Historisch Archief 1877-1940
Bé. 938
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11 Juni. Degressieve schoo'galdheffing."
12 Juni. De kruistocht onzer eeuw."
13 Juni. De aanneming vae h't voorstel Lohman."
Het Nienws van den Dag. 7 Juni. Stad
en land."
10 Juni. Zjmerplannen", door G.
De Maasbode. 6 Juai. De Joden te Weenen."
7 Juni. Het verval der openbare school."
8 Juni. De wetenschnp bankroet."
9 Juni Het ontwerp-Lohman." Lombrosiana
toegelicht", door P. M. Bots, pr.
Nieuwe KotterdamscheCr t. 9 Juni. De
Terhooging van het effectenzegel", I. 11 Juni II, (slot).
' D e (anti-rev.) Nederlander. 10 Juni. Een on
geval op zee". (Polemiels niet de Standaard).
14'juni. De vlag'' (idem).
Het Vaderland. 9/10 Juni Ona standpunt
ten aanzien van het personeel".
Haagsche Dagblad. 8 Juni. Geen wind
stilte", (het te!ephonn»vraagstnk).
9/111 Juni. Juist beslist", (omtrent het voorstel
Yeegens tut uitstel der behandeling van het pert-oneel).
12 Juni. Waarloe die haast?" (Tegen bet voor
nemen om hel a. s. kiesrecbtontwerp nog in deze
zitting te behandelen).
13 Juni. Het personeel". I.
U t r e c h t.- c h D a g b l a cl. De aanstaande ver
kiezing voor de Provinciale Staten."
P r o v. G r o n. C t. 10 Juni. Den bezem in de
mast?'1 (De zeeroovers van Marocco).
A r n h. C t. 10 Juni. Hot personeel Kijks- of ge
meentelijke belasting."
14 Juni. Antwoord aan het Vaderland" (belasting
wetten).
Middel b. C t. 8 Juni. De discussie van de
regeling der werkzaamheden in de Tweede Kamer.
De Delftsche Opmerker. 8 Juni. Het
Personeel (De bronnen der fouten).
15 Juni. Oneenigheid in het anti-revolutionnaire
kamp (Standaard en Nederlander).
Winschoter C t. 9 Juni. Voorposten-gevecht
(Het debat over het voorstel Veegens in de Tweede
Kamer).
De Liberaal. 8 Juni. De Engelsche arbeids
enquête, minimum loon en maximum arbeidsduur"
(ingez.)
De Nederlander ('Weekblad). 8 Juni De
Tolephoon in de Tweede K»mei".
L i m b. Koerier. 13 Juni. Waar de
Winterlandbouwschool in Limburg 't"
lllllllllHimiililillliliiillliiiilMiiiMMMiiHMHmliiMiMiiimimiMliiiiimmi
TOONLLKrTMVZILK
Met,
Mij werd dezer dagen een exemplaar gezonden
van het verslag over het 45ste jaar der Maat
schappij Apolio. De bedoeling van die beleefd
heid is ongetwijfeld, dat op deze plaats van den
inhoud melding worde gemaakt; en wij zullen
haar beantwoorden met uit het verslag mee te
deelen wat voor het publiek lezenswaard kan
zijn, in de hoop zoodoende tevens de belangen
van de Maatschappij naar onze krachten te dienen.
Wellicht hebben weinigen, die het drietal ko
mieke kunstenaren, Kreeft, Kelly en Kiehl moch
ten toejuichen in eenige operette, vermoed dat
deze laatste, maar niet de minste der broederen,
op zijn tijd de ernstige bezigheden verrichtte van
het besturen van een tegelijk finantieele en
menschlievende instelling zooals de Maatschappij
Apollo er eene is. Bovendien is Apollo, gelijk
de naam reeds eenigszins verraadt, een maat
schappij welke de kunst op den voorgrond plaatst,
op den voorgrond namelijk van het tooneel der
schouwburgen, waar hare jaarlijksche voorstellin.
gen gegeven worden. Doch dit is van dezen
Apoilo de sterkste zijde niet; de Grieksche
god wordt gewoonlijk afgebeeld zonder eenig
kleedingstuk om eene portemonnaic te bewaren,
terwijl onze maatschappij van dien naam er slechts
op uit is de hare te spekken. Zij doet dit even
wel ten bate van weduwen, weezen, ouden on
gebrekkigen; en in dit geval althans ho-iligt
het doel de geldmiddelen. De leden van jpollo
hebben de pretentie niet van twee malen per
jaar een soort van modelvoorstelling te geven.
Het zijn uitvoeringen ten behoeve van de kas
en de bestuurderen zijn, niet enkel gerechtigd,
maar verplicht de stukken te kiezen waarvan
zjj weten dat het publiek het liefst gediend is.
De keuze derhalve van Mnrqot de Bloemen
verkoopster en De Tivte Weezen mag ons niet
verwonderen. Beide avonden hebben te zamen
?191006 opgebracht, een mooie recette, vooral
als men bedenkt dat de acteurs haar op hun eigen
houtje hebben gemaakt, zonder voorlichting van
de specialiteiten en dichters die somtijds over
onze schouwburgen een wakend oog houden.
Bovendien heeft een onge loemde, in het Verslag
alleen aangeduid als de Heer S., de kosten van
M'tfgot voor zijne rekening genomen, zoodat de
geheele opbrengst in de kas kon worden gestort.
Dit is voor*aar niet kinderachtig, want het heeft
/ 230.03 gescheeld. En, om de waarheid te
zeggen, Apollo kan dergelijk hulpbetoon niet best
missen. Uit de cijfers blijkt dat de finantieele
toestand ver van schitterend is. De gewone
uilgavtn overschrijden di gewone ontvangsten. Ons
dunkt dat delleer Kiehl in zijn rapport wel wat
optimistisch is. Zijne opmerking, dat ^kolossale
afschrijvingen van het grootboek dit jaar nood
zakelijk werden"; en dat dit »geen bewijs van
financieelen achteruitgang (is), doch slechts het
gevolg van meerdere uitgaven ontstaan door het
toenemen van het aantal trekkende leden"
wij kunnen deze opmerking niet onderschrijven.
De Maatschappij heeft van haar kapitaal ? 6000
moeten gebruiken om de uitkeeringen aan de
rechthebbende leden te kunnen betalen. Ik zeg niet
dat het ongeoorloofd is, maar ik zeg dat het een
maatregel is dien men niet dikwijls kan herhalen.
Het totale kapitaal bedraagt nog gec-n /' 60000
en, omdat de rekening een voordeelig saldo van
bijna /' 25' O aanwijst, er bovendien een verlies
van eene kleine f 500 over 1892?93 te dekken
viel, is de dienst 1893?94 feitelijk niet met
? GOO'") maar met iets meer dan / 2300 te kort
geëindigd. (De opbrengst van ? £000 2'/2 pCt.
N. W. S. bedroeg ongeveer f 5300). Ik laat
hier buiten rekening f 578 in twee posten ge
boekt als geleend van het »Bijfonds". te beschou
wen als Apollo'a linker broekzak, ir.dien het
hoofdfonds zijne rechter is. In het gunstigste
geval is dus, behalve het verlies van 1892 93,
in 1893-94 ingeteerd ongeveer / 2300. Name
lijk : verkochte elVecten ? 530O, saldo van reke
ning overgehouden /' 2500, saldo te dekken
92-93 / f 00, totaal / 3000, blijft / 2300, zegge
/ 2300. Nu is, blijkens bet Verslag, de uitkeering
over 1894?95 bepaald geworden op ? 200 over
45 leden, maakt / 8000. De overige uitgaven
zijn: Onkosten / 385, rente / 140, totaal der
lasten / 9125. Blijven de baten over 1891 - 95
gelijk aan die over 1893 94, zooals hier ten
aanzien van de lasten is ondersteld, dan zullen
zij ongeveer beloopen:
Twee voorstellingen (netto) . . f 1730
Kente, contributie, giften ... - 8300
/ 10.030
zoodat dan het evenwicht is herkregen en zelfs
een saldo ten bate van het kapitaal overblijft.
Ik vrees evenwel dat de ontvangsten hier te hoog
zijn geraamd, want bij de posten waaruit het
totaal over het vorig maatschappelijk jaar bestaat,
zijn er verscheidene welke er niet zeer vast
uitzien : cadeau van den WelEil. heer N. N.
/20O; cadeau (behalve de jaarlijksche donatie) van
II. M. de Koningin -Regentes f 200, enz. En
eindelijk zien wij hij Apollo gebeuren wat allen
dergelijken instellingen oveikomt: de bijdragen
verminderen; het ge:al donateurs is gedaal l van
252 op 244, een teruggang van ruim 3 ten
honderd. Er staat tegenover dat er van de trek
kende leden kunnen overlijden, gelijk er sedert
l October 11. reeds overleden zijn, maar hunne
plaatsen worden dan mogelijk door anderen
ingenomen. Daarbij is de uitkeering die elk
ontvangt al zeer gering: /'2O(j per jaar, voor
sommigen met een duitje uit het kleine fonds,
vermeerderd tot /' 220. Terwijl eindelijk een
lichaam als A/iüllo dat in hoofdzaak een levens
verzekering is, wil het op den duur aan zijn
verplichtingen blijven voldoen, zijne inkomsten
moet zien toenenu n. Van de contribueerende
leden zullen verreweg de meeste eenmaal in de
t«rmen vallen van de ondersteuning te moeten
krijsjen. Hoe ouder de maatschappij, hoe ouder
hare leden. Nieuwe aanwas van leden, van
donateurs, blijft dus altijd dringend noodig. Een
woord nog over de n'nantiën. Apollo heeft, be
halve de rente van het kapitaal eveneens op deze
twee wijzen samengesteld, twee soorten van
inkomsten : bijdragon van de leden en giften,
vaste en losse. De ondersteuning genietende
leden ontvangen dus voor een deel hun eigen
geld, voor een deel het gold van anderen. Hier
is in 't algemeen niets tegen ; door de artiston
te helpen, bevordert men de kunst, en velen die
slechts deze manier kennen om hunne kunst
liefde te doen spreken. Maar er is iets tegen,
dat deze philanthropio mede aangewend wordt
ten bate van lieden die het volstrekt niet
noodig hebben. Nog eens, de rekening over
1893 94 vermeldt f 2419.55 contributie, en
/'2S17.03 aan donatie van verschillenden aard.
Er is dus geen sprake van dat de uitkeeringen
door vroegere eigen bijdragen, als waren het
premiën van een polis geweest, bekostigd zijn
geworden. Welnu, wij achten het zeer verkeerd
dat voor eene toelage, welke voor de grootste
helft een bedeeling is, ook in aanmerking komen
personen die zelfs tot de vermogenden gerekend
kunnen worden. Wij verbergen niet dat wij met
eenige ergernis op de lijst van de ondersteunden
aangetroffen hebben den naam van den Heer
N. Judels, een man van wien ieder Amsterdam
mer weet dat hij tamelijk bemiddeld is, en die
overigens zelf bij een vtin zijn jubileums de
geestige verklaring heeft afgelegd, dat, zoo het
publiek vele jaren om hem gelachen had, hij
voor zich had gezorgd het laatste te kunnen lachen.
Kortom, wij zeggen hier wat genoer/.r.am bekend
is: de lieer .Judels behoort niet totdolieden waaraan
de personen denken die hunne bijdragen aan
Apollo afstaan. Zoolang in de statuten geene wij
ziging is gemaakt, welke een dergelijk misbruik
in het vervolg voorkomen een bepaling laat
zich denken, dat b.v. de llaad van Bijstand met
de Commissarissen van Toezicht (aan autoriteiten
ontbreekt het geenszins) in ieder bijzonder geval
beslissen of de omstandigheden van een lid
veroorlooven hem van de ondersteuning uit te sluiten
zoolang gevoelt men nauwelijks vrijheid do Maat
schappij bij het publiek aan te bevelen. Wij hopen
dat het bestuur deze opmerking zal overwegen,
en vertrouwen dat zij althans voor de betrokken
personen voldoende zal zijn. om hen ten
voordeele van de algemeene kas afstand te laten
doen van de luttele guldens, welke niet hun.
maar hunnen misdeelden oud-collegaas toekomen.
De uitkeering van Apollo, in een woord, is voor de
helft een aalmoes; en wij misgunnen haar geenszins
aan de gebrekkige of behoeftige tooneelspelers,
meenen veeleer dat zij een recht op publieke
hulp kunnen laten gelden. Maar wij wenschten,
dat iemand die er buiten kon, het toch reeds
zoo geringe jaarlijksche centje van zijn medele
den, die het zoo hoog noodig hebben, niet hielp
verkleinen. Dit is een billijke griet die hersteld
moet worden.
* *
*
Bijzondere voorvallen zijn in den loop van het
maatschappelijk jaar der Maatschappij niet over
komen. De Heer H. Th. Boelen, heeft wegens ge
zondheidsredenen zijn voorz:tterschap van den
llaad van Bijstand neergelegd en is opgevolgd
door den Heer A. N. J. Kabitis.
Dit is de belangrijkste personenverwisseling,
en onder de werkzaamheden welke de nieuwe
president zal vinden om te doen, mogen wij
vermoeden dat de hier aangeduide noodzakelijke
hervorming zal behooren. Overigens behoeft het
nauwelijks te worden gezegd, dat wij den minder
gunstigen rinantieelen toestand alleen hierom
onder het oog van onze lezers brachten, wijl
wij verwachten dat zij zich te meer opgewekt
zullen gevoelen eene msat-chappij te steunen
welke het zoo veel behoeft on nog zoo weinig
ontvangt. De secretaris, de Heer Kiehl citeert
een diepzinnig gezegde uit het drama Laurier
boom en Uedehtaf : zoo gaat het al voorbij ,
zich bedenkende dat reeds vijf en veertig jaar
heen gevloden zijn sedert de lieer Ileesbeen en
elf anderen Apullo hebben opgericht. Nog slechts
vier van de stichters zijn in wezen ... En ook
schrijver dezes, aan het einde gekomen van zijne
beschouwingen, moet denken aan den titel van dit
populaire tooneelstuk. Immers, indien bestuur
deren dezer loffelijke instelling met den bedelstaf
slechts ijverig rondgaan bij de gegoede en kunst
minnende burgerij, zal bedoelde staf, krachtens
eene vreemdsoortige en wellicht slechts in de
verbeelding mogelijke transformatie, in hunne
handen versche loten schieten, oen bloeiende
boom geworden, waarvan de b la lerend os tot
kransen gevlochten met linantieeleen filantropische
lauweren hunne slapen zal versieren. Dat zij zoo!
d. II. V. i,, (i.
Inziet,
l Het zij mij vergund hetgeen ik in het
zomersaizoen over do verschillende kunstuitingen (zoowel
schoppende alsreproduceerende) heb te vermelden,
onder een rubriek te brengen. Dit is, dunkt
mij voor den lezer afwisselender en maakt mijn
taak gemakkelijker en aangenamer, in dien zin:
dat het mij veroorlooft ook de kritieken van
nieuw uitgekomen werken in vrijer vorm te be
handelen. Ik heb deze wenk trouwens zoo van
allerlei te verhalen dat ik wel tot dezen vorm
i mijn toevlucht moet nemen.
Werpen wij eerst eens een blik op het Expo
sitieterrein. Daar wordt allerlei mu/.iek geboden.
In de grooto, muziektent geeft het gewone Ten
toonstellingsorkest op zeer verdienstelijke wijze
Ilarmonie.concerten en van tijd tot tijd geeft het
orkest van het Concertgebouw en de
P/iilhaniionische Kapel (miter persiinlicho Leitung des
Ilerrn Prof'. MannstaJt) avondconcerten in die
tent of, als het weer te slecht is, in de voorzaal
die de entree van het Hoofdgebouw vormt.
Over ons Concertgebouw-orkest nog iets te
zeggen is overbodig en over Miinnsiiidt's kapel
kan ik niet veel zeggen omdat ik alleen een
concert met goed weer heb bijgewoond. Dan
speelt dit orke.-t buiten en dus kan men van de
strijkinstrumenten ongeveer niets hooren.
Ik heb echter gisteravond toen ons orkest onder
leiding van den heer Itcnard in de koepelzaal
speelde zulk oen voortretl'elijken klank opgemerkt
dat ik hot voor de ware muziekliefhebbers betreur
dat het niet altijd slecht weer is of liever, dat de
strijkorkesten daar niet in ieder geval hunr.c
uitvoeringen geven
Dat woord : Harmonieo kest is toch eigenlijk
een raar woord. Alsof bij de anderen dn linnimuie
ontbreken zou. Nu dat is waarlijk bij de beide
voortreffelijke strijkorkesten ahes behalve het
geval. Ik hoop dat het morgen avond slecht weer
zal zijn, opdat ik het l'hilharmonische orkest
weer eens in gunstiger conditie kan hooren.
Dan kan ik uitvoeriger op de kwaliteiten terug
komen.
Op Oud-Holland (waar ik mij niet kan verza
digen aan den aanblik van de karakteristieke
geveltjes, allen zoo verschillend en toch een m. i.
zóó harmonisch geheel vormende) wordt door
mannen in Oud Hollandsen, costuum,
Oud-Nederlandscho muziek op nieuwe instrumenten met
vaak wel wat te moderne harmonisatie uitgevoerd.
Dat is do schaduwzijde va.u reproductie, van
oud-Ilollandsche toestanden. Men stuit altijd op
de fin-de-siècle neigingen van onze tijdgenooten.
Evenals de bezoekers van de verschillende
vervc'rschings lokalen er mede tevreden zijn dat zij
uit lijn geslepen glazen en niet uit tinnen
kroezea of kannen moeten drinken, evenmin vindt
men aanstoot in het niet altij l antieke karakter
van den vorm waarin de ond-Nederiaiulsche
muziek ons wordt geboden. Sommige, wijzen zijn
echter steeds het sein voor uitbundige vroo
jkheid.
Men verhaalde mij dat in een caféop het
terrein eene Iloemeensehe kapel uitvoeringen
geeft en dat de bezoekers met groot genoegen die
kapel en de zangers hooren.
Tot mijn spijt kan ik daar nog evenmin over
schrijven. Want wel ging ik er heen, er mij op
verheugende eens nader kennis te maken met de
zoo eigenaardige droumerige, soms wazige
Uoei meensche wijzen en reeds stond ik vol spanning
l te wachten tot de eerste violist-directeur het
i sein zou geven. Stelt u echter mijn schrik voor,
toen wij onthaald werden op het Intermezzo
uit Caculleria.
De lezer weet hoeveel wij critici reeds onder
de Caralletia-vereering van het publiek en de
Intermezzo-zeeziekte geleden hebben. Het is
mij dus te vergeven dat ik lafhartig de vlucht
heb genomen en nog geen moed had terug te
keeren. Er is vroeger nog eens een lloemeensche
kapel in het Panopticum geweest. Daar ging ik
ook eens heen, doch was niet gelukkiger, want
toen werden wij onthaald op de ouverture Dich
ter nnd Buuer van Suppé.
(Er is toch iets zeer eigenaardigs in de muziek
van dat volk ! hoorde ik toen in mijne nabijheid
opmerken.)
Doch ik zal het nog wel eens beproeven.
Zondagmiddag waren wij genoodigd in het
Operette-Theater FruKCuti om eene kinder
operette te hooren. De drie Bofclijaxiurriinetjes
onder de persoonlijke leiding van de componiste
Hendrik» van Tussenbroek, zooals het programma
vermeldde.
Deze uitvoering stond onder het patronaat van
eene verceniging van dames- onderwijzeressen
Tlmgaitr (goeiig keurd bij Kon: Besluit) die voor
de belangen van de onderwijzeressen ijvert en
zich ook, meen ik, in den laatsten tijd sterk
interesseert voor vrouwenkiesrecht (hetgeen nog
niet goedgekeurd is bij Kon. Besluit).
Doch ik heb niet de patronesse van deze uit
voering, doch wel liet werk van de componiste
te bespreken onder wier persoonlijke leiding deze
uitvoering plaats had.
De kinderen van do Sarphati-school hadden
dit werk blijkbaar met veel lust ingestudeerd en
van dit gedeelte was werk gemaakt. Er werd vaak
zeer verdienstelijk gezongen. Het kinderkoor had
echter in dit werkje zulk een ondergeschikte
rol (er kwamen maar zes koortjes en eene solo
in) dat mijn taak er niet gemakkelijker door
wordt ; want het gesprokene en het spel hadden
een m.i. te groot aandeel in dit werk en over de
verschillende rol en voor volwassenen, Koningin,
hofdames, Prins etc. etc. mag ik geen oordeel
uitspreken. Bovendien moet ik den schijn ver
mijden door over de rolverdeeling te spreken, de
k c-bironjiliKid van deze vereeniging op dit ge
bied te willen kritiseeren. Bepalen wij ons dus
tot de muziek. Ik heb vroeger reeds met inge
nomenheid gesproken over de bepaif'Jheid die
Mej. van Tussenbroek bezit voor kinderzang te
schrijven.
De nummers die ik boorde zijn practisch voor
kinderstemmen geschreven en klinken als muziek
stukjes vaak aantrekkelijk.
Ik stel mij dan ook voor dat zij in kamer of
concertzaal gezongen zich in gunstiger licht zullen
voordoen. Doch zoodra men voor het tooneel
schrijft is het noodig sterker kleuren aan te
wenden en dat bespeurt men het best wanneer
men het werk ziet opvoeren.
Men versta mij wol ! Als muziek maken
deze liedjes een aangenamen indruk, doch in
verband met het geheel is de muziek hier niet
in staat het eentonige te redden. Dien indruk
verkreeg ik althans bij deze uitvoering.
Nu het kan zeer goed zijn dat het feit dat
de dialogen (zooals men dat noemt! niet lirpeii,
de warmte, de meer dan lange entre-actes
(entre-actes waar de firma Van Lier jaloerscb
van zou zijn, zei mijn buurman) en de
geheelo herhaling van de tweede acte tot dat
alles hebben medegewerkt, doch ik geloof wel
het juiste te treffen wanneer ik als mijn oordeel
uitspreek dat ik deze nummers als afzonderlijke
muziekstukjes geslaagd vind, doch niet geslaagd
wanneer men ze beschouwt als de muziek die
dit sprookje moet illustreeren.
liet is jammer dat de componiste persoonlijk
de uitvoering leidde. Want niets is leerzamer
dan op het tooneel te zien vertoonen wat men
binnenskamers heeft ontworpen.
Ik ben overtuigd dat wanneer Mej. van Tus
senbroek in de zaal had gezeten tijdens de uit
voering, dit niet aan hare aandacht zou zijn
ontsnapt.
Het publiek was zeer dankbaar en juichte
iedere acte warm toe. Dit constateer ik met
genoegen, want ik heb veel sympathie voor het
ernstig streven van Mej. Van Tussenbroek, doch
dit mag mij niet weerhouden mijn ontvangen
indruk te geven, die echter vergezeld gaat van
eene warme aanmoediging ook op dit gebied
voort te gaan. Met de opgedane ervaringen zal
dan een tweede werk van veel vooruitgang kun
nen getuigen.
Een nieuw M'ien Neerlaniïncli bloed woorden
van Tollens, gewijzigd door J. W. van Dalfsen,
muziek van L. H. Deelman voor gemengd koor
en mannenkoor word mij toegezonden. Nu het
oude is zoo langzamerhand aan het zieltogen. Het
oude Wilhelmus heerscht zonder concurrentie.
Tot mijn spijt moet ik zeggen dat dit lied het
Wilhelmus evenmin concurrentie zal aandoen
De melodie is vooral in het begin zonder karak
ter, de harmonisatie verleent er evenmin karak
ter aan (al is die ook beter dan in een vroeger
werkje van denzelfden schrijver) en de stemvoe
ring is (vooral in de uitgave van mannenkoor)
niet altijd gelukkig. Een slecht klinkend ge
deelte noemt de schrijver moor een stoutheid dan
eene onhandigheid (hij schreef een langen brief
bij de toezending van zijn werk om zijn stand
punt te verklaren) doch het spijt mij, maar zulke
stoutigheden vallen niet in mijn smaak.
De schrijver kritiseert Vader Wilms dat hij
de hoogste verheffing op bloed geeft alsof men
iets anders dan bloed in de aderen zou hebben
(dat is niet juist want die komt aar. het slot bij
Vader/nm/) doch hij heeft het bloed wel wat veel
weggestopt.
Summa summarum : Een liedje dat ongeschreven
had kunnen blijven.
V.\.\ Mji.i.itir.x.
Het Théatre Libre.
In den laatsten tijd is door het »Théatre Libre"
opgevoerd de eersteling van een.-23-jarig jour
nalist uit Marseille, Fabre. Het heet L'argent,
en geeft de gemoedsverwording, het cynisme, die
het gevolg zijn van rijkdom. Een fabriekant heeft
zijn vrouw tot eenige erfgenaam benoemd, zoon
en dochter krijgen alleen vruchtgebruik. Dat