Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 939
of Maiseille, doodend is voor de lieden die
ia de brandende zon of in de smidse moeten
ari>eiden. Gaarne lieten zij een paar uur
loon vallen het was hun alleen om een
korteren werkdag te doen. Hiertegen werd door
de werkgevers weinig bezwaar gemaakt: zon
der slag of stoot werd in de genoemde vakken
de achturendag ingevoerd. Kort na hen
volgden de werklieden der rijtuigfabricage.
Maar eerst in '59 zou de groote slag worden
geleverd. De goudvelden gaven teleurstelling
op teleurstelling, een heir van werk- en
gelukzoekenden overstroomde de kolonie, er kwam
een zoo groot aanbod op de arbeidsmarkl,
dat een der grootste werkgevers, de aannemer
van den nieuwen staatsspoorweg, beproefde
een loonsverlaging tegelijk met verlenging
van den arbeidsduur in te voeren. Op het
loon nu wilden de werklieden desnoods eenige
struivers laten vallen, maar wat de
achturenkwestie betreft, zeide mr. Don, hun kampioen
in 't Parlement, hebben wij onze vlag gespij
kerd aan den mast, en mocht zij in flarden
?worden geschoten, wij zouden vechten voor
de gaten, door de kogels achtergelaten. Het
was ernst, en alleen de rijtuigmakers verloren,
tengevolge van tweestrijd in eigen boezem,
den kamp. Van dien tijd al was de bond
van vakvereenigingen van den achturendag,
de Amalgamated Trades Association, gesticht
in '56, een machtig lichaam, dat in den loop
der jaren menige jonge vakvereeniging aan
de verovering van den achturendag hielp.
Wettelijke hulp heeft de beweging in Vic
toria zoo goed als niet ondervonden. In '50,
toen sir Andrew Clarke was wat wij hoofd
ingenieur van den waterstaat noemen, dreef
deze door, dat de eenige onwillige aannemer,
die van het Parlementsgebouw, geen verlof
kreeg tot een lock-out, om den strijd uit te
vechten. Maar er werd bepaald, dat het
verlies door hem geleden uit hoofde van den
korteren werkdag, van staatswege hem zou
worden vergoed. In '59 daarentegen was de
houding van het gouvernement juist een
tegenovergestelde. Sedert werden enkele ar
beidswetten ingediend en moties gesteld, die
alleen tot de codificatie der bescherming van
vrouwen en kinderen leidden, een bescher
ming, die inderdaad niet wordt verleend.
Overwerk, laag loon en kinderarbeid zijn in
de modevakken regel. De achturendag, die
thans zoo algemeen is, dat nauwlijks een
vierde der werklieden hem nog ontbeert, is
veroverd door de werklieden zelf, en de bak
kers, die eerst in '84 den .strijd aanvaardden,
meenende dat zij lang genoeg den korten
werkdag voor hun kameraden hadden be
taald, dat dezen het thans voor hen konden
gaan doen, schreven dan ook in hun banier:
Wie vrij willen zijn moeten zelf hun slag
slaan." Overijld zijn zij hierbij niet te werk
gegaan: in 1879 waren er nog maar zeventien
vakken te Melbourne, die den achturendag
hadden, maar van '84 af ging de vermeerde
ring gestadig door, zoodat in '90 den 21s!en
April in den feestelijken optocht zestig ba
nieren van vakvereenigingen gingen, het
Parlement vacantie hield, en de gouverneur
met de voornaamste ambtenaren aanzaten
aan den disch, door de werklieden bereid.
Welken invloed heeft de achturendag ge
had? De loonen ingewikkelde statistieken
zijn daar om het te bewijzen zijn gedaald
en gerezen tengevolge van allerlei invloeden ;
alleen niet door de invoering van den acht
urendag- Het vraagstuk van de werkloosheid,
in Australiëknellender dan elders, wijl het
er aan gestadigheid van toestand ontbreekt,
en het aantal werkloozen dat wel arbeid zoekt
maar liever niet vindt, soms onrustbarend
groot is, wordt er niet door opgelost. Het merk
waardigste voorbeeld is dat der bakkers. Zij
werkten in '83 nog 15 uur, in '84 eerst tien,
daarna 8; het loon is tengevolge van deze
verkorting geen shilling gedaald of gerezen;
het brood is geen cent duurder geworden, en
niet meer dan de helft der werkloozen van
het vak hebben erdoor werk gevonden. De
kleine ondernemers zijn het, die het loodje
moeten leggen, zij die werken met een onvol
doend kapitaal of verouderde machines. Zij
zijn gedwongen om of hun zaak op te geven,
of ze te doen ineensmelten met een grootere.
Dezen daarentegen nemen dan ook geregeld
in bloei toe, al of niet onder invloed van
den achturendag. Of er meer, en evenredig
meer wordt gearbeid in acht uur dan in
tien, daarvoor is slechts dit antwoord, dat
bij een tienurigen arbeidsdag twee
schafttijden gebruikelijk waren, terwijl bij een
achturigen er slechts n pleegt te worden ge
houden. Het verschil komt voor den werkgever
dus feitelijk slechts neder op een verschil van
drie kwartier. En de zoo even genoemde
aannemer van het Parlementsgebouw had
door de invoering van den korteren werktijd
op een totaal bedrag der aannemingssom van
400.000 pd. st. slechts 1800 pond schade.
Daarentegen roemen alle buitenlanders, de
engelschen niet het minst, de »rernarkabie
physique" van den australischen werkman
zijn ferm en robust voorkomen, het welvarenc
uitzicht van zijn vrouw en kinderen, hun
rustig en ordelijk wezen en hun blijkbare
tevredenheid.
Op Zaterdagmiddag pleegt de verkoop van
jouwgronden plaats te hebben. De werkman
gaat trouw naar die veilingen; hij koopt er
ijn stuk land, waar hij zijn woning bouwt,
m als een klein grondeigenaar woont. Hij
leeft bovendien zijn volkspaleis en zijn volks
parken. De Australische kolonisten, zoo
verdaren de boekhandelaars die het kunnen
weten, koopen naar verhouding meer boeken
dan de engelschen of eenig ander volk. De
engelsche periodieken worden bij de antipoden
drukker gelezen dan in Engeland zelf. De
openbare boekerij van Melbourne is op Zater
dag volgepropt met werklieden. Sir John
Coode vond er 605 bezoekers, zoowat de helft
meer dan de groote leeszaal van het British
Museum kan bevatten. Op n millioen in
woners heeft Victoria 229 openbare biblio
theken; het Melbourne Working Men's College
telt meer dan 2000 studenten, en 50 pCt van
aen zijn voortreffelijke handwerkslieden of
da^looners.
Ziedaar enkele gegevens, waaruit een schets
s op te trekken van de juiste beteekenis van
den achturendag voor onze maatschappij.
F. M. C.
iiiiiiinii inruim
Inhoud van verschillende bladen.
A m s t. C r t. 14 Jan. Liberale Discussie'1.
Handelsblad, 15 Jan. Gijzeling van getuigen,"
16 Jan. Evenredig Schoolgeld" door M. Bock.
18 Jan. Monometalisten en Bimetallisten", docr
W. Bosch.
19 Jac. Eigenlijke en oneigenlijke gevangenen."
Erenredig schoolgeld."
2) en 21 Jan. Hat politie-stelsel hier te lande",
door Mr. H. S. Veldman.
Het Centrum, 17 Juni. De liberale pjitij".
20 Juni. Snedige vragen." Geschillen onder
kath< Heken''.
21 Juni. Na tachtig jaren'1. (De gewapende vrede).
22 Juni. .?Oorlog". (Gemeenteraadsverkiezirg).
Standaard. 17, 19 en 21 Juni. Hervatting van
den schoolstrijd" III?V.
De T ij d. 17 Juni. Het nieuwe ontwerp van
schoolwet in België."
18 Juni. De opening van het N. O. zeekanaal."
19 Juni. Opstoken tot revolutie."
20 Juni. Om meer eenheid", door Fr. A. van
Kerkhoit', o. G.
Het Nieuws van den Dag. 14 Juni. Individu
en gemeenschap."
15 Juni. Eene te brengen hulde."
17 Juni Dilettantisme", door B.
18 Juni. Waterloo", door Z.
19 Juni. De sleutel en het huis."
20 Juni. Het grondbezit van den vreemdeling,"
een gevaar voor den landbouw, door W.
N. Bot t er d. C r t. 16 Juni. Het rapport der
gemengde commissie over het vraagstuk der
prisonsasiles" I; 18 Juni II.
D e Neder l ander. 17, 18, 19 Juni. De schei
ding" I, II, III.
Het Vaderland. 15 Juni. De arbitrage der
Costa lïica-packet qn esfcie." door A. E. B.
16/17 Jani. Bruikbare grondslagen" (voor het
Personeel). I; 18 Juni II.
Haagsch Dagblad. Het Personeel" II.
16/17 Juni III (slot).
19 Jnni. Een histo-ische herinnering."
20 Juni. De politie."
De A vondpos t. 17 Jan. Absentie van rechts
zin." ilud. off. en het weduwen- en weezenfonds),
door P Brooshooft.
Utrechtsen Dagblad. 14 Juni. Het
telefoondebat."
IC Juni. De Rijkspostspiarbank."
A r n h. C t. 17 en 18 Juni. Hoe de Personeele
belasting behoort ingericht te worden."
N. A r n h. C r t., 15 en 19 Juni, De opheffing der
Stedelijke Bank van leening". IV' on V (slot).
P r o"v. G r o n. C t. 17 Juni. Nationale Hulde"
(.Vetter).
De Winschoter C r t. In goede banen ?': De
circulaire der L. U.
De L i m b. Koerier. 15 en 18 Juni. Hot
Personeel".
De Volks s te m. 22 Juni. Geen Personeel."
Een vraag van Mr. Vrolik en een antwoord."
Onze oude vriend" (de -V. llntlerJ. Cl. over de ver
tegenwoordiging der minderheden). De
gemeenteraadsvei kiezing."
Hecht voor allen. 15 Juni. Geduld."
18 Juni. Praatjes over het volksonderwijs te
Amsterdam" V.
Soc. Weekblad. Verzekering tegen werkloos
heid". F. M. Wibant".
De V o l k s t r i b uu n, 15 Juni. Gappen langs
wettelijken weg''.
De Baanbreker. 15 Juni. De Staat en de
telefoon."
De Wachter. 15 Juni. Het radikalisme e:i de
sociaal-demokratie" I.
Weekblad voor de burgerlijke admi
nistratie, 20 Juni. ,Ait. 2 IV der Fabriekswet".
Weekblad van den A. N.
Diamantbewerkersbond, 21 Juni. Organisatie".
Patrimonium, lüJuni. De Tra Je s limans" II
Het N. Schoolblad. Nog tijdelijk
Pacificatie" (Het Unierapport).
Venloosch Weekblad. 15 Juni. Onverwachte
hulp" (v. Houten en de wet-Lohman), door Hafïmans.
Opwekking tot vrede en eensgezindheid" (Hot
kath. en de soc. politiek), door H.
Delft s c hèO p m e r k e r, 15 Jan. De aanst.
Vergadering der Llix'i'tilc l'nti'.
1) e Nederlander. (Weekblad, 15 Jan. Kies
recht, en belastingen".
iiiiimiiiiiiiimiiiiiimiiimiiiiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii minimin
TOONLLiTenMVZlLK
Kroniek,
In zijn brief aan den heer de Kon, elders in
dit blad geplaatst, maakt de heer de MeesUr
eenige opmerkingen, welke, nu afgescheiden en
zoo veel mogelijk afgezien van het geval dat aan
leiding gaf tot zijn schrijven, voor algemeene
beschouwingen niet ongeschikt zijn. liet is dus
geene voortzetting van het debat in zake Jan
C. de Vos, indien ik my aan eenige repliek niet
geheel onttrek. Het enkele punt ten aanzien
waarvan ik mijn tegenzin van toelichtende
herzeggingen van eigen geschrijf moet overwinnen,
is, dat ik den heer Marcellus Emants tot de »negen
middelmatigheden" zou hebben gerekend. Neen,
ditmaal is het de heer de Meester die ongeoor
loofd generaliseert: onder de negen namen telde
ik er eenige die mij ded,en denken aan per
sonen in vroegere artikelen door mij behandeld.
en wier middelmatigheid bij die gelegenheid
werd betoogd. Nu heb ik nimmer over den
heer Emants als romanschrijver een woord ge
sproken. Hij kwam in deze kronieken te pas
als tooneeldichter. /ijn Artiest is mijns inziens
zelfs verre onder het middelmatige voor
werk van Emants. De heer de Meester mag
daar anders over denken, maar hij mag mijne,
wellicht van de zijne afwijkende opinie niet zoo
voorstellen alsof ik den auteur van Nagelaten
Bekentenis zonder respect of onbillijkerwijze had
bejegend.
* *
*
De heer de Meester zal mij moeten vergunnen,
dat ik zijne bruidsuikers van scherts en ironie
ongeproefd laat passeeren. Wij zijn collegaas en
in het literarische eenigszins geestverwanten. Hoe
komt hij er toe. mij zijne Imtische zetten en aar
digheden te willen slijten V Het. is, alsof men een
kleermaker een pantalon wil verkoopen .. . Mijn
hemel, ik maak ze zelf; en de heer de Meester,
als hij eens in mömentaneele verlegenheid komt,
kan er van mij cadeau krijgen zooveel hij noodig
heeft. Wederkeerig reken ik op den voorraad
van De Meester, indien de mijne eens onvoorziens
uitgeput mocht raken. Maar overigens behooren
wij ons te gedragen als wijnkoopers, die elkanders
wijn wel probeeren, maar zich in acht nemen er van
te drinken. En bijzonder aan mij is deze, als ik zeg
gen mag eenigszins moeizame luim, kwalijk besteed.
Onder broeders is een goede raad, zegt men, altijd
welkom; nu, de heer de Meester beware zijn
stijlgenre voor het publiek zijner lezers en
verschoone er zijn vakgenooten van. Of nu juist den
heer de Meester, die een belletrist is, een oordeel
toekomt over de beteekenis van mijne medewer
king aan het tijdschrift de Nieuice Gids, welke
medewerking wat het litterarische betreft wel op een
theeschoteltje kan, meen ik te mogen betwijfelen.
Eveneens, of het de ware bescheidenheid is, welke
op eigen bescheidenheid stoft. »Ik heb op den
heer van der (Joes vóór, dat ik mij niet houd
voor iets buitengewoons ....'* de lompheid die
hierin gelegen is, brengt mij die met het klappen
van deze zweep eenigszins bekend ben, en weet
dat hij gedruisch maakt zonder zeer te doen,
niet van streek; maar als collega geef ik De
Meester in overweging, zoo hij volstrekt wil
schertsen, zijne geestigheden beter te verzorgen.
Zonder moeite zal men ook in het luchtige genre
niet ver komen; maar de zwarigheden welke de
causeur of moet men op zijn Hollandsch zeg
gen : de zeurkous ontmoette toen hij van vol
zinnen als deze zich verloste, zijn al te apparent.
»Zelfs d't dat hij in de negen ongelukkigen,
die diirfden verklaren dat ze iets niet met hem
eens waren, onmiddellijk negen middelmatigheden
herkende, kan voor de lezers van zijn geschrif
ten kan na zijn laatste Nieuive G/ds-artikel
voor U evenmin eene verrassing zijn. als de
bij het lezen van al wat hij schrijft getrouwelijk
zich opdringende gedachte, dat hij een akelig
handje van generaliseeren heeft, waarmee hij ech
ter beminnelijk argeloos pleegt te waarschuwen
tegen zijn oppervlakkigheden. Omdat zijn socia
lisme wat literair is bevonden, behoefde hij, de
roode jas voor de literaire groene van het Week
blad verwisselend, die uit dubbel professioneele
vrees voor opkammerij geboren gewoonte van elk
en een iegelijk over een en denzelfden kam te
scheren, nog niet toe te passen enz.1'
En nu over het zakelijke in het stuk van den
heer de Meester. Ik lees er dit uit: wie zich, zij
het in zijne onnoozelheid of wel bespottelijke
zelfoverschatting, plaatst op een standpunt van
moeilijk bevredigd te zijn, moet of het geheele
vaderlandschc tooneel den rug toedraaien; of hij
moet, wanneer hij zich verwaardigt er naar te
kijken, allereerst letten op het betrekkelijke
van de verdiensten die hij beoordeelt. En
dan zal hij de voorkeur moeten geven aan
een tooneeldirectie als die van De Vos.
Daar werd in ieder geval gestreefd naar het
betere, -naar iets anders dan waarmee de Vereenigde
Tooneelisten [Haspels c. s.J het publiek plezier
doen." Ongetwijfeld bedoelt de heer de Meester,
behalve het meer verzorgde spel en samenspel,
het moderne repertoire, de oorspronkelijke stuk
ken, etc. Datgene, in n woord, wat de I(otter
damsche beursmenschen De Meester wil op
mijn geviel werken uit principe vermijden.
Iemand, die «het talent bezit om het recht van
hooge-eischen-stellen te handhaven," moot de
gezelschappen van Het Nederlandsch Tooneel en
de heereu Haspels bij de gewezen onderneming
in Tivoli achterstellen. Doet hij juist andersom,
dan geeft hij den lezer »wat te denken."
Wat moet op mijn beurt ik nu denken van
een zoo gecompliceerde en averrechtsche voor
stelling ?
Voornamelijk, en in korte woorden, dit: het
mankeert den heer de Meester aan het besef, hoe
schadelijk voor de goede kunst, en hoe
aanstootelyk voor hare vrienden, de schijnkunst is, welke
men onder voorwendsel van nieuwerwetschheid
en ensemble, in sommige schouwburgen ten on
zent aan den man tracht te brengen. »Voor de
Nieuiue Gids bestond er geen tooneel in Neder
land", zegt De Meester met een accent op bestond.
Zekere tooneelisten en zekere critici, echter,
plaatsen het accent op voor. Alsof zij wilden zeggen:
maar wij die tot dezelfde of althans slechts
weinig jongere generatie behooren, wij hebben in het
dramatische een revolutie gemaakt, overeen
komende en gelijken tred houdende met de
ommekeer in de poëzie, het proza, de litteraire
kritiek, teweeg gebracht door de Nieuwe Gida.
Dit nu is ten ne male valsch. Het tooneel heeft
in de beweging niet gedeeld. Als geheel beschouwd
is het tooneel, om redenen die nu niet genoemd
behoeven te worden, eer gedaald dan gestegen.
Maar wat veranderd is, is de pretentie van
sommigen onder de jongere acteurs, en de
schrijfwijze van sommigen onder de jongere
critici. Dit een en ander heeft zich ongeveer
geconcentreerd om en in de l ivoli- directie. Als
redacteur van de Nieuwe Rotterdammer heeft de
heer de Meester de fout begaan van dit
samenstel van vergissingen niet te door
gronden ; de grootere fout, er aan mee te
doen. Van de gewijzigde en zoo veel verbeterde
litterarische toestanden, heeft een jonger geslacht,
dat er in opgroeide, de allures overgenomen .en
willen overbrengen in den schouwburg. Maar dit
gaat zóó niet, en de middelmatigheid welke
tevergeefs grootschere vormen poogt aan te schie
ten, is duizendmaal ergerlijker dan de eenvoud
die zich geeft zooals hij is. Een model van dezen
brutalen, niet jongen maar jongens-achtigen
navolgingswaanzin, die een bord voor het hoofd
draagt waarop met vlammende letters het merk
van den letterkundigen diefstal staat te lezen, is
Heijermans van de Telegraaf, Ik zeg niet dat de heer
Heijermans zonder talent is, maar ik zeg dat hij wat
hij van zich zelf aan talent mag bezitten, tot verstik
kens begraaft en tot onkenbaar wordens overstelpt
onder de niet met handen, maar met mandenvol
geroofde vormen van de voorname prozaïsten
van onzen tijd. Hij en de anderen die doen zoo
als bij, lijilen aan wat men kan noemen de
ikpest, als een variatie van de hikziekte die
in de middeleeuwen somtijds heerschte. Kloos,
Van Dayssel, Verweij om alleen deze drie
novateurs te noemen waren lieden van wie
het belangrijk was te vernemen wat zij, elk voor
zich, hadden te zeggen. Als zij spraken van ik,
weet men wie bedoeld wordt; ea het was onver
mijdelijk dat zij de litteraire verheffing, die hen
wierp als een plotselinge vloedgolf op een barren
oever, beschouwden en gevoelden als een zuiver
subiektieve neiging van hunnen geest. Zij waren
het individueel, die hoofd voor hoofd, kwamen
te spreken over het verkeerde buiten, over het
betere in hen. Niemand dus die deze subjecti
viteit onbescheidenheid zal noemen; of de no
teering van het persoonlijke in hunne kunst
en kritiek gevoelen als een smakeloos opdrin
gen van het eigen zelf. Maar de inferieure
nabootsing van deze manieren is niets minder
j dan walgelijk. Zij heeft, bovendien, den schijn
van aan gewoon werk, schouwburgverslagen en
reportage van algemeenen aard, een groo'ere
waarde te geven; en juist deze schijn is het, die
de ontwikkeling- van het eigenlijke talent van
aankomende schrijvers tegenhoudt. Zij meenen
reeds iets te wezen als zij deze mode meester zijn,
en kunnen zich de moeite sparen een stijl van
en voor zich zelf te maken.
Hiermee wil ik voorloopig alleen zeggen, dat
er oen tooneelbeweging is, zooals er een littera
tuurbeweging is; met dit verschil dat de eerste
bedrog, de andere ernst is, dat de tooneelbeweging
op niets uitloopt. Want het omgekeerde van
waartoe de heer de Meester ons wil forceeren,
houd ik voor de billijke keuze. Moet er gekozen
worden, tusschen de oudere richting en de
nieuwere, dan zullen ongetwijfeld de artisten van
i onzen tijd niet de nieuwere prefereeren. Zij zien
liever Rouwmeester en Frenkel in een lorrig
stuk als Narcis dan Royaards en Jan de
Vos in Goiidvisclije, zooals zij het echte boven
het valsche verkiezen; en zooals zij liever een
nuchtere tooneelkritiek uit een provinciaal blad
lezen, dan de quasi-impressionnistische, van
plagiaat overborrelende, smakeloos getravailleerde
en van ijdele zelfbeschouwing in de oogen bo
rende karikaturen van Heijermans. Alles is beter
dan de leugen, in de kunst en in de kritiek; en
ik verbaas mij dat De Moestor niet alleen zelf
eenig behagen schijnt te scheppen in
depaskwillen die hier ter sprake kwamen, maar waarlijk
gelooft, dat de dichters en de romanschrijvers
van ons geslacht hem gelijk zouden geven.
d. II. V. i>. <i.
aiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiininiiniiiniiinitiiiiiiiiiiiniiiiiininnnrrrmunmuitHii
Muzieïin e Hodstafl,
lederen zomer wanneer de zon haar verzen
gende stralen op huizen, straten en menschen
werpt, worden de Amsterdamsche muziekliefheb
bers uitgenoodigd, de einduitvoering van het Con
servatorium voor Muziek van de Maatschappij tot
bevordering der Toonkunst alhier te komen'bij
wonen.
Dezer dagen had weder eene uitvoering plaats
voor een zeer talrijk publiek, dat de aanstaande,