De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 16 juni pagina 4

16 juni 1895 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 938 hindert hen, en zjj weten brieven der moeder meester te worden, die bewijzen, dat zij tien jaar geleden een «vriend" heeft gehad. De fabriekant is woedend, de moeder ook; zy loochent eerst, maar maakt ten slotte aan elk der kinderen een scène, de vrede wordt hersteld, en men gaat eendrachtig dejeaneeren. Zulke kleinigheden vergeeft men elkander. Hoewel een werk van groote belofte geacht, schijnt het een weinig mank te gaan aan het gebrek, dat b\jna alle stukken van Antoine's répertoire aankleeft, en die van het onbegrijpelijk publiek den naam van »comédie", ja zelfs »vaudeville rosse'' hebben gekregen, de tooneelstukken der realistische school. Met het «Théatre Libre" gaat het trouwens, trots de associatie van Antoine met een Miecenas niet naar wensch. Het publiek is moe, zeggen de eenen, Antoine zelf is moe de anderen, de schryvers zijn moe, heet het ook. De zaak zal wel zijn, dat het realisme op het tooneel zijn dagen heeft gehad. Zijn machteloosheid is ge bleken ; al valt het te betreuren dat een energiek, belangloos en artistiek man als Antoine echec l\jdt op den duur, het feit is niet te ontkennen. In elk geval heeft hu de voldoening, aan het régime van het boulevard-drama onder de drie vuldigheid van Sardou, Meilhac en Duinas een einde te hebben gemaakt, en den weg te hebben gebaand voor het komende. iiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiin Knust in ffl-»rlaii JAMES E N s o n. II. (SV). Het valt niet zeer moeielijk, de onsterfelijken" op te noemen, wier invloed James Ensor, als schilder en als teekenaar, ondergaan heeft. Ondanks de groote bewondering, welke hij te allen tijde voor Rembrandt gevoelde, schijnt het mij toch toe, dat hij veel, veel meer te danken heeft aan Hals en weldra aan Manet dan aan den genialen schepper van De Staalmeesters. Dan komt de invloed van Boulenger, doch vooral van Turner & Goya. Wat hem bij deze beide laatsten aantrok, blijkt uit deze zinsnede uit een brief van Ensor zelf: Je fus charme de trouver deux maitres, pris de lumière et de violence". Lumière et Violence. Hebt gij al bemerkt, lezer, hoe juist de over 't algemeen weinig be spraakte schilders soms met een enkel paar woor den volkomen juist en bevattelijk weten te zeggen wat wij, die schrijven, niet dan met vele wooiden kunnen verduidelijken ? Met deze twee woorden geeft Ensor hier, beter dan iemand het ooit deed, de twee hoofdkenmerken te kennen van zijn toenmaligen schildersarbeid. Om korrektheid van lijnen was het hem nooit doch wel het allerminst in dien nu reeds verren en wellicht »zijn besten" tijd te doen. In tegendeel: juist daaraan had hij een hevigen hekel. De korrekte lijn, zoo schrijft hij mij, »ne peut in-pirer des sentiment; levés. EUe ne demande aucun sacrifice, aucune combinaison profonde. JSnnemie du génie, elle ne peut exprimer la pas)ion, l'inquiétude, la lutte, la douleur, l'enthousiasme, sentinents si beavx et si grands, ni aucun grand parti-pris. Son triomphe est stupide; elle a l'approbaüon des esprits superficiels et born/'s; elle représente Ie féminin." Ook met wat men den vorm heet, sprong Ensor te allen tijde meer dan onachtzaam om. De cultus van den vorm, beweert hij, brengt tot slenter, naiiping; hij is de toevlucht der zwakken, der verbeeldingloozen ; en dan, de antieken hebben er immers alles mee gedaan, zooals zij er alles aan te danken hebben! Zyn leus was en is: «een schilder moet geen beeldhouwer wezen!" Man van fantazie, zijn teekeningen en etsen bewijzen het is hij toch met opzet slaaf van zijn zien, van de wijze, waarop hij de dingen ziet. En nu kon het wel moeilijk anders, of hij zou er zich vooral op toe leggen, weer te geven wat hij zelf in een brief heet: les déformations qu'elle (la lumière) fait siibir a la ligne. D;it was de tijd, toen Ensor, niet met het pen seel, maar met het paletmes schilderde ; vingerdik smeerde hij de verf op zijn doeken; ook mengde hij de verven op de meest gewaagde wijze, een pekelz onde, waarvoor hij later bitter geboet heeft: verscheidene der aldus met gemengde verven geschilderde stukken zijn zwart geworden. Zijn Interieur (1881), verleden jaar te Antw. geëxposeerd, zijn Chinoiseries, zijn Visscher, zijn Lezer (1882), zijn Lampewjongen, nu in 'tlirusselsch Museum, geschilderd in 18<s;5; evenals zijn Luizige, zijn Donkere Dame en zijn Boerenappels, later nog zijn Stilleven van 1884, zijn Dronkelappen en zijn Dame en détresse, alle toonen verspreid sporen van de hooger vermelde invloeden, alle beantwoorden volkomen aan de eischen welke de artiest zich stelde. Vergis ik mij niet, dan was het rond 1884 1885 dat Ensor's manier zich wijzigde. Voortaan vervangt het penseel het paletmes. En wat voor een penseel! Zóó fijn, zóó scherp- i treffend, dat men het voor een etsnaald zou gaan j houden. Vooral in eenige zijner kleinere stil- i levens van dien tijd en later waardeeren wij een nauwgezetheid en een uitvoerigheid, een sober heid en intensiteit, die verbazen. Van zijn Mas kers is hier natuurlijk geen spraak! Maar wel j van schilderijen als Oesters, '< Goudvisehje, Vleezen, van 1885, de Oestereter en Klaprozen van 1886. Ik aarzel niet over 't algemeen de voorkeur te geven aan de werken zijner eerste manier. Zijn Lampenjongen, zijn Interieur, zijn Luizige, zijn zooveel triomfen van koloriet, die men na eenige tientallen van jaren noemen zal naast het allerdegelijkste, dat ooit een Noord-of Zuidnederlandsch meester onderteekende. Maar ook zijn Oestereter, en, onder zijn werken van later, zijn portret van Emile Verhaeren en vooral dat van Theodore Hannon zijn eenvoudig superb. En zijn Vleezen en Boerenappelen zijn, in een heel andere gamma even soliede, en meester lijke stukken als de beste stillevens van Eugeen Joors of Verhaeren. Na 1886 komt intusschen veel meer de fantas tische teekenaar aan het woord dan de schilder. In elk jaarsalon van De Twintigen zagen wij van hem groote kompositiën in wit en zwart en eisen. Tusschen 188(5 en 1894 zijn ontstaan ^Mystieke Dood van een Godgeleerde", Christus' ttralenkroon of de Teergevoeligheid des Lichts, Jezus' Intocht in Jerusalem, Jezus door duivelen gekweld, Jezus op het water ivandelend, de Tentatie van j Antonius, de Sporenslug, de Soldaten Kes en Bruta de stad Bise binnenrufckend, enz. Enkele dezer teekeningen, o. a. de vier of vijf laatste, waren tevens met pastei- of waterverftonen verlevendigd. In deze meeste fantazieön is alles absurd, dwaas, onmogelijk. Dat heeft de droog-komische fan tast gewild, en het heeft hem niet verhinderd, meer dan ns wezenlijke kunst voort te brengen. Waar het hem in de meeste zijner fantazieën zit, dat is in de zonderlinge, maar tevens hoogst treffende karakteristiek der personages: hier vooral is de naneef van Grillray en Uowlandson erkenbaar ! Wat drukken zijn dikwangige, rondbuikige, machtig gesnorde en op alle zoomen vergulde j of bemedaliede krijgertjes de zelfgenoegzaamheid, j de brutale domheid uit van eilaas! meer dan n wereldveroveraar in 't groot en vooral in 't klein en heel kleine; wat parodieert hij onnavolgbaar pleizierig de legerparades en blijde inkomsten en andere grootsche vaderlandsche betoogingen. In zijn mystieken Dood van den Godgeleerde zijn de bisschoppen en andere waardigheidbekleeders der Kerk aan de beurt. Hier spreekt uit tronie bij tronie heerschzucht, hoogmoed, afgunst, ijdelheid, en vooral een grenzelooze betweterij. In andere weer, zoo in Antonius' lentatie en in Christus door duivelen gekweld wordt de satyre niet Breugeliaansch of waardig van Jeroen Bosch maar volop macabre. Niet zonder reden noem ik Bosch ! Het eigenaardigste, zonderlingste, meest dolhuisachtige, dat van hem bekend is, haalt het niet bij de excentriciteit van dezen negentiendeeuwer. In Christus gekweld toont ons James Ensor, neer gehurkt aan den voet van of omkrioelend rond het kruis, de afschuwelijkste duivelen, den bleeken, ontvleesden, in doodstrijd reutelenden Martelaar folterend, zedelijk en lichamelijk beide; deze rijt hem zijden of dijen open, gene toont hem de gemeenste . . . dingen. liet landschap zelf is n naar- en somberheid . . . Doch in de verte begint het te dagen, en enkele monsters kijken met beangste blikken het wordend licht tegemoet. Zijn Mystiek: Dood is een meesterstuk. Uit stekend beoordeelde het de Molder: : Ce dessin," schrijft hij, ^s'etale en une glise dans un decor il la lïembrandt, haut et vague et comme ouvert sur Ie ciel. Le dessin en est sp cial, je dirais volontiers matelassé: il semble que les reliëfs soient obtenus au moven de plis et de courbcs ondulantes et insistantes. Les lignes droites sont quasi absentes. Tout se bombe, se complique et quelquefois se boursourle comme si Ie dessin lui-mème prétendait se contournor et s'arrondir autant que Ie ventre de l'évêque offici ant et l'allure matronesque de la Vierge. Seul Ie Christ jai.lit sauvage et fou sur sa croix, au long d'une colonne dressant l pouvante par au delii de ses monstruosités sacerdotales. Cette page est vraiment superbe." Verbazend is Ensor's kracht in het vinden van architecturale motieven. In zijn -Kes en Bruta", b.v., verrijst een kathedraal, die wel tot het zon derlingste behoort, dat men zich denken kan. Zuo ook in de Sporensliig, de Slag bij Wnterloo en de Inneming ecner zonderlinge Stad. teekeningen, waarvoor men, later, op de veilingen vechten zal. Eindelijk en hiermede besluit ik deze korte karakterschets van dezen zeer aantrekkeüjken moderne, is Ensor een onzer allerbesten etsers. Niet al zijn sterkwaterplaten ovenwei ge ven hen recht op dezen titel ; meer dan n is slordig, met zichtbare overhaa.-ting, afgeraffeld ; dan zijn de plans niet in evenwicht, de horizon springt vooruit tot op den voorgrond, de hemel is te zwaar voor de aarde, enz. . . . Toch zijn eenige zijner etsen, een tiental, ware parelen. Onder deze bekleeden de Schaatscnrijders, Maria kerken, Gestrande Booten en vooral De Kathe draal de eerste plaats. Deze Kathedraal uiterst fijn gedaan, is een waar gedicht! De virtuoziteit, o neen ! dat niet, maar de eenvoudige oprecht- en zekerheid, waarmede elk détailletje hier is weergegeven, grenst aan tooverij. In een paar dezer etsen is weer de fantast aan het woord, zoo o. a. in een uiterst eigen aardige satyre, De Winden getiteld, een stout gedachte illustratie van een Itabelaisiaansche gedachte. Dit is humor van een ander allooi dan bij den wel wat zoetgezouten Robida. . .! Een sabbath van winden, winden van alle geur en kleur, winden van alle kracht en macht, winden en windjes, zefyrs en hozen, lispelkooltjes en orkaanwinden. Van alle hemelstreken komen zij aanvliegen, aanbuitelen, aanwentelen, deze snor-snorrend ombuitelend in de lucht, halsoverkop, achterste voor; een ander brombrommend voortwiekend op een bezemstok; een derde liggend op zijn rug in de ruimte als een die zwemt;... allen en allen, grooten en kleinen, winden en windjes, zefyr en hozen, wabberwindjes en wervelbuien, lispelkoeltjes en orkaan winden, van alle geur en kleur en macht en kracht; het uitademend, uitblazend, uitproestend, uitsnorrend, uitbrommend, uittrompetterend en uitbazuinend, het uitkannonnend, uitdonderend ... langs beide kanten tegelijk ! Ziedaar, in zijn onderscheiden incarnaties, dezen zeer interessanten en veelzijdig begaafden artiest, miskend door de meesten, overschat door enkelen, maar wat men ook moge denken van som mige zijner pochades, geteekende dan of geschil derde ? alles in allem een waar en groot kun stenaar. POL UK MUNT. Guardi : Landschap : 40 fl. ; Tintoretto : Boetende Magdalena : 200 fl. Zoo hadden de heeren een verzameling van ongeveer 250.000 florijnen waarde, teruggebracht tot 4875 florijnen. De rechter heeft echter tusschen hun manier van doen een stokje gestoken. De Bosboom, Israëls, Maris en Mauve Ten toonstelling in Pulchri Studio t? 's Hage, zal nog slechts tot een week, Zondag 23 Juni geopend zijn. De firma A. Preijer, Amsterdam, heeft de opdracht ontvangen, het bizonder fraaie schilde rijen-kabinet van den lloogwelgeb. Heer Baron Steengracht van Moyland nog dit jaar in pu blieke veiling te brengen. In hun vitrine, l!) Wolvenstraat, zal a. s. week een schilderij van Geo Poggenbeek geëxposeerd zijn. Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co.. Spui 215, is tentoongesteld een schilderij van G. Courbet, »appels". Jaffécontra Bode. t Het brochuretje van den heer Jafféheeft de i aandacht getrokken. Ook de wijze de Wijzewa, j alwetend als altijd, geeft zijne meening ten beste. liet heeft hem altijd verbaasd, dat dr. Bode 270.000 mark heeft betaald voor een zoogenaamden Kubens, die volgens alle critici niet het honderdste deel van dien prijs waard is. Ik ken dien gewaanden Ilubens, zegt hij, en ik verwonder mij tot op den huidigen oogenblik er over, dat de Berlijnsche directie den naam van den Antwerpschen meester blijft geven aan «cette grande machine des plus médiocres." Hij is overigens niet blind voor de reclamemakerij van den heer Jafté, maar hij geeft dezen gelijk, waar hij opkomt tegen het opzettelijk negeeren door dr. Bode van wat door vroegere critici is vastgesteld, en het misbruik maken van zijn macht tot een terrorisme over de museumdirecteuren en verzamelaars der gansche wereld. Men heeft er geen begrip van, welk een gezag de heer Bode heeft in de kunst van alle landen, niet alleen in Europa, maar ook in Amerika. In 'üo heeft hij daarheen een reis gemaakt, en sedert zweren alle verzamelaars alleen bij hem. Hij is in kunstzaken een baarlijke dictator geworden; en in plaats dat deze hooge positie een einde heeft gemaakt aan de zonderling paradoxale manier van doen, die bij altijd heeft gehad, is hij koppiger dan ooit geworden, en heeft bij van het eene einde van Europa tot het andere alle onde meeningen het onderste boven geworpen. Wat van Kaphaël heette is zoodra hij er bij komt maar van Garofalo of van Cesare de Sesto en omgekeerd. Hij is een geweldenaar, de Attila der musea. En aan den heer Jaffémoet hiervoor dank worden gebracht, dat hij is durven opkomen tegen de verbeeldingsvrijheden van dezen auto craat, al is hij tegelijk met een autocraat een der merkwaardigste mannen van Duitschland, een man van een werkkracht, een kennis en een belangeloosheid waarvoor ik mijn hoed afneem, een man die, ondersteld al dat hij van het Berlijnsch museum niet het eerste museum der wereld heeft gemaakt, doch het talent heeft ge had, om de wereld dat te doen gelooven. Een Hollandsch autoriteit deelt ons over het geval mede, dat de heer Jaft'éeen der door dr. Bode teleurgestelden is het schijnt dat J.'s schilderijen niet allen zulke parelen zijn als hij zelf gelooft en die nu op deze wijze meent wraak te moeten oefenen. Hij schijnt eeht-.-r geen groot kunstenaar te zijn, want juist de door hem zoo ongunstig beoordeelde Prediking van Johannes den Dooper van Kembrandt is eene der meest complete, grootscbe en belangrijke composities als 't ware een pendant van het beroemde 100 guldenblad, maar een geschilderd, dus uniek exemplaar.' Het ZDU ons verwonderen als dr. Bode zich verwaardigde op zulk een pamtlet te ant woorden. Taxatie van Murillo's. Ken Titiaan geldt in den handel minstens /' 25.000; zelfs ?' ">0.( 00 is een niet ongewoone prijs. De Murillo's zijn misschien nog meer waard, en Leouardo da Vinci's zijn bijna niet te koop. Maar een paar experts, die een verzameling moesten taxeeren ten behoeve van een kunstkooper, die er 55 000 ilo'ijnen op had voorge schoten aan een bekenden schilder te Wennen, en haar, daar deze niet afbetaalde, in veiling wilde brengen, taxeerden aldus : Titiaan: De boodschap aan Maria: 2oi) 11. : Murilto : De aanbidding van Jezus: 20 11.; Lionardo da Vind: De heilige familie: looil. ; l'aul Veronefe: Christus en de Snniaritaansche vrouw : 150 tl. ; Sakator lïoxa : Een landschap: loo fl. ; Morone : Portret van een diplomaat: 5()o tl.; Tintoi'etto: I'ortret van een senator: :loo 11,; Antoneilo da Messina : Christuskop : 5o tl.; Poussin: Mozes in den Nijl: 200 11.; Een algemeen belang, Dat was een goedgekozen uitdrukking: «on wetenschappelijk geknoei'' ; zoo'n dooddoener. Nu behoefde niemand zich meer moeilijk te ma ken over die spelling-vereenvoudiging. "Want wie wil er nu meedoen aan onwetenschappelijk knoeien V Wie wil helpen zijn mooie moedertaal »geweld aan te doen". De onverschilligheid was nu ge dekt tegen het verwijt van gebrek aan belang stelling ; de tegenstanders hadden plezier van het gekozen wapen. Maar de «Vereniging" verloor den moed niet en bleef werken en onderzoeken; de resultaten van den arbeid van 't bestuur zijn nu in negen artikelen geformuleerd en aan de goedkeuring der leden onderworpen. Die negen «voorstellen tot vereenvoudiging van onze schrijftaal'' zijn natuurlijk onderteekend door het bestuur der «Vereeniging" waaronder ook professor van Kelten. En behalve door het bestuur zijn de voorstellen ook onderteekend door de professoren: Dr. H. Logeman, Dr. J. S. Speyer en Dr. B. Syrnons, terwijl professor Moltzer, die de spelling van sommige bastaardwoorden anders wenscht, alleen om die reden geen lid van het bestuur werd, maar lid van de «Vereniging" is, en professor Gosijn met het streven der Vereniging" en met de meeste voorstellen verklaarde intestemmen. Hoe die onwetenschappelijke knoeiers er toch in geslaagd zijn, zooveel hoogleeraren voor de zaak te winnen '! Mij dunkt, de knoeierij zal nu voor 't groote publiek toch wel min of meer een wetenschap pelijk tintje krijgen; en de heeren, die do taai beweging zoo mooi gedoopt hebben, mogen er wel eens over denken, of ze ook te haastig zijn ge weest en geoordeeld hebben over iets, dat ze wellicht niet recht begrepen. Hadden wij gelijk, dan zag het er treurig uit met de literarische faculteit aan de Nederlandsche hoogescholen. De namen der hoogleeraren, die de taaibewe ging steunen, zijn een krachtig argument tegen over hen, die zich in slaap lieten praten en werkelijk meenden dat men te doen had met een sturm in een glas water. En 't is wenschelijk dat velen, vooral ook van hen, die buiten 't onderwijs staan, zich nu nog eens een oogenblik met de vereenvoudigingskwestie bezig houden en zich afvragen of het niet goed zou zijn, als men voor het taalonderwijs (er wordt geklaagd over slecht lezen en stellen, en spreken ook) wat tijd kon winnen voor liet afschaften van onnoodig3 spel- en spraakkunstregels, en of het niet aanbevelingswaardig is uit een paedagogisch, uit een ethisch oogpunt de jongeren te leereri w;iiir te zijn in hun taal, óók als ze schrijven *). ,IuUt van hen, die buiten 't onderwijs staan, die tenminste zelf geen onderwijzers zijn, is in dezen veel voor het onderwijs te wachten ; de onder wijzer heeft rekening te houden met eischen van autoriteiten en van allerlei examens. In de laatste algemeene vergadering der ;?? Vereniging" werd medegedeeld, dat reeds meer dan n schoolopziener weinig of geen bezwaar heeft om op do volksschool de verbuigingsuitgangen te laten voor wat ze zijn, en dat er examinatoren zijn, die een candidaat niet willen afgewezen hebben om 't gebruik van de vereenvoudigde spelling, mits ze consequent is toegepast. Als zulke feiten meer voorkomen, als ouders voor hun kinderen de vereenvoudiging wenschen en vragen, als autoriteiten in gemeentebestuur, schooltoezicht enz. toetreden, dan komt er uit zicht op het vrijlaten van den onderwijzer in de spellingkwestie, op den langen duur zelfs op het oflicieel invoeren van de vereenvoudiging. In hoofdzaak zijn de voorstellen tot wijziging der spelling gelijk aan die, welke indertijd ook in dit blad meegedeeld werden. De verbuigingsvoor tellen waren in 't eerste ontwerp minder gemakkelijk te overzien; nu zijn ze als volgt geformuleerd : -In het beschaafd gesproken Nederlands is tengevolge van het regelmatig gebruik van een, geen, mijn enz., voor eene, eenen enz., en door het verdwijnen van de slot-w in de buigingsuitgangen van bijvoegl. naamwoorden, lid- en voor *) Hierover is vél te zeugen ; in deze aan kondiging is geen plaats voor een toelichting van hetgeen, in dit verband, misschien niet iederén duidelijk is.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl