De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 2 juni pagina 1

2 juni 1895 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

P. 936 DE AMSTERDAMMER A°. 1895. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Dit Nummer bevat een Bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschynt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel by de Vijzelstraat, 542. Zondag 2 Juni Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/1 1.65 Voor Indiëpsr jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.125 Advertentien van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 I K H O V Ds VAN VERRE EK VAN NABIJ: Het Lombokfeest. Li-Hung-Chang. (Slot). ~ SOCIALE AANGE LEGENHEDEN: De achtnrenbeweging in Engeland in 1833, door Pro Socio. TOONEEL EN MUZIEK: Kroniek, door v. d. G. Muziek, door Van Milligen. INGEZONDEN. NEDERLAND IN BEELD EN SCHRIFT: Electrioiteit, door J. H. G. KUNST EN LETTEREN: Buitenlandsche Bibliographie, door A. G. C. d. T. FEUILLETON: Augustin Robes pierre door Dr. Jan ten Brink. YI. SCHAAK SPEL. VOOR DAMES, door E-e. RECLAMES. VARIA. ALLERLEI. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIEN. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimin m itiniii immuun mum t. »De terugkeer van generaal Vetter in het vaderland, in verband met de hem toege brachte ovatie, verschaft een ongezochte aan leiding, de gebeurtenissen op Lombok aan een nadere beschouwing te onderwerpen. Die hulde is niet van overdrijving vrij te pleiten' i i i ? J ?? i ?? r zooals de generaal m zijn schrijven aan ds. Rogge zelf erkend heeft. Het is de vraag of wij door het uitbundig vreugdebetooii over deze overwinning onze eigen beteekenis niet verzwakken en die van den tegenstander overschatten. Wij behooren nog altijd tot die koloniale Mogendheden, welke een uitgestrekt gebied beheerschen en millioenen inlanders als onze onderdanen beschouwen. Dat gezag in Indi zou op zeer wankelen grondslag berusten, indien dit door een weerbarstigen Radja, die over een onderdeel van een der kleinere eilanden gezag uitoefende, in gevaar kon worden gebracht. Wij zijn nog altijd een land, dat over leger en vloot beschikt met de hulpmiddelen der nieuwe wetenschap toege rust, die, blijven zij ook, in hunne onderdeelen, voor verbetering en uitbreiding vatbaar, ons tegenover den inlander een groot materieel overwicht verzekeren. Dat wij in dezen on gelijken strijd ten slotte overwinnaars moes ten blijven, is niets meer dan natuurlijk. Dan hebben onze voorouders met geringer krachten grootere dingen tot stand gebracht. Daarbij komt nog dat het onvermengd ge not der overwinning getemperd wordt door de nederlaag, die daaraan is voorafgegaan. De schimmen der verslagenen van dien bloedigen Augustusnacht werpen hare schadu wen over den gloed der behaalde zegepraal. Het valt niet te ontkennen dat wij ons in den aanvang niet correct gedragen hebben. Wij kwamen om de onderdrukte Sasakers te bevrijden en onze eerste daad was om ons met hunne dwingelanden te verbroederen. Gesteld dat men van het standpunt der Re geering de meening was toegedaan, dat machtsvertooning voldoende was om het hoofd van Lombok tot onderwerping te brengen, dan nog hadden wij anders moeten optreden en die waardigheid behooren te bewa ren, welke bij den ernst van den toestand paste. Men kan niet als vijand een land binnentrekken om zich vervolgens als vriend te willen gedra gen. Men kan als zeker vaststellen dat de catastrophe het noodzakelijk gevolg is ge weest van dien dublehinnigen toestand. In dien de bevelhebber het bivouak te Ampenan onder dekking van het vuur der oorlogsche den had opgeslagen en niet te midden der poeri's of vijandige sterkten, zou de «nationale ramp" zijn voorkomen geworden. De verdere behandeling dezer belangrijke gebeurtenis, waardoor noodeloos een aantal kostbare menschenlevens werd opgeofferd, getuigt tevens van weinig ernst. De directeur van binnenlandsch bestuur werd tot onder zoek naar het oorlogsterrein gezonden, het geen op zichzelve reeds een ongelukkige keuze moet genoemd worden. Een civiel ambtenaar kon daartoe onmogelijk de aan gewezen persoon zijn. Aan een commissie van militaire deskundigen had die taak moe ten worden toevertrouwd, die een onderzoek in loco had moeten instellen en bij haar rapport een teekening van het oorlogsterrein had moeten overleggen. Wanneer deze de handelingen van den bevelhebber had ge homologeerd of hem althans van de aan sprakelijkheid voor ieder verzuim had ont heven, was de zaak in orde. Nu blijft er over alles een sluier hangen, die niet in het belang der Regeering en der betrokken per sonen kan worden geacht. Het rapport van den genoemden ambtenaar werd, onder ge heimhouding, aan de Eerste Kamer overge legd en zal vermoedelijk ook onder diezelfde voorwaarde aan de Tweede Kamer worden medegedeeld, maar het groote publiek blijft even onkundig als tevoren. Meent men soms dat door een dergelijke geheimzinnigheid het prestige der Regeering zal verhoogd worden ? Bij zulk een belangrijke zaak, die de geheele natie ter harte gaat, heeft men het recht de waarheid te leeren kennen. Of wordt wellicht deze calamiteit nog het best door stilzwijgendheid gediend ? Overigens heeft de veldtocht tegen Lombok zich door dezelfde gebreken gekenmerkt, die onze militaire expeditiën in den regel aankleven, namelijk onvoldoende macht en onvolledige kennis. Voor de overmeestering van Mataram en Tjakra-Negara is een versterking der reeds vrij aanzienlijke legermacht met nog twee bataljons noodig geweest. Wij waren met de omstandigheid onbekend, of de oude radja van Lombok nog in leven was of niet. De politieke verwikkelingen op de Oostkust van het eiland schijnen onze aandacht te zijn ontsnapt, terwijl wij niet op de hoogte waren van den omvang en beteekenis der vijande lijke verweermiddelen en stijdkrachten. Van de beide schepen onzer oorlogsmarine, wier geschut genoeg draagkracht bezat om eenigen werkelijken steun te kunnen verleenen, was de een in reparatie, terwijl de ander, wegens gemis aan de noodige projectielen, niet geregeld aan de actie heeft kunnen deelnemen. Het belegeringsgeschut was ver ouderd en gebrekkig en onze verliezen zou den waarschijnlijk minder belangrijk zijn gaweest, indien de marine en artillerie aan den strijd een krachtiger aandeel hadden kunnen nemen. Het schijnt bovendien dat ook op de militaire administratie en intendance gegronde aanmerkingen konden ge maakt worden. Men zal ons moeten toegeven dat onder bepaalde omstandigheden, deze tekortkomingen voor ons noodlottig hadden kunnen worden. Het verdere beloop der handeling kan evenmin op onze sympatie aanspraak maken. Nu de souvereiniteit van Lombok niet meer bestaat, moet ook de toestand van den vasalstaat Karang Assem geregeld worden. Wij hebben reeds in een vorige beschouwing daarop gewezen welk een groote politieke fout de inlijving van dit Staatje, waarmede wij bij de tweede Balineesche expeditie in oorlog waren, bij Lombok geweest is. De verwikkelingen van lateren tijd moeten voor een deel als een uitvloeisel van dezen ver keerden maatregel beschouwd worden. Na zijn dubbelzinnige houding is Djilantik voor ons een onmogelijk man geworden. Indien men terstond, onder den indruk der be haalde overwinning, een paar oorlogsschepen met de noodige troepen naar Karang-Assem gezonden had, zou men met weinig inspan ning een bevredigend resultaat hebben kun nen verkrijgen. Ons talmen zal bij den inlander den indruk van zwakheid verwek ken, terwijl wij inmiddels den vijand den iioodigen tijd gunnen zich tot een krachtige ' tegenweer voor te bereiden. Het oogenblik is thans gekomen om geheel Bali onder ons rechtstreeksch beheer te brengen. Zoowel de ontsteltenis, bij de tijding deinederlaag als de overdreven vreugde na de overwinning schijnen ons geheel misplaatst en van weinig zelfvertrouwen blijk te geven. Het is of wij aan. tien rand van een afgrond hebben gestaan en aan een groot gevaar zijn ontkomen. Er zijn ernstiger verschijn selen aan den politieken horizon waar te nemen, die in staat zijn onze bezorgdheid te wekken. De snelle machtsontwikkeling van Japan is een belangrijke factor in het Oosten geworden, waarmede bij onze kolo niale politiek zal moeten gerekend worden. Wanneer de federatie der Australische Sta ten, die, door de Engelsche Rcgeering be gunstigd, ditmaal kans van slagen heeft en weldra een werkelijkheid zal geworden zijn, zullen er ons van die zijde gevaren dreigen, wier beteekenis thans nog door weinigen vermoed wordt. Dan zal er van ons een krachtinspanning worden gevorderd, waarbij Lombok zal blijken kinderwerk te zijn ge weest. De strijd om het bezit of het behoud van wingewesten lost zich ten slotte op in het recht van den sterkste. Wie met het zwaard regeert, zal door het zwaard vergaan. Naarmate het Europeesche prestige verdwijnt, moet dit door materieel overwicht vervangen worden. Alles wat tot aanvulling en verbe tering onzer Indische strijdkrachten en weermiddelen kan geschieden, mag niet worden versmaad. Dan zullen de harde lessen, die wij hebben ontvangen, ons ten goede zijn gekomen en werkelijk vruchten hebben ge dragen." * * * Wij openen met dit artikel, voorkomende in de Arnh. Ct., dit Weekblad-nummer, om dat wij ons er van overtuigd houden, dat het de meening uitdrukt van honderd-dui zenden in den lande. Twee zaken kunnen, nu men al te licht vaardig van den terugkeer van generaal Vetter de aanleiding tot een feestviering maakt, niet verduisterd worden. Ten eerste, dat het der tweede koloniale Mogendheid aller minst past, nu zij, na twintig jaren van strijd, Atjeh nog niet overwonnen heeft, een open baar feest te houden, omdat het haar wel ge lukt is, een eilandje niet grooter dan Gelder land of Brabant, bewoond door een bevolking, die onderling verdeeld was, na zeer bloedigen strijd te onderwerpen. Ten tweede, dat die eindelijke onderwerping, welke, zoo Neder land nog iets beteekende, van zelf sprak, voorafgegaan is door een voorbeeldeloos ver lies van menschenlevens, een verlies dat zoovelen diep ongelukkig heeft gemaakt. Wij gunnen den armen militair, die in Indiëzijn leven waagt voor Nederlands eer of voordeel, en vooral den verminkten mili tair, gelijk den nagelaten betrekkingen der gesneuvelden, allen mogelijken bijstand. Voor hen kan men niet licht te veel doen. Wij denken er niet aan een schaduw te werpen op de dapperheid der NederlandschIndische soldaten, die geen mindere militaire deugden hebben ten toon gespreid, dan Franschen, Duitschers, Engelschen, Span jaarden ooit aan den dag legden; geen min dere zelfs dan waardoor de Japanners op dit oogenblik de bewondering oogsten van de oude en de nieuwe wereld. Maar elke verdienste erkennende, betreuren wij het, dat een deel van het Nederlandsche volk nu reeds bereid is, ter wille eener over winning op een zwakken, op een onbeschaafden vijand, de noodelooze opoffering van zoo vele zonen des lands te vergeten, o-ec? 'o ringschattende zoowel de waarheid als de waardigheid die het meest moesten gelden. Een Lombokfeest, dat tevens een Vetterfeest moet zijn, is een miskenning van onze eer als Koloniale en, in deze hoedanigheid, ook als krijgvoerende Mogendheid. Men had geduld behooren te oefenen, tot een Aljehfeest aan de orde had kunnen worden gesteld. Li-Hung-Chang. n. De zeer belangrijke rol, die in China door de keizerin-moeder wordt vervuld, staat in nauw verband met den hoogeu eerbied, dien men daar te lande aan zijne ouders betoont, en die, zich ook tot vorige geslachten uit strekkend, den zoogenoemden ceredienst der voorouders uitmaakt. Wanneer een Chinees zijn vader of moeder verliest, doet hij afstand van ambt en waardigheid en wijdt in zak en assche een langdurigen rouwtijd aan het ouderlijk graf. De heer Russell Young ontmoette LiHung-Chang eenigen tijd na het overlijden van diens meer dan negentigjarige moeder. Dadelijk na haar dood had haar zoon zich uit zijn ambt teruggetrokken en zich met zijn broeder, den onderkoning van WoeChang, naar de plaats begeven, waar zijne moeder was overleden. Het was echter te voorzien, dat de langdurige afwezigheid van een zoo invloedrijk staatsman als Li groote stoornis zou brengen in den gang van zaken en daarom nam de keizer het ongehoorde besluit, den rouwtijd van Li-Hung-Chang tot drie maanden te beperken, en hem te beve len, naar Tien-Tsin terug te keeren. Zulk een bevel, van den geheiligden persoon des keizers komende, moet worden gehoorzaamd. »Ik was te Tché-Foe toen het bevel werd uitgevaardigd" ? schrijft de heer Russell Young »en zag het jacht van den onderkoning de haven binnen komen. Ik liet mij bij hem aandienen, en zeide, dat ik hem aan boord mijne opwachting wenschte te maken, indien dit in dezen tijd van rouw niet als eene vrijpostigheid werd beschouwd. Een stafofficier bracht mij eene hartelijke uitnoodiging over, met de medcdeeling, dat het den onderkoning hoogst aangenaam zou zijn mij te ontvangen. Afgaande op de wijze, waarop dergelijke ceremoniën bij ons te lande worden verricht, had ik mij voorgesteld, dat het nederzitten in zak en assche en de vrij willige lichamelijke ontberingen niet in let terlijken zin moesten worden opgenomen. Maar toen ik den onderkoning zag, bemerkte ik de teekenen van den rouw. Li zag er uit als een half verhongerde bedelaar, hij droeg kleederen van grove stof; zijn baard en zijn hoofdhaar waren ongeschoren en zijn staart hing neer uit eene verwarde haarmassa. Donkere lijnen van smart doorkruis ten zijn gelaat en zijne handen waren morsig alsof hij werkelijk in de asch had gelegen. En toch was hij een edelman, die altijd zorg vuldig lette op een net en welverzorgd uiter lijk en keurige, kostbare kleederen. Men zag duidelijk dat hij, de eerste man' van het koninkrijk, evengoed als de geringste onder daan, letterlijk in het stof had gelegen, in ontbering en boetedoening de nagedachtenis van zijn moeder eerend, zooals zijn geloof hem voorschreef. Een paar dagen later, toen ik hem te Tien-Tsin weder ontmoette, was het bedelaars uiterlijk verdwenen en was hij weder de nette, prachtig gekleedeedelman." Als een echt conservatief Chinees, die er niet aan denken zal in eenig opzicht van de voorvaderlijke gewoonten af te wijken, kon Li-Hung-Chang zijne ergernis over de mo derniseering van Japan niet verkroppen. >Waarom willen de Japanners Europeanen worden?" vroeg hij. »Schamen zij zich over hun voorouders, over de poëzie, de kunst, het geloof, de geschiedenis, de legenden van een eeuwenoud verleden ? Hoe zou ik er wel uit zien, als ik Fransche kleeren aantrok?" De ontzaglijke vorderingen, door de Japan ners in de WTestersche beschaving gemaakt, gaven den Chineeschen staatsman menigmaal aanleiding tot minachtenden spot; hij was van oordeel, dat deze verrassende ommekeer een bewijs was voor de zwakheid en onzelf standigheid van het Japansch volkskarakter. Dat Japan zijne strijdkrachten vroeger of later tegen China zou gebruiken was hem duidelijk genoeg, maar hij achtte zulk een strijd eene dwaasheid, van de zijde van Japan. »Waarom zou Japan tegens ons oor log voeren ? Wij hebben geen booze plannen tegen Japan ; de weinige eilanden, waaruit dat koninkrijk bestaat, zouden van geen nut zijn voor een van de grootste rijken der wereld. Het bestuur van ons eigen gebied gaat reeds bijna de menschelijke krachten te boven. Wij zijn geen volk, dat aan inval len in andere landen denkt; waarom geeft Japan zich dan zooveel moeite voor zijn leger en zijn vloot? Het kan slechts n duel hebben : ons aan te vallen ? En als dat gebeurt, zal China Japan verdelgen van het aangezicht der aarde.'' Zoo redeneerde Li »/;/ liix cnlianl luoinatts," naar de heer Russell Young mededeelt. Maar deze snoeverij heeft hem niet belet, jaren. lang met Japan de meest vriendschappelijke betrekkingen te onderhouden. Die vrede lievende politiek vond haar belooning tijdens den oorlog tusschen China en Frankrijk. Had Japan zich toen in den strijd gemengd en zijne havens als operatiebasig voor de Franschen beschikbaar gesteld, dan zou de uitkomst voor het Hemelsohe Rijk hoogst noodlottig zijn geweest. Li wist dit zeer

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl