De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 30 juni pagina 1

30 juni 1895 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 940 DE AMSTERDAMMER A°. 1895. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Dit Nummer bevat een Bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (StaatMad ATo. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & VVARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 30 Juni Abonnement per 3 maanden /'1.50, t'r. p. post/ 1.65 Voor Indiëpar jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12* Advertentiëri van 1?5 regels /'l.10, elke regel'meer . . . 0.20 Reclames per regel U.40 I N H O C Di VAN VEEEE EN VAN NABIJ: Democratische po litiek, door Dr. Nijhoff. VI. De val van het ministerie-Rosebery. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: De machine in handen van den boer, door F. M. C, TOONEEL EN MUZIEK: Kroniek, door v. d. G. Muziek, door Van Milligen. KUNST EN LETTE. EEN: H. W. Mesdag, (met porti:), door Ph. Z. Hollandsche kunst te Parijs, door Bulée. De Aca démie"; nos 39 en 40. ? Buitenlandsche Bibliographie, door A. G. C. d. V. FEUILLETON: Augnstin Robespierre, door Dr. Jan ten Brink, X. SCHAAKSPEL. VOOE DAMES, door E-e. RECLAMES. VAEIA. ALLEELEI. PEN- EN POTLOOD KRASSEN. ADVEETENTIEN. n n iiniiiiiiii i minuut VI. Ik stel er prijs op, in dit blad onder mijn gewone rubriek eens voor deze maal een Oranje-gezinden toon aan te slaan. De beteekenis van het Oranje-boven ! is mij toch door den tocht der Koninginnen in onze Zuidelijke provinciën weder duidelijker dan ooit te voren geworden. Ook zonder eenigszins in dithyrambentoon te vervallen, kan men gerust beweren, dat de reis onzer Vorstinnen door N.-Brabant en Limburg een ware triomftocht voor de hooge Oranje idee is geweest. Als bewoner van het eerstgenoemde gewest en dus als een meer onmiddellijk getuige van hetgeen onlangs daar plaats had, moge men in verband met de volgende historische opmerkingen eenige waarde toekennen aan hetgeen ik daarvan hier ter plaatse zeggen ga. Het mag als een historisch feit worden geconstateerd, dat in vroeger tijden de provinciën Noord-Brabant en Limburg niet van al te groote Oranje-gezindheid konden verdacht worden. Daarvoor bestond echter reden te over. Wij kunnen ons in onze dagen, bijna geene voorstelling meer maken van de onverantwoordelijke wijze, waarop die gewesten in vroeger eeuwen werden bestuurd en van den onzinnigen band, die ze aan de Vereenigde Provinciën verbond. Elk, die geen vreemdeling is in de huishou ding van onzen Staat tijdens het bestaan onzer Republiek, weet dat Biabant en Lim burg onder den naam van Generaliteits landen aan onzen Staat waren gehecht. Doch hebben we ons ooit wel eens rekenschap gegeven van de vraag, wat dat eigenlijk voor die beide gewesten beteekende? Brabant en Limburg, die zich beide op een ouderdom konden beroepen, die vrij wat hooger opklom, dan die van Holland en Zeeland en andere provinciën; Brabant en Limburg, die beide als hertogdommen hoog in aanzien stonden, en die den tijd gekend hadden, dat hunne soevereinen de leenheeren waren van de graafjes en heertjes van Holland en andere streken; Brabant en Limburg zijn met den vrede van Munster eeuwen lang in zulk een servielen toestand geraakt, dat, wanneer wij in onze dagen van vreemde landen derge lijke dingen lazen, wij ons het bloed van verontwaardiging naar het hoofd zouden voelen stijgen. Terwijl elk ander gewest zoo fier was op zijn betrekkelijke onafhan kelijkheid en zich daarop tegenover de eischen der Unie zooveel liet voorstaan; terwijl de Staten van Holland, van Zeeland, van Utrecht, van Gelderland enz. zulke machtige lichamen waren, tuk op elke aanranding van hun provinciale grootheid, werden Brabant en Limburg eenvoudig als geannexeerde gewesten uitsluitend door de Staten-Generaa beheerd en was hier geenerlei sprake van provinciale macht. Welk een verderfelijke ro; daarbij de heerschzuchtige Staatskerk speelde is genoeg uit onze geschiedenis bekend. Staats-Vlaanderen, dat zeker eveneens pas sedert den vrede van Munster tot onze Republiek behoorde, had althans nog dii voordeel, dat het beheer dier streek aan de gecommitteerde Raden van Zeeland wai opgedragen. Doch Staats-Brabant en StaatsLimburg waren eenvoudig aan de willekeur van de Unie onderworpen. De schouten, markgraven en baronnen, daar regeerende, waren niet anders dan werktuigen in de handen der Staten-Generaal. Hoe zonderling het daarbij op sommige plaatsen was ingericht, kan de stad Maastricht leeren, waar twee heeren gemeenschappelijk de regeering uit oefenden, namelijk de Staten-Generaal en de bisschop van Luik, die gezamenlijk door middel van de zoogenaamde commissarissendeciseurs het gezag in handen hadden. De 19 dorpen om Maastricht, de zoogenaamde redemptie-dorpen, waren weer alleen aan de Staten-Generaal onderworpen. Wij vragen : wat kon er bij de inwoners van die streken voor wezenlijke gehechtheid aan de Unie of ook aan Oranje zijn ? Waar men op die wijze, als overwonnen land, eeuwen lang werd mishandeld, lag het in den aard der zaak, dat er bij de inwoners dier streek slechts lijdelijke onderworpenheid, geen Vaderlands- noch Oranje-liefde kon worden gekweekt. Aan dien rampzaligen toestand voor de beide gewesten werd een eeuw geleden een eind gemaakt. De overwinning van het unitarisch beginsel ten tijde der Bataafsche Republiek was zoowel de genadeslag voor elke provincialistische zelfverheffing als voor de schandelijke krenking, eeuwen lang Brabant en Limburg aangedaan. Zeker tot diep in onze eeuw toe bleef vooral de ver houding van Limburg tot den Staat der Nederlanden allerzonderlingst. Niet alleen had ten gevolge van de Belgische omwente ling het behoud van Maastricht bij het Noorden veel voeten in de aarde; doch daarbij werkte de verhouding van Limburg tot den Duitschen Bond allerfataalst. Tot in IStili zond Limburg wel ook afgevaardigden naar de Staten-Generaal, maar was het eveneens verplicht voor den Duitschen bond troepen op de been te houden en werd het zelfs door Duitsche verordeningen voor een deel gere geerd. Wie zich deze dingen voor den geest terugbrengt, heeft niet gejuicht over het zoo sympathiek bezoek van onze Koninginnen aan deze gewesten, die thans op volmaakten voet van gelijkheid met alle andere deelen van den Staat zijn gekomen ; niet gejuicht over de Oranje-idee, die in hare ontvangst zich afspiegelde; niet gejuicht over den eenheidsband, waarvan ook daar het Oranje boven! het leve Wilhelmina! getuigde. Of zijn er soms nog Protestantsche beet hoofden, die zouden durven volhouden, dat die tentoongespreide Oranje gezindheid slechts geveinsd was, in eene streek, welker inwoners voor verreweg het grootste gedeelte tot den Roomsch-katholieken godsdienst behooren ? Ik noem dit openlijk een laaghartige ver denking, een valsche aanklacht. Al is het waar, dat zij geen eerbied hebben voor den grooten bevrijder der Nederlanden in de 10e eeuw; al laten hunne historieschrijvers niet na te tornen aan de nagedachtenis van den Zwijger; al hebben zij niet en al kunnen zij voorwaar niet hebben een aangename her innering aan hetgeen de Republiek der Vereen. Gewesten voor hen was dit alles mag geen aanleiding zijn, hen te verdenken van ontrouw aan het tegenwoordig vorsten huis. Zij hebben integendeel alle reden, om dat vorstenhuis met alle geestdrift lief te hebben. Onder Willem I, Willem II en Willem III is voor de R. Katholieken in het algemeen, voor N. Brabant's en Litnburg's bewoners in het bijzonder een licht der lichten opgegaan. Onder den invloed onzer monarchale instellingen is hun een vrijheid en gelijkheid gewaarborgd, als zij onder geen enkel ander vorst ooit zouden ontvangen hebben. Ja, terecht konden onze Zuidelijke gewesten juichen bij deze joyeuse entree van onze Koninginnen en dat zij het op zulk eene sympathieke geestdriftvolle wijze gedaan hebben, het heeft althans mijn hart goed gedaan. Laat het waar zijn, dat er ook op dien tocht dingen zijn voorgevallen, die ons met ergernis vervulden, zooals de willekeurige uitsluiting van Roermond van de algemeene Oranje-betooging; ook zelfs deze schaduwzijde mag ons niet blind maken voor de hartverheffende gedachte, dat uit de eertijds zoo miskende gewesten, zonder eenige rancune over de smaadheid, hun in vroeger eeuwen berokkend, n juichtoon is opgestegen ter verheerlijking onzer jonge koningin, het symbool van de eenheid en de vrijheid van ons vaderland. Of zou een democraat zoo niet mogen spreken ? Zou de democratische politiek, die wij voorstaan, in strijd zijn met het monarchaal idee eener vorstin ? Ligt dan van zelf' in democratie het denkbeeld eener republiek opgesloten 'i En zouden wij b.v. met het oog op de tonnen gouds, die al die bezoeken der vorstinnen aan de gewesten kosten, moeten vragen: »Waarom is deze zalf niet verkocht en het geld den armen gegeven?" Onze hooge verwachtingen van eene regee ring door alle klassen en standen van het volk hebben hun diepsten grondslag in het geloof, dat aller belangen het best gewaarborgd zijn, als n verstandig, beminnelijk, edelmoedig vorst alle draden van het volksleven houdt in zijne hand ; als ieder burger, onverschillig wie hij is, met de grootste vrijmoedigheid kan naderen tot den troon van vorst of vorstin, die in volkomen samenwerking met het volk het middelpunt kan zijn van aller belangen. De echte democraat zal strijden tegen alle vleierij en oogendienarij van den vorst; strijden tegen alle autocratie, die aan iet volk zijn rechten onthoudt. Maar wan neer hij gewaar wordt, dat vorst of' vorstin niet zweven boven het volk, maar n daar mede zijn, dan zal hij, zoo hij Nederlander iS, gehechtheid gevoelen aan een vorstenhuis, lat zijn naam zoo krachtig in de geschie denis heeft gevestigd, voor een vorstenhuis, lat in onze eeuw zoo menig democratisch deaal heeft helpen verwezenlijken en o. a. u-achlig heeft bijgedragen, gelijk we zagen, -ot de herleving van Brabant en Limburg. ']n wanneer dan liet vorstenhuis slechts op eene telg meer kan bogen, op ne teere pruit van den eertijds zoo krachtigen stam, ian zal ook het gebed van den democraat en hemel stijgen voor de bewaring van dat iostbaar jonkvrouwelijk leven, dat bestemd eenmaal de eerste plaats te bekleeden in Ie Nederlandsche maatschappij, bestemd om et gansche volk ten zegen te worden en ille billijke democratische wenschen te be vredigen. De gratie, de vrouwelijke gratie van moeder en dochter, zijn daarbij drie dubbel de sommen waard, die te harer verheerlijking, tot versterking van dien band tusschen Oranje en Nederland worden besteed. Dr. NIJIIOIT. De val van het ministerie-Rosebery, Lang verwacht, en toch nog onverwacht, kan men van den val van het ministerieRosebery getuigen. De steeds afnemende meerderheid der regeering in het Lagerhuis (in liet Hoogerhuis heeft zij, evenals elke liberale regeering, nooit meer dan een be scheiden meerderheid gehad) en hare on macht om eenigen maatregel van beteekenis door de beide afdeelingen der wetgevende macht te doen aannemen, maakten het voor ieder duidelijk, dat eene aftreding van het kabinet of eene Parlementsontbinding on vermijdelijk was. De naaste aanleiding tot de omkeering, welke thans heeft plaats gehad, was echter eene verrassing, welke den ver bonden conservatieven 'en liberalen unionis ten niet tot eere strekt. Het votum van wantrouwen, door de oppo sitie uitgelokt en gebracht met eene meerder heid van slechts enkele stemmen, was gericht tegen den minister van oorlog Campbell-Ban nerman, die niet slechts als hoofd van dit de partement algemeen gewaardeerd wordt, maar tevens door zijne persoonlijke eigenschappen een der meest populaire leden van hei ka binet is. Daarbij kwam nog, dat de heer j Campbell-Bannerman juist een maatregel | had voorgestel'!, op welke de openbare mee ning reeds lang had aangedrongen, en ten gevolge waarvan de 7u' jarige hertog van Cambridge zou afstand doen van den post van opperbevelhebber van het Engelsche leger, op welken post hij, in strijd met alle regelen en usantiën (van 's mans militaire talenten heeft nooit iemand, behalve wel licht hij zelf, een hoogen dunk gehad) slechts door hof-invloeden is gehandhaafd. En daar bij de nieuwe regeling van het opper- eu hoofdkornmando de beginselen waren toegepast, welke ook in de rijen der oppositie warme voorstanders vonden, had de heer Campbell-Bannerman eer kunnen rekenen op eene ovatie, dan op een votum van wantrouwen, dat ten overvloede een ge heel persoonlijk karakter droeg. Want het gold daarbij alleen de quaestie, of de in de magazijnen aanwezige voorraad van wape nen en ammunitie voldoende was; de heer Campbell-Bannerman verzekerde ten stellio-. ste, dat dit het geval was, maar weigerde, om zeer begrijpelijke redenen, cijfers te noe men. Tot straf hiervoor besloot eene zeer kleine meerderheid, in een zeer onvoltallig Parlement, den post voor het tractement van den Min. met L 100 te verminderen. Eene demonstratie dus in den meest bate!ijken, persoonlijken vorm. Waarlijk, de oppositie, die klaarblijkelijk slechts een voorwendsel zocht om het geheele ministerie een hak te zetten, is in de keuze harer middelen alles behalve keurig geweest! Lord Rosebery stond nu voor de keuze, om dadelijk door parlementsontbinding en nieuwe verkiezingen een beroep op het volk te doen, of wel om af te treden, en het be wind zonder verderen strijd over te laten aan de oppositie. De eerste weg is de meer gebruikelijke en, volgens de oppositie, eigen lijk de eenige consütutioneele. Door den tweeden in te slaan, geeft men feitelijk te kennen, dat men eene parlementaire neder laag reeds bij voorbaat door de natie be krachtigd acht en dat men den strijd als hopeloos opgeeft. AVanneer dus Lord Rose bery dezen laatsten weg heeft gekozen, moet hij wel volkomen overtuigd zijn, dat zijne kan sen bij/onder slecht staan. En dit is inderdaad het geval. Het minis terie heeft twee jaren geleden door de aan vaarding van Gladstone's noodlottige IloineJiulc-erfeuis een blok aan het been gekregen, waardoor het in elke beweging belemmerd werd. Wanneer wij die erfenis noodlottig noemen, dan bedoelen wij daarmede volstrekt niet iets te zeggen ten nadeele van het bcgiiiscl van Homc-Rulf, maar alleen te constateeren, dat elke poging, om dat beginsel praktisch toe te passen, afstuit op de felheid der tegenstanders en mogelijk meer nog op de lauwheid der voorstanders. Men kan gerust zeggen, dat de 7/o«r-/,We-quaestie in Groot-Brittannië, behalve bij de rechtstreeks belanghebbenden eu bij enkele zeloten, zeer onpopulair is. Het ministerie Rosebery zag zich daardoor genoodzaakt, voor de verschillende bestanddeelen zijner zeer heterogene meer derheid de pil te vergulden, door de indie

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl