De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 23 juni pagina 2

23 juni 1895 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 939 of Maiseille, doodend is voor de lieden die ia de brandende zon of in de smidse moeten ari>eiden. Gaarne lieten zij een paar uur loon vallen het was hun alleen om een korteren werkdag te doen. Hiertegen werd door de werkgevers weinig bezwaar gemaakt: zon der slag of stoot werd in de genoemde vakken de achturendag ingevoerd. Kort na hen volgden de werklieden der rijtuigfabricage. Maar eerst in '59 zou de groote slag worden geleverd. De goudvelden gaven teleurstelling op teleurstelling, een heir van werk- en gelukzoekenden overstroomde de kolonie, er kwam een zoo groot aanbod op de arbeidsmarkl, dat een der grootste werkgevers, de aannemer van den nieuwen staatsspoorweg, beproefde een loonsverlaging tegelijk met verlenging van den arbeidsduur in te voeren. Op het loon nu wilden de werklieden desnoods eenige struivers laten vallen, maar wat de achturenkwestie betreft, zeide mr. Don, hun kampioen in 't Parlement, hebben wij onze vlag gespij kerd aan den mast, en mocht zij in flarden ?worden geschoten, wij zouden vechten voor de gaten, door de kogels achtergelaten. Het was ernst, en alleen de rijtuigmakers verloren, tengevolge van tweestrijd in eigen boezem, den kamp. Van dien tijd al was de bond van vakvereenigingen van den achturendag, de Amalgamated Trades Association, gesticht in '56, een machtig lichaam, dat in den loop der jaren menige jonge vakvereeniging aan de verovering van den achturendag hielp. Wettelijke hulp heeft de beweging in Vic toria zoo goed als niet ondervonden. In '50, toen sir Andrew Clarke was wat wij hoofd ingenieur van den waterstaat noemen, dreef deze door, dat de eenige onwillige aannemer, die van het Parlementsgebouw, geen verlof kreeg tot een lock-out, om den strijd uit te vechten. Maar er werd bepaald, dat het verlies door hem geleden uit hoofde van den korteren werkdag, van staatswege hem zou worden vergoed. In '59 daarentegen was de houding van het gouvernement juist een tegenovergestelde. Sedert werden enkele ar beidswetten ingediend en moties gesteld, die alleen tot de codificatie der bescherming van vrouwen en kinderen leidden, een bescher ming, die inderdaad niet wordt verleend. Overwerk, laag loon en kinderarbeid zijn in de modevakken regel. De achturendag, die thans zoo algemeen is, dat nauwlijks een vierde der werklieden hem nog ontbeert, is veroverd door de werklieden zelf, en de bak kers, die eerst in '84 den .strijd aanvaardden, meenende dat zij lang genoeg den korten werkdag voor hun kameraden hadden be taald, dat dezen het thans voor hen konden gaan doen, schreven dan ook in hun banier: Wie vrij willen zijn moeten zelf hun slag slaan." Overijld zijn zij hierbij niet te werk gegaan: in 1879 waren er nog maar zeventien vakken te Melbourne, die den achturendag hadden, maar van '84 af ging de vermeerde ring gestadig door, zoodat in '90 den 21s!en April in den feestelijken optocht zestig ba nieren van vakvereenigingen gingen, het Parlement vacantie hield, en de gouverneur met de voornaamste ambtenaren aanzaten aan den disch, door de werklieden bereid. Welken invloed heeft de achturendag ge had? De loonen ingewikkelde statistieken zijn daar om het te bewijzen zijn gedaald en gerezen tengevolge van allerlei invloeden ; alleen niet door de invoering van den acht urendag- Het vraagstuk van de werkloosheid, in Australiëknellender dan elders, wijl het er aan gestadigheid van toestand ontbreekt, en het aantal werkloozen dat wel arbeid zoekt maar liever niet vindt, soms onrustbarend groot is, wordt er niet door opgelost. Het merk waardigste voorbeeld is dat der bakkers. Zij werkten in '83 nog 15 uur, in '84 eerst tien, daarna 8; het loon is tengevolge van deze verkorting geen shilling gedaald of gerezen; het brood is geen cent duurder geworden, en niet meer dan de helft der werkloozen van het vak hebben erdoor werk gevonden. De kleine ondernemers zijn het, die het loodje moeten leggen, zij die werken met een onvol doend kapitaal of verouderde machines. Zij zijn gedwongen om of hun zaak op te geven, of ze te doen ineensmelten met een grootere. Dezen daarentegen nemen dan ook geregeld in bloei toe, al of niet onder invloed van den achturendag. Of er meer, en evenredig meer wordt gearbeid in acht uur dan in tien, daarvoor is slechts dit antwoord, dat bij een tienurigen arbeidsdag twee schafttijden gebruikelijk waren, terwijl bij een achturigen er slechts n pleegt te worden ge houden. Het verschil komt voor den werkgever dus feitelijk slechts neder op een verschil van drie kwartier. En de zoo even genoemde aannemer van het Parlementsgebouw had door de invoering van den korteren werktijd op een totaal bedrag der aannemingssom van 400.000 pd. st. slechts 1800 pond schade. Daarentegen roemen alle buitenlanders, de engelschen niet het minst, de »rernarkabie physique" van den australischen werkman zijn ferm en robust voorkomen, het welvarenc uitzicht van zijn vrouw en kinderen, hun rustig en ordelijk wezen en hun blijkbare tevredenheid. Op Zaterdagmiddag pleegt de verkoop van jouwgronden plaats te hebben. De werkman gaat trouw naar die veilingen; hij koopt er ijn stuk land, waar hij zijn woning bouwt, m als een klein grondeigenaar woont. Hij leeft bovendien zijn volkspaleis en zijn volks parken. De Australische kolonisten, zoo verdaren de boekhandelaars die het kunnen weten, koopen naar verhouding meer boeken dan de engelschen of eenig ander volk. De engelsche periodieken worden bij de antipoden drukker gelezen dan in Engeland zelf. De openbare boekerij van Melbourne is op Zater dag volgepropt met werklieden. Sir John Coode vond er 605 bezoekers, zoowat de helft meer dan de groote leeszaal van het British Museum kan bevatten. Op n millioen in woners heeft Victoria 229 openbare biblio theken; het Melbourne Working Men's College telt meer dan 2000 studenten, en 50 pCt van aen zijn voortreffelijke handwerkslieden of da^looners. Ziedaar enkele gegevens, waaruit een schets s op te trekken van de juiste beteekenis van den achturendag voor onze maatschappij. F. M. C. iiiiiiinii inruim Inhoud van verschillende bladen. A m s t. C r t. 14 Jan. Liberale Discussie'1. Handelsblad, 15 Jan. Gijzeling van getuigen," 16 Jan. Evenredig Schoolgeld" door M. Bock. 18 Jan. Monometalisten en Bimetallisten", docr W. Bosch. 19 Jac. Eigenlijke en oneigenlijke gevangenen." Erenredig schoolgeld." 2) en 21 Jan. Hat politie-stelsel hier te lande", door Mr. H. S. Veldman. Het Centrum, 17 Juni. De liberale pjitij". 20 Juni. Snedige vragen." Geschillen onder kath< Heken''. 21 Juni. Na tachtig jaren'1. (De gewapende vrede). 22 Juni. .?Oorlog". (Gemeenteraadsverkiezirg). Standaard. 17, 19 en 21 Juni. Hervatting van den schoolstrijd" III?V. De T ij d. 17 Juni. Het nieuwe ontwerp van schoolwet in België." 18 Juni. De opening van het N. O. zeekanaal." 19 Juni. Opstoken tot revolutie." 20 Juni. Om meer eenheid", door Fr. A. van Kerkhoit', o. G. Het Nieuws van den Dag. 14 Juni. Individu en gemeenschap." 15 Juni. Eene te brengen hulde." 17 Juni Dilettantisme", door B. 18 Juni. Waterloo", door Z. 19 Juni. De sleutel en het huis." 20 Juni. Het grondbezit van den vreemdeling," een gevaar voor den landbouw, door W. N. Bot t er d. C r t. 16 Juni. Het rapport der gemengde commissie over het vraagstuk der prisonsasiles" I; 18 Juni II. D e Neder l ander. 17, 18, 19 Juni. De schei ding" I, II, III. Het Vaderland. 15 Juni. De arbitrage der Costa lïica-packet qn esfcie." door A. E. B. 16/17 Jani. Bruikbare grondslagen" (voor het Personeel). I; 18 Juni II. Haagsch Dagblad. Het Personeel" II. 16/17 Juni III (slot). 19 Jnni. Een histo-ische herinnering." 20 Juni. De politie." De A vondpos t. 17 Jan. Absentie van rechts zin." ilud. off. en het weduwen- en weezenfonds), door P Brooshooft. Utrechtsen Dagblad. 14 Juni. Het telefoondebat." IC Juni. De Rijkspostspiarbank." A r n h. C t. 17 en 18 Juni. Hoe de Personeele belasting behoort ingericht te worden." N. A r n h. C r t., 15 en 19 Juni, De opheffing der Stedelijke Bank van leening". IV' on V (slot). P r o"v. G r o n. C t. 17 Juni. Nationale Hulde" (.Vetter). De Winschoter C r t. In goede banen ?': De circulaire der L. U. De L i m b. Koerier. 15 en 18 Juni. Hot Personeel". De Volks s te m. 22 Juni. Geen Personeel." Een vraag van Mr. Vrolik en een antwoord." Onze oude vriend" (de -V. llntlerJ. Cl. over de ver tegenwoordiging der minderheden). De gemeenteraadsvei kiezing." Hecht voor allen. 15 Juni. Geduld." 18 Juni. Praatjes over het volksonderwijs te Amsterdam" V. Soc. Weekblad. Verzekering tegen werkloos heid". F. M. Wibant". De V o l k s t r i b uu n, 15 Juni. Gappen langs wettelijken weg''. De Baanbreker. 15 Juni. De Staat en de telefoon." De Wachter. 15 Juni. Het radikalisme e:i de sociaal-demokratie" I. Weekblad voor de burgerlijke admi nistratie, 20 Juni. ,Ait. 2 IV der Fabriekswet". Weekblad van den A. N. Diamantbewerkersbond, 21 Juni. Organisatie". Patrimonium, lüJuni. De Tra Je s limans" II Het N. Schoolblad. Nog tijdelijk Pacificatie" (Het Unierapport). Venloosch Weekblad. 15 Juni. Onverwachte hulp" (v. Houten en de wet-Lohman), door Hafïmans. Opwekking tot vrede en eensgezindheid" (Hot kath. en de soc. politiek), door H. Delft s c hèO p m e r k e r, 15 Jan. De aanst. Vergadering der Llix'i'tilc l'nti'. 1) e Nederlander. (Weekblad, 15 Jan. Kies recht, en belastingen". iiiiimiiiiiiiimiiiiiimiiimiiiiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii minimin TOONLLiTenMVZlLK Kroniek, In zijn brief aan den heer de Kon, elders in dit blad geplaatst, maakt de heer de MeesUr eenige opmerkingen, welke, nu afgescheiden en zoo veel mogelijk afgezien van het geval dat aan leiding gaf tot zijn schrijven, voor algemeene beschouwingen niet ongeschikt zijn. liet is dus geene voortzetting van het debat in zake Jan C. de Vos, indien ik my aan eenige repliek niet geheel onttrek. Het enkele punt ten aanzien waarvan ik mijn tegenzin van toelichtende herzeggingen van eigen geschrijf moet overwinnen, is, dat ik den heer Marcellus Emants tot de »negen middelmatigheden" zou hebben gerekend. Neen, ditmaal is het de heer de Meester die ongeoor loofd generaliseert: onder de negen namen telde ik er eenige die mij ded,en denken aan per sonen in vroegere artikelen door mij behandeld. en wier middelmatigheid bij die gelegenheid werd betoogd. Nu heb ik nimmer over den heer Emants als romanschrijver een woord ge sproken. Hij kwam in deze kronieken te pas als tooneeldichter. /ijn Artiest is mijns inziens zelfs verre onder het middelmatige voor werk van Emants. De heer de Meester mag daar anders over denken, maar hij mag mijne, wellicht van de zijne afwijkende opinie niet zoo voorstellen alsof ik den auteur van Nagelaten Bekentenis zonder respect of onbillijkerwijze had bejegend. * * * De heer de Meester zal mij moeten vergunnen, dat ik zijne bruidsuikers van scherts en ironie ongeproefd laat passeeren. Wij zijn collegaas en in het literarische eenigszins geestverwanten. Hoe komt hij er toe. mij zijne Imtische zetten en aar digheden te willen slijten V Het. is, alsof men een kleermaker een pantalon wil verkoopen .. . Mijn hemel, ik maak ze zelf; en de heer de Meester, als hij eens in mömentaneele verlegenheid komt, kan er van mij cadeau krijgen zooveel hij noodig heeft. Wederkeerig reken ik op den voorraad van De Meester, indien de mijne eens onvoorziens uitgeput mocht raken. Maar overigens behooren wij ons te gedragen als wijnkoopers, die elkanders wijn wel probeeren, maar zich in acht nemen er van te drinken. En bijzonder aan mij is deze, als ik zeg gen mag eenigszins moeizame luim, kwalijk besteed. Onder broeders is een goede raad, zegt men, altijd welkom; nu, de heer de Meester beware zijn stijlgenre voor het publiek zijner lezers en verschoone er zijn vakgenooten van. Of nu juist den heer de Meester, die een belletrist is, een oordeel toekomt over de beteekenis van mijne medewer king aan het tijdschrift de Nieuice Gids, welke medewerking wat het litterarische betreft wel op een theeschoteltje kan, meen ik te mogen betwijfelen. Eveneens, of het de ware bescheidenheid is, welke op eigen bescheidenheid stoft. »Ik heb op den heer van der (Joes vóór, dat ik mij niet houd voor iets buitengewoons ....'* de lompheid die hierin gelegen is, brengt mij die met het klappen van deze zweep eenigszins bekend ben, en weet dat hij gedruisch maakt zonder zeer te doen, niet van streek; maar als collega geef ik De Meester in overweging, zoo hij volstrekt wil schertsen, zijne geestigheden beter te verzorgen. Zonder moeite zal men ook in het luchtige genre niet ver komen; maar de zwarigheden welke de causeur of moet men op zijn Hollandsch zeg gen : de zeurkous ontmoette toen hij van vol zinnen als deze zich verloste, zijn al te apparent. »Zelfs d't dat hij in de negen ongelukkigen, die diirfden verklaren dat ze iets niet met hem eens waren, onmiddellijk negen middelmatigheden herkende, kan voor de lezers van zijn geschrif ten kan na zijn laatste Nieuive G/ds-artikel voor U evenmin eene verrassing zijn. als de bij het lezen van al wat hij schrijft getrouwelijk zich opdringende gedachte, dat hij een akelig handje van generaliseeren heeft, waarmee hij ech ter beminnelijk argeloos pleegt te waarschuwen tegen zijn oppervlakkigheden. Omdat zijn socia lisme wat literair is bevonden, behoefde hij, de roode jas voor de literaire groene van het Week blad verwisselend, die uit dubbel professioneele vrees voor opkammerij geboren gewoonte van elk en een iegelijk over een en denzelfden kam te scheren, nog niet toe te passen enz.1' En nu over het zakelijke in het stuk van den heer de Meester. Ik lees er dit uit: wie zich, zij het in zijne onnoozelheid of wel bespottelijke zelfoverschatting, plaatst op een standpunt van moeilijk bevredigd te zijn, moet of het geheele vaderlandschc tooneel den rug toedraaien; of hij moet, wanneer hij zich verwaardigt er naar te kijken, allereerst letten op het betrekkelijke van de verdiensten die hij beoordeelt. En dan zal hij de voorkeur moeten geven aan een tooneeldirectie als die van De Vos. Daar werd in ieder geval gestreefd naar het betere, -naar iets anders dan waarmee de Vereenigde Tooneelisten [Haspels c. s.J het publiek plezier doen." Ongetwijfeld bedoelt de heer de Meester, behalve het meer verzorgde spel en samenspel, het moderne repertoire, de oorspronkelijke stuk ken, etc. Datgene, in n woord, wat de I(otter damsche beursmenschen De Meester wil op mijn geviel werken uit principe vermijden. Iemand, die «het talent bezit om het recht van hooge-eischen-stellen te handhaven," moot de gezelschappen van Het Nederlandsch Tooneel en de heereu Haspels bij de gewezen onderneming in Tivoli achterstellen. Doet hij juist andersom, dan geeft hij den lezer »wat te denken." Wat moet op mijn beurt ik nu denken van een zoo gecompliceerde en averrechtsche voor stelling ? Voornamelijk, en in korte woorden, dit: het mankeert den heer de Meester aan het besef, hoe schadelijk voor de goede kunst, en hoe aanstootelyk voor hare vrienden, de schijnkunst is, welke men onder voorwendsel van nieuwerwetschheid en ensemble, in sommige schouwburgen ten on zent aan den man tracht te brengen. »Voor de Nieuiue Gids bestond er geen tooneel in Neder land", zegt De Meester met een accent op bestond. Zekere tooneelisten en zekere critici, echter, plaatsen het accent op voor. Alsof zij wilden zeggen: maar wij die tot dezelfde of althans slechts weinig jongere generatie behooren, wij hebben in het dramatische een revolutie gemaakt, overeen komende en gelijken tred houdende met de ommekeer in de poëzie, het proza, de litteraire kritiek, teweeg gebracht door de Nieuwe Gida. Dit nu is ten ne male valsch. Het tooneel heeft in de beweging niet gedeeld. Als geheel beschouwd is het tooneel, om redenen die nu niet genoemd behoeven te worden, eer gedaald dan gestegen. Maar wat veranderd is, is de pretentie van sommigen onder de jongere acteurs, en de schrijfwijze van sommigen onder de jongere critici. Dit een en ander heeft zich ongeveer geconcentreerd om en in de l ivoli- directie. Als redacteur van de Nieuwe Rotterdammer heeft de heer de Meester de fout begaan van dit samenstel van vergissingen niet te door gronden ; de grootere fout, er aan mee te doen. Van de gewijzigde en zoo veel verbeterde litterarische toestanden, heeft een jonger geslacht, dat er in opgroeide, de allures overgenomen .en willen overbrengen in den schouwburg. Maar dit gaat zóó niet, en de middelmatigheid welke tevergeefs grootschere vormen poogt aan te schie ten, is duizendmaal ergerlijker dan de eenvoud die zich geeft zooals hij is. Een model van dezen brutalen, niet jongen maar jongens-achtigen navolgingswaanzin, die een bord voor het hoofd draagt waarop met vlammende letters het merk van den letterkundigen diefstal staat te lezen, is Heijermans van de Telegraaf, Ik zeg niet dat de heer Heijermans zonder talent is, maar ik zeg dat hij wat hij van zich zelf aan talent mag bezitten, tot verstik kens begraaft en tot onkenbaar wordens overstelpt onder de niet met handen, maar met mandenvol geroofde vormen van de voorname prozaïsten van onzen tijd. Hij en de anderen die doen zoo als bij, lijilen aan wat men kan noemen de ikpest, als een variatie van de hikziekte die in de middeleeuwen somtijds heerschte. Kloos, Van Dayssel, Verweij om alleen deze drie novateurs te noemen waren lieden van wie het belangrijk was te vernemen wat zij, elk voor zich, hadden te zeggen. Als zij spraken van ik, weet men wie bedoeld wordt; ea het was onver mijdelijk dat zij de litteraire verheffing, die hen wierp als een plotselinge vloedgolf op een barren oever, beschouwden en gevoelden als een zuiver subiektieve neiging van hunnen geest. Zij waren het individueel, die hoofd voor hoofd, kwamen te spreken over het verkeerde buiten, over het betere in hen. Niemand dus die deze subjecti viteit onbescheidenheid zal noemen; of de no teering van het persoonlijke in hunne kunst en kritiek gevoelen als een smakeloos opdrin gen van het eigen zelf. Maar de inferieure nabootsing van deze manieren is niets minder j dan walgelijk. Zij heeft, bovendien, den schijn van aan gewoon werk, schouwburgverslagen en reportage van algemeenen aard, een groo'ere waarde te geven; en juist deze schijn is het, die de ontwikkeling- van het eigenlijke talent van aankomende schrijvers tegenhoudt. Zij meenen reeds iets te wezen als zij deze mode meester zijn, en kunnen zich de moeite sparen een stijl van en voor zich zelf te maken. Hiermee wil ik voorloopig alleen zeggen, dat er oen tooneelbeweging is, zooals er een littera tuurbeweging is; met dit verschil dat de eerste bedrog, de andere ernst is, dat de tooneelbeweging op niets uitloopt. Want het omgekeerde van waartoe de heer de Meester ons wil forceeren, houd ik voor de billijke keuze. Moet er gekozen worden, tusschen de oudere richting en de nieuwere, dan zullen ongetwijfeld de artisten van i onzen tijd niet de nieuwere prefereeren. Zij zien liever Rouwmeester en Frenkel in een lorrig stuk als Narcis dan Royaards en Jan de Vos in Goiidvisclije, zooals zij het echte boven het valsche verkiezen; en zooals zij liever een nuchtere tooneelkritiek uit een provinciaal blad lezen, dan de quasi-impressionnistische, van plagiaat overborrelende, smakeloos getravailleerde en van ijdele zelfbeschouwing in de oogen bo rende karikaturen van Heijermans. Alles is beter dan de leugen, in de kunst en in de kritiek; en ik verbaas mij dat De Moestor niet alleen zelf eenig behagen schijnt te scheppen in depaskwillen die hier ter sprake kwamen, maar waarlijk gelooft, dat de dichters en de romanschrijvers van ons geslacht hem gelijk zouden geven. d. II. V. i>. <i. aiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiininiiniiiniiinitiiiiiiiiiiiniiiiiininnnrrrmunmuitHii Muzieïin e Hodstafl, lederen zomer wanneer de zon haar verzen gende stralen op huizen, straten en menschen werpt, worden de Amsterdamsche muziekliefheb bers uitgenoodigd, de einduitvoering van het Con servatorium voor Muziek van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst alhier te komen'bij wonen. Dezer dagen had weder eene uitvoering plaats voor een zeer talrijk publiek, dat de aanstaande,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl