. Reisindrukken en
herinneringen uit onze archipel door DB. J. F.
V A.N BEMMELEN. Een belangrijke lectuur voor
hen die naar Indiëmoeten of willen gaan.
Bij den uitgever A. H ADKIANI te Leiden,
M|jne Misdaad door CORDELA, naar de 2e
druk uit het Italiaansch door E. J. T. Een
boeiend verhaal, reeds vroeger als feuilleton in
het Handelsblad opgenomen voor leesbibliothe
ken zeer geschikt.
Een handig en nuttig boekje is uitgegeven door
den uitgever L. J. VEEEMAN te Heusden, onder
den titel: Beginselen der Staathuishoud
kunde, naar het Engelsch van W. STANLEY
JEVONS door ME. H. J. v. LEEUWEN.
Hoofden van scholen zullen in dit boekje een
zeer goede leiddraad vinden om hun meerge
vorderde leerlingen een gezond denkbeeld van
staathuishoudkunde te geven. Ieder ander, die
belang stelt in de economische vragen van den
dag is het een vademecum, de prijs is zóó laag
G5 cent, dat het onder ieders bereik valt.
nu minimin HUI iiiiiiiiiiuiiliiiliiilllliimi in
Tefltooflstellii van Hotel- en Reisiezei.
HISTORISCHE AANTEEKENINGEN,
door
F. VAN PER GOES.
VI.
Drie zeventiende eeuivsche Engelanders in Holland.
(Vervolg van het dagboek vanJoiraEvELYN.)
l Sept. [1641] vertrok ik over Delft en
Rotterdam twee dagen later naar den Haag om
?Niiniiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiii
IIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIIIHIIItlllllllllHII
?miiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiinuiiiiiiiiu^tmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiui
iüGÜSTffl ROBESPIERBE.
Eene novelle uit het tijdvak der Terreur
DOOR
Dr. JAN TEN BRINK.
V.
EENE SOIREE EU DE DUPLAYS.
Uit de eetkamer der Duplays trad men
in het salon. Daar zat de familie des avonds
na den maaltijd. Dit salon was een zeer ruim
vertrek, dat zijn licht ontving door twee
groote vensters, uitkomende op den tuin.
Wijl het des Donderdagsavonds van den 27
Juli 1793 zeer warm was, stondenderamen,
die tot aan den grond reikten, wijd open, en
drong de zachte geur der bloeiende rozen
naar binnen. De kamer was eenvoudig, maar
toch deftig gestoffeerd. Op den glad gewreven
parketvloer stond in het midden eene groote
ronde tafel van mahonihout en bij deze
eene zeer breede sofa met karmozijn fluweel
overtrokken, die plaats bood voor vier per
sonen. De stoelen en de fauteuils waren ook
van mahonihout en met hetzelfde fluweel
bekleed als de sofa. De wanden waren
verdeeld in vierkante paneelen, licht
chokolakleurig bruin, met medaillons in het
midden, waarop een Grieksche of
Romeinsche heldenkop prijkte, sneeuwwit
oplichtblauwen grond. Aan een dezer wanden vertoonde
zich een groot portret van Robespierre, ten
voeten uit geschilderd door zijn vriend
Gérard. Het portret stelde Robespierre voor
met de witgepoeierde pruik van 1791, met
een deftigen zwart zijden rok en een zeer
fijn geplooid jabot. Op den schoorsteenmantel
voor een hoogen spiegel, uit twee stukken
massief kristalglas samengesteld, stond eene
pendule van wit marmer in den trant van het
altaar des vaderlands op het Champ de Marx.
Het was de gewoonte der familie Duplay
des Donderdagsavonds te acht uur alle ken
nissen en vrienden te ontvangen in dit salon.
Toen Robespierre te half negen binnentrad,
terwijl de schemering gedurig toenam, en
madame Duplay, geholpen door hare doch
ter Victoire, de kaarsen op de lustres ter
zijde der pendule ontstak, vond hij het salon
gevuld door eene druk sprekende menigte.
Zijne verschijning trok de algemeene aan
dacht. Ieder haastte zich hem te begroeten.
Eerst nadat de kaarsen van den kristallen
kroonluahter, die in het midden der kamer
van de zoldering daalde, aangestoken waren
door een grijzen knecht der Duplays, den
braven citoycn Jean Nicholas tevens op
zichter in het atelier der schrijn werkers
knechten en ongemeen bewonderaar van
Robespierre kon men ontdekken, wie er
aanwezig waren. Op de sofa zaten vier da
mes : madame Duplay, hare dochter Victoire,
Charlotte Robespierre en madame de
Chalabre. Deze laatste had eenmaal den titel
van barones gevoerd, maar deed haar best
dit te vergeten, en aan anderen te doen ver
geten. Zij was zeer vermogend, maar leefde
uiterst eenvoudig, om heel haar fortuin als
don patriotique aan het vaderland te kunneii
offeren. Zij schreef sedert 1791 hare indruk
ken over de gebeurtenissen van den dag in
brieven vol toewijding aan Robespierre, en
bewoog hem, die zeer zelden uitging, enkele
male bij haar den maaltijd te gebruiken.
Robespierre kwam het eerst haar de hand
reiken, terwijl hij tusschen den wand en de
sofa tot haar vooroverboog. Madame de
Chalabre was getrouwd met een baron de
Chalabre, die sedert 1781) naar Engeland
was overgestoken, en nimmer meer van zich
had doen hooren. Terwijl Robespierre een
oogenblik met haar keuvelde, kwamen twee
nieuwe gasten de aanwezigen begroeten. Eene
zeer bekoorlijke jonge vrouw trad het eerst
te voorschijn. Hot kort afgeknipte licht
blonde hair krulde in vollen rijkdom om
voorhoofd en wangen. Zij werd gevolgd door
de beweeglijken slanke figuur van Camille
Desmoulins. Beiden reikten madame Duplay
het eerst de hand, toen Robespierre. De
jonge hoog-blonde vrouw zag hem glimlachend
aan, en sprak:
»We treffen het, Maximilien! dat je
van avond vrij bent!"
»Voor een paar uren, ja, Lucille !''
»We zien je haast nooit meer! Horace
vroeg me van middag nog, of je misschien
ziek mocht zijn ?"?
»Hoe gaat het met hem?"
- «Uitstekend! Hij wordt heel groot en
heel druk!"
Robespierre had zich, terwijl hij dus met
Lucille Desmoulins sprak, van de sofa ver
wijderd, en bewoog zich midden onder de
bezoekers, terwijl hij Camille met een
hartelijken handdruk verwelkomde. De gasten
een harnas te bestellen waarvoor ik mij de maat
liet nemen, tegelijk met de wapenrusting voor
een ruiter. Ik ging een van de paleizen des
prinsen zien, genaamd Het Hoff van
Honselaarsdijk, een zeer prachtig ommuurd en vierkant
gebouw. De galerjj is aardig beschilderd met
jachttafereelen, en aan het eene eind is een
Gordiaansche knoop, met allerlei
landbouwgereedschappen zoo kunstig voorgesteld dat een geoefend
oog het haast niet kan onderscheiden van wer
kelijke voorwerpen. De zoldering van de trap
is beschilderd met een Roof van Ganymedes en
andere dergelijke figuren, het werk van V.
Conenberg, van wiens hand ik een voortreffelijke
boerekermis kocht, die ik later afstond aan mijn broeder
George van Wotton, waar het nog hangt. Bij
dit paleis behoort een mooie tuin en park, keurig
met lindeboomen beplant.
8 Sept. naar Rotterdam door Delftshaven en
Schiedam, waar de colonel Goring zijn winterkwar
tier had. De stad werd vroeger veel besproken
wegens hekserij.
10 Sept. Ik nam een wagen naar Dort, om
tegenwoordig te zijn bij de ontvangst van de
koningin-moeder, Maria de Medicis, douairière van
Frankrijk, weduwe van Hendrik den Groote, en
moeder van den Franschen koning Lodewijk XIII
en de koningin van Engeland, waar zij onlangs
van daan is gekomen, heen en weer geslingerd
door de verscheidene wisselingen van haar lot.
Van. deze stad vertrok zij op Keulen, begeleid
door den Hertog van Arundell en de heere van
Bredered (Brederode). Bij deze samenkomst zag ik
de prinses van Oranje en hare dochter, naderhand
gehuwd in het huis van Brandenburg. Er was
weinig opmerkelijk» in deze ontvangst overeen
komende met de grootheid van hare personen,
alleen een algemeene wrevel, die deze ongeluk
kige vrouw overal vergezelde waar zij ging.
12 Sept. Ik vertrok naar Bois-le-duke. "Wij
kwamen er den IGen, de nieuwe citadel ging goed
vooruit met tallooze arbeiders en onvergelijke
lijke uitvindingen om het water te trekken uit
moen ssen er om been. met emmers, molens,
pompen en dergelijke. Hier waren nu 10 com
pagnieën en !t troepen paardenvolk. Een nieuwe
vaart werd er gegraven van de poort naar het
kasteel in de buurt. Hier sprong ons vaartuig
lek, en wij tuimelden over elkaar door onacht
zaamheid van den stuurman, die blij was dat hij
aan den grond kon loopen, tot ons niet gering
gevaar.
Een soldaat geleidde ons naar den gouverneur
waar onze namen werden opgeschreven en men
ons nauwkeurig aan den lijve onderzocht. Ik
kreeg permissie de plaats rond te gaan en de
werken te bezichtigen en een nonnenklooster van
stonden in groepen bij elkaar. Maurice
Duplay zat op een leunstoel dicht bij een
klavecimbel, dat aan den wand tegenover
den schoorsteen geplaatst was. Hij was in
druk gesprek met vier bezoekers, die hunne
stoelen naast dien van den gastheer hadden
geschaard. Van deze vier onderscheidde zich
een door zijn helderen lach, lichtbruin krul
lend hair en hoog voorhoofd de schilder
David, die geen enkelen Donderdag bij de
Duplays oversloeg. Naast hem op de tweede
fauteuil zat ineengedoken een klein mannetje,
met een bleek mager gelaat, hoogen rug en
fonkelende zwarte oogen Couthon. Achter
zijn stoel stonden de twee krukken, waarmee
hij zich bij komen en gaan langzaam en
moeilijk' bewoog. Van de twee anderen, die
tot deze groep behoorden, was er een lid der
Conventie, Larevellicre-Lepeaux bestemd
later in het J/ircclo/rc zitting te nemen
eene schrale, magere figuur; en de tweede,
eeu jong mensch met lange, woeste, zwarte
lokken, die hem zwierden over wangen en
nek, wiens fonkelende staalblauwe oogen
telkens den indruk verrieden der woorden,
die in zijne nabijheid gesproken werden. Hij
heette Filippo Buonaroiti, een Italiaan uit
Florence, die afstamde van Miehele Angelo,
en zoowel uitmuntte door zijn geniaal
klavierspel als door zijne geestdrift voor de Fransche
Revolutie. Hij was in druk gesprek met
Duplay en David over Italiaansche kunst.
Couthon, die niet veel hart had voor muziek
of schilderkunst, zei met zijne hooge stem:
»Als de Italianen zooveel enthoesiasme
voor de vrijheid als voor de kunst bezaten "
- »Ze bezitten dat enthoesiasme in hooge
mate f/iloi/oi Couthon !" viel Buonarotti snel
in. »De Italianen verlangen naar den dag,
waarop ze het juk kunnen afwerpen. Zij
zuchten onder een heirleger van kleine of
groote tyrannen! Heeft men mij niet uit
Toskane verbannen,omdat ik in tegenwoordig
heid van den groothertog de inneming der
Bastille prees? De Italianen wachten op
een bevrijder .... en houden het oog gestaag
naar Frankrijk gericht!"
»Zoo het Opperste Wezen onze wapenen
wilde doen triompheeren in Belgiëen aan
den Rhijn, zouden onze soldaten wel spoedig
den weg over de Apenijnen vinden !'' merkte
Duplay kalm op.
>De Italianen droomen van eene groote
Ri-publiek - de Cisalpijnsche die zich
eerlang bij de uwe zal aansluiten. U weet,
cili/t/eit Duplay, dat het kleine eiland
HanI'ietro, ten zuidwesten van Sardinië, mij in
IIIIIIIIIIIIMIlilllflIIIIIIIIIIIMHIIIIIIIlMIIIIIHIIIIIIimilllllll
de orde van St. Clara te bezoeken, die bij ver
drag in het genot van hun klooster en onderhoud
gebleven waren sedert den overgang van de stad
12 jaar geleden. Wij kregen een ontbijt en wer
den zeer vriendelijk ontvangen. Zij hadden een
nette kapel, waar het hart van den hertog van
Cleve, den stichter, begraven ligt onder een ko
peren plaat. Binnen het klooster is een tuin en
in het midden staat een volgroeide linde, van
welker stam, dicht bij de wortels, 5 rechte en
lange uitloopers ontspringen, die ik nimmer zoo
gelijk en hoog gezien had.
De hoofdkerk (van 's Ilertogenboscli) is
keuriglijk besneden in- en uitwendig, met twee orgels
en een allerprachtigst front, alles van koper.
18. Ik ging naar die onneembare stad en
vesting Hijsdune, waar ik de meeste beleefdheid
genoot van eenen colonel Crombe, den
plaatsvervangenden commandant, die niet ophield voor ik
mij liet vereeren tot kapitein van de wacht en
dien avond het wachtwoord gaf. Wij vertrokken
naar Gorcum.
Vervolgens verliet Evelyn deze gewesten en
reisde naar Antwerpen. Maar op weg daarheen,
alvorens het gebied van de Staten achter zich
te hebben, had hij het volgende avontuur :
Wij landden bij Zillo. Voor den com
mandant gebracht, vroeg hij mijn pas, waarop
hij zijn handteekening zette en een fooi van 2
rijksdaalders vroeg, wat mij zeer ongepast scheen
voor een krijgsman van zijn rang. Ik zcide hem
dat ik mijn pas al betaald had te Rotterdam,
waarop hy, in groote drift de pas uit mijn hand
scheurende, het papier met verachting onder de
tafel gooide, en tartte mij zonder zijn verlof naar
Antwerpen te gaan. Maar toen ik het geld uit
haalde, gaf hij het mij even hondsch terug en
liet mij nog 11 holl. schellingen betalen aan den
ambtenaar die mij onderzocht, dat ik gaarne deed,
met groote voorzichtigheid en gevaar mijn
Spaanscken pas verbergende, want er stond gevangenis
op wijl de Staten daarin rebellen genoemd werden.
Behalve deze afzetterijen gaf ik den commissaris
zes schellingen en ook iets aan de soldaten, en
eer ik de grens geheel voorbij was, 30 stuivers
aan het oorlogschip dat de rivier blokkeerde
tusschen Zillo en den anderen kant, genaamd
Liefkenshoek.
En met deze herinneringen aan de keerzijde
van Xoordnederlandsche strijdhaftigheid, kon
John Eveleijn zijns weegs gaan.
Xijn landgenoot. Sir Jolui Beresby, kwam in
het jaar 1G57 over de Duitsche grenzen te Nij
megen, den 13 October. Aan een kant staan
December 1792 naar Parijs zond met de
bede onder de bescherming der Fransche
Republiek gesteld te worden ...."
»Ik verwacht zeer veel van de Italia
nen, voor de toekomst ten minste, wanneer
er eenige duizenden waren met uw hart en
uw moed, ritui/en Buonarotti!':
De komst van een nieuwen gast brak het
gesprek voor een oogenblik af. Wederom
een lid der Conventie, weldra ook van het
i-omitöilc Salut j/itblio, do ex-tooneelspeler
Collot-d'Herbois, die vóór 1789 het Haagsche
publiek in den schouwburg van het Voor
hout deed huiveren door de indrukwekkende
wijze, waarop hij tyrannen en schurken wist
voor te stellen. Duplay stond op, om hem
de hand te drukken. David maakte terstond
van de gelegenheid gebruik het gesprek op
de Italiaansche kunst terug te brengen, en aan
Buonarotti nadere bijzonderheden te vragen
over zijne afstamming uit de familie van
den grooten Miehele-Angelo.
Robespierre had met eenige vrienden een
oogenblik gesproken, en wenkte daarop zijne
Eléonore, die met hare moeder zorg droeg
voor verfrisschende dranken bij de groote
hitte van den avond. Hij stond dicht bij
... " J
zijn eigen portret, zonder er op te letten,
want door de geopende tuinramen was zijn
trouwe hond Broun t naar binnen gedrongen,
en moest hij nu zijn gehoorzamen vriend een
klein plekje aanwijzen opdat hij de gasten
niet zou hinderen. Brount hield zich altijd
volkomen rustig, als hij maar in gezelschap
van zijn meester of van Eléonore mocht zijn.
Toen deze laatste zich bij Robespierre voegde,
begonnen ze snel een fluisterend gesprek :
»Eléouore! Ik heb verdriet.... Charlotte!"
:;Arme Maximilien! alweer! Wat wil
ze (och?''
»Ze wil, dat ik met haar en Augustin
afzonderlijk ga wonen in de ruo Saint
l''lo'fc.nl.ni /''
- »Maar dat doe-je toch niet?"
»Ik denk er niet aan! Ze verveelt zich,
ze moet aan bezigheid geholpen worden!
Wil je op de eene of andere wijze hare ge-'
dachten afleiden '? Haar ideaal is eene eigen
huishouding ! Ik vrees, dat ze het zal willen
doorzetten! Ze klaagt er over, datKlisabeth
haar niet meer gezelschap houdt enfin,
je kent haar!''
*>lk neem alles op nic, mon /janrrc ami !
Je moogt geen nieuwe zorg hebben! Er rus
ten al zooveel zware lasten op je schouders!
Je hoofd moet helder blijven, want je moet
voor de toekomst der Republiek zorgen! Ik