Historisch Archief 1877-1940
K*. 937
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
is. Op den inhoud van het stukje behoef ik niet
terug te komen, maar ik spreek nu van het feit
van het protesteeren. Wat in het vorige nummer
werd gezegd van den Heer Boele van Hensbroek,
die van zijn kant in den Spectator te keer ging,
geldt, niet negen, maar negentig maal negen
voudig van het optreden dezer andere heeren.
Het is niet anders dan de voortzetting van de
zinlooze opwinding, welke in zekere gezelschap
pen voor kunst-enthousiasme doorgaat, maar die,
uit niets geboren, tot niets goeds in stait is en
weldra tot niets terugkeert.
In zijn brief die voor een paar weken in de
couranten stond, klaagde de Heer de Vos dat
sedert het echec bekend werd er niemand,
maar ook niemand was geweest die gezegd
heeft: dat is jammer. Niet waar: dit protest,
het moge schoon zijn, komt laat. Niet tegen
m^jne »onkiesche" en «onridderlijke" «aanvallen"
heeft de heer De Vos behoefte aan bescherming,
maar tegen de lompe onverschilligheid van ....
de zelfde soort van menschen die na dato zich
vereenigen, niet om hem te helpen, maar om mij
te verslaan. Nog meer.
De heer De Vos zeide verlangd te hebben:
»geen 'f 10.000 subsidie, eenvoudige
couponinteekening." Welnu, wie nagaat welke namen
onder de teekenaars van dit protest te vinden
zjjn ; en dat de heer Jean Valjean Browne 1), mede
werker aan het orgaan van het looneelverbond,
ook reeds in het nu verschenen nummer mij het
zelfde verwijt laat hooren; wie bedenkt dat de
verontwaardiging wegens myn artikel dus gezegd
kan worden algemeen te zijn in kringen van
menschen met geld en menschen met invloed,
en dat desniettemin de heer De Vos op straat
staat", zal zyn respect niet voelen toenemen. Ik,
die het voorwerp van hunne ergernis ben, kom
er beter af dan De Vos, het object van hunne
teederheid. Hun toorn is even machteloos als hunne
liefde. Even weinig in staat iemand te helpen
als iemand te deren, maken zij slechts zich
selven belachelijk door hunne naar iedere zy'de
onvruchtbare opwinding. Een protest: woorden
en geen daden. Niemand hunner die in 't open
baar een mond opendoet om voor de zaak van
De Vos het publiek warm te maken. Met hun
allen en al hun vrienden laten zij hun uitver
koren tooneeldireetie in den steek, die met een
bagatel geld te helpen en te redden zou zijn. Maar
daar komt iemand, die in een courantenartikel, niet
voor zijn plezier, maar volgens de plicht van zijn be
roep en de inspraak van zijne overtuiging, het geval
bespreekt, zich verontschuldigende dat de om
standigheden ditmaal er toe leiden, voor betrok
ken personen schijnbaar »hondsche", grievende
opmerkingen te maken en dan vliegt plotse
ling het geheele litteraire kippenhok leeg om dit
vette wormpje eens smakelijk te pikken en te
peuzelen. Wel bekome u, mijne Heeren, de
maal. lijd; maar indien het u onaangenaam mocht zijn,
dat van uwe koele drukte de herinnering aan
iets kwasterigs zal overblijven, hebt gij te zorgen
dat het bericht van een goede daad de impressie
uitwissche van dwaze woorden. Gij rnaakt het
u al te gemakkelijk. Mijn artikel is onkiesch
tegen De Vos, goed; maar waar is uwe kiesche
ondersteuning van De Vos. Mijn artikel is
onridderlijk tegen De Vos, het zij zoo; maar
wat is de uitkomst van uw ridderlijk vechten
voor zijne zaak? Ik heb uw protest voorzien en
als bij voorbaat er op gezinspeeld, sprekende
van den roes der zelfoverschatting hem door
anderen toegedronkon door anderen die hem
kalm aan zijn lot overlaten als zij er genoeg van
hebben. Deze helft van uwe houding, voor zoo
ver zij actief is, completeert de andere helft,
welke uit laten bestond. Aan welke van beide
denkt gy dat het publiek de voorkeur zal geven ?
Met welk van beide is volgens U, de heer De
Vos het meest geholpen of het minst gedeerd V
Wat hem betreft, ben ik nog steeds van mee
ning, dat hij het houdt met den poedel in het
gedicht van den Schoolmeester. Gezegde poedel
vond een stuk van de Ilaarlemsche Courant,
waarin een bal kalfsgehakt had gezeten. De poe
del, evenwel, had liever gehakt gelezen dan En
schedé. Uwe namen, waarvan men dan een paar
had kunnen missen, onder eene aanbeveling en
als begin van inteekening voor een
waarborgfondsje, waren den heer De Vos vermoedelijk wél
zoo lief geweest, a's onder een sprotest" dat
slechts protesteert tegen uwe eigen laksheid en
schrieiheid. Ook De Vos had liever kalfsgohakt
gelezen dan Brantsma. En dit zou, zooals de
Engelschen zeggen, wel zoo handsome zijn geweest.
*
* *
Mevrouw Z. kan ik slechts antwoorden dat
eene andere waardeering van Je verdiensten van
den heer De Vos als regisseur en acteur, de
basis is van mijne beschouwing van het geval
dat hier is behandeld. Ik mag niet verladen
dat mevr. X. hare opinie zal veranderen, en liet
doet mij leed dat de uitdrukking van de mijne
haar gehinderd heeft.
Overigens ben ik niet sedert vandaag of gis
teren de meening toegedaan, dat het spelen "van
1) De heer Browne, alsof het noodlot besloten
ha i dat de IK er De Vos alleen onhandige vrien
den zou overhouden, noemt, behalve de
achteruitzetting van Aleida Roelofzen, ook nog zijn
onbillijk en onverstandig gedrag tegen juiïr.
Sasbach.
een drama als het Goudvischjg niet moet worden
gerangschikt onder de diensten door een
tooneeldirecteur aan de kunst bewezen.
d. H. V. D. G.
iiiiiiiiiitiituiitiiiiiiHiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinHiiiiMiHiiiiiiiiniiniini
Inztole Mieten,
Practische Muziek-opgaven (1) met voorbe
reidende schrijfoefeningen ten dienste van
Normaal-, Kweek-, Muziek- en Zangscholen
door J. U. LETZKK en Li':ox. C. BOL'MA.N.
(2e druk).
Dit werkje, bij den tweeden druk herzien en
vermeerderd, geeft iets wat men in andere
paedagogische werkjfs van dien aard niet vindt en
wel in zeer beknopten vorm eene handleiding
voor hen die zooveel van de toonkunst willen
leeren, als voor de examens in den zang voor
vergelijkende of acte-examens verlangd wordt.
Om de candidaten een overzicht te geven van
de eischen voor die examens is tevens als Aan
hangsel opgenomen een aantal opgaven, die op
een 50-tal verschillende vergelijkende en acte
examens ter uitwerking zijn gegeven en tevens
die van twee' acte-examens voor onderwijzers,
door de Maatschappij t. b. d. Toonkunst gehouden.
Uit de. opgaven van de verschillende plaatsen
ziet men, dat de eene examinator heel wat lager
eischen stelt dan een ander. Het is zelfs zeer
interessant na te gaan, op welk examen de
examinator een kunstenaar en op welke bij een
leek moet geweest zijn. Dit is vaak duidelijk aan
de gestelde vragen te herkennen. Even duidelijk
kan men waarnemen, waar het examen is afge
nomen door een onzer degelijkste toonkunstenaars,
die helaas ! sedert een paar jaar is overleden.
Behalve eenige voorbereidende schrijfoefeningen,
die nu niet meer de kortste weg zijn, sedert het
bekend worden van het stelsel de Sonnaville,
bevat dit boekje in drie afdeelingen tal van hoofd
stukken over alle onderieelen der Algemeene
Muziekleer en wel in practischen geest, zoodat
dit boekje op gelukkige wijze aanvult, wat men
in de bekende werkjes op dat gebied in den
regel mist.
Ik blijf eenigszins uitvoerig stilstaan bij deze
uitgave, omdat ik zulke bewerkingen van het
hoogste belang acht. Wie jarenlang, zooals schrij
ver dezer regelen, met ergernis heeft aangezien,
dat, nadat het zangonderwijs op de scholen was
toegelaten, het examen dat den candidaten in
dit vak werd afgenomen, op schandelijke wijze
getuigde van de zorgeloosheid, waarmede de wet
onbevoegden sactioneert de teedere kinderstem
men geheel te bederven (bij dat examen toch
wordt de zangkunst in het geheel niet aange
roerd, alleen wordt een beetje Algemeene Muziek
leer gevraagd) heeft ook met genoegen ontwaard,
dat in de laatste jaren (dank zij ook vooral de
acte-examens van de Maatschappij t. b. d. Toon
kunst) hier en daar sporen van verbetering zijn
op te merken.
Dat is wel niet veel, doch het is ten minste
iets. Zoolang echter zooals uit het Aanhangsel
van dit boekje bly'kt op vele examens alleen
vragen gedaan worden de Algemeene Muziekleer
betreffende en men dus niet de minste waar
borg heeft, dat de onderwijzer die zulk een examen
heeft afgelegd, de stemmen niet geheel te gronde
zal richten, zoolang ware het heter het zang
onderwijs van de scholen te weren, althans alleen
daar het onderwijs te behouden, waar de leeraar
getoond heeft op de hoogte van zijn taak te staan, j
Ik wist bij het doorlezen van zoovele onzin
nige vragen in het Aanhangsel niet, of ik mij
ergeren moest of er mij mede vermaken. Dit
laatste ware zeker het best, als de gevolgen van
zooveel zorgeloosheid niet zoo treurig waren.
Doch den heeren Letzer en Bonman mag men j
dankbaar zijn, dat zij van deze examens zulk een {
juist beeld geven, en tevens dat zij hunne Prac- j
tische Muziekleer op zoo degelijke wijze bewerkt j
hebben. j
Tot mijn spijt mis ik in dit werkje eene op- i
gave van de werken, die de aspirant-zangonder- j
wijzer op de school met vrucht zou kunnen
raadplegen voor do kennis van de techniek van
tien zang en die van de stomwurktninen. Dat zou
m. i. de waarde van het boekje verhoogen. Voor
een eventueelen derden druk vestig ik hierop
de aandacht. '
Eene leemte in dit werkje acht ik het tevens.
dat niet oen hoofdstuk over trasueriug. zooals
die reeds bij het dictaat geleerd wordt, is opg-
nonien. Dn indeeli.ig van een thema in onder- :
dooien kan m. i. niet vroeg genoeg geleerd
worden, want evenals men liet kind o|> dn school j
al vroeg het begrip tracht te gi-ven van de lees- [
teekens, evenzeer is liet oodig dat ieder, die j
de muziek beoefent, dadelijk leert begrijpen, wat i
muzikale komma's en punten zijn, en wij weten l
allen, hoezeer do theorie van do sterk» en zwakke j
maatdeelen medegewerkt heeft lot onjuiste inter- j
punctie. j
Ik weet wel, dat er reeds een beknopt Ned. j
werkje bestaat, waaruit dat te loeren valt, doch
het behoort m. i. hier eveneens eau plaats te
vinden, en daarom hoop ik bij bovengenoemden
en druk ook op vervulling van dien wenscb.
Die opmerkingen neme-n niet weg, dat ik kan
verklaren met veel belangstelling kennis te heb
ben genomen van deze uitgave, die, zooals ik
zeide, een gids kan ?yn voor allen, die zich als
zangonderwijzer op de school wenschen te be
kwamen, en die, wat het aanhangsel betreft, ieder
aandachtig lezer wel tot de overtuiging moet
brengen, dat het eindelijk eens tijd wordt dat de
opgenoemde leemte in onze schoolwet dringend
aanvulling noodig heeft.
* * *
J. WOFM>, Practifche Ihgelsehool. Herzien en
uitgebreid door M. H. VAN 'T KRTYS.
Eerste Deel (2).
Het is reeds eenige jaren geleden, dat Worp's
Orgelschool verscheen. Wanneer deze kunstenaar
iets in het licht gaf, bleek het altijd dat bij zijn
principe getrouw bleef, als componist alleen ten
behoeve van het muziekonderwijs te arbeiden.
Sedert zijn terugkeer uit het buitenland heb
ben al zijne werken een paedagogisch doel gehad,
en welk standpunt Worp als paedagoog innam,
had ik dikwijls gelegenheid te releveeren.
Het blijkt nu, dat al is deze kunstenaar ons
helaas! ontvallen, zijne werken toch met even
veel ingenomenheid worden ter hand genomen.
Zoo was het ook met bovengenoemde
Orgelschool, die herdrukt moest worden en waarvoor
de bekende orgelvirtuoos, de heer M. H. van
't Kruys de bewerking op zich heeft genomen.
Hij heeft aan dit werk groote uitbreiding gege
ven en is daardoor aan het bezwaar tegemoet
gekomen, dat dikwijls geopperd werd: dat na de
Orgelschool eene verdere geregelde studie-opvol
ging moeielijk was.
Dit is een bezwaar dat, vooral in verband met
de hoogere eischen, die zich meer en meer doen
gevoelen, terecht geopperd werd, al liet de heer
Worp zijn werk ook aansluiten aan A. G. Uitter's
Kunst des Orgelfpielf, 3e deel.
Die uitbreiding is tevens de volledigheid en
waarde van het werk ten goede gekomen, hoewel
ik hiermede niets wil zeggen ten nadeele van de
vorige uitgave. Doch alles heeft na verloop van
tijd omwerking en herziening noodig, en dus was
het goed gezien van den uitgever, op deze wijze
te handelen ; en dat hij een goede keus deed,
bewijst de arbeid van den heer van 't Kruys
ten volle. Hij heeft op de uitstekende basis,
die Worp legde, op gelukkige wijze voort
gebouwd.
Bijzonder vestig ik nog de aandacht op het
hoofdstuk : Jïenit/e U'etiken over liet Rerjistreeren
van de hand van den heer Worp, waarin op
bijzondere beknopte en heldere wijze van die zoo
moeielijko, vaak ingewikkelde combinatie-kunst
een denkbeeld wordt gegeven.
Vooral voor hen, die zich grootendeels door
eigen studie met behulp van leerboeken moeten
ontwikkelen, is niets zoo wanhopig als die schijn
baar-geleerde omslachtigheid, waarvan onze
Duitsche naburen zoo bij uitstek het geheim schijnen
te bezitten; daarom appreciiier ik dit korte en.
klare betoog zoozeer. Want de gedachte komt
altijd bij mij op, dat hij, die zoo omslachtig is,
zelf niet voldoende op de hoogte staat van zijn
onderwerp; dat liij althans de gave mist het aan
anderen duidelijk te maken.
Deze uitgave in deze nieuwe bewerking beveel
ik zeer aan.
*
Aclit Liederen voor eene zangstem met
klavierbegeleiding, door II. W. (?">).
'J'icee klin-ierittukken, door II. \V. (;>).
In deze beide werkjes (blijkbaar opus l en ~2)
moet ik tot mijn spijt nog veel te onrijpe proe
ven constateeren.
Met de vermelding, dat deze werkjes nog niet
in druk hadden moeten verschijnen, wil ik vol
strekt niet ontrouw worden aan mijn principe
jong-strovenden aan te moedigen.
Doch er is groot verschil tusschen aanmoe
diging om met ijver en lust voort te arbeiden,
of aanmoediging alles te laten drukken wat men
componeert, om zich in die zoo ingewikkelde en
moeielijke kunst te oefenen.
Voor den heer (of me.j.) 11. W. acht ik dien
tijd nog lang niet gekomen. Vooral in de liede
ren, waarin de declamatie nog al eens onjuist is,
en waar de behandeling van do begeleiding als
karakler ook nog al eens ie \venschen overlaat, even
als de schrijfwij/.o van de maatverdeeling lik wijs
o. n. o)) liet tweede liedje waar de zesachtste
maat soms in d t; schrijflij/.c als driekwartma at
behandeld is) blijkt dit ln-t sterkst.
Ik gelooi' dat 11. \V. aanmoediging verdient om
met kracht en lu>t voort te arbeiden, doch hij
of zij \viuue vonitaau </»i>t den raad in van een
ervaren componist, alvorens wee;1 iets uit te go ven. >
VAN Mn.i.h.KN. i
~~ i
1) ritg.-L'even te Schoonhoven bij S. en W. j
X. van Xooten:
(-) ritL'T-i/even te i.roniu^cp, bij J. li. Wol tors.
l ."n l'itgi'iïevcii te ii'.iltordam bij \V. !?'.
Lichleiiaui'r.
In het April nummer der Rtnte Moderne ver
telt Jules Konried dat de wals met zijn teederen,
wegsleependen rhytmus, van Weenen uit haar
triumftocht begon. De scheppers daarvan waren
Josef Launer en Johann Strauss (1804 1849), de
vadervan den componist van »An der schonen blauen
Donau". De oude Strauss was een bekend com
ponist van dansmuziek; hij wist een orkest te
vormen en reisde daarmede eenige steden in
Europa rond. Intus-chen hield zijne vrouw zich
bezig met de opvoeding hunner zonen, die in
geen geval musici mochten worden. Doch
reeds op zijn achttiende jaar wist .Johann een
orkettje bijeen te brengen, debuteerde hij als
directeur, en trad bij op als componist. Toen
de toejuichingen die hem beloonden bedaarden,
liet hij de beroemde Loreley-wals van zijn vader
spelen, welke daad van piëteit hem de harten
won van het publiek.
Van nu aan nam zijn populariteit met den
dag toe. Toen de Blauwe Donau verscheen was
hij op het toppunt van zijn roem. Dit stuk werd
allereerst gezongen door een mannenkoor, in
Weenen (181)7), maar had toen weinig succes.
Niet lang daarna wist Strauss het in Parijs, in
den vorm van een wals, op het programma te
krijgen, en het maakte fureur; een roep ging
er van uit, die in Weenen weldra weerklank
vomi. Binnen enkele maanden had de uitgever
er een fabelachtige winst uit gehaald, terwijl de
componist zich tevreden stellen moest met het
luttele sommetje waarvoor hij zijn manuscript
afgegeven had. Thans krijgt hij voor een enkele
wals niet minder dan 5000 tlorijnen honorarium.
(ieregeld werken kan hij niet. Nooit compo
neert hij als hij er geen animo toe heeft; soms
gaan er weken, zelfs maanden voorbij waarin hij
geen pen in de hand neemt. Dan schildert hij
werkt in zij i tuin, of brengt den tijd zoek met
billiarten. Opeens krijgt hij een bevlieging om
te werken, en zet dan door met koortsachtigen
ijver. lederen muziekalen inval noteert hij. Hij
staat van tafel op, scheidt midden in het spel
uit om iets dat hem door het hoofd speelt op te
schrijven ; dikwijls maakte hij in een vreemd
huis eene aanteekening op zy'n man het die
misschien denzelfden avond het thema werd
van een geliefkoosde wals. Zijn salon is een
waar museum van huldeblijken en kostbare sou
venirs van intieme vrienden. De kransen en
en lauwertakken van het publiek hebben een
speciaal sanctum sanctorum, in een paviljoen
dat niet voor een ieder toegankelijk is.
Het lit op den neus.
De tenor De Lucia, van het Scala-theater te
Milaan, is niet geëngageerd voor het volgend
seizoen. Hij bad een zonderling contract : niet
per maand, maar per gezongen noot werd hij
betaald; iedere noot, uit zijn keelgat gekomen,
bracht hem drie lire op. In Mascagni's Silrano
had zijn partij <U() noten, en iederen avond dien
Inj in deze opera zong, ver tiende hij dus 18.'!0
lire. Keu mooi somnietje, maar De Lucia was
nog niet tevreden. Voor IsiMi verlangde bij van
Soiizogno vijf lire per noot. Deze weigerde, en
De Lucia bleet op zijn stuk staan. Hij mag het
thans elders zoo probeeren.
tliimmnummmiiuiiiiiiiiimmuumiiiiiililtiiiiiiittimmimiimmilimil!
Johann Strauss en de Weener Wals.
liet is nu bijna vijftig jaar geleden dat .iohann
Struuss voor h<it eerst dun divigeerstok zwaaide.
en de eerste dier merkwaardige composities in
dne-kwart's maat de wereld inzond, welke haar
stormenderhand zouden veroveren. Wel mogen
de Weoiiors trotsch zijn op hun wals-koning ;
voor ben is hij de meest populaire componist
van deze eeuw.
Wit en Zwart Tentoonstelling te Leiden,
Met het volste recht mag de heer C. Verster,
de wakkere en ondernemende conservator van
het Leidscli Stedelijk Musenrn -de Lakenhal",
onvermoeid genoemd worden.
Zijn ijver in hot onbaatzuchtig organiseeren van
tentoonstellingen is voorbeeldig. Alleen is het
jammer dat het veld dat hij zoo moedig tracht
te ontginnen nog niet meer sporen van vrucht
baarheid vertoont. XOQ niet, want zulk een ar
beid moet mettertijd vruchten dragen : immers in
een stad van vijftigduizend inwoners, in een stad
waar een groot deel van de >Spcs Patria>" ver
blijft, waar honderden studenten zijn, een gedeelte
van het opkomend geslacht, moet de invloed
van goede kunst en eklektiesch bijeen gebrachte
kunstverzamelingen zich doen gelden. Wie toch
zijn meer vatbaar voor nieuwe indrukken dan
jongelieden 'l
Hierbij komt nog dat de meeste professoren
deze tei.toonstellingen geregeld bezoeken, met
belangstelling volgen, en zoodoende een voor
beeld geven aan hun stadgenooten dat
ongetwij^eld niet zonder invloed kan blijven.
D<! uitmuntende llarteviddl-zaal van hot
gemeento-mn^ouin werd eenige jaren geleden in
gewijd met i.'ene Keuze-toi,toonstelling die in
onze moderne kunstgeschiedenis een datum is :
zij oper.de oeue nieuwe aera van
kenze-tentoonstellingou die allengs do traditioneele
driejaarlijksche zullen vervangen, en in aüe opzichten
de tentoongestelde werken beter tot hun recht
doen komen.
Sedert dien tijd waren er in die zaal geregeld
kunstbeschouwingen en tentoonstellingen; dit
jaar bijna onafgebroken door. Nu, naar aanleiding
van de feesten te Leiden wilde de heer Ver ster
een gelegenheid aanbieden om ook rustig kunst
genot te smaken, en hij bracht ondanks betrek
kelijk weinig medewerking deze expositie van
Wit-en-/wart bijeen, die. een Sü-tal nummers
telt. Wit-en-Zwart", (teekeningen, etsen,
steendrukkeu), waarom heet dit minder interessant