De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 2 juni pagina 5

2 juni 1895 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 936 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. in Beeld en (EL.ECTRICITEIT.) Ned. Bell-Tel.-Maatschappij. Multatuli zegt ergens in zijn »Ideeën", dat de tijd eenmaal zal aanbreken, waarin de mensch geleerd zal hebben zomerwarmte in te leggen voor winterverbruik, vrij wel gelijk aan de wijze waarop onze huismoeders snijboonen en zuurkool »inmaken." De profetie van Multatuli is tot nog toe niet bewaarheid, maar wel heeft's men schen geest, sinds hij deze woorden schreef, won deren in het leven geroepen, welke alleen hun ontstaan te danken hebben aan de meer nauwkeurige kennis der natuurkrachten om ons heen en de schitterende uitbreiding der technische wetenschap. Toch is er n natuurkracht, wier ver schijnselen de wetenschap zoo nauwkeurig mogelijk heeft waargenomen, welker wetten zij heeft bestudeerd, in woord en cijfers ge bracht, die zij waarneemt van het oogenblik dat zij ontstaat en weer verdwijnt, wier snel heid zij kent, maar die zij zien, grijpen kan noch vatten: de electriciteit. Als een onzichtbaar wezen is de toovergodin Electra in de tweede helft onzer eeuw over de aarde gegaan en heeft daarover uitgestort een onschatbare zegen, waar zij haar dradennet schier over geheel den aardbol slaat, volk aan volk, werelddeel aan werelddeel bindt, ginds bronnen van licht schept die Helios naijverig zouden maken, of een beweegkracht in het leven roept die het logge stoomgevaarte ernstige concurrentie aandoet, om eindelijk, bij nog tal van andere wonderen, het grootste wonder te voegen : het overbren gen van de menschelijke stem langs een metalen draad. Toen de telegraaf' het eerst in Indiëwerd ingevoerd, noemde de Maleijers h aar Bitjara Angin, stemme des winds, welke zij meenden te hooren in het bekende suizen der telegraafpalen, en wij kunnen het ons voorstellen, hoe zij thans meer dan ooit er toe zouden kunnen komen om te ver moeden, dat de wind de menschelijke stem langs de draden voortdraagt. Door het dagelijksch gebruik van de telephoon is haar inrichting bij velen bekend, of liever velen weten hoe zij er uitziet. In verband met de Maatschappij, waarvan wij het een en ander willen mededeelen, zullen wij ons bepalen bij de telbphoom van Graham Bell. Het is opmerkelijk hoe volmaakt dit kleine instrument van 1876 uit de handen van den uitvinder is gekomen; al heeft Siemens, om het geluid sterker en duidelijker te doen worden, daarin veranderingen gebracht, al heeft de uitvinding van Hughes, de microphoon, haar als overbrenger van de mensche lijke stem doen vervangen, de inrichting van het werktuig, dat men thans nog aan het oor houdt, is dezelfde, als toen het eerste uit de hand van Bell in het leven werd geroepen. De magneto-telephoon van Bell, bestaat uit een staafmagneet, die aan een zijner polen een ijzeren kern draagt, waarop een klos geschoven is van zeer fijn met zijde geisoleerd koperdraad; de uiteinden van dezen draad loopen naar een volkomen gelijken draadklos in een tweede telephoon, welke op meer of minder grooten afstand geplaatst is. Tegenover de kern van den draadklos is een zeer dun metalen plaatje geplaatst, dat aan den rand in een koker is vastgeklemd, maar waarvan het middelste gedeelte kan j trillen, zich op en neer kan bewegen. Brengt men nu dit plaatje voor den mond en spreekt men in die telephoon, dan wordt deze plaat in even veel trillingen gebracht als de klanken van de menschelijke stem bezitten. Bij elk stootje, dat een trilling van de stem daartegen geeft, nadert het plaatje meer den magneet en springt dan weer terug. Daardoor wordt het magnetisme van de staaf versterkt en verzwakt. Nu is het een bekend feit, dat het magnetisme van een staafmagneet, waarom draad gewonden is, verzwakt of versterkt wordt, wanneer daarvoor een week ijzeren voorwerp op en neer wordt bewogen, en dat, wanneer de uiteinden van dien draad aan elkander zijn verbonden, daarin alsdan min of meer sterke of zwakke stroomen ontstaan. Nadert nu het trilplaatje den magneet, dan ontstaat een stroom in den draad, die ook de om windingen van den magneet van de andere telephoon doorloopt. Hierdoor wordt het magnetisme van deze sterker, het plaatje dat zich voor de kern bevindt, zal meer worden aangetrokken en dit zal geschieden bij elke trilling van de menschelijke stem, welke in den overbrenger wordt geuit. Het gevolg zal zijn dat de twee trilplaatjes volkomen gelijk op en neer zullen gaan, zoodat alles wat hoogte en klank der tonen bepaalt, theoretisch in beide werktuigen gelijk is. Wij weten wel dat deze verkla ring niet volkomen wetenschappelijk juist is, maar zij beantwoordt, naar onze meening, aan de behoefte. Er blijft altijd iets ge heimzinnigs in deze werking, boekdeelen zou men. daarover vol kunnen schrijven, maar wanneer men bedenkt, dat een mannenstem 190 trillingen in een seconde maakt voor de laagste en 678 voor de hoogste tonen en dat bij de vrouwen de laagste tonen der stem overeenkomen met 572 trillingen en de hoogste met 1C06, dan kan men berekenen hoe vaak het trilplaatje bij een gesprek van een minuut op en neer kan gaan. Dit zou 24000 malen het geval wezen, indien een mannenstem gedurende dien tijd 400 tril lingen per seconde maakte, terwijl een hooge sopraan het tot 9G360 trillingen per minuut kan brengen. Voegen wij nu daarbij dat de telephoon een bijzonder gevoelig werk tuig is, dan zal de lezer zich nu ten minste eenig denkbeeld kunnen vormen van haar werking. Wij noemden de telephoon, door Bell uit gevonden, reeds, toen zij uit de handen van den uitvinder kwam, volmaakt. Het is ons toch gebleken, een paar jaren na haar uit vinding, dat men door middel van de twee thans nog gebruikelijke ontvangers langs een draad van de Eijkstelegraaf, aan beide GKAIIA.il BELL. einden met den grond verbonden, zeer goed een gesprek kon voeren tusschen twee ge meenten, die drie uren van elkander ver wijderd waren. Toen echter de microphoon door Hughes was uitgevonden, zag men al zeer spoedig in, van hoeveel nut deze door haar grootere gevoeligheid zou kunnen zijn bij het verrespreken. De microphoon in haar eersten vorm is een zeer eenvoudig werktuigje en berust op het feit, dat een electrische stroom, die van het eene lichaam in het andere overgaat, meer of minder weerstand ontmoet en dus zwak ker of sterker wordt, naarmate de aanraking dier beide lichamen losser of inniger ia. Neemt men b.v. een plankje dat op een hollen bodem rust, die weer gedragen wordt door een paar holle caoutchoucbanden en plaatst men op dat horizontaal liggend plankje verticaal een ander plankje, dat boven en beneden twee stukjes kool draagt, waartusschen een staatje aan de beide uiteinden af'gepunte kool zich in kleine holten, echter zoo danig dat die uiteinden met beide stukjes kool contact maken, kan bewegen en men laat dan een stroom van een galvanisch element door dat staafje gaan, dan zal die stroom sterker zijn naarmate het contact inniger is. Spreekt, men nu op eenigen afstand van dit plankje, dan komt het koolstaafje, daar de trillingen van de mensche lijke stem in golven door de lucht worden voortgeplant, in trillende beweging, waardoor de stroomsterkte opgewekt door het galva nisch element, telkens zal veranderen op dezelfde wijze als het magnetisme in Beli's telephoon verandert. Verbindt men nu een der bovengenoemde stukjes kool, door middel van een koperen draad, met een der schroefjes van de tele phoon, en het tweede schroefje aan een der polen van een galvanisch element, terwijl de andere pool in verbinding staat met het tweede stukje kool, dan is de stroom geslo ten en zal het plaatje voor de kern van de telephoon, welker magnetisme alsdan versterkt wordt, meer worden aangetrokken. Komt echter het koolstaafje van de micro phoon door de menschelijke stem in trilling, alsdan wordt het contact meer of minder innig, de stroom wordt sterker of zwakker en het plaatje zal meer of min worden aan getrokken en derhalve dezelfde trillingen terug geven als het koolstaafje. Met dit eenvoudig werktuigje hebben we j aren geleden, toen de telephonie nog in haar kindsheid was, proeven genomen tusschen twee telegraaf kantoren en het bleek ons dat de gevoeligheid zoo groot was, dat, wanneer men n korreltje zand op het plankje liet vallen, dit op drie uren afstands in de telephoon werd gehoord. Het tikken van een horloge, op het plankje gelegd, werd even duidelijk vernomen, als wanneer men het aan het oor zou gehouden hebben. Moge de telephoon haar oorspronkelijken vorm vrij wel behouden hebben, de microphoon werd later nogal gewijzigd, maar het zijn toch deze kleine werktuigjes wier vereenigde kracht het telephoonwezen, zooals het nu bestaat, in het leven hebben geroepen. Bij de Bell-telephoon, zooals deze in Am sterdam dienst doet, wordt in den regel de microphoon van Blake gebruikt. Achter de opening, waarin men spreekt, is een trilplaat aangebracht, zooals in de telephoon zelf; daarachter bevinden zich rechtstandig twee veeren waarvan de een een platinaknopje draagt, dat aan de eene zijde het trilplaatje raakt en aan de andere zijde contact maakt met een schijfje kool dat aan de tweede veer verbonden is. Bij de trillingen van het plaatje, door het spreken in het leven geroepen, wordt het contact tusschen kool en platinaknopje bij elke trilling gewijzigd, waardoor telkens ook de weerstand gewijzigd wordt, en der halve de kracht van den stroom van een Leclanché-element eenige honderden malen in een seconde wijziging ondergaat. Deze stroom doorloopt een korten dikken draad, die om een klos is gewonden. Op dezelfde klos bevindt zich ook een veel dunnere en langere draadomwinding, waarvan een der uiteinden verbonden is met de lijn, die naar de telephoon loopt, welke als ontvanger dienst doet, en het andere met de aarde. In de dunne draadomwinding ontstaat als nu een inductie-stroom, welke telkens wordt af gewisseld als ook de stroom in den inducee renden draad wordt gewijzigd. Deze stroomloop heeft echter dan alleen plaats, wanneer de telephoon, zoodra er gescheld is, van den haak wordt genomen. Hangt men deze weer op, dan wordt de stroom verbroken. Het afnemen van de telephoon schakelt tevens de schelverbinding uit. Wij hopen door deze korte beschrijving eenig denkbeeld te hebben gegeven van de wijze, waarop een telephoontoestel werkt. * # De vooruitgang van het telephonisch ver keer is in de laatste jaren zoo groot, neemt zoo bij den dag toe, dat hetgeen wc heden schrijven wellicht, over een halfjaar niet meer volkomen juist zal zijn. De HOsten November 1880 werd de eerste concessie verleend aan de international I>cU-Tcl('i>lionc ('uiiipany tot het oprichten van een stedelijk telephoonnet te Amsterdam wij ontleenen deze bijzonder heden aan een artikel van de hand van den heer A. K r u ij t, inspecteur der telegraphie in algemeeneii dienst, voorkomende in de jongste aflevering van tile.clra, Tijdschrift voor Electro-techniek welke concessie op 19 Februari 1881 werd overgedragen aan de thans algemeen bekende Nederlandselic BcllTelephoon-lfaatschapp/j te, Amsterdam onder directie van de heer d r. H. F. R. II u b r e c h t. Deze Maatschappij heeft nog in datzelfde jaar concessiè'n aangevraagd en verkregen voor stadsnetten te Groningen, Rotterdam en Utrecht, in 1882 voor Almeloo, Arnhem, Dordrecht, Enschedé, 's-Gravenhage, Leeu warden, Leiden, Nijmegen, Schiedam, Zaan dam en Zwolle, in 1883 voor Haarlem, in 1890 voor Baarn, Bussum, en Hilversum, in 1891 voor Maassluis en in 1892 voor Amers foort en Vlaardingen. Deze concessiën zijn voor het grootste ge deelte tot wederopzegging verleend zonder andere beperkende bepalingen, dan dat het plan van den aanleg of de latere wijzigingen aan de goedkeuring van de Regeering moe ten onderworpen worden, terwijl sedert 1887 ook de verplichting van den concessionaris is opgenomen, om de later bij de wet of bij wettelijke verordening te maken bepalingen op te volgen. De Maatschappij heeft terstond haar exploi tatie aangevangen en met energie voortge zet, zoodat zij de telephoongemeenschap te Amsterdam reeds op l Juni 1881 kon openen met 19 geabonneerden; in Augustus 1882 volgde Arnhem met 40, in September 1882 Rotterdam met 81, in Mei 1888 's Gravenhage met 8 en Groningen met >, in 1884 Utrecht, Haarlem en Dordrecht resp. met 44, 10 en ij3 geabonneerden. Op dit oogenblik heeft de Nederlandsche Bell-Telephoon-Maatschappij niet minder dan 1G stadsnetten in werking, namelijk te Am sterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage, Haarlem, Zaandam, Dordrecht, Schiedam, Arnhem, Utrecht, Baarn, Hilversum, Bussum, Maas sluis, Groningen, Vlaardingen en Amersfoort. In 1887 werd der Maatschappij de eerste concessie verleend voor een intercommunale telephoongemeenschap tusschen Amsterdam eenerzijds en resp. Haarlem en Zaandam anderzijds. Behalve in deze drie gemeenten kunnen thans intercommunale gesprekken worden gehouden tusschen de inwoners van Amersfoort, Arnhem, Baarn, Bussum, Dord recht, 's-Gravenhage, Groningen, Rotterdam, Schiedam, Utrecht, Vlaardingen en Zandvoort. Het aantal in 1894 gevoerde gesprek ken kan veilig op een totaal van 110,000 worden gesteld, terwijl bovendien blijkt dat het intercommunaal telephoonverkeer in vijf jaren tijds meer dan verdubbeld is. De opening van een internationale telephoonlijn tusschen Rotterdam en Antwerpen kan met zekerheid binnen een paar maanden worden tegemoet gezien. Of een internationale telephoonkabel tus schen Engeland en Nederland zal tot stand komen, schijnt nog onbeslist. Wij zullen niet in bijzonderheden treden omtrent de technische moeilijkheden, welke bij het aanleggen van deze intercommunale ver bindingen waren te overwinnen. Wij zullen ons bij de beschrijving van n telephoonnet bepalen en wel tot dat in Amsterdam. Het telephoonnet (zie de hierbij gevoegde dradcnkaart) telt in Amsterdam vier centrale stations, waarvan het hoofdstation gelegen is op den Dam en de drie zoogenaamde hulp stations respectievelijk gevestigd zijn in de Kerkstraat bij de Vijzelstraat, op Rapenburg en in de Haarlemmer Houttuincn. Deze burcaux worden door de nummers I, II, III en IV aangeduid. De verbindingslijnen loopen over verschil lende routes, en wel de verbindingslijnen tusschen I en II over twee, die tusschen I en III over drie, en die tusschen I en IV ingelijks over drie verschillende routes. Door deze regeling is verkregen, dat wanneer op n der routes een storing voorkomt en de verbinding verbroken is, do verbinding tusscheii de beide bureaux over een anderen weg, al is het dan ook met een minder aan tal verbindingslijnen, kan geschieden. De zoogenaamde hulpburcaux II, III en IV staan bovendien ook met elkander in re.chtstreeksc.hc gemeenschap en wel het bureau II met het bureau III door zes, het bureau III met het, bureau IV door vijf en het

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl