De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 2 juni pagina 4

2 juni 1895 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na. 936 lenden kunnen terngzien op een muziekfeest, dat zoowel door hetgeen er gepresteerd werd, als door den hartel^ken toon, die er heerschte, on der de buitengewoon geslaagde mag genoemd worden. Moge de Ned. Toonkunstenaars-rereeniging in het volgende twintigtal jaren met evenveel vol doening op haar streven terug kunnen zien, als nu het geval was. VAN MILLIGEN. Snowa" van Van Milligen. Mag dan al de heer Van Milligen zelf niet de loftrompet steken over zijn Snowa, anderen hebben het reeds luidruchtig gedaan, en het zou van ons onbegrijpelijk zijn, zoo wij niet althans n van hen hier voor een oogenblik aan het ?woord lieten. «Ernst Eerlgk" schrijft bijvoorbeeld in de N. Arnh. Ct. «Als slotnummer van deze belangwekkende matinee, zoo vol afwisseling-, werd last not least Van Milligen's Snowa (soli, koor en orkest) ten gehoore gebracht. Dit is een werkje geheel op 't standpunt van den nieuweren tijd, uitmuntend door groote oorspronkelijkheid, juiste declamatie, en ryke orkestratie, 't Is, in n woord, een stukje hooge kunst, dat genoemde componist ons hierin te genieten heeft." En elders varianten op dit thema. iiiiiiiiilllililHiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiMiiiiiiiiiHiimil IIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII11II1IIIIIII Aan de Bedactie van het Weekblad De Amsterdammer. Vergun ons in uw blad uiting te geven aan de verontwaardiging, bij ons gewekt door het artikel van den heer F. van der Goes over Jan C. de Vos in het nummer van 19 Mei jl. Daargelaten de onkieschheid en onridderlijk heid, waarvan deze aanval op De Vos in zijn tegenwoordige omstandigheden getuigt, is de kwalificatie van De Vos als tooneelspeler en regisseur o. i. van dien aard, dat wij behoefte gevoelen daartegen met kracht te protesteeren. MR. G. S. BKANTS.MA. JEAX Sao W.NE (Jean VaJjean). MARCELLUS EMASÏS. DR. J. DE Jox<i. GEBAK u KELLEB. J. DE MEESTEE. W. G. VAX Noi'HUYS. WlLLEM RoYAABDS. M. A. Sll'MAN. Dit protest is ten gevolge van toevallige om Miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiumiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiititiiifiniliiiti gegrepen worden, ga dan naar de groote opéra, en luister naar: L'offrande d la libert door de citoyens Gardel en Gossec de Marseillaise als drama, ??'t is verrukkelijk!" »Ik heb er van gehoord! Wanneer geven ze het?" »Alle avonden!" Er klonk weer muziek. Victoire Duplay, die eene zeer lieve stem had, zong onder begeleiding van Buonarotti een lied uit Alonx-o en Cora van Méhul. Bij het geopende tuinraam vertoonden zich Elisabeth Duplay en Lucile Desmoulins. Zij hadden in den tuin gewandeld, en kwamen even luisteren. Het was daar aangenaam koel, en genoeg ver licht door de openstaande salondeuren. Het breede pad rondom het bed met bloeiende rozen bood eene aangename wandeling, daar het binnen in het salon met de talrijke gasten en de brandende lichten drukkend warm ?was. Beide vriendinnen gingen gearmd en fluisterend langs de bloemen. »Ik kan zoo volkomen in je vreugd deelen, ma chère Elisabeth!" zei Lucile met innige aandoening. »Ik heb zooveel ge leden, voor dat ik met Camille mocht trouwen. Ik zag hem het eerst in den tuin van het Luxembourg. Ik wandelde daar vaak met mijne goede mama. Camille sprak met mij af op welken dag en welk uur ik terug zou komen. Mama ging altijd mee, maar zij was ingenomen met Camille, begreep duidelijk, dat we elkaar zeer innig liefhadden en stond eindelijk aan Camille toe, dat hij bij ons aan huis komen en met papa over zijne huwelijksplannen zou mogen spreken. Maar, helaas! papa wilde er niets van weten, want Camille was arm en journalist, en papa met zijne hooge betrekking bij de algemeene con trole der financiën en zijn fortuin zag laag neer op journalisten. Camille was algemeen bekend geworden op den beroemden Bastilledag, maar ook dat beviel papa maar half. De tranen mijner goede moeder, mijn bleek, vervallen gezicht, wisten eindelijk mijn vader na drie jaren strijd te bewegen zijne toestemming te geven nu juist twee-en-een-half jaar ge leden. "Wij trouwden in December op een zeer kouden dag de nobele Maximilien Robes pierre en zijn vriend Péthion waren onze getuigen." Lucile sprak fluisterend met eene trilling in hare stem, waarin weemoed en geluk te zaam vloeiden. Elisabeth bleef even stilstaan, en omhelsde Lucile. In het gevoel van haar eigen geluk stroomde haar hart over van medegevoel voor hare bekoorlijke vriendin. standigheden te laat in onze handen gekomen, om het nog in het vorig Nr. te kunnen opnemen. RED. Dit »met kracht" geuit «protest" is, dunkt ons, «zonder kracht". De heer v. d. Goes heeft in zijn kroniek een artikel over het mislukken der pogingen van den heer de Vos geschreven, niet om den heer de Vos te grieven, dat allerminst! maar om het geval te verklaren en na te gaan welke les er uit te putten is. H\j schreef: »Het is al erg genoeg wanneer iemand u komt zeggen: »Ik sta op straat." Waarom het nog erger gemaakt door het hondsche bescheid: het is uw eigen schuld ? En toch is dit meer of min het antwoord dat in het openbaar in dit geval gegeven moet worden. Want de oorzaak van het mislukken van de onderneming dezer heeren, ligt bij de heeren zelf. Ik bedoel niet in de eerste plaats het flnantieele mislukken. Ik meen niet, dat de troep van De Vos zoo bijzonder slecht was, dat hij zijn brood daarom niet verdienen kon. Niet dit gezelschap behoorde nu juist het loodje te leggen. Het kon, wat dat betreft, best meedoen. Neen, ik heb op het oog de ontmoediging waar van de heer de Vos spreekt in zijn publiek ge maakt schreven. En wat men in het algemeen uit dit geringe succes, toegelicht door de mededeelingen van den hoofdpersoon, over den toestand van ons tooneel kan leeren." Daarna stelt de heer v. d. Goes in het licht hoe men door een ^ensemble" te geven niet het gemis van groote of buitengewone talenten kan vergoeden. Een zakelijk betoog, dat wij althans met volkomen instemming hebben gelezen. Wat plaatsen deze 9 heeren nu daartegenover ? Een krachtig protest ? In welk opzicht krachtig ? Krachtig alleen door het woordje krachtig. Geen zweem van iets, dat gelijkt op een argument. In ditzelfde No. nemen wij den brief op van een dame, een leek, die den heer de Vos lof geeft voor zijn keus van stukken en de voordeelen van een «ensemble" schat uf overschat, wat werd men niet wee indertijd van dat heerlijk ensemble der Meiningers! ??in elk geval dat ingezonden stuk, hetwelk een gemotiveerd oordeel bevat, schijnt ons talloos vele malen krachtiger dan het krachtig protest van de heeren Brantsma c. s. Welke kracht kan er in een quaestie van kunstkritiek uitgaan van negen namen, waar onder er niet een enkele voorkomt, welke een persoon aanwijst, die over liet tooneel iets heeft geschreven, wat op n lijn gesteld kan worden met de studiën door v. d. Goes daarover sedert tal van jaren gepubliceerd ? Wanneer wij vernemen, dat v. d. Goes iets over het tooneel heeft gezegd, en men ver zekert ons tegelijkertijd dat n Brantsma, of dat negen Brantsma s of negen honderd Brantsma's, laten het er zelf negen duizend zijn, van hem in meening verschillen, zal het dan bij iemand, eenigszins tehuis in de tooneelcritiek, opkomen te denken: nu de zaken zoo staan heeft v. d. Goes het zeker mis ! Over dergelijke onderwerpen stemt men niet, HIIIIIMIH1HI1MMIII Illllllllllllllllllinillllllllllllllllllllllllllllllllllll Lucile wendde het hoofd om, en vroeg: »Wat een luid gerucht klinkt er daar buiten!" »Dat is in de rite Saint-IIonon' het zijn de schreeuwers met de kranten!" »0, dan is het niets! Vertel me nu liever eens, hoe je Le Bas hebt leeren ken nen!"?zei Lucile, terwijl zij met langzame schreden de wandeling rondom het rozenbed hernamen. »Het is heel eenvoudig! In December van verleden jaar zag ik Philippe het eerst. Charlotte Robespierre had mij gevraagd om met haar mee te gaan naar eene zitting der Conventie, omdat Maximilien zou spreken. Wij zaten heel kalm in eene afzonderlijke tribune, waar Philippe, groot vriend en be wonderaar van Maximilien, Charlotte kwam aanspreken. Ook tot mij richtte hij van tijd tot tijd het woord en toen reeds onmid dellijk wist ik, dat hij mij liefhad, dat ik hem met heel mijn hart zou aanhangen. Ik zag hem van tijd tot tijd weer in de Conventie of 's avonds bij de Jakobijnen, als Maximilien sprak, maar plotseling bleef hij weg en hoorde ik, dat hij ernstig ziek was. Ik mocht niemand mijn leed klagen, en begon er heel slecht uit te zien. Maximilien zag het, en moedigde mij aan hem om raad te vragen ik durfde niet! Ik werd ziek van angst voor Philippe niemand mocht het weten. In April van dit jaar deed mijne goede moeder mij uit logeeren gaan bij mevrouw Panis te Chfiville. Ik zou door de woudlucht van Saint-Cloud wel weer beter worden. Maar het hielp in het geheel niet.... Ik dwong om naar Parijs terug te komen . ..." »Het zou mij ook zoo gegaan zijn!" fluisterde Lucile.?Arm, gevoelig hart!" »Te Parijs hoorde ik, dat hij hersteld was, en ontmoette ik hem in het begin van Juni, toen ik met Victoire wandelde in den tuin der Jakobijnen. Wij hadden plaatsen besproken voor de avondzitting, want Maxi milien zou optreden. Philippe zag zeer bleek, maar uit zijne oogeii schitterde groote blijd schap. Mijn hart, klopte met onstuimig ge weld. Wij wandelden langen tijd, en spraken over mijne ouders, over Maximilien einde lijk vroeg hij mij met bevende stem, of ik er toe kon besluiten zijne vrouw te worden ? Ik kon geen woord uitbrengen, Lucile! Met tranen in de oogen knikte ik hem eenvoudig toe en hij wist, dat ik hem lief had. Op dat oogenblik kwam mama ons waarschuwen, dat Maximilien dien avond niet zou spreken. Wij besloten toen eene wandeling te doen in den tuin der Tuilerieën. Philippe vroeg of maar redeneert men, en men weegt de kracht van een protest af naar de argumenten, niet naar het vermeend gewicht van namen of naar hun getal. Dit krachtig protest doet ons dan ook denken aan zekere personen op vergaderingen, die hartstochtelijk tegen eenig voorstel gekant, bij de stemming, met zulk een verpletterenden nadruk tegen roepen, dat iedereen... er om lacht. Er om lacht. Wezenlijk deze negen muzenzonen, van Emants tot Sipman en van van Nouhuys tot Royaards, maken zich belachelijk, door als letterkundigen, tooneelschrijvers of tooneelspecialiteiten op deze wijs den heer de Vos te willen verdedigen tegen de o. i. juiste kritiek van den heer v. d. Goes. Alsnog staat de gelegenheid voor hen open in het Weekblad, na hun protest, zij 't dan ook in averechtsche volgorde hun redeneeringen te stellen tegenover die van den kroniekschrijver; maar daarbij zullen zij zich niet kunnen ont trekken aan den eisch, den lezers duidelijk te maken, hoe het mogelijk is dat eengroot tooneel speler, »op straat staat". Van een groot dichter, een groot wijsgeer, een groot geleerde kunnen wij ons dat opperbest voorstellen maar van een groot acteur in Nederland begrijpen wij zoo iets niet. Wanneer morgen Haspels, Louis Bouw meester of mevr. Brondgeest op straat worden gezet zijn ze overmorgen weer onder dak. Te recht schreef o. i. de heer v. d. Goes : »De heer De Vos had aan de kunst nimmer een grooten, maar evenwel een dienst kunnen bewyzen, waarvoor de kunst hem beloond zou hebben. Een bescheiden reputatie in een be scheiden plaats aan een groot gezelschap, waar inderdaad ensemble kon wezen, als er niet te veel gehaakt werd naar de rol van directeur, kon de heer De Vos zich hebben verworven. Hij heeft allerminst recht zich te beklagen wegens kunstversnippering. Waren er, toen hij begon, geen gezelschappen genoeg ? Of zou, wat hij ging doen nu alles overtreffen wegens het ensemble ? Zulke vergissingen wreken zichzelf en brengen soms veel leed over de schuldigen, terwijl ze hunne medeplichtigen vrijlaten." Een bescheiden reputatie in een bescheiden plaats aan een groot gezelschap kon de heer de Vos zich hebben verworven. Hierin ligt voor een goed deel de verklaring van hetgeen de heer de Vos heeft ervaren. En deze overtuiging, die ook de onze is, heeft ons niet doen aarzelen de beschouwingen van den heer v. d. Goes een plaats te geven, allerminst beducht, dat zij negen mannen naar de pen zouden doen grijpen, om te protesteeren met hun .. . naam. Een slecht voor beeld, en een gevaarlijk pogen voor henzelven. Hoe licht zou het toch kunnen gebeuren, dat Jan C. de Vos, zich te goed achtte, om vrede te kunnen hebben met zulk een zinledige daad, en een protest indiende tegen dit ongevraagd krachtig protest! D. K. Den heer F. van der Goes. Uw kroniek naar aanleiding van den brief van Jan de Vos heeft me bepaald verdriet gedaan. llimill lliiiiiiiiiilllllili minimi hij mee mocht en wandelde met Mama vooruit. Nadat ze vrij lang saam gesproken hadden, vroeg hij mama om hare toestem ming. Zij stelde dit tot den volgenden dag uit, daar ze eerst met papa moest raadple gen. Thuis overlegden ze saam een heelen tijd. Toen werd Maximilien in den familieraad geroepen. »Mon am/!'J?zei papa. De eitoyen Le Bas vraagt om de hand van onze Elisabeth, nótre tourdie!" »Heelgoed!" antwoordde Maximilien. »Elisabeth zal volkomen gelukkig worden ik ken geen beter man dan Le Bas!" Zoo werd ik ver loofd. O, Lucile! je weet niet, hoe gelukkig ik was, toen Philippe mij den volgenden dag voor het eerst met innige liefde omhelsde!" »Toch wel, ma chérie ! ik weet het. Ik heb Camille even vurig lief, als jij Le Bas !'' »Je begrijpt, hoe teleurgesteld ik was voor een week of drie, toen Phillippe plot seling door het Comiténaar V armee du Nord werd gezonden met zijn collega Duquesnoy. Ik schreide mij de oogen rood, want ons hu welijk was bepaald in het begin van Juli. Ik verweet Maximilien, dat hij mij zooveel verdriet aandeed, maar hij troostte mij, en verzekerde mij, dat Le Bas in het Noorden hoog noodig was. Het vaderland moest boven alles gaan! Het vaderland was in gevaar. Het was voor Le Bas eene groote eer zulk eene zending te mogen vervullen, bovendien zou hij spoedig weer te Parijs zijn. En vandaag kreeg ik den brief, waarvan ik je sprak hij komt over veertien dagen!" De twee vriendinnen stonden stil, en zagen beiden met plotselingen schrik naar de lucht, die op eens scheen verlicht te worden door een ongewonen gloed. En steeds luider klonk het gerucht van stemmen on schreden in de »Lucile! Lucile!" riep Elisabeth ontsteld. »Er is misschien brand bij onze buren!" Met een nauwelijks onderdrukten kreet van angst vloog Lucile naar bet salon. »13rand in de rue Sanit-Jfonorc.'" klonk het als een noodkreet te midden der gasten. Al de aanwezigen vlogen op. Door den tuin, over de binnenplaats, snelde Maurice Duplay, allen vooraan, naar de gesloten deu ren der koetspoort, die na' tien uren des avonds gesloten werden. Door eene kleine deur trad hij met zijne vrienden naar buiten, en ried de vrouwen eerst nog binnen te blij ven. Een roode vuurgloed stond aan de lucht. Midden iu de rue .^a/itl-l''lorcnlin brandde i een groot huis in lichterlaaie. De straat was ; afgezet door de nationale garde van la scrAlleen door het ontbreken van de betere artisten zou het Tivoü-gezelschap verschillen van de grootere troepen V Ik ben een leek op tooneelgebied, maar mij heeft het dikwijls getroffen, dat De Vos het groote talent heeft, te weten, welke stukken zijn artisten goed kunnen spelen «Droeve Min", «Goudvischje", »Lotos" die stukken zijn mij bijgebleven, juist door hetgeen u eenigszins bespot, n.l. door het ensemble. Royaards, De Vos en Aleida Roelofsen waren zoo volkomen op hun plaats in die stukken, dat het een genot was, hen te zien en te hooren. Niemand van de medespelers werkte storend. In Haarlem op de Groote Markt gaat het oog te gast, maar een leeüjke sociëteit, die men zien moet, bederft den indruk. Iets dergelijks onder vindt men heel dikwijls bij voorstellingen van het Ned. Tooneel. De slechte acteurs komen daar zoo brutaal uit. 't Lijkt me geen kleine verdienste van De Vos, dat hij bijna altijd gezorgd heeft, de minder goede spelers niet te veel op den voorgrond te laten komen. U zult waarschijnlijk zeggen: >Waar niemand uitsteekt, steekt ook niemand af." Doch het spel van de hoofdpersonen was meestal voortreffelijk en toch hinderden de an deren niet. Dit onderscheid met de grootere gezelschappen schijnt uw aandacht te zijn ontsnapt. En onbegrijpelijk is het mij, dat u geen enkel waardeerend woord hebt voor de keuze der stuk ken van het Tivoli-gezelschap. Menig goed Nederlandsen stuk en degelijke werken uit den vreemde zijn door De Vos opgevoerd. Daarin onderscheidt hij zich al weder gunstig van de grootere gezelschappen. Ik denk, dat het velen met mij leed doet, het Tivoli-gezelschap te zien verdwijnen. Z. Aan den heer v. d. G., schrijver van de Kroniek over het tooneel. Geachte Heer, Vergun me u uit een dwaling to helpen. De Algemeene Vergadering van het Naderlandsch Tooneelverbond heeft te Groningen dr. Vinkesteyn niet benoemd tot Voorzitter maar alleen tot lid van het Hoofdbestuur. Eerst in October a.s. kiezen wij, hoofdbe stuurders, uit ons midden den algemeenen Voorzitter. Laat mij hieraan nog toevoegen dat wij het reeds lang eens zijn, wie prof. Van Hamel als president zal opvolgen, en, tot geruststelling van u en de belangstellende lezers uwer Kroniek wil ik thans een indiscretie begaan, dat zal niet zijn dr. Vinkesteyn. Met achting, Uw Dw. M. B. MK.NDKS DA COSTA, Lid v. h. Hoofdbestuur v. Ji. Ned. Tooneel ;erbond. miiiiiiiiiiiiiiiii t/on de,x Piqiies. Er heersche volkomen wind stilte. Duplay zag oogenblikkelijk, dat er geen onmiddellijk gevaar dreigde. De brand zou moeilijk naar de rue Saint-IIonorékun nen overslaan. Eene dichte menigte nieuws gierigen schoolde saam voor zijn huis. Het was ondoenlijk door de schreeuwende massa heen te boren. Eenige nationale garden ver zekerden hem, dat de spuiten en de pompiers al aan het werk waren. Men had de slangen gelegd door de rue Suiiit-Florenthi, over het Plein der Revolutie vroeger Place de Loitix A"F , en ze over de kade der Tuilerieën in de Seine gebracht. Duplay kwam met al zijne gasten terug. Er was voor niemand eenig gevaar. De vrou wen stonden angstig naar den gloed in de lucht te staren, die weldra het dak en de tweede verdieping van het achterhuis bloed rood kleurde. Het gerucht van luid schreeu wende stemmen nam voortdurend toe. De voor weinige oogenblikken nog zoo opgewekt sprekende vrienden schenen uit bange zorg te zwijgen. Binnen korten tijd zou de brand gebluscht zijn ieder wist het. Duplay verzekerde het herhaaldelijk aan vrouw, doch ters en gasten. Er was evenwel eene soort van paniek ontstaan, die vooral Lucile Des moulins sterk had aangegrepen. Zij had den arm van Camille omklemd, en verborg haar hoofd aan zijne schouders. Plotseling klonk een luid snikken. Char lotte Robespierre had zich geworpen in de armen van Augustin, de oogen wijd openge sperd, het kleine gezicht vertrokken van angst. » Augustin! Augustin!"?gilde zij. »Help me! Ik kan het niet langer aanzien! Het heele huis wordt bespat met bloed.... Van het dak af sijpelt het bloed. . .. Het stroomt langs de muren .... Het komt naar me toe.... Het wordt een rivier we zul len allen vergaan. ..." En luid snikkend verborg zij haar hoofd aan de borst van haar jongsten broeder. Allen zwegen. Het scheen, dat niemand de stilte durfde afbreken. Niets klonk dan het lawaai der stemmen buiten en het on stuimig weenen van Charlotte. Eléonore snelde toe om haar te troosten, maar Ro bespierre trad vastberaden naar zijne zuster, en sprak luid te midden der stilte: »Charlotte ! Ik verbied je te schreien ! /ie naar het huis! De gloed neemt af! De kleur is zachter is nu rozenrood! Dat is eene prophetie ! Het is eene aurora voor het arme vaderland ! Het is het morgenrood onzer aanstaande overwinningen!" (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl