De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 26 mei pagina 5

26 mei 1895 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 935 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. keert, naarmate het noodlot haar met slagen meer ter neder Blaat. Alle rumoer van onze pers over de demoralisatie en het bederf van Frankrijk, zelfs de ongelogen wandaden zullen dat niet ver anderen : de sympathie zal het winnen, al zeker der en zekerder." ? Een geschiedenis der Skandinavische Litteratuur. Er wordt op Ibsen en Björnson vaak afgege ven, met de bewering, dat zij kinderen z\jn van een literatuur, zoo kersversch, dat hun taal onmogelijk de nuancen kan hebben die b\jv. het fransch en het duitsch hebben. Wie dit nu nog mocht gelooven, kan van den Duitscher Ph. Schweitzer het tegendeel leeren. In drie dikke deelen behandelt deze heel de literatuur van Skandinavië; eerst het laatste deel handelt over het tegenwoordig tijdperk; het eerste houdt zich bezig met wat tot aan de hervorming werd ge dicht; het tweede met de volksliederen en schrij vers van de zestiende tot de achttiende eeuw. La Vie et les Livres. Onder dezen titel heeft Gaston Deschamps een aantal van zyn kritieken in een boekdeel verza meld. Renan, Huysmans, Taine, Marcel Prévost, Loti, Leconte de Lisle, Anatole France ziedaar eenigen der.door den subtielen criticus van den Temps in dezen bundel behandelde schrjjvers. Figaro geeft een Ijjstje van schrijvens en jour nalisten-publicisten, met mooie namen, het aan den lezer overlatende, onderscheid te maken tusschen de verbeeldings- en de bloed-edellieden. Het is mooi genoeg om het over te nemen: Comte Robert de Montesquiou, comte Carle des Perrières, Berr de Turique, duchesse de Luynes, duc de Tarente, Prince de Polignac, Fernand de Rodays, Max du Tillet, marquis Henri de Rochefort-Lucay, Robert de Bonnières, comtesse de Molene, Dubut de la Forêt, G. de Peyrebrune, baron de Vaux, de Nittes, Astiéde Yalsayre, de Goncourt, Louis de Gramont, Pilate de Brinn, Gaubast, Lambert de Sainte-Croix de la Bretonnerie, vicomte de Vogü, Vignéd'Octon, baron Harden-Hickay Quesnay -de Beaurepaire, vicomtesse Lepic, vi comte de Guerne, Renéde Pont-Jest, des Essarts, de Corvin, d'Hervilly, vicomte de Bornier, Louis de Caters, Camille de Sainte-Croix, comtesse de Chabrian, comte de Nion, Gaëtan de Méaulne, Stanislas de Guaïta, de Sauvenières, vicomte de Borelli, Raymond de la Tailhède. Wie nu nog wil zeggen dat de Franschen een democratisch volk z\jn! Drie boeken ter genezing van hypochonders z\jn te Parys verschenen : Een. van Grosclaude : Hatons-nous d'en rire, met een voorrede zonder tekst van den teekenaar Guillaume. Ben van Alphonse Allais: Deux et deux font cinq. En een van Maurice Donnay, dialogen, geti teld : Chères Mesdames l BOEKAANKONDIGING. Bij den uitgever N. J. BOON alhier, is ver schenen Dokter Duquesnes, oorspronkelijke roman door ANTON SMIT. Een moderne roman met een realistisch tintje, blijkbaar heeft de schrijver indien dit zijn. eersteling is, talent. Voor volwassen menschen, niet voor jonge meisjes, is dit boek der ken nismaking waard. De auteur versnapert zich hier en daar aan nieuwe woorden, die niet altijd logisch zijn samengesteld of gekozen en daardoor een verkeerd effect maken. Bij de uitgevers LOMAN & FUNKE, 's Grwenhage, Een Pauselijke Kroon in de midden eeuwen naar het Fransch van EMILE GEBBARDT, door ARNOLD ISING. Bij de uitgevers G. KOLFJ? en Co., Bataria en 's Gravenhage, Uit Indië. Reisindrukken en herinneringen uit onze archipel door DB. J. F. V A.N BEMMELEN. Een belangrijke lectuur voor hen die naar Indiëmoeten of willen gaan. Bij den uitgever A. H ADKIANI te Leiden, M|jne Misdaad door CORDELA, naar de 2e druk uit het Italiaansch door E. J. T. Een boeiend verhaal, reeds vroeger als feuilleton in het Handelsblad opgenomen voor leesbibliothe ken zeer geschikt. Een handig en nuttig boekje is uitgegeven door den uitgever L. J. VEEEMAN te Heusden, onder den titel: Beginselen der Staathuishoud kunde, naar het Engelsch van W. STANLEY JEVONS door ME. H. J. v. LEEUWEN. Hoofden van scholen zullen in dit boekje een zeer goede leiddraad vinden om hun meerge vorderde leerlingen een gezond denkbeeld van staathuishoudkunde te geven. Ieder ander, die belang stelt in de economische vragen van den dag is het een vademecum, de prijs is zóó laag G5 cent, dat het onder ieders bereik valt. nu minimin HUI iiiiiiiiiiuiiliiiliiilllliimi in Tefltooflstellii van Hotel- en Reisiezei. HISTORISCHE AANTEEKENINGEN, door F. VAN PER GOES. VI. Drie zeventiende eeuivsche Engelanders in Holland. (Vervolg van het dagboek vanJoiraEvELYN.) l Sept. [1641] vertrok ik over Delft en Rotterdam twee dagen later naar den Haag om ?Niiniiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiii IIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIIIHIIItlllllllllHII ?miiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiinuiiiiiiiiu^tmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiui iüGÜSTffl ROBESPIERBE. Eene novelle uit het tijdvak der Terreur DOOR Dr. JAN TEN BRINK. V. EENE SOIREE EU DE DUPLAYS. Uit de eetkamer der Duplays trad men in het salon. Daar zat de familie des avonds na den maaltijd. Dit salon was een zeer ruim vertrek, dat zijn licht ontving door twee groote vensters, uitkomende op den tuin. Wijl het des Donderdagsavonds van den 27 Juli 1793 zeer warm was, stondenderamen, die tot aan den grond reikten, wijd open, en drong de zachte geur der bloeiende rozen naar binnen. De kamer was eenvoudig, maar toch deftig gestoffeerd. Op den glad gewreven parketvloer stond in het midden eene groote ronde tafel van mahonihout en bij deze eene zeer breede sofa met karmozijn fluweel overtrokken, die plaats bood voor vier per sonen. De stoelen en de fauteuils waren ook van mahonihout en met hetzelfde fluweel bekleed als de sofa. De wanden waren verdeeld in vierkante paneelen, licht chokolakleurig bruin, met medaillons in het midden, waarop een Grieksche of Romeinsche heldenkop prijkte, sneeuwwit oplichtblauwen grond. Aan een dezer wanden vertoonde zich een groot portret van Robespierre, ten voeten uit geschilderd door zijn vriend Gérard. Het portret stelde Robespierre voor met de witgepoeierde pruik van 1791, met een deftigen zwart zijden rok en een zeer fijn geplooid jabot. Op den schoorsteenmantel voor een hoogen spiegel, uit twee stukken massief kristalglas samengesteld, stond eene pendule van wit marmer in den trant van het altaar des vaderlands op het Champ de Marx. Het was de gewoonte der familie Duplay des Donderdagsavonds te acht uur alle ken nissen en vrienden te ontvangen in dit salon. Toen Robespierre te half negen binnentrad, terwijl de schemering gedurig toenam, en madame Duplay, geholpen door hare doch ter Victoire, de kaarsen op de lustres ter zijde der pendule ontstak, vond hij het salon gevuld door eene druk sprekende menigte. Zijne verschijning trok de algemeene aan dacht. Ieder haastte zich hem te begroeten. Eerst nadat de kaarsen van den kristallen kroonluahter, die in het midden der kamer van de zoldering daalde, aangestoken waren door een grijzen knecht der Duplays, den braven citoycn Jean Nicholas tevens op zichter in het atelier der schrijn werkers knechten en ongemeen bewonderaar van Robespierre kon men ontdekken, wie er aanwezig waren. Op de sofa zaten vier da mes : madame Duplay, hare dochter Victoire, Charlotte Robespierre en madame de Chalabre. Deze laatste had eenmaal den titel van barones gevoerd, maar deed haar best dit te vergeten, en aan anderen te doen ver geten. Zij was zeer vermogend, maar leefde uiterst eenvoudig, om heel haar fortuin als don patriotique aan het vaderland te kunneii offeren. Zij schreef sedert 1791 hare indruk ken over de gebeurtenissen van den dag in brieven vol toewijding aan Robespierre, en bewoog hem, die zeer zelden uitging, enkele male bij haar den maaltijd te gebruiken. Robespierre kwam het eerst haar de hand reiken, terwijl hij tusschen den wand en de sofa tot haar vooroverboog. Madame de Chalabre was getrouwd met een baron de Chalabre, die sedert 1781) naar Engeland was overgestoken, en nimmer meer van zich had doen hooren. Terwijl Robespierre een oogenblik met haar keuvelde, kwamen twee nieuwe gasten de aanwezigen begroeten. Eene zeer bekoorlijke jonge vrouw trad het eerst te voorschijn. Hot kort afgeknipte licht blonde hair krulde in vollen rijkdom om voorhoofd en wangen. Zij werd gevolgd door de beweeglijken slanke figuur van Camille Desmoulins. Beiden reikten madame Duplay het eerst de hand, toen Robespierre. De jonge hoog-blonde vrouw zag hem glimlachend aan, en sprak: »We treffen het, Maximilien! dat je van avond vrij bent!" »Voor een paar uren, ja, Lucille !'' »We zien je haast nooit meer! Horace vroeg me van middag nog, of je misschien ziek mocht zijn ?"? »Hoe gaat het met hem?" - «Uitstekend! Hij wordt heel groot en heel druk!" Robespierre had zich, terwijl hij dus met Lucille Desmoulins sprak, van de sofa ver wijderd, en bewoog zich midden onder de bezoekers, terwijl hij Camille met een hartelijken handdruk verwelkomde. De gasten een harnas te bestellen waarvoor ik mij de maat liet nemen, tegelijk met de wapenrusting voor een ruiter. Ik ging een van de paleizen des prinsen zien, genaamd Het Hoff van Honselaarsdijk, een zeer prachtig ommuurd en vierkant gebouw. De galerjj is aardig beschilderd met jachttafereelen, en aan het eene eind is een Gordiaansche knoop, met allerlei landbouwgereedschappen zoo kunstig voorgesteld dat een geoefend oog het haast niet kan onderscheiden van wer kelijke voorwerpen. De zoldering van de trap is beschilderd met een Roof van Ganymedes en andere dergelijke figuren, het werk van V. Conenberg, van wiens hand ik een voortreffelijke boerekermis kocht, die ik later afstond aan mijn broeder George van Wotton, waar het nog hangt. Bij dit paleis behoort een mooie tuin en park, keurig met lindeboomen beplant. 8 Sept. naar Rotterdam door Delftshaven en Schiedam, waar de colonel Goring zijn winterkwar tier had. De stad werd vroeger veel besproken wegens hekserij. 10 Sept. Ik nam een wagen naar Dort, om tegenwoordig te zijn bij de ontvangst van de koningin-moeder, Maria de Medicis, douairière van Frankrijk, weduwe van Hendrik den Groote, en moeder van den Franschen koning Lodewijk XIII en de koningin van Engeland, waar zij onlangs van daan is gekomen, heen en weer geslingerd door de verscheidene wisselingen van haar lot. Van. deze stad vertrok zij op Keulen, begeleid door den Hertog van Arundell en de heere van Bredered (Brederode). Bij deze samenkomst zag ik de prinses van Oranje en hare dochter, naderhand gehuwd in het huis van Brandenburg. Er was weinig opmerkelijk» in deze ontvangst overeen komende met de grootheid van hare personen, alleen een algemeene wrevel, die deze ongeluk kige vrouw overal vergezelde waar zij ging. 12 Sept. Ik vertrok naar Bois-le-duke. "Wij kwamen er den IGen, de nieuwe citadel ging goed vooruit met tallooze arbeiders en onvergelijke lijke uitvindingen om het water te trekken uit moen ssen er om been. met emmers, molens, pompen en dergelijke. Hier waren nu 10 com pagnieën en !t troepen paardenvolk. Een nieuwe vaart werd er gegraven van de poort naar het kasteel in de buurt. Hier sprong ons vaartuig lek, en wij tuimelden over elkaar door onacht zaamheid van den stuurman, die blij was dat hij aan den grond kon loopen, tot ons niet gering gevaar. Een soldaat geleidde ons naar den gouverneur waar onze namen werden opgeschreven en men ons nauwkeurig aan den lijve onderzocht. Ik kreeg permissie de plaats rond te gaan en de werken te bezichtigen en een nonnenklooster van stonden in groepen bij elkaar. Maurice Duplay zat op een leunstoel dicht bij een klavecimbel, dat aan den wand tegenover den schoorsteen geplaatst was. Hij was in druk gesprek met vier bezoekers, die hunne stoelen naast dien van den gastheer hadden geschaard. Van deze vier onderscheidde zich een door zijn helderen lach, lichtbruin krul lend hair en hoog voorhoofd de schilder David, die geen enkelen Donderdag bij de Duplays oversloeg. Naast hem op de tweede fauteuil zat ineengedoken een klein mannetje, met een bleek mager gelaat, hoogen rug en fonkelende zwarte oogen Couthon. Achter zijn stoel stonden de twee krukken, waarmee hij zich bij komen en gaan langzaam en moeilijk' bewoog. Van de twee anderen, die tot deze groep behoorden, was er een lid der Conventie, Larevellicre-Lepeaux bestemd later in het J/ircclo/rc zitting te nemen eene schrale, magere figuur; en de tweede, eeu jong mensch met lange, woeste, zwarte lokken, die hem zwierden over wangen en nek, wiens fonkelende staalblauwe oogen telkens den indruk verrieden der woorden, die in zijne nabijheid gesproken werden. Hij heette Filippo Buonaroiti, een Italiaan uit Florence, die afstamde van Miehele Angelo, en zoowel uitmuntte door zijn geniaal klavierspel als door zijne geestdrift voor de Fransche Revolutie. Hij was in druk gesprek met Duplay en David over Italiaansche kunst. Couthon, die niet veel hart had voor muziek of schilderkunst, zei met zijne hooge stem: »Als de Italianen zooveel enthoesiasme voor de vrijheid als voor de kunst bezaten " - »Ze bezitten dat enthoesiasme in hooge mate f/iloi/oi Couthon !" viel Buonarotti snel in. »De Italianen verlangen naar den dag, waarop ze het juk kunnen afwerpen. Zij zuchten onder een heirleger van kleine of groote tyrannen! Heeft men mij niet uit Toskane verbannen,omdat ik in tegenwoordig heid van den groothertog de inneming der Bastille prees? De Italianen wachten op een bevrijder .... en houden het oog gestaag naar Frankrijk gericht!" »Zoo het Opperste Wezen onze wapenen wilde doen triompheeren in Belgiëen aan den Rhijn, zouden onze soldaten wel spoedig den weg over de Apenijnen vinden !'' merkte Duplay kalm op. >De Italianen droomen van eene groote Ri-publiek - de Cisalpijnsche die zich eerlang bij de uwe zal aansluiten. U weet, cili/t/eit Duplay, dat het kleine eiland HanI'ietro, ten zuidwesten van Sardinië, mij in IIIIIIIIIIIIMIlilllflIIIIIIIIIIIMHIIIIIIIlMIIIIIHIIIIIIimilllllll de orde van St. Clara te bezoeken, die bij ver drag in het genot van hun klooster en onderhoud gebleven waren sedert den overgang van de stad 12 jaar geleden. Wij kregen een ontbijt en wer den zeer vriendelijk ontvangen. Zij hadden een nette kapel, waar het hart van den hertog van Cleve, den stichter, begraven ligt onder een ko peren plaat. Binnen het klooster is een tuin en in het midden staat een volgroeide linde, van welker stam, dicht bij de wortels, 5 rechte en lange uitloopers ontspringen, die ik nimmer zoo gelijk en hoog gezien had. De hoofdkerk (van 's Ilertogenboscli) is keuriglijk besneden in- en uitwendig, met twee orgels en een allerprachtigst front, alles van koper. 18. Ik ging naar die onneembare stad en vesting Hijsdune, waar ik de meeste beleefdheid genoot van eenen colonel Crombe, den plaatsvervangenden commandant, die niet ophield voor ik mij liet vereeren tot kapitein van de wacht en dien avond het wachtwoord gaf. Wij vertrokken naar Gorcum. Vervolgens verliet Evelyn deze gewesten en reisde naar Antwerpen. Maar op weg daarheen, alvorens het gebied van de Staten achter zich te hebben, had hij het volgende avontuur : Wij landden bij Zillo. Voor den com mandant gebracht, vroeg hij mijn pas, waarop hij zijn handteekening zette en een fooi van 2 rijksdaalders vroeg, wat mij zeer ongepast scheen voor een krijgsman van zijn rang. Ik zcide hem dat ik mijn pas al betaald had te Rotterdam, waarop hy, in groote drift de pas uit mijn hand scheurende, het papier met verachting onder de tafel gooide, en tartte mij zonder zijn verlof naar Antwerpen te gaan. Maar toen ik het geld uit haalde, gaf hij het mij even hondsch terug en liet mij nog 11 holl. schellingen betalen aan den ambtenaar die mij onderzocht, dat ik gaarne deed, met groote voorzichtigheid en gevaar mijn Spaanscken pas verbergende, want er stond gevangenis op wijl de Staten daarin rebellen genoemd werden. Behalve deze afzetterijen gaf ik den commissaris zes schellingen en ook iets aan de soldaten, en eer ik de grens geheel voorbij was, 30 stuivers aan het oorlogschip dat de rivier blokkeerde tusschen Zillo en den anderen kant, genaamd Liefkenshoek. En met deze herinneringen aan de keerzijde van Xoordnederlandsche strijdhaftigheid, kon John Eveleijn zijns weegs gaan. Xijn landgenoot. Sir Jolui Beresby, kwam in het jaar 1G57 over de Duitsche grenzen te Nij megen, den 13 October. Aan een kant staan December 1792 naar Parijs zond met de bede onder de bescherming der Fransche Republiek gesteld te worden ...." »Ik verwacht zeer veel van de Italia nen, voor de toekomst ten minste, wanneer er eenige duizenden waren met uw hart en uw moed, ritui/en Buonarotti!': De komst van een nieuwen gast brak het gesprek voor een oogenblik af. Wederom een lid der Conventie, weldra ook van het i-omitöilc Salut j/itblio, do ex-tooneelspeler Collot-d'Herbois, die vóór 1789 het Haagsche publiek in den schouwburg van het Voor hout deed huiveren door de indrukwekkende wijze, waarop hij tyrannen en schurken wist voor te stellen. Duplay stond op, om hem de hand te drukken. David maakte terstond van de gelegenheid gebruik het gesprek op de Italiaansche kunst terug te brengen, en aan Buonarotti nadere bijzonderheden te vragen over zijne afstamming uit de familie van den grooten Miehele-Angelo. Robespierre had met eenige vrienden een oogenblik gesproken, en wenkte daarop zijne Eléonore, die met hare moeder zorg droeg voor verfrisschende dranken bij de groote hitte van den avond. Hij stond dicht bij ... " J zijn eigen portret, zonder er op te letten, want door de geopende tuinramen was zijn trouwe hond Broun t naar binnen gedrongen, en moest hij nu zijn gehoorzamen vriend een klein plekje aanwijzen opdat hij de gasten niet zou hinderen. Brount hield zich altijd volkomen rustig, als hij maar in gezelschap van zijn meester of van Eléonore mocht zijn. Toen deze laatste zich bij Robespierre voegde, begonnen ze snel een fluisterend gesprek : »Eléouore! Ik heb verdriet.... Charlotte!" :;Arme Maximilien! alweer! Wat wil ze (och?'' »Ze wil, dat ik met haar en Augustin afzonderlijk ga wonen in de ruo Saint l''lo'fc.nl.ni /'' - »Maar dat doe-je toch niet?" »Ik denk er niet aan! Ze verveelt zich, ze moet aan bezigheid geholpen worden! Wil je op de eene of andere wijze hare ge-' dachten afleiden '? Haar ideaal is eene eigen huishouding ! Ik vrees, dat ze het zal willen doorzetten! Ze klaagt er over, datKlisabeth haar niet meer gezelschap houdt enfin, je kent haar!'' *>lk neem alles op nic, mon /janrrc ami ! Je moogt geen nieuwe zorg hebben! Er rus ten al zooveel zware lasten op je schouders! Je hoofd moet helder blijven, want je moet voor de toekomst der Republiek zorgen! Ik

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl