De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 30 juni pagina 5

30 juni 1895 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 940 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. sterkste inspanning in staat; laat de gerijpte dichter die in u is, naar buiten treden. Indien ik tegen de lier heb gestooten ; indien ik de sna ren heb doen trillen, indien ze mij een trotsch antwoord zal toewerpen, zullen wij een mooi gedicht meer hebben, de dichter zal reden heb ben hem te danken die hem kwetste." Van de Essais, zegt hy : »zij brachten sommige van de beste deugden van Taine, van SainteBeuve, omgegoten in een zeer persoonlijken vorm;" van Bourget's romans: »laat het ons in een paar woorden zeggen: gij hebt den gevoelsroman ge schreven, het boek waarnaar Eva's dochteren immer weder zullen vragen, indien zij oprecht met zichzelf te rade gaan. Gij hebt de plaats inge nomen, die door Octave Feuillet is ledig gelaten op de guéridons van zy'n lezeressen." Daarna over de reizen en de daaruit geputte sociale be schouwingen van Bourget komende te spreken, valt hy diens voorspelling aan van »de schipbreuk der europeesche beschaving." »0nder allerlei vormen herhaalt zich," aldus de Vogiié, »die oude profetie. Maar la séance continue. Elle continuera." »In afwachting van den groeten schipbreuk bieden wy u een rustige haven, en ons oude vaartuig. Gy zult eraan gehecht raken, met groote teederheid. Niet om de streeling uwer ijdelheid, maar om de taak die er wordt volbracht. De dictionnaire bedoel ik niet: als wij er van spreken, gelooft men ons niet meer, en bijna heeft men gely'k. De dictionnaire! Iedereen maakt haar, in dezen tijd, of breekt haar af. W\j hebben een andere taak. Wij zijn de schutsengelen van een droom, van den oudsten, den sterksten en den edelsten droom van ons ras: de wereld te regeeren door middel van denk beelden en mooie vormen !" Bourget zelf had te spreken over Maxime du Camp, van wien hij aanhaalt de woorden, op zijn eerste boeken betrekking hebbende: «Droeve boeken ! Het eigenaardige, en voor mij het minst onaangename ervan is, dat ik bij het schrijven gruwzaam heb geleden. Wanneer ik omzie, om onpartijdig over mijzelf te oordeelen, bemerk ik dat ik eerst tegen mijn veertigste jaar het evenwicht heb gevonden. Vage verlangens, droef heid zonder oorzaak, emoties zonder vleesch en bloed dat alles was met hypochondrie nauw verwant. Indien men mij thans wil aantoonen dat ik een beetje gek ben geweest, zal ik boos zijn noch verbaasd ... ." »Gij herkent,'' zegt Bourget, »de ziekte onzer miiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiniiiimmiim IIMMIIIIIIIHIIIIIIIII1I IIHIIItlllltllillllllllHlltUllllllUjUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIMIl ATTfTKJTTXf AUliUollJ Eene, novelle uit het tijdvak der Terreur DOOR Dr. JAN TEN BRINK. HET VERHAAL VAN HEXRIËTTE. Het jonge meisje ontknoopte den zwart kan ten doek, en schoof dien weg, daar de warmte haar hinderde. Augustin zag nu hare bleeke trekken in het volle maanlicht. Hare don kere oogen glinsterden van ingehouden tranen. Zij begon met zachte, kalme stem : »Een jaar lang heb ik den hittereten rouw gedreven! Ik heb gebeden om te mogen sterven, maar ik weet nu, dat zulk een ge bed niet verhoord wordt mijn geweten zegt het mij. Nu het toeval wil, dat ik met u over mijne rampen mag spreken, zal ik u alles vertellen, in de hoop u dan eenige vragen te mogen doen. Ik weet niets van alles wat er in het laatste jaar gebeurd is. De bonnes soeurs Capucines wilden er niets van hooren.... doch konden mij in hare wan hoop niet verzwijgen, dat onze rampzalige koning is gestorven op het schavot. Ik had al zooveel ellende doorworsteld, dat dit ver schrikkelijk bericht mij minder trof dan ik gedacht had ik was op alles voorbereid." Augustin gevoelde zich zeer zonderling ge troffen. Hij dacht aan de pijnlijke zittingen der Conventie op 16 en 17 Januari van dat jaar; hij dacht er aan met welken kalroeri ernst Maximilien voor de doodstraf des konings gestemd had; hij dacht er aan, hoe hij zelf dit voorbeeld had gevolgd. En nu, terwijl die zilveren stem aan zijne zijde zacht trilde van weemoed over den dood des konings, nu vond hij geen enkel woord om haar tegen te spreken, nu schenen zijne lippen gesloten door de betoovering, die van haar uitstraalde. Henriëtte ging voort: »Met vader en moeder ben ik verleden jaar in de laatste week van Juni uit Mor laix naar Parijs vertrokken. Mijn vader kon niet langer berusten in zijne werkeloosheid. Het volk had Louis XVI in zijn eigen paleis gedwongen de roode muts te dragen! Er moest gehandeld worden. Vele edelen uit onze buurt, allen van oud-Bretonschcn adel, vereenigden zich met hem. De baron de Viomesnil regelde alles. Zij wilden ten eeuw. Gij vindt haar nog hier en daar in een enke len regel terug, ook na de genezing. Maxime du Camp was inderdaad een kind van deze eeuw, hij is genezen. Zijn evolutie van den ziekte toestand naar de gezondheid, van het ziekelijk verzet naar de gelatenheid, van de gemoedsstoring naar het evenwicht, is de ontwikkelingsgang van zijn werken; haar wensch ik u aan te toonen." Jules Lemaïtre werd in de Académie gekozen met een ongekende meerderheid, bij eerste stem ming, met 21 van de .54 stemmen. Hem kennen de Hollanders, door zijn DéputéLeveau, en door Koningen. Onbekend is hun echter, dat hij zijn roem heeft te danken aan lïenan. Hij was leeraar, hij is nog schoolmeester, zeggen zijn vijanden ; en schreef in de Revue bleue kritieken, essais over tijdgenooten, die niet werden opgemerkt wie kende dien Jules Lemaitre ! Maar zijn essai over Renan was niet te negeeren. Daarvoor was Renan te veel publiek bezit, en het artikel te goed. «Deze man heeft de gruwlijkste crisis mede gemaakt, waardoor een menschenziel kan worden aangegrepen. Hij heeft, op twintigjarigen leeftijd en onder omstandigheden die de keus bijzonder smartelijk en aangrijpend maakten, moeten be slissen tusschen geloof en wetenschap. Aan bei den was hij meer gehecht van de meesten, meer dan de meesten moet hem dus de scheiding een diepe wond hebben toegebracht. En hij is vroolijk gebleven ! Lamennais is ten slotte in wanhoop gestor ven .... De frissche Jouft'roy is ongeneeslijk som ber gebleven .... Pascal is gek geworden .... En Renan is vroolijk ! .... Zijn ziel is een buiten dienst gestelde kathedraal. Men bergt er hooi, men houdt er conférences. En hij lacht, en hij is uitgelaten vroolijk ! .... Wee hen die lachen, zegt de Schrift. Dat lachen, ik heb het reeds in de Odyssee ge hoord : het is de gedwongene en lugubre lach der vrijers die gaan sterven. Keen, neen, Renan heeft het recht niet om vroolijk te zijn. Hij kan dat alleen zijn door de meest roekelooze of blinde inconsequentie. Gelijk Macbeth, die den slaap had gedood, heeft Renan in zijn boeken twintig, honderd maal de vreugde gedood, de daad, den zielevrede en de vastigheid des geestelijken levens." Zoo schreef Lemaitre, en hij was beroemd. Daarmede, zegt Gaston Deschamps, heeft hij beminste hun leven offeren voor de veiligheid des konings. Mijne moeder mocht haar man in het gevaar niet verlaten en zoo vertrokken wij met ons drieën. Te Parijs gingen wc in een hotel van de rue Nicaise, dicht bij de Tuilerieën, omdat mijn vader voortdurend in de nabijheid van den bedreigden vorst wilde blijven. De koning ontving mijne ouders zeer welwillend, maar de gevaren schenen zoo dreigend, dat mijne moeder maar enkele malen bij de koningin werd toegegeiaten. Ik zelve mocht het hotel niet ver laten. Des nachts kon ik niet rustig slapen door het onafgebroken gerucht onder mijne vensters. Mijne ouders waren zeer neer slachtig, mijn vader wilde zijn leven aan den koning ten offer brengen. Hij had zich doen inlijven bij eene compagnie Zwitsers, als officier hij droeg de roode uniform der lijfgarde. Den geheelen dag bracht hij in de Tuilerieën door, en kwam ons 's avonds met groote bekommering vertellen welke plannen er in het oproerig Parijs gesmeed werden. Ik deed mijn best alles te begrijpen, maar veel bleef mij onverklaarbaar. Ik had gedurende de drie laatste jaren veel gestu deerd onder leiding der zusters uit het klooster te Saint-Brieuc, maar van hetgeen er te Parijs gebeurde mocht niet gesproken worden. Mijn vader ging geheel op in zijne bezorgd heid voor den koning, en gaf niet veel ant woord op mijne vragen ... Mama zweeg, met tranen in de oogen. Dit duurde omstreeks veertien dagen . . . toen kwam iets zeer noodlottigs " Augustin voelde haar arm in den zijne sidderen. Zij zweeg, en mocht zich eerst langzaam herstellen van eene zeer pijnlijke aandoening. Zij vertraagde haar tred, en scheen alles om zich heen te vergeten. Zij bevonden zich nog altijd midden in de prachtige, schier eindelooze laan van het Cours de la Reine.. Rechts verhieven zich de dichte bosschen van de Chantjift Kli/xtcs, links strekte zich de kade aan de Seine uit, Ie Port aux picrrcs genoemd. Het volle maanlicht trilde in de zacht kabbelende golven der rivier. Augustin beproefde telkens iets te zeggen, maar hij vond geene passende woorden. Eindelijk stamelde hij : »Het doet mij van harte leed, u zoo ontroerd te zien!" »U moet wat geduld met mij hebben, meneer! Ik ben als eene gevangene, die een jaar lang buiten het gedruis der wereld heeft geleefd. Mijne herinneringen zijn zoo pijnlijk. Toch zal ik u alles vertellen. Het was des avonds van den negenden Augustus verleden jaar. Mijn vader verscheen op een ongewoon uur in ons hotel. Hij was zeer opgewonden. Alles voorspelde, dat wezen, dat »de bonnes lettres" voldoende zijn om hen tot eere te brengen die ze oprecht lief hebben, en waardig zijn ze te dienen. Onthoudt dit, o jonge lieden, zegt hij, onthoudt dit! coteriën, kabalen, reclames, visites, laagheden, smeekschriften en andere »roublardises'' kunnen ten slotte toch alleen werkelijke talenten drij vend houden. En voor hen is dit alles overbo dige luxe. Het is ons vergund, Deschamps een weinig te plunderen ; uit den stortvloed van loftuitingen de dingen te halen waar het op aankomt ter karakteriseering van Lemaitre. Uit hun vleiende omgeving gerukt, geven de zinnen beter haar rechte bedoeling bloot. Van weinig belang is de vermelding, dat Lemaitre, uit pure letterliefde tegen Ohnet is te velde getrokken als een scorpioen tegen een kuiken; Ohnet, zegt Deschamps, is een «galant homme", die niet beter of slechter schrijft dan de eerste de beste van «nos pornographes cossus". Maar van beteekenis, en zeer juist, is dit, zijn oordeel over Lemaitre als tooneelcriticus : »Alles, of bijna alles vermaakt of smaakt hem. Hij weet nooit of een stuk goed in elkander zit of slecht; hij is bang, de schrijvers en de acteurs ter neder te slaan, en zij zijn kruidjes roer mij niet: gij kunt ze niet met den vinger aanraken, of zij schreeuwen moord en brand. Een van zijn gewone spreekwijzen is : mijnheer die en die gaat vooruit; mejuffrouw zoo en zoo was «plausible." Voor hen die onder zijn rechtspraak vallen, heeft overvloedigen lof' en een barre toegefelijkheid. Hij gaat niet naar den schouwburg om vonnissen te vellen, maar om te zien wat werkelijk in staat is, onze tijdgenooten te doen lachen of'schreien." En het oordeel over Lemaitre's overigen letter kundigen arbeid : ?>Zijn romans, dramas en novellen (lees vooral Si'i't'nus en het prachtige Myrrha) doen meer en meer den ouden man kennen; na lang te hebben toegegeven aan de verzoeking orn grappen te maken en te lachen, is hij plotseling plei dooien voor het verstand, den arbeid, de rede, de maatschappij, het huwlijk, het gezin, kortom voor alle gaan schrijven wat Taine tegen het einde van zijn leven nuttig, heilzaam en nood zakelijk" noemde." het volk dien nacht in opstand zou komen. Hij wilde daarom op zijn post in het paleis blijven. Hij kwam, om mama en mij te omhelzen, om ons moed in te spreken.... helaas! Hij beweerde, dat men de Tuilerieën niet zoo gemakkelijk zou kun nen binnendringen; dat de koning omringd was van talrijke edelen, die hem zouden verdedigen tot in den dood, dat duizend trouwe Zwitsersche soldaten het paleis hadden bezet; dat het plein van het CarroiisxcJ be waakt werd door twee regimenten nationale garden, die den koning in den nood niet zouden verlaten. Hij zelf was vast besloten aan het hoofd zijner compagnie te strijden tot het uiterste.. . . maar zoover zou het niet komen; de orde zou bewaard blijven, daar de koning den maire van Parijs herhaaldelijk raadpleegde, en de^e laatste verzekerde, alle maatregelen te hebben genomen, om geweld te voorkomen. Mijn vader toonde ons een opgeruimd gezicht, en kuste mij herhaaldelijk, vriendelijk lachend arme vader !' »Het moet een bange nacht geweest zijn!" antwoordde Augustin. »Ik was niet te Parijs, maar te Arras. . . ." »Met mama bleef ik in het hotel vol vrees!" ging Henriëtte voort, luider, hartstochtelijker, -- »Wij waren onrustig, angstig, beklemd. De uren kropen voorbij. Wij konden niet gaan slapen, onze rusteloos heid zou het ons belet hebben. Te midder nacht begon de stormklok te luiden. Een venster onzer kamer kwam uit op de rue A>rt/xe,waaronophoudelijk detachementen der nationale garde elkaar schenen te verdringen. Van buiten kwam allerlei verward gerucht stemmen, klokgelui, tromgeroffel. Hoe de nacht ! verliep te midden van ons vreezen en hopen, kan ik niet /.eggen. Te half vijf' brak de dag aan, en nog altijd luidden de klokken. Het ge raas der stemmen op de straat werd steeds drei gender, maar ik was zoo uitgeput van ver moeienis en vrees, dat ik met het hoofd aan den schouder van mama in slaap viel. Eensklaps sprong ik hevig ontsteld op. Kanonschoten deden onze vensters dreunen. j Daarop hoorden we herhaaldelijk den knetterenden klank van geweerschoten. Mijn arme vader verkeerde in doodsgevaar. Rade loos van angst knielden we voor het ('hristuibeeld, dat mama bij mijn bed had opge hangen. Onder heete tranen smeekten we de Moeder Gods, dat zij, altijd vol ontfer ming en genade, zou waken voor het leven van mijn nobelen vader. Het gedaver van kanon- en geweerschoten op zoo korten af stand deed ons sidderen van steeds toenemenden angst. Zoo hebben we gebeden, tot dat het dreunen der schoten geheel ophield. Buiten in de rnf JV/cv/f'.xr klonken allerlei rauwe kreten. BnitenlaiiWe BMograjliie. Olto Erich Hartleben. Die Geschichte vom gastfreien Pastor. Serlin, S. Fisclier. Ik wil niet ontkennen het zij eerlijkheidswege gezegd, nu ik over het bovenstaande werkje ga spreken, dat mijn sympathieën mij veel eerder naar Frankrijk doen wenden, dan tot Duitschla:;d, dat ik zonder nog geheel met dien ridderiijken dandy, die tevens een groot auteur was 1), mee te gaan liever La Religieuse dan Die \Yahlverwandtschaften lees, dat ik de geheele nieuwere Duitsche literatuur, voor n plank Balzac of de Goncourt of /ola cadeau geef. Ik kan een Duitschen roman, die gevoelig, «innig" is, of frisch-natuurlijk nog apprecieeren, maar een Duitscher, die grappig wil zijn, doet mij aan een commis-voyageur met opgedraaide snorren en gebloemd overhemdje denken, die is mij al bizonder hatelijk en wel in 't bizonder, als hij zijn Witz wil koelen aan equivoque toestanden, als hij pikant wil zijn. Ik lees duizendmaal liever Aurier, Allais of een ander dier vroolijke Chat-noir grappemakers, dan Otto Erich Hartleben, als hij tenminste boeken als het bovenstaande schrijft. De eersten verzinnen een zeer komischen toestand, die ze door hun wijze van vertellen nog meer doen uitkomen, daardoor verhoogen; bij Hartleben zijn de verhalen niet eens heel vermakelijk, zoo, dat ze telkens aan vroeger gelezen novellen herinneren en in hun vlucht belemmerd door het weefsel van aardigheden, laag bij den grond. Daarbij heeft zijn boekje de mij irriteerende eigenschap, dat boven elke blad zijde gedrukt staat, wat daaronder al bizonder geestig moet schijnen. Een voorbeeld. Hoven de mededeeling dat meneer Otto Erich de ge woonte heeft lang te slapen, gevolgd door de rlauwe opmerking : »wir empfanden nachdem wir uns die ganze Xacht mit Weinen beschiiftigt batten, den Schlaf arn Morgen als eine siisse Gottesgabe (let wel de woordspeling in «Weir.en'' vervat) staat het deftige etiket: »Der Schlaf arn Morgen." Hiermee heb ik wel voldoende mijn meening omtrent dit boekje gezegd. Ter staving van mijn voorkeur van Allais boven Hartleben schrijf ik uit dit boekje en Allais, I'as de bile ! een per soonsbeschrijving af. Men oordeele zelf, wien den palm toekomt: vSehr schlank, fast mager, mit vollem ppigem 1) Barbey d'Aurevilly, Goethe et Diderot. stoof eene woeste volksmenigte in hollejiden loop voorbij. Wij durfden ons niet, aan het ven ster vertoornen. Zoo kropen weer uren voorbij, die ons eindeloos schenen. Plotseling werd er op de deur der kamer geklopt. Mama opende met sidderende vingeren. De baron de Viomesnil trad binnen. Hij sprak fluisterend, en vermaande ons geen gerucht te maken. Hij zelf was als door een wonder uit de Tuilerieën ontsnapt, voornamelijk geholpen door de uniform van nationale garde, die hij voor veel geld van een koningsgezind schut ter had gekocht. En nu hoorden we plotse ling alles de koning en zijne familie in de wetgevende vergadering.. . het kasteel na bloedigen strijd genomen ... De ricomte de Lauriac en de baron de Viomesnil volg den de koninklijke familie, getrouw aan hun plicht, /ij hadden zich aangesloten bij het detachement Zwitsers en nationale garden, dat den koning vergezelde door den tuin der Tuile rieën tot aan het terras des FttuiUants. Door eene groote opeenhooping van volkwerden zij bij het terras opgehouden, en door de menigte met scheldwoorden ontvangen. Toen zij eindelijk den ingang van het gebouw van den Manege bereikt hadden, wilde de l'icomtu de Lauriac mee naar binnen, maar werd daarin verhin derd door de deurwaarders der vergadering. Nu ontstond eene zeer luide woordenwisse ling, die aller aandacht trok. Een officier der nationale garde greep den viconite, bij den arm, en vroeg zijn naam. De baron de Viomesnil wilde hem te hulp komen te vergeefs! Hij werd gearresteerd, na vooraf met de lidderlijkste onverschrokkenheid zijn naam te hebben gezegd. Hij mocht nog een paar minuten met den baron spreken, en droeg de/en op voor onze veiligheid te zorgen, en ons uit Parijs te brengen, met de bede hem aan zijn lot over te laten ..." Henriëtte hield op door aandoening over stelpt. Augustin streed met velerlei onsamenhan gende, bonte gedachten. Eindelijk zei hij aarzelend : »l'w vader droeg als Fransen edelman de uniform van een Zwitsersch ofiicier. .. Misschien was dit niet voorzichtig!" >Mijn vader dacht alleen aan den koning, niet aan zich zelven" antwoordde Henriëtte wat kalmer. »l)e baron de Viomesnil beloofde ons, dat hij terstond zou onderzoeken waar men mijn vader gebracht had. Hij ried ons op ons vertrek bedacht te zijn. Dien avond zou hij ons voorloopig naar Meudon brengen bij eene adellijke dame, daarna zou hij ons tot Morlaix vergezellen. O, het is gruwelijk het te moeten zeggen. .. maar van dit alles is niets gekomen. Na zeer lang in ile hoogste spanning te hebben gewacht,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl