Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 937
dan schilderyen of aquarellen ? Dit ook moet
het publiek leeren inzien dat een mooie lithografie
of teekening evenveel «charme", en soms meer,
kan hebben dan een werk in kleuren. Heeft niet
Ph. G. Hamerton zeer juist eens gezegd dat een
goede ets gemaakt wordt in een der beste
oogenblikken van een artiest, en daarom iets eigen
aardig gevoeligs en expressiefs heeft ? En hetzelfde
kan van menige teekening gezegd worden, die
schynbaar niet geheel »af", toch dikwijls veel
meer «ingesproken" is dan menig doorwerkt
» schilderij" waar zoo lang op gewerkt is dat alle
frischheid van visie of macht van inspiratie ver
loren is gegaan.
Op deze tentoonstelling, die een maand
ongev eer geopend zal blijven, zy'n de meesten onzer
beste artiesten aanwezig. Terwijl sommige inzen
ders met ernstige of talrijke werken voor den
dag kwamen, moest de heer Verster, om een
overzicht te geven van hollandsche teekenkunst,
enkele werken leenen, zoodat sommige etsen reeds
elders gezien zijn, te Leiden echter nooit.
Tot deze behoort een ets van Jozef Israëls,
en het vlot en geestig molentje" van Jacob
Maris, een juweeltje van geconcentreerde expressie,
«n een van Blommers.
Ook Tholen is op deze wijze vertegenwoordigd
met een paar kleurvolle, «gedurfde" platen, en
W illem Witsen met een Brug te Londen, enkele
Hollandsche landschappen en een klein
winter?effekt, ongemeen machtig en juist van toon en
uitdrukking.
De Zwart is er met een geestig en smaakvol
gebeten afdruk van zy'n »roeiboetje" en van der
Valk met een mooi, breed en vast gedaan stads
gezicht, een gracht met zware schuiten.
Van Bauer, die zelf niets zond, zijn daar een
paar zijner rijke composities, met een zoo weel
derige pbantasie ontworpen en zoo weelderig van
uitvoering, als »Ali-Baba", «Een intocht" en een
paar kleinere platen.
Van Veth, een druk van zijn knappe, gewilde
en delicate steenteekening, die in »Xu en Straks"
verscheen, en een paar in toon doorgewerkte
etsen van vroeger.
Van Ed. J. Karsen zijne zoo gevoelige etsen
»Noord-Holland" en «Hooischelf ", dit laatste een
meesterstukje van eenvoud en sentiment.
Th. van Hoytema zond twee teekeningen in;
de eene »uilenv de meest volledige, met een
weinig kleur opgewerkt, en een groote
penteekening die eenigzins aan Fommigen van Vincent
van Gogh herinnert; zijne belangrijkste inzending
vind ik echter twee proeven van lithographie,
doode vogeltjes, die van veel teederheid van
uitvoering blijk geven. Wie toch beweert dat er
zoo weinig lithographien in Holland zijn gemaakt
dat deze kunst te Parijs niet vertegenwoordigd
zou kunnen zijn, op de ontworpen tentoonstelling?
Een der mooiste inzendingen is die van
Wenckebach, de oorspronkelijke penteekeningen
van zijne zoo bekoorlyke illustratie voor »Uit de
Muizenwereld", bestemd voor zincografische
reproductie. Gedeeltelijk door de grootte, ge
deeltelijk door de onwillekeurige verscheidenheu
van kleur in het zwart der streepjes, zijn deze
teekeningen veel gevoeliger dan de reproducties
er van: juist iets wat over 't algemeen niet
plaats vindt, met teekeningen voor reproductie
bestemd, en aeer pleit voor het talent van den
ontwerper, daargelaten zijn zeer smaakvol begrip
van wat »boekverciering" moet zijn.
Floris Verster heeft daar een >avond", die
wel wat weinig «wit en zwart" is, maar ondanks
enkele pastei-kleuren toch een zeer gedistingeerde
houding heeft.
Zeer merkwaardig is een schijnbaar droge,
maar zeer gevoelige potloodteekening van
Breramer, een jeugdig Leidenaar. Een boerenwoning
met een afgeknotten boom aan een slootje dat
een gedeelte van het huis weerkaatst. Inderdaad
steen voor steen, tak voor tak, is alles met een
onverbroken geduld geteekend en toch zijn op
bewonderenswaardige wijze kleur, stof en effekt
uitgedrukt. De schaduwen zijn gestippeld en
van eene bijna photografische waarheid, maar
beter.
Bastert zond een zestal vlugge houtskool- en
krijtschetsen die volkomen zijn karakter dragen;
A. Koster een aantal etsen die reeds enkele jaren
oud zijn. Nog ontmoetten wij de namen van
Mesdag, Holst, Moulijn, Aletta Ruijsch,
Kamerlingh Onnes, elk met n werk aanwezig.
P.
Uit Antwpen's Museum.
Menig bestuurder van een Museum zal onlangs
wel gewatertand hebben, toen het bericht de ronde
deed door alle couranten: De directie van het
Museum te Antwerpen kocht een Memling voor
210.000 francs! Welk een voorrecht voor een
directeur eener fraaie verzameling 1°. over
240.000 francs te kunnen beschikken. 2". daar
voor een der grootste meesterstukken der XVe
eeuw te kunnen verwerven; een kapitaal werk
van Memling, bestaande uit drie groote luiken
an een altaarwerk. Maar laat ons thans eens
gaan zien hoe die «Memling" er uit ziet. Zou dat
roote kostbare werk werkelijk wel een Memling
zrjn.
Het is een feit dat dit stuk jaren lang in den
landel was. Ca. 8 k 9 jaren geleden, meen ik,
dook het plotseling te Madrid op. Men had
iet jaren lang te Najera verstopt of op
ontoeankelijke zolders bewaard. Navarra, in zijn
uitoerige beschrijving van Najera en de daar aan
wezige kunstwerken, noemt dit stuk niet. Professor
Justi, die Spanje herhaaldelijk bereisde, deelt
mij mede, dat hy het stuk daar ook niet gezien
leeft. Maar 't is er dan toch geweest, zoo
als Wauters in zijn zonderling boekjen over
Memling 1) bericht. Heimelijk werd de schilderij
naar Madrid gebracht en daar op de »Pastro"
markt waar men onder veel rommel wel eens
sjoede zaken vindt, of liever vroeger vond) voor
een appel en een ei verkocht. Kort daarop werd
het stuk te Berlijn voor 28,000 francs aangebo
den. Maar de directie vond het stuk een te on
behagelijk, leeg, vervelend staal van Memling's
anders zoo intieme en subtiele kunst, en wees
het aanbod van de hand.
Daarna kwam het in handen van den Parijschen
kunsthandelaar Stein, die er den heer Wauters
zóó warm voor wist te maken, dat hij vóór in
zijn »Memling" een groote, zeer gunstig voor de
schilderij sprekende phototypie publiceerde en
er een heel hoofdstuk aan wijdde. Met dat al
werd de schilderij steeds duurder. Eindelijk,
nadat men het hoofd gestooten had bij de Directiën
van verschillende groote Musea, gelukte het den
handigen leverancier der Musea te Brussel en te
Antwerpen een tweestrijd tusschen die beide Musea
uit te lokken ; en toen Brussel ten slotte wei
gerde, kocht Antwerpen, nu van Léon Gauchez
het drieluik van Memling voor 240,000 francs.
Daar ik het boekje van Wauters over Memling
in de handen onzer kunstvrienden reken, kan ik
mij van eene uitvoerige beschrijving onthouden.
Op het middenluik ziet men den Christus, met tiara
en in rijk priesterlijk gewaad, terwijl zich rechts
en links van hem telkens drie zingende engelen
bevinden. De Christus is verre over levensgroot.
De engelen zijn ongeveer op levensgrootte. De
beide andere stukken, even groot, bevatten ieder
zes musiceerende engelen; onder de muziekinstru
menten ziet men een guitaar, een viool, een
cither, een fluit; een engel houdt zelfs een klein
orgeltje, het met de rechterhand bespelende in
de linkerhand, voorts zeer zeldzame blaas- en
andere muziekinstrumenten. Boven en onder de
figuren wolken. .';. y .
Het schijnt dat de uitnemendste kenners'def
Oud-Vlaamsche school, zooals Dr. Bode, Dr. von
Tschudi; Dr. Scheibier en andere het er tamelijk
eens over zijn, dat dit voor een orgel geschil
derde decoratiestuk wel degelijk van de hand van
Memling is. Professor Justi, die zulke belangrijke
artikelen over Vlaamsche kunst in Spanje publi
ceerde is gereserveerder en schrijft mij dat het
werk zijns inziens zeker uit »Memling's
Werktatt" komt. Waar is het, dat de typen der en
gelen zeer Memling'sch zijn; maar ik mis hier
och zooveel wat ik juist in Memling's goede
werken zoo bewonder: het intieme, het liebevoll
lurchgeführte zooals de duitschers zeggen, het
schitterende koloriet, de zorgvuldige, ja soms
miniatuurachtig uitgevoerde détails, die hier soms
rof en machinaal gedaan lijken. Zonderling is
de goudgrond, dien men in dien tijd bij Vlaamsche
childers niet meer vindt (wél bij Spaansche)
:ijn de als hout hardkleurig geschilderde vleu
gelen der engelen. Memling, anders zoo indivi
dueel in zijn koppen, heeft, zou men zeggen,
voor deze 18 engelen hetzelfde model gebruikt,
zóó gelijken ze op elkaar. Alles wél overwogen,
moet mij de vraag van de lippen: ot' men het
erantwoorden kan voor zulk een tweede klas
werk van Memling, dat reeds te vergeefs overal
aangeboden werd, bijna een kwart miüioen francs
te betalen ?
Toch over het Antwerp'sch museum sprekende :
ik vond nog steeds het allerprachtigste,
Rembrandtieke portret eener oude dame No. 02S als
Inconnu tentoongesteld terwijl alle kenners der
Oudhollandsche school het er over eens zijn, dat
dit het chef-d'oeuvre van Jacob Backei-is. Xo. 774
schijnt mij een zeker werk van Van der Heht
toe, eer dan No. 3S2. Xo. (>13, het aardige
wintergezicht met slede en schaatsenrijders is zeker van
Arent Arentsz (Cabei). Een geheel dergelijk stuk
met eenige varianten, in mijn bezit, draagt het
monogram A. A. (in n') 2). De portretten X'os.
G(!0?GG1, aan Comelis de Vos toegeschreven.
zijn echter zeer vroege werken van Anthonie
van J)ijk. Men lette op het pastose der schilde
ring, de sterke lichten op voorhoofd en handen,
en vergelijke bijv. de vroege portretten van i-an
Dijck te Dresden (een tijd lang daar ten onrechte
aan Kubens toegeschreven). Xro. 40<i zal wel een
Gerrit Heda zijn; het beste te vergelijken met
stens een zwakke Cornelis de Vos is. Een derge
lijke schilderij te Windsor meen ik, is oneindig
beter al staan er ook een paar kinderen minder
op. De heer Hijmans schreef een zeer interessant
opstel over dit stuk in de Gazette des
BeauxArts van 1804. Moest ik die schilderij taxeeren,
ik zou ze met 30.000 francs hoog betaald rekenen.
A. BRËDIUS.
1) Sept tudes pour servir h l'histoire de Hans
Memling. par A. J. Wauters, Bruxelles, Dietrich
& Co. 18!»3.
2) Ook in 's Rijks-Museum zijn twee stukjes
van Arent Arentsz en een is er te Rotterdam in
Boyman. De schilder was omstreeks l til O?1625
te Amsterdam werkzaam. Zie Oud- Holland VII
p. 30.
het goede stilleven van dien meester, voor eenigen
tijd te Amsterdam aangekocht. En zoo zou er
nog heel wat te herdoopen zijn in het scboone
Museum van Antwerpen. Of ik het
gelukwenschen moet met den laatsten aankoop ? Ik be
twijfel het.
Terloops zij hier nog even gezegd dat de
zoogenoemde Van Dijck in 189:5, door het Museum
te Brussel voor 200,000 francs aangekocht
hooyFransche kunst in Engeland.
Mevrouw Ruth Edwin Edwards, weduwe van
den bekenden engelschen schilder en graveur
E. Edwards, heeft aan de Londensche Natio
nal Gallery een mooi landschap van Bonvin aan
geboden, La Plains de Verberie, een heel apart stuk
in het »oeuvre" van den meester. De «trustees" van
het museum hebben het aangenomen, en daarmede
een antecedent geopend, dat aan de franschen hoop
geeft, dat door schenkingen of op andere manier
eenmaal hun kunst zal worden vertegenwoordigd
in de National Gallery, terwijl die totnogtoe er
scheen buitengesloten. Tal van Engelsche critici,
vooral Claude Phillips, hadden energieke pogingen
gedaan om Delacroix, Ingres, Corot, Théodore
Rousseau, Courbet en anderen in het eerste En
gelsche museum vertegenwoordigd te krijgen.
Belooning van vrouwenarbeid.
Uit een merkwaardig boekje van Dr. II. Gruber
te Berlijn, getiteld: .Was fangen wir mit unsern
ledigen Tiichtern an", nemen wij de volgende
statistiek over:
Het vak, dat de meeste duitsche vrouwen
onder iija personeel telt, is dat der apothekers.
Reeds lang is in diaconessenhuizen aan meisjes
de gelegenheid gegeven, om zich in dit vak te
bekwamen.
De vrouwlijke dokters en tandartsen moeten,
de eersten naar Ziirich, de laatsten naar
Baltiinore of I'hiladelphia, om haar vak te leeren. De
badvrouwen worden in groote inrichtingen door
de dokters opgeleid, in den expeditie- en spoor
wegtelegraafdienst hebben zij alleen een bewijs
van genoten onderwijs en een proeftijd van
drie maanden noodig.
De laatsten moeten een cautie geven, en ver
dienen bovendien niet genoeg om van te leven.
De telegraüsten hebben een salaris van 1100 tot
1500 mark, en vergoeding voor woninghuur ; de
dames van de telefoon verdienen maar 2.50 mark
per dag. De meisjes in bloemenwinkels kunnen
nauwlijks leven ; die in den boekhandel daaren
tegen kunnen met haar mannelijke collega's ge
heel gelijk komen. Boekhouderessen, door den
Letteverein" gevormd verdienen maandelijks (50
tot 120 mark. De vrouwelijke kappers en de
minnen krijgen »loon naar bekwaamheid";
kookvrouwen (i mark per dag; borduursters hebben
een zeer laag honorarium.
Ziedaar eenige opgaven, d'e bewijzen, dat de
vrouwenarbeid in Duitschland nog een ware
chaos is !
Rembrandt en geheimraad dr. Bode.
De heer M. Jafféis een daitsch liefhebberen
verzamelaar van schilderijen. Hij heeft onlangs
te lierlijn in verschillende vereenigingen een le
zing gehouden en die thans gepubliceerd. Het
onderwerp wordt dit door dit opschrift aange
duid. De heer Jatte vestigt de aandacht op de
aankoopen, door dr. Bode in den laatsten tijd
gedaan voor het koninklijk Berlijnsch mufeum,
waarvan hij directeur is. Gij kunt goedkoop en
slecht, goedkoop en goed, duur en slecht, duur
en goed koopen, zegt de heer Jatte. Het mu
seum echter kent alleen de laatste twee
kategorien. Duur is een wachtwoord als shibloleth :
zonder dat wordt niets gekocht. Een voorbeeld
is de laatste Rubens die werd aangeschaft, hij
kostte '270.01 M) mark, en is nauwlijks 5000 waard.
Heel wat meer schilderijen dan in het museum
wel wordt vermoed, zijn nog niet in het bezit
van Engelsche lords; maar men behoort, om
die te zien, wat klaar uit zijn oogen kijken.
Zoo beeft de heer Jatte juist een paar catalogi
ontvangen van aucties, n te Amsterdam, n
in Italië, volgens welke meer dan n oude meester
van den eersten rang onder den hamer komt;
hier was gewis gelegenheid, zeldzame en goede
werken goedkoop, of althans niet boven den
prijs machtig te worden. Maar de nieuwe, door
dr. Bode gekochte Rembrandt komt natuurlijk
uit Londen, is uit de verzameling vau lord
Ashborn en betaald met 500.000 mark; hij wordt
door sommigen op n lijn gesteld met de
Naclitwacht; maar iedere kenner haalt over die bewe
ring de schouders op. liet is een portret van
den mennonieten predikant Anslov en zijn gezin;
is noch wat het onderwerp betreft, noch om de
compositie te vergelijken met de Nachtwacht;
het is een werk van den tweeden rang, hoog
stens 50.000 mark waard, en dus 450.00H mark
te duur betaald. Lord Ashborn heeft er dan ook
maar 54000 mark voor gegeven, en
deEngelschman heeft dus meer verdiend dan den dank
van dr. Bode voor het afstaan van zijn schat.
Een andere Rembrandt, de grisaille" Johannff
de Dooper in de Woestijn, is ook te Londen
gekocht, voor 52000 mark. De heer Jaffézou
dit stuk zelfs niet cadeau willen hebben; hij is
overtuigd, dat het na een poos wel in de
rommeikamer van het museum zal verdwijnen.
De Berlijnsche verzameling heeft thans 1!>
Rembrandts. Was het noodig bij de 17 er nog twee
aan te koopen ? Was het niet veel beter geweest,
met deze 552.000 mark 250 levende kunstenaars
aan te moedigen, om van ieder van hen een
schilderij van 2000 mark te koopen?
Dr. Jaiïheeft het ook over een schilderij van
Carlo Crivelli, 2 a 3 jaar geleden gekocht, alweer
te Londen, voor den bescheiden prijs van 142.OOO
mark, gelijk de bladen mededeelden. De heer
Jatte zelf heeft eenmaal in het beroemde klooster
van het Lateraan op het punt gestaan een «won
dermooie, onvergetelijke madonna" te koopen,
veel mooier dan het schilderij van het berlijnsche
museum, voor 20.000 mark, 2000 mark
provisie er in begrepen. D?m lachen de lieden
die op de hoogte zijn reeds lang over den aan
koop van een Ruysdael van 42 000 mark. De
heer Steinmeijer te Keulen heeft aan den schrijver
zelf verteld dat hij nog maar heel kort geleden
het werk te Londen op een veiling had kunnen
koopen voor 18.000 mark, en een bekend lief
hebber te Berlijn, de heer Wesendonc, die eenige
van de mooiste Ruysdael's in eigendom heeft,
verzekerde, dat hem zijn eigen exemplaren ieder
een paar duizend francs hadden gekost. De
heer Jatte zelf heeft er twee, die hem samen op
niet meer dan (iOOO mark zijn komen te staan.
Heel zijn verzameling, bestaande uit 180 schil
derijen in olieverf van oude meesters, 120 werken
van modernen , in olieverf of aquarellen, en 15o
miniaturen waaronder tal van «beroemde en be
nijde schatten, een heerlijke madonna van Rafael,
een voortrett'eiijke Rembrandt," »door a\le onbe
vooroordeelde kunstkenners geprezen als een van
van de mooiste en belangrijkste particuliere ver
zamelingen", heeft met alle antiquiteiten die
erbij behooren, aan den heer Jatte nog niet zoo
veel gekost als de laatste Rembrandt aan den
staat. De heer Bode bekommert zich weinig om
de sommen die hij besteedt, vandaar zijn groote
verspilling. Aan dezen thans het woord ! Hij
grijpt snel genoeg naar de pen, en zal ook dezen
aanval wel niet zonder pareeren en
wederstooten langs zich heen laten gaan.
Rij den heer II. l'reijer, lokaal »Pictura" is
geëxposeerd een Koestudie van Anton Mauve.
Dij de
Spui 2;i,
Vollan, «Strand
firma E. J. van
is tentoongesteld
Wisselingh & Co.,
een schilderij van
»Acetoline" het nieuwe, door de verbinding
van water met een compositi&'van kalk en kool,
ontstane gas, schijnt een vijftienmaal grootere
lichtsterkte te hebben, dan het gewone
steenkolengas.
Titels.
Maarschalk Soult was op den koop toe vorst
van Dalmatie. Zijn vrouw kreeg op een keer
ruzie met een operazangeres, die in hetzelfde
huis woonde. Zij schreef haar een briefje en
onderteekende : »Elisabeth, vorstin van Dalmatie."
Maar mad. I'ernetti schreef terug, en deed het
niet minder dan met de handteekening: Madame
I'ernetti, heden Iphigenia, prinses van Argos,
morgen koningin van Golkonda.
Het wonderbaarlijke en de iengfl.
Nederland is een mooi boek, en ook een goed
boek, rijker geworden. Ik bedoel de juist ten
einde gebrachte Sprookjes en Vertellingen det'
Gebroeders Griinm, door een ondernemenden
uitgever, gebr. Van Cleef te's-Gravenhage in een
zoo keurig kleed gestoken.
ot groot voordeel onzer jeugd, durf ik er wel
bijvoegen, trots het Brave-Hendrikachtige dat
nog zoozeer het lager onderwijs aankleeft. Wie
weet niet uit eigen herinnering, wie heeft het
niet naderhand meer dan eens ondervonden, dat
de volksschool het er als 't ware steeds op aan
legt, alle verbeelding bij het kind te smoren ?
Wegens zulk streven heeft het sprookje het
echte wel te verstaan met zijn reuzen en dwergen,
met zijn gedaantcverwisselingen, zijn
tooverdieren en al zijn onmogelijke dingen en wezens
di'uirom heeft liet sprookje zooveel vijanden onder
de schoolrnannen. Zij zien er een bezwaar in,
het kind zulke wonderverhalen in handen te
geven, en kunnen met dat al niet wegcijferen dat
het zich in een wondertuin zoo volmaakt te
huis gevoelt. Wij hebben immers allen in onze
jeugd met onverdeeld genoegen naar sprookjes
geluisterd, en nog lieden is het kleine volkje op
school eerst dan recht gelukkig, wanneer meester
in 't verteluurtje bij hooge uitzondering zich
zoo'n onhebbelijk wondersprookje wil laten wel
gevallen.
Maar, indien onze prozaïeke schoolmannen, die
het wonderbare angstvallig van het kind verwij
derd houden, gelijk hebben, dan trekt onze
geleerde Oosterbuur in de opvoeding der jeugd
leelijk aan de verkeerde lijn. In Duitschland is
namelijk geen kinderboek meer populair dan de
Mdrchen van Grimm. Al die vertellingen zijn er
tot in de volksziel doorgedrongen; de Duitscho
natie is als 't ware met dat boek gegroeid. Geen
kind of het heeft het gelezen en herlezen; doch,