De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 9 juni pagina 4

9 juni 1895 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 937 dan schilderyen of aquarellen ? Dit ook moet het publiek leeren inzien dat een mooie lithografie of teekening evenveel «charme", en soms meer, kan hebben dan een werk in kleuren. Heeft niet Ph. G. Hamerton zeer juist eens gezegd dat een goede ets gemaakt wordt in een der beste oogenblikken van een artiest, en daarom iets eigen aardig gevoeligs en expressiefs heeft ? En hetzelfde kan van menige teekening gezegd worden, die schynbaar niet geheel »af", toch dikwijls veel meer «ingesproken" is dan menig doorwerkt » schilderij" waar zoo lang op gewerkt is dat alle frischheid van visie of macht van inspiratie ver loren is gegaan. Op deze tentoonstelling, die een maand ongev eer geopend zal blijven, zy'n de meesten onzer beste artiesten aanwezig. Terwijl sommige inzen ders met ernstige of talrijke werken voor den dag kwamen, moest de heer Verster, om een overzicht te geven van hollandsche teekenkunst, enkele werken leenen, zoodat sommige etsen reeds elders gezien zijn, te Leiden echter nooit. Tot deze behoort een ets van Jozef Israëls, en het vlot en geestig molentje" van Jacob Maris, een juweeltje van geconcentreerde expressie, «n een van Blommers. Ook Tholen is op deze wijze vertegenwoordigd met een paar kleurvolle, «gedurfde" platen, en W illem Witsen met een Brug te Londen, enkele Hollandsche landschappen en een klein winter?effekt, ongemeen machtig en juist van toon en uitdrukking. De Zwart is er met een geestig en smaakvol gebeten afdruk van zy'n »roeiboetje" en van der Valk met een mooi, breed en vast gedaan stads gezicht, een gracht met zware schuiten. Van Bauer, die zelf niets zond, zijn daar een paar zijner rijke composities, met een zoo weel derige pbantasie ontworpen en zoo weelderig van uitvoering, als »Ali-Baba", «Een intocht" en een paar kleinere platen. Van Veth, een druk van zijn knappe, gewilde en delicate steenteekening, die in »Xu en Straks" verscheen, en een paar in toon doorgewerkte etsen van vroeger. Van Ed. J. Karsen zijne zoo gevoelige etsen »Noord-Holland" en «Hooischelf ", dit laatste een meesterstukje van eenvoud en sentiment. Th. van Hoytema zond twee teekeningen in; de eene »uilenv de meest volledige, met een weinig kleur opgewerkt, en een groote penteekening die eenigzins aan Fommigen van Vincent van Gogh herinnert; zijne belangrijkste inzending vind ik echter twee proeven van lithographie, doode vogeltjes, die van veel teederheid van uitvoering blijk geven. Wie toch beweert dat er zoo weinig lithographien in Holland zijn gemaakt dat deze kunst te Parijs niet vertegenwoordigd zou kunnen zijn, op de ontworpen tentoonstelling? Een der mooiste inzendingen is die van Wenckebach, de oorspronkelijke penteekeningen van zijne zoo bekoorlyke illustratie voor »Uit de Muizenwereld", bestemd voor zincografische reproductie. Gedeeltelijk door de grootte, ge deeltelijk door de onwillekeurige verscheidenheu van kleur in het zwart der streepjes, zijn deze teekeningen veel gevoeliger dan de reproducties er van: juist iets wat over 't algemeen niet plaats vindt, met teekeningen voor reproductie bestemd, en aeer pleit voor het talent van den ontwerper, daargelaten zijn zeer smaakvol begrip van wat »boekverciering" moet zijn. Floris Verster heeft daar een >avond", die wel wat weinig «wit en zwart" is, maar ondanks enkele pastei-kleuren toch een zeer gedistingeerde houding heeft. Zeer merkwaardig is een schijnbaar droge, maar zeer gevoelige potloodteekening van Breramer, een jeugdig Leidenaar. Een boerenwoning met een afgeknotten boom aan een slootje dat een gedeelte van het huis weerkaatst. Inderdaad steen voor steen, tak voor tak, is alles met een onverbroken geduld geteekend en toch zijn op bewonderenswaardige wijze kleur, stof en effekt uitgedrukt. De schaduwen zijn gestippeld en van eene bijna photografische waarheid, maar beter. Bastert zond een zestal vlugge houtskool- en krijtschetsen die volkomen zijn karakter dragen; A. Koster een aantal etsen die reeds enkele jaren oud zijn. Nog ontmoetten wij de namen van Mesdag, Holst, Moulijn, Aletta Ruijsch, Kamerlingh Onnes, elk met n werk aanwezig. P. Uit Antwpen's Museum. Menig bestuurder van een Museum zal onlangs wel gewatertand hebben, toen het bericht de ronde deed door alle couranten: De directie van het Museum te Antwerpen kocht een Memling voor 210.000 francs! Welk een voorrecht voor een directeur eener fraaie verzameling 1°. over 240.000 francs te kunnen beschikken. 2". daar voor een der grootste meesterstukken der XVe eeuw te kunnen verwerven; een kapitaal werk van Memling, bestaande uit drie groote luiken an een altaarwerk. Maar laat ons thans eens gaan zien hoe die «Memling" er uit ziet. Zou dat roote kostbare werk werkelijk wel een Memling zrjn. Het is een feit dat dit stuk jaren lang in den landel was. Ca. 8 k 9 jaren geleden, meen ik, dook het plotseling te Madrid op. Men had iet jaren lang te Najera verstopt of op ontoeankelijke zolders bewaard. Navarra, in zijn uitoerige beschrijving van Najera en de daar aan wezige kunstwerken, noemt dit stuk niet. Professor Justi, die Spanje herhaaldelijk bereisde, deelt mij mede, dat hy het stuk daar ook niet gezien leeft. Maar 't is er dan toch geweest, zoo als Wauters in zijn zonderling boekjen over Memling 1) bericht. Heimelijk werd de schilderij naar Madrid gebracht en daar op de »Pastro" markt waar men onder veel rommel wel eens sjoede zaken vindt, of liever vroeger vond) voor een appel en een ei verkocht. Kort daarop werd het stuk te Berlijn voor 28,000 francs aangebo den. Maar de directie vond het stuk een te on behagelijk, leeg, vervelend staal van Memling's anders zoo intieme en subtiele kunst, en wees het aanbod van de hand. Daarna kwam het in handen van den Parijschen kunsthandelaar Stein, die er den heer Wauters zóó warm voor wist te maken, dat hij vóór in zijn »Memling" een groote, zeer gunstig voor de schilderij sprekende phototypie publiceerde en er een heel hoofdstuk aan wijdde. Met dat al werd de schilderij steeds duurder. Eindelijk, nadat men het hoofd gestooten had bij de Directiën van verschillende groote Musea, gelukte het den handigen leverancier der Musea te Brussel en te Antwerpen een tweestrijd tusschen die beide Musea uit te lokken ; en toen Brussel ten slotte wei gerde, kocht Antwerpen, nu van Léon Gauchez het drieluik van Memling voor 240,000 francs. Daar ik het boekje van Wauters over Memling in de handen onzer kunstvrienden reken, kan ik mij van eene uitvoerige beschrijving onthouden. Op het middenluik ziet men den Christus, met tiara en in rijk priesterlijk gewaad, terwijl zich rechts en links van hem telkens drie zingende engelen bevinden. De Christus is verre over levensgroot. De engelen zijn ongeveer op levensgrootte. De beide andere stukken, even groot, bevatten ieder zes musiceerende engelen; onder de muziekinstru menten ziet men een guitaar, een viool, een cither, een fluit; een engel houdt zelfs een klein orgeltje, het met de rechterhand bespelende in de linkerhand, voorts zeer zeldzame blaas- en andere muziekinstrumenten. Boven en onder de figuren wolken. .';. y . Het schijnt dat de uitnemendste kenners'def Oud-Vlaamsche school, zooals Dr. Bode, Dr. von Tschudi; Dr. Scheibier en andere het er tamelijk eens over zijn, dat dit voor een orgel geschil derde decoratiestuk wel degelijk van de hand van Memling is. Professor Justi, die zulke belangrijke artikelen over Vlaamsche kunst in Spanje publi ceerde is gereserveerder en schrijft mij dat het werk zijns inziens zeker uit »Memling's Werktatt" komt. Waar is het, dat de typen der en gelen zeer Memling'sch zijn; maar ik mis hier och zooveel wat ik juist in Memling's goede werken zoo bewonder: het intieme, het liebevoll lurchgeführte zooals de duitschers zeggen, het schitterende koloriet, de zorgvuldige, ja soms miniatuurachtig uitgevoerde détails, die hier soms rof en machinaal gedaan lijken. Zonderling is de goudgrond, dien men in dien tijd bij Vlaamsche childers niet meer vindt (wél bij Spaansche) :ijn de als hout hardkleurig geschilderde vleu gelen der engelen. Memling, anders zoo indivi dueel in zijn koppen, heeft, zou men zeggen, voor deze 18 engelen hetzelfde model gebruikt, zóó gelijken ze op elkaar. Alles wél overwogen, moet mij de vraag van de lippen: ot' men het erantwoorden kan voor zulk een tweede klas werk van Memling, dat reeds te vergeefs overal aangeboden werd, bijna een kwart miüioen francs te betalen ? Toch over het Antwerp'sch museum sprekende : ik vond nog steeds het allerprachtigste, Rembrandtieke portret eener oude dame No. 02S als Inconnu tentoongesteld terwijl alle kenners der Oudhollandsche school het er over eens zijn, dat dit het chef-d'oeuvre van Jacob Backei-is. Xo. 774 schijnt mij een zeker werk van Van der Heht toe, eer dan No. 3S2. Xo. (>13, het aardige wintergezicht met slede en schaatsenrijders is zeker van Arent Arentsz (Cabei). Een geheel dergelijk stuk met eenige varianten, in mijn bezit, draagt het monogram A. A. (in n') 2). De portretten X'os. G(!0?GG1, aan Comelis de Vos toegeschreven. zijn echter zeer vroege werken van Anthonie van J)ijk. Men lette op het pastose der schilde ring, de sterke lichten op voorhoofd en handen, en vergelijke bijv. de vroege portretten van i-an Dijck te Dresden (een tijd lang daar ten onrechte aan Kubens toegeschreven). Xro. 40<i zal wel een Gerrit Heda zijn; het beste te vergelijken met stens een zwakke Cornelis de Vos is. Een derge lijke schilderij te Windsor meen ik, is oneindig beter al staan er ook een paar kinderen minder op. De heer Hijmans schreef een zeer interessant opstel over dit stuk in de Gazette des BeauxArts van 1804. Moest ik die schilderij taxeeren, ik zou ze met 30.000 francs hoog betaald rekenen. A. BRËDIUS. 1) Sept tudes pour servir h l'histoire de Hans Memling. par A. J. Wauters, Bruxelles, Dietrich & Co. 18!»3. 2) Ook in 's Rijks-Museum zijn twee stukjes van Arent Arentsz en een is er te Rotterdam in Boyman. De schilder was omstreeks l til O?1625 te Amsterdam werkzaam. Zie Oud- Holland VII p. 30. het goede stilleven van dien meester, voor eenigen tijd te Amsterdam aangekocht. En zoo zou er nog heel wat te herdoopen zijn in het scboone Museum van Antwerpen. Of ik het gelukwenschen moet met den laatsten aankoop ? Ik be twijfel het. Terloops zij hier nog even gezegd dat de zoogenoemde Van Dijck in 189:5, door het Museum te Brussel voor 200,000 francs aangekocht hooyFransche kunst in Engeland. Mevrouw Ruth Edwin Edwards, weduwe van den bekenden engelschen schilder en graveur E. Edwards, heeft aan de Londensche Natio nal Gallery een mooi landschap van Bonvin aan geboden, La Plains de Verberie, een heel apart stuk in het »oeuvre" van den meester. De «trustees" van het museum hebben het aangenomen, en daarmede een antecedent geopend, dat aan de franschen hoop geeft, dat door schenkingen of op andere manier eenmaal hun kunst zal worden vertegenwoordigd in de National Gallery, terwijl die totnogtoe er scheen buitengesloten. Tal van Engelsche critici, vooral Claude Phillips, hadden energieke pogingen gedaan om Delacroix, Ingres, Corot, Théodore Rousseau, Courbet en anderen in het eerste En gelsche museum vertegenwoordigd te krijgen. Belooning van vrouwenarbeid. Uit een merkwaardig boekje van Dr. II. Gruber te Berlijn, getiteld: .Was fangen wir mit unsern ledigen Tiichtern an", nemen wij de volgende statistiek over: Het vak, dat de meeste duitsche vrouwen onder iija personeel telt, is dat der apothekers. Reeds lang is in diaconessenhuizen aan meisjes de gelegenheid gegeven, om zich in dit vak te bekwamen. De vrouwlijke dokters en tandartsen moeten, de eersten naar Ziirich, de laatsten naar Baltiinore of I'hiladelphia, om haar vak te leeren. De badvrouwen worden in groote inrichtingen door de dokters opgeleid, in den expeditie- en spoor wegtelegraafdienst hebben zij alleen een bewijs van genoten onderwijs en een proeftijd van drie maanden noodig. De laatsten moeten een cautie geven, en ver dienen bovendien niet genoeg om van te leven. De telegraüsten hebben een salaris van 1100 tot 1500 mark, en vergoeding voor woninghuur ; de dames van de telefoon verdienen maar 2.50 mark per dag. De meisjes in bloemenwinkels kunnen nauwlijks leven ; die in den boekhandel daaren tegen kunnen met haar mannelijke collega's ge heel gelijk komen. Boekhouderessen, door den Letteverein" gevormd verdienen maandelijks (50 tot 120 mark. De vrouwelijke kappers en de minnen krijgen »loon naar bekwaamheid"; kookvrouwen (i mark per dag; borduursters hebben een zeer laag honorarium. Ziedaar eenige opgaven, d'e bewijzen, dat de vrouwenarbeid in Duitschland nog een ware chaos is ! Rembrandt en geheimraad dr. Bode. De heer M. Jafféis een daitsch liefhebberen verzamelaar van schilderijen. Hij heeft onlangs te lierlijn in verschillende vereenigingen een le zing gehouden en die thans gepubliceerd. Het onderwerp wordt dit door dit opschrift aange duid. De heer Jatte vestigt de aandacht op de aankoopen, door dr. Bode in den laatsten tijd gedaan voor het koninklijk Berlijnsch mufeum, waarvan hij directeur is. Gij kunt goedkoop en slecht, goedkoop en goed, duur en slecht, duur en goed koopen, zegt de heer Jatte. Het mu seum echter kent alleen de laatste twee kategorien. Duur is een wachtwoord als shibloleth : zonder dat wordt niets gekocht. Een voorbeeld is de laatste Rubens die werd aangeschaft, hij kostte '270.01 M) mark, en is nauwlijks 5000 waard. Heel wat meer schilderijen dan in het museum wel wordt vermoed, zijn nog niet in het bezit van Engelsche lords; maar men behoort, om die te zien, wat klaar uit zijn oogen kijken. Zoo beeft de heer Jatte juist een paar catalogi ontvangen van aucties, n te Amsterdam, n in Italië, volgens welke meer dan n oude meester van den eersten rang onder den hamer komt; hier was gewis gelegenheid, zeldzame en goede werken goedkoop, of althans niet boven den prijs machtig te worden. Maar de nieuwe, door dr. Bode gekochte Rembrandt komt natuurlijk uit Londen, is uit de verzameling vau lord Ashborn en betaald met 500.000 mark; hij wordt door sommigen op n lijn gesteld met de Naclitwacht; maar iedere kenner haalt over die bewe ring de schouders op. liet is een portret van den mennonieten predikant Anslov en zijn gezin; is noch wat het onderwerp betreft, noch om de compositie te vergelijken met de Nachtwacht; het is een werk van den tweeden rang, hoog stens 50.000 mark waard, en dus 450.00H mark te duur betaald. Lord Ashborn heeft er dan ook maar 54000 mark voor gegeven, en deEngelschman heeft dus meer verdiend dan den dank van dr. Bode voor het afstaan van zijn schat. Een andere Rembrandt, de grisaille" Johannff de Dooper in de Woestijn, is ook te Londen gekocht, voor 52000 mark. De heer Jaffézou dit stuk zelfs niet cadeau willen hebben; hij is overtuigd, dat het na een poos wel in de rommeikamer van het museum zal verdwijnen. De Berlijnsche verzameling heeft thans 1!> Rembrandts. Was het noodig bij de 17 er nog twee aan te koopen ? Was het niet veel beter geweest, met deze 552.000 mark 250 levende kunstenaars aan te moedigen, om van ieder van hen een schilderij van 2000 mark te koopen? Dr. Jaiïheeft het ook over een schilderij van Carlo Crivelli, 2 a 3 jaar geleden gekocht, alweer te Londen, voor den bescheiden prijs van 142.OOO mark, gelijk de bladen mededeelden. De heer Jatte zelf heeft eenmaal in het beroemde klooster van het Lateraan op het punt gestaan een «won dermooie, onvergetelijke madonna" te koopen, veel mooier dan het schilderij van het berlijnsche museum, voor 20.000 mark, 2000 mark provisie er in begrepen. D?m lachen de lieden die op de hoogte zijn reeds lang over den aan koop van een Ruysdael van 42 000 mark. De heer Steinmeijer te Keulen heeft aan den schrijver zelf verteld dat hij nog maar heel kort geleden het werk te Londen op een veiling had kunnen koopen voor 18.000 mark, en een bekend lief hebber te Berlijn, de heer Wesendonc, die eenige van de mooiste Ruysdael's in eigendom heeft, verzekerde, dat hem zijn eigen exemplaren ieder een paar duizend francs hadden gekost. De heer Jatte zelf heeft er twee, die hem samen op niet meer dan (iOOO mark zijn komen te staan. Heel zijn verzameling, bestaande uit 180 schil derijen in olieverf van oude meesters, 120 werken van modernen , in olieverf of aquarellen, en 15o miniaturen waaronder tal van «beroemde en be nijde schatten, een heerlijke madonna van Rafael, een voortrett'eiijke Rembrandt," »door a\le onbe vooroordeelde kunstkenners geprezen als een van van de mooiste en belangrijkste particuliere ver zamelingen", heeft met alle antiquiteiten die erbij behooren, aan den heer Jatte nog niet zoo veel gekost als de laatste Rembrandt aan den staat. De heer Bode bekommert zich weinig om de sommen die hij besteedt, vandaar zijn groote verspilling. Aan dezen thans het woord ! Hij grijpt snel genoeg naar de pen, en zal ook dezen aanval wel niet zonder pareeren en wederstooten langs zich heen laten gaan. Rij den heer II. l'reijer, lokaal »Pictura" is geëxposeerd een Koestudie van Anton Mauve. Dij de Spui 2;i, Vollan, «Strand firma E. J. van is tentoongesteld Wisselingh & Co., een schilderij van »Acetoline" het nieuwe, door de verbinding van water met een compositi&'van kalk en kool, ontstane gas, schijnt een vijftienmaal grootere lichtsterkte te hebben, dan het gewone steenkolengas. Titels. Maarschalk Soult was op den koop toe vorst van Dalmatie. Zijn vrouw kreeg op een keer ruzie met een operazangeres, die in hetzelfde huis woonde. Zij schreef haar een briefje en onderteekende : »Elisabeth, vorstin van Dalmatie." Maar mad. I'ernetti schreef terug, en deed het niet minder dan met de handteekening: Madame I'ernetti, heden Iphigenia, prinses van Argos, morgen koningin van Golkonda. Het wonderbaarlijke en de iengfl. Nederland is een mooi boek, en ook een goed boek, rijker geworden. Ik bedoel de juist ten einde gebrachte Sprookjes en Vertellingen det' Gebroeders Griinm, door een ondernemenden uitgever, gebr. Van Cleef te's-Gravenhage in een zoo keurig kleed gestoken. ot groot voordeel onzer jeugd, durf ik er wel bijvoegen, trots het Brave-Hendrikachtige dat nog zoozeer het lager onderwijs aankleeft. Wie weet niet uit eigen herinnering, wie heeft het niet naderhand meer dan eens ondervonden, dat de volksschool het er als 't ware steeds op aan legt, alle verbeelding bij het kind te smoren ? Wegens zulk streven heeft het sprookje het echte wel te verstaan met zijn reuzen en dwergen, met zijn gedaantcverwisselingen, zijn tooverdieren en al zijn onmogelijke dingen en wezens di'uirom heeft liet sprookje zooveel vijanden onder de schoolrnannen. Zij zien er een bezwaar in, het kind zulke wonderverhalen in handen te geven, en kunnen met dat al niet wegcijferen dat het zich in een wondertuin zoo volmaakt te huis gevoelt. Wij hebben immers allen in onze jeugd met onverdeeld genoegen naar sprookjes geluisterd, en nog lieden is het kleine volkje op school eerst dan recht gelukkig, wanneer meester in 't verteluurtje bij hooge uitzondering zich zoo'n onhebbelijk wondersprookje wil laten wel gevallen. Maar, indien onze prozaïeke schoolmannen, die het wonderbare angstvallig van het kind verwij derd houden, gelijk hebben, dan trekt onze geleerde Oosterbuur in de opvoeding der jeugd leelijk aan de verkeerde lijn. In Duitschland is namelijk geen kinderboek meer populair dan de Mdrchen van Grimm. Al die vertellingen zijn er tot in de volksziel doorgedrongen; de Duitscho natie is als 't ware met dat boek gegroeid. Geen kind of het heeft het gelezen en herlezen; doch,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl