De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 9 juni pagina 8

9 juni 1895 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 937 Een Mje uit da, (Lustige Bldtter.) Als die kleine Spanjaard niet oppast rookt TJncle Sam stiekum zijn fijne cuba op. Een stille Hulde, "Willem van Brakel, een jong koopman, maar toch solied, kijkt 's morgens het Ochtenblad in en zegt tegen zijn yrouwtje : / Joh ! 't Is vandaag Lombokdag. Ik zal den Generaal wel zien als ik naar de beurs ga, ga jij zoolang naar je mama op de Keizersgracht; hij komt door de Utrechtschestraat." Het vrouwtje is gewend te gehoorzamen, zooals haar moeder dit deed en Willem gaat naar zijn kantoor. Zijn bedienden werken niet met den gewonen ernst, er zit wat in de lucht. Als zij van uit hun kelder naar boven kijken, zien zij een vlag wapperen en dit brengt hen van streek. Willem merkt dit op en zegt tot zijn boekhouder: <Je weet, Janssen, dat ik niet op de lijst geteekend heb voor het inhalen van Vetter, omdat ik, voor mij, een stille hulde gepaster vind. Het is principe, maar onder beurstijd kan het kantoor wel gesloten worden en kunnen de liecren wel eens een kijkje nemen." Er valt eensklaps meer ijver bij 't personeel op te merken en Willem zelf komt in betere stemming. Na de beurs troont zijn vriend van Hoven, een handelsman als hij, maar ongehuwd en dus iets minder solide, hem mcênaar de Bodéga. //Nu, een stille hulde wil ik iiet dappere Indische leger wel brengen", zegt Willem, en bij het halfje port No. 17 dat daar op volgt, beweert hij: »'t Is wel een beetje onnoodige drukte, maar het Vreemdelingenverkeer heeft gelijk, voor 't volk is zoo'n dag toch wel aardig. Ik heb geen werk meer aan 't kantoor, ga mee naar de Sociëteit," Daar is de stemming nog al opgewekt want de schoone sekse was er heden aanwezig en al zijn de dames reeds vertrokken, haar brengen Wil lem en Van Hoven %/i //stille huldes'1, zooals in het kringetje al spoedig naar Willem's voorbeeld de oranjebitter genoemd wordt. Het is half zeven ; van Brakel kan niet meer naar huis, want van koud eten houdt hij niet en daarom stelt van Hoven voor in het Pauopticum te gaan eten. Willem vindt dit wel tegen zijn principe van stille hulde, omdat daar ook het //ofiieieele" diner is en oordeelt Iliche" gepaster en deftiger, vooral omdat de generaal aan de overzijde bij Van dcu Berg dineert. In Riche is het tamelijk bezet, maar een plaatsje van twee is spoedig gevonden. l)e gewone wijn bij de ossenhaas wordt door een flesch Husigny vervangen, bij de kip en aan het dessert wordt door de vrienden eeu stille hulde met een halve Pommerij aan de Lombokhelden gebracht. ' Ik zal toch even een boodschap aan mijn vrouw sturen dat ik niet thuis kom eten, bedenkt Willem wat laat, waut het is bij negenen e u het tweetal stapt de straat op, bedenkelijk nageoogd door den i jassenknecht, die veel moeite gihad heeft ieder j den juisten hoed op het hoofd te zetten. De boodschap wordt een' kruier opgedragen en een toertje in een opeubakje door de stad houdt de vrienden in goede stemming. Willem voelt zijn hart reecfs wat warmer kloppen voor de vlaggen, de versieringen en de verlichting van Felix Meritis., en als toevallig de generaal hen voorbijrijdt op weg naar den Amstel, neemt hij zijn hoed af. Hij schaamt zich inwendig wel een beetje omdat hij ziju principe tocli min of meer verzaakt heeft. Hij wordt allengs losser en verhaalt aan zijn vriend, die zeker weet dat hij altijd bij zijn papa op kantoor gezeten heeft, de meest overdreven ge schiedenissen van feesten, die hij in het buitenland heeft mtcgemaakt en van de opgewondenheid die zich dan altijd van hem meester maakte. Van Hoven weerspreekt hou niet, al betrapt hij hem ook op de grofste leugens. Na het vuurwerk lokt de Tentoonstelling hen aan. Xij stappen uit, verbeelden zich in de stormfluitjes van de jolige gasten de taptoe te hooreu, die reeds lang voorbij is, en vergeten zelfs bij elk glas bier een //stille hulde" aan de dapperen te brengen. Een krachtiger brouwsel in de Deutsche Kneipen tegen half twaalf maakt hen min of meer dof, maar als van Hoven met een der biermeisjes wat teveel lacht en schertst, komt Willem uit zijn soes en doet groote verhalen van veroveringen, die, als de helft er van waar was, hem tot een Don Juan eerste klasse zouden gestempeld hebben. Veel is er niet meer noodig om hem, die nooit rookt, tot het genieten van een Hulscher'sche Lombok-sigaar te brengen en daar de muziek uit de Nes hen om den iioek legenklinkt, beginnen de vrienden de weinige deftige en vele niet deftige lokalen zig zag wijze in en uit te loopen. Van Hoven tracht Willem een paar uur later l tot bedaren te brengen eu vindt dat ziju vriend nu wel weer wat deftiger kan worden, waut de Lomboklectuur heeft hem het lied //Alles kost een dubbeltje" in hit hoofd gezet en het, schijnt dat die wijs hem niet meer verlaten wil. Al luider wordt dat, lied door hem uitgegalmd, maar als hij 's morgens om vier uur voor zijn huisdeur staat, bedenkt hij zich en terwijl zijn vrouw de deur voor hem opendoet, hikt hij langzaam iets van gepaste //stille hulde!" G. Mm opattii, (Schalk.) Btiiiiiimiiiiiiiiiiiimiii! min i niim iimimiiinmiiii Spohr in 't zuur. Uit Kassei wordt gemeld: Ons beroemd stand beeld van Spolir heeft nog aan beroemdheid ge wonnen; wedijverend met de ontluikende, in malsch groen gedoste natuur, heeft het, evenals do kinderen der lente, een teeder groen gewaad omgehangen en als een groote kikvorsen staat het nu op het Operaplein. Hoe is onzen grooten j Spohr deze verjongingskuur, die alle voorbij gangers, vooral de bezoekers van den hofschouwburg met gemengde gevoelens aanschouwen, in l het hoofd gekomen 'i lioe heeft het prachtige i bronzen gewaad zich in n nacht in zulk een j povere beschimmelde pij kunnen veranderen 'i Velen hebben zich daarmee reeds de hersens gepijnigd ! Xu eindelijk weten wij het, en nog wel uit ofticieele bron. De stadsarchitect, von l Noel, heeft omtrent deze standbeeld-episode de j volgende mededeeling gedaan: Spohr moest eens j terdege worden gewasschen alsof de vele regens dit niet reeds van zelf en zonder onkosten zouden hebben opgeknapt! waarom de afdeeling pu- ] blieke werken een daar Bevestigden stukadoor l schriftelijk opdroeg, het standbeeld met zeepsop en een weinig soda af te boenen. De baas. die i van komponisten-verschooning maar weinig ver stand heefr, stuurt Spohr een knecht, die er j totaai niets van weet. Deze denkt: zoo'n be- ! roemde vioolkunstenaar kan toch niet met een sopje worden gewasschen, waarin vuile luiers worden gespoeld, die moet met andere zeep wor den gereinigd. Hij gaat naar een hem bekenden drogist, vraagt om raad en krijgt tot antwoord : Xeeru zoutzuur, dat is je ware !"' Op eigen houtje tijgt nu de slimmerd aan het werk en wascht het geheele standbeeld met zoutzuur! En Spohr, de groote maestro, ergerde zich over die zout-zurige verschooning zoo geweldig, dat hij van onder tot boven groen werd ! En nu staat hij daar en kijkt zoo zout en zuur voor zich, alsof by nooit van zijn leven een hartver kwikkend li.ed had gecomponeerd of gespeeld. Waarom vrouwen meer zeuren dan mannen. In de eerste plaats: als jongens reeds leeren de mannen dat woorden gevolgd kunnen worden door slagen, terwijl vele vrouwen het leven door gaan ten volle verzekerd dat zij veilig zijn wat zij ook zeggen mogen, voor lichamelijke kastij dingen. Het is geen bewijs van moed, het is een voudig hun gezond verstand dat de mannen leert tenzij zij een zaak de moeite waard vinden om er voor te vechten hun tong in toom te houden. Ten tweede: als een man driftig wordt is hij niet half zoo welbespraakt als de vrouw; in den regel weet hij zich niet beter te redden dan door een paar vloeken. Om met succes te zeuren, aan te houden, moet een man wel half een vrouw zijn; zeurkousen onder de mannen hebben in den regel iets verwijfds. Ten derde: een man die uit zijn humeur is, toont dit gewoonlijk door norsch en gemelijk te worden; hij «houdt zich in" De waarheid is: een man moet wel leeren zichzelf te beheerschen; zoo al niet ter wille van iets of iemand, dan ter wille van zijn zaken; is hij driftig en weet hij te zwijgen, dan kan dit hem veel verdriet besparen. Ziehier waarom men minder zeurkousen vindt onder dj mannen dan onder de vrouwen. 7,oo schrijft Dr. Cyrus Kdsou, in antwoord op de vraag door een aantal dames tot hem gericht, naar aanleiding van een artikeltje van den doctor over dit onderworp. Ci. W. PMster-pleizier, Hoe jonge juffrouw Betsy zich liet inlossen van panden in 't paniljesliuis voorstelt. Braramie, allo hier! Koosie pas toch op de jonge, hij komt nog van ons vandaan?allo Brammie, zal je hier blijve? Vader, hier staat nog 'n coupéope en Brammetje wijst naar een tierde klasse coupéwaarvan de (leur openst: at. Koosie, die dadelijk yooruitgesneltl is, met Theodoortje en Hophietje aan de hand, roept, even hijgend, terug: Eén plaats! Vader en motder, in den stormpas aan snellend, matigen plotseling hun tred en terwijl vader met ten rood en geel gebloemden zijden zakdoek zijn gelaat afwischt, puft motder, die, tweemaal zoo dik is als haar eorpulente echtgenoot: 't Is nou al om te bezwijkt', hoe zal dat vandaag worre '.' Allemachtig wudr is de tlesch voor Moritz... ? en waggelend draait ze zich om, naar een kindermeid, die nut een schreeuwendjongske op den arm haastig achteraan komt. Hou Moritz toch stil! roept vader. 't Wurm zal dors hebbe, antwoordt moeder. Wat dors waarvan dors waarom dors? Als hij toch pas wat gehad heit voor we de deur uitginge. '_k Zeg je man, 't kind heit dors waar is de ilesch ? Hier moedei1, gilt Bram een llesch vol melk omhoog houdend, terwijl hij in de open staande coupétracht te klimmen. De dikke vrouw is hem hijgend genaderd : Pas op de ilesch! as ie breekt binne we gesjochie. Jawel moetier! ik ga hier vast in ; daar Koos heb jij de (lesch. Wil je d'r uilkomme kwajc jonge zal jij alleenig in de coupé? Wat 'n respek voor je vaders en moeder. Mooi! zal hij d'r ingaan zitte tn hij vraagt niet of tfij plaats heb ben ...'.; 't Zal je d'r later nog naar gaan kwaje bengel, d'r staat geschreven: eert uwe vaders en moeder... allo d'r uit! Maar moedtr als d'r nou geen plaats is voor allemaal dan ben ik toch vast onderdak. -?Bram kom tl r uit!?maak me niet ra zend, we gaue bij mekaar zitte ot we gane niet zitte. Maar vader! Niks te vaderen, hoor je. Kom hier pas t(,t-h op die ileseh domme jonge, je nekt 'm nog en jullui ook, blijf toch allemaal bij mekandere. Kindere we blijve hier op de perion staan totdat ze een waggon hebbe angehaak. ; Ken wiiggon angehaak? Moeders oogen j worden onnatuurlijk «root tusschen de smalle j roode randjes. -? i Ja - angehaak! Zou je rntene omdat ] \\ij als derde kla-i reizen, dat we daarom miniier reeb hebbe op plaas dan andere? j Diit /.iil ik xc anders laten ondervindt', boor je'.' Is me dat hier i en romnii 1. - 'n Mensch verlitfft er /.i;n gtduïd bij - Ah! daar is hij gaat ',v:iaratjh(i.irdoor-honrl. creis? en eensklaps liimdii' in koor: ('ondueUur! lh\ conducteur gaal t clder door. i ) in ris na en zeg dal \\e geen i clilKii. ~ Nee, hotft niet ! daar is net ] hoot-conducie-.ir en !>?Iet t'd, zijn hoogcn [ zijden hot d eventjes oplichtend, vraagt de . famillevadi-r: ! iduleuiidueieur, /.on u ons j 'n plaatste wiih' wijzen wc hebbo als «tloope wat we kunne: we binne doodop van t bolle langs de trein muur alles is bezet. J)e hootdi'oüdueteur, een beleefd man. : zilt met een klein spottend glimlachje neer op hel, korte dikke mannetje, dat. met den ; hot.d in den nek, met de eene hand den gouden hoiioaeketting, tlie op /ijn \\ittevesl, bungelt, bevoelend eu mtt de andere gesti- j l Een herinnering aan net conflict Banffy-Kalncly.. (Grlühlich'.er.) K.M.NOKY en P.ASFFY (unisono): We zijn dus nu weer goede vrinden. (Ieder voor zich) : Wacht maar ik zal je later wel vinden. culeerend, voor hem staat. Dan treft hem het onrustbarend warme gelaat der dikke juiïrouw, dat als een rood Edammertje in de zon, overal kleine zweetpareltjes toont; en met een plotselinge opwelling van christelijke naaslenliefde zegt hij: komt maar eens mee ik zal je helpen met z'n hoevelen beiitu? _'k Heb zeven biljetjes, derde kleine Moritz is vrij. Hum! gaat maar mee. Een paar rnaal stapt de conducteur met de blazende en hijgende familie als een vurige staart achter zich langs den trein, maar alle wagens zijn meer dan bezet en nog steeds komt er toevloed van passagiers, 't Is altijd druk op den tweeden pinketerdag en heden bijzonder. Dan maar in de tweede, daar zul je niets tegen hebben hè? -?lachend draait de conducteur zich naar zijn beschermelingen om. Met een armoedig maar leuk gezicht trekt vader de schouders op en kleine Bram geeft zij 11 zus met de flesch een stomp in den rug, ter wijl hij grinnikt: Gaan we als lekker tweede voor 'l zelfde geld. Ook de tweede klassen zijn overal vol de hoofdconducteur krijgt reeds berouw over ziju goedhartigheid, maar hij kroont toch zijn werk door met een vluggen greep een eerste klasse coupéte ontsluiten en te zeggen: Toe dan maar, gauw, hierin ! Bram en Koos rollen van haast over elkander tegen den coupébodem op. en terwijl Bram de rleseh met melk anstig om hoog steekt en moeder vader doet vloeken en aangaan, omdat ze op zijn eksteroogen gaal staan, kruipen Theodoortje en Sophie op handen en voeten naar binnen. Moeder hijscht zich aan de deurpo.-t op en vader duwt haar te krachtig omhoog, zoodat ze op haar knieën in den coupévalt. Door den schok gaat haar spoormand met koekjes open en ledigt zich op 't perron. Koos en Theodoortje, dringen bij 't zien van zoon gevaar haastig weer uit den waggon. en rapen, geholpen door de meid, die kleine Moritz bijna onderste boven houdt, de kost bare zoetigheid op. Eindelijk is de heele familie binnen want vader heeft, de meid omhoog gewerkt, en omdat hij haar bij t induwen zoo raar kneep;. een tik op z'n vingers en een vinnig: je moest je schamen, gehad. Xou zalle we als 't portier dicht h ouwe dan zitten we lekkertjes bij mekandere zegt de praktische Bram, op 't zachte kussen op en neer wippend en Koosie beweert met een mond. van buiten en binnen vol koek :. \\ e hebbe nog' nooit zóó fijn gcreze. Moedtr hteft 't min of' meer benauwd en 't voorgebergte, dat haar gouden broche torst, woidl, als door aardschokken bewo gen. Maak 'n beetje Inch man? vraagt ze heescli en afgebroken. 't Portierraampje valt neer, en zoodra de dikke vrouw naar buik-n ziende, adem genoeg heeft gekregen om te spreken, zegt ze: O, (nins! daar is tante Saar ! Eensklaps komen al de hoofden van de kinderen op en over elkander voor 't portier, ze duwen moeder op zij en gillend klinkt eer. De jccftey Rosebery on .leertóeif. (l'Hiich.) LAI:UI i nr.iii;: Ken pover l,ee (je, vriend!" l!u-!:i;n;v : -Xeolaiig bij nos; iree kan, zul ik hem rijden.''

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl