Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMEK, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 940
Panl Bonnet,
het nieuw-geïnstalleerde lid der Académie
Francaise.
Verdronken,
't Is Zondagavond. Ik lig op de kanapee, lang
uit. Onder mijn voeten eeu stoel. Dat, is mijn
dolee far niente met een sigaar uit //de llookende
Moor" en een kop thee. De zon is pas ondergegaan,
een vurigen gloed tooverend op de wolken in 't
Westen. Dat zie ik niet, want mijn kamer ziet
op 't Oosten, maar ik weet het, omdat hij als een
helsche brand zich weerspiegelt in de ruiten der
huizen tegenover mij.
Vlak onder mij de kade en daarlangs de vaart,
waarin enkele turfschepen en zandbakken in
Zondagsche rust, verlaten. De lui van de schepen
zijn op roode pantoü'els en ringetjes in de ooren
de stad in uit kuieren", de polderjongens zitten in
hun restaurant".
Op de kade gelukkige ouders, die hun kroost
dragen, meel rekken of telkens tot zich moeten
roepen. Papa' heeft zijn hoogen //zij" op, moeder
haar eenigszins 'veranderde trouwjapon aan. Ge
lukkige menschen wat! zijn ze met weinig tevreden!
Veel tevredener dan wij, meer ontwikkelden kun
nen zijn.
* *
*
Ik heb liggen droomen, aangenaam gesoest. Het
gezellige theelichtje, die kalme rust, mijn lekkere
sigaar brengt me in blij-weemoedige stemming:
Ik vind liet leven, dat ik soms haat, zoo sehoon,
de menseden zoo goed, dat ik iedereen vriendelijk
zou willen groeten en hun willen zepgen, dat ik
me zoo gelukkig gevoel. Ik moet me onder hen
mengen. Ik moet meer gelukkige menschen zien
dan me zelven; ik zie ze in de paren, die weldra
elkaar op de handen zullen dragen, ik zie ze in hen,
die pas kort gloênde aaneen zijn gesmeed. Ik wil
een half uurtje omloopen vóór ik, krautenslaaf, me
naar mijn bureau begeef, om te werken voor liet
ochtendblad van morgen.
Een hulpkreet een klagende vrouwenstem ! //Och,
God een kind, och die arme jongen, och God, och
God! Help menschen! Dat arme wurm!"
Een vrouw uit het volk staat handenwringend
aan den kant van de vaart. Een kleine dreumes
luid schreiend naast haar, roepend om zijn broertje
en daarna snikkend hard wegloopend, telkens
roepend: //Mijn broertje, mijn broertje!"
Meerdere menschen, allen turend op n plek,
waar luchtbellen uit het vuile water opborrelen.
Allen spreken verward door elkaar, pas
aangekomenen vragend, wat er aan de hand is. //Er ligt
Een Tliegvisite,
(Punch).
? ,. y^/v^'-vi ^-iiit * '??' .-1?
een kind in 't water. Het is 't jongentje uit het
kleine kroegje!"
Een man springt op een der planken van een
schuit. Zijn haastige hand grijpt een haak. In eu.
oogenblik is hij op de plaats, waar 't ventje
gezonken is.
//Uit den weg menschen!"
//Voorzichtig, verwond hem niet met je haak!"
//Daar is ie!"
't Is hem niet. Een doode hond, dik, opgezwol
len met hangenden kop. De voorsteu aan den
waterkant deinzen eenigszins terug.
Weer gaat de haak zwaar omhoog.
//O God, dat is 'em!"
//Pak aan!"
//Haal terug dien haak!"
//Hou vast!"
//Ga toch op zij mensclien !"
Daar ligt liet ventje met loodkleurig gezicht
en bemodderd. De handjes vuil en slap. De
kleurtjes bemodderd en glimmend op de ronde
bollingen der kreukels. De haren vol slik en
vastgeplakt op liet hoofd. Het slappe lijfje mach
teloos op 't zand van de kade, een uat-zwarte
plek op den geleu bodem teekenend.
//Snij z'ii goed los!"
//Trek zijn kousen uit en borstel hem!"
//Een schuier rnenscheu!"
vLeg hem op z'n zij, dan kau het water uit zijn
mond loopen."
//Dring toch niet zoo menschen!''
Eu verderop: //Is ie dood?"
//Ach ja, buurvrouw, ik zeg het zoo dikwijls.
Het kan niet anders. Die apen van jongens zitten
telkens op die modderbakken."
//Een goed pak voor hun broek moest ieder ze
geven, die ze aan den walkant ziet spelen," meent
een ander.
//Och menseh, begin daar niet mee, dan krijg je
de ouders ook nog tegen je,"
//Kom drommclsclie jongens, zit jelui uu alweer
aan het water! Vooruit!''
Een benauwde gier vau het slachtoffer. Alles is
een oogenblik stil, daarna hoort men vau alle zijden
met een zucht van verlichting: Hij leeft!"
//Hij komt bij !"
//Goddank !"
?/Laat hem nu niet langer daar in 't zand liggen.
Breng hem iu de Vergulde Ster."
Het bemodderde lichaampje wordt door vier stevige
mamieuarnien opgenomen.
//Hier hèje z'n petje!"
Een stroom van menschen volgt de helpers !
De nieuwe Italiaaiiscbe Kamer,
papaatjc."
K'om, lach eens vriendelijk tegen
Keizer Wu.iiw.ir (tot Madame La
die Kiel na een zeer kort verblijf' rei-laat): >Moet
11 heusch al weg ? Och, wat spijt mij dnt!'',
De jongens en meisjes voorop, door elkaar
\varrelencl i n elkaar en zich zelf met Jeu
eigeiuiardigen nadruk, (hen kinderen kunnen legden in een
verzekering die ze doen, belovend, dat /c nooit:
nooit meer aan de waterkant, zullen spelen.
Dvcriiïe ouders, die oogenblikkelijk hunkinderen
in huis halen, /e mochten ook eens in het water
raken.
liet ongeluk heeft indruk gemaakt.
Een groote menigte staat, voor de kroi a, waarin
het ventje is liinneiigedraseu.
De incest bevoorrechten kunnen tusst'bc:i een
reet van de- neergelaten gordijnen zien wat. daar
binnen gebeurt.
//Laat, me eens even door menschen!''
Jiet is iemand vau de politie.
?-De dokter is er bij," bericht, ecu der gluurders
aan de wachtende menigte, die zulke aankondi
gingen met gretigheid opshiviit.
//'j beu'egeu /ijii armen op en lieer!" v:'r!i''l,
een tweede.
Een vee^t telkens met een veertje het schuim
van zi;n mond.'
/.?Ze l!i veu hem \vat in !'
/-Nou vollen ze 'cm iu een deken'.''
- \\ at, ziet ie er slecht uit!"
"Nou, dat* is \\aaraelitiii' geeu \\OuUer. hoc /OH
ji} er iiilzieu als je een> op je kop >: den
modder had gedaan, /.eg r"
//.ie je den vader er ook bij r"
,,Ik weet, :n'et. Ik ken z'n vader niet. |',r ^'aar,
een m;ui met, eeu pakkie liroire klccrcu U; 'em.
//Dat, /al de vader /.i]ti, laat mij maar eens/ici;,
ik keu klaa?sen heel goed!"
//Ja, dat. ken je begrijpen. Ik stond hii r het
eci>t. /'A'g. met, dringen Inmr!''
1)<: deur gaal open.
Ecu lileeke man , dicht bij liet in een dek< u
gewikkelde vcmje blijvend, volgt den man. die bc-.;
kind uit het water haalde en het, nu naar huis
draagt.?-De menigte gaat, hem na.
Sommigen staan reeds te wachten bij de deur
waar men weet, dat nu-n binnen zal «'aan.
Alen ii binnen.
De deur wordt gesloten, de gordijnen worden
neergelaten.
De menigte voor het huis blijft nog wat
wachten, slinkt allengs tot eeuige piateude groepjes
en weldra heeft de rustige kade weer het gewone
Zondagsehe aaiuien.
Het is weer avond. Ik lig weer languit op de
kanapee rookend mij u sigaar uit, de Rookeude
Moor", slurpend nu en dan van mijn thee. Ik denk
aan 't doode jongetje.
Want het jongetje is dood. Vanmorgen heb ik
het gehoord. Een snikkend vrouwtje verleide mij,
dat het kind tot half twee had geleefd, maar toen
was gestorven.
Het, was er eeu van de negen, nu-heir, en we
hebben altijd veel verdriet van liet ventje gehad,
want hij was erg ondeugend, maar och, God!
ik wou toch, dat iiij nog leefde ..."
J. S/.
INGEZONDEN.
Hoe men tegenwoordig kunst
criticus wordt.
Vrij vertaald uil ^Gril.-i^cnii-altit" door
KARL BLEIÜTREU.
.... ,Ja, de ideale jongeling, die een pas
gesjeesd studentje was, had zich werkelijk bij
een Dagblad tot kunst-crilieus weten op te
werken, langs den weg vau listige volharding.
Ook zijn vriend dook tegelijkertijd op als
tooneel-criticus van een bekend blad, zoodat
het jongste geslacht alle zeilen zijns
ideaalstrevens tot reiniging der kunst kou bijzetten.
Immers de nieuwe tooneel recensent be
schouwde tle geheele tooneel wereld als een
beerput, die in den uitgebreidste!! zin moest
nit</e})oiitjil' worden en de jonge kunst-critieus
de kunst, als een Augiasstal, dien hij moest
schoonvegen.
Liimmerschreier zoo heette de veelbelo
vende jongeling werd dus voor de kunst
en zijn medestervelingen de brenger van de
blijde boodschap: de verlossing van alle oude
sleuren. Hoe hij dat werd V O! er gebeuren
nog steeds teekenen en wonderen ! Volgens
zijn eigen verhaal (hij otfende zich menig
maal iu goedkoope, zich-zeH-voor
den-gekhouderij) zat tle zaak zou iii elkander..,.
»l" wilt u aan ons verbinden ?" snoof hem
de chef van het groote blad gebiedend toe.
»Wat kunt, gij V waarmede beveelt ge u aan ?
Mijn slijl ' begon hij bloode »lk
schrijf. ..."
Ach wat! bij ons wordt in 't geheel niet
,ycxf:lti'f>rrn er wordt slechts ijekiKjil. en
ijcmitrcrd geknipt met de schaar en gesmeerd
met tle, stijfselkwast. ik vraag naar uwe Jour
nal istische bekwaamheden. Kunt gij
schandaal-uanUekeningen maken?
'Ik weet niet of hm als er stof en aan
leiding
Aha, een beginne! ! Stof en aanleiding be
hoeven er niel Ie zijn die rind< men. Ik
vraag, kunt gij verdacht, maken, hè? kunt
gij lasteren ?"
>Ik geloof, tl a t ik in een goede eehool
mot. wat goeden wil ....
Daaraan zal het u bij ons niet ontbreken.
Doch ik zie, dat u nog groen is. Men kan u
tic politieke en plaatselijke rubriek niel, toe
vertrouwen. \\'ai zoudt ge denken van de
kunstkroniek ?
Daarvan versta ik tot, mijn spijt, niets.''
Sancta simplieitas.' liij xult, 't, gainv genoeg
verslaan'. Asjeblieft! hier is tle catalogus van
de schilderijententoonstelling. Schrijf een
causerie, een recensie ! Wat rood aangeschrapt
is, wordt geprezen. Wat geel aangeschrapt is,
wordt afgemaakt.''
Ik zal er dadelijk heen gaan."
(rood, rep u dan. Ik geef u een uur voor
hot bezoek aan de tentoonstelling en twee
voor het opschrijven van het artikel, (ïijliebt
toch. hoop ik, geen z.g. luehtigen smaak/''
?Neen. ik heb er in l geheel geen.''
Des te beier.' Dan hebt gij toch iels wat,
een journalist noodig heeft. Vooruit, aan 't
werk! En neem dezen code mee voor de
vakwoorden als inten-! puur subliem, beriliijnd,
en/. Ze zal u van veel dienst zijn."
De nieuweling ived per tram naar de ten
toonstelling en keek al de kunstwerken
vluchtig aan ; men ging hij aan i schrijven a vijf
koperen centen per rouel. Twee uien
lateihad de chef hot. manuscript in handen. 1>!>
de lectuur daarvan ontrimpelde zich zijn voor
hoofd: hij \\as lei red,-n.
't \Vii me voorkomen dal, me tentoon
stelling enz. haai- gro.ite merkwaardigheid
vooral hieraan n r,
ee! s! exposeer! de
tehn.gs pas van
Dwaalhof's werk
zeer gepi'orii'i.c'i e
neitecldcn van wet :
<,ninü'en. De t:!el van
schilde! ij is dan « .';
heeft de beki ring. we
ducien var, werkelijke
va n den iieg'nne ;
groeien, tul '<o i ;m
zou n kui!>-it naar i'
wordt, 't Schilderij
gen vi'iiliwegciiaai. !e,i. '!i
willen naar een paarse,
dro< l' gekiaaa' van hhid
tle dni-magi re ver!;,k!
at 'lier om de sul ?
gedachten, die
hoofden gaan. 'itieheel is gezet iu angstig
rood. in eeu ruod, dat wtent, met tranen,
bloedige tranen ; dal de. smart dier vrouwen
Groi-te en Kleine korenaren,
mm m
ruute kiir.c-teiiaron
en voelt en voelt
de beste uiting van
?en ravissante subiimileit
'h vuur twee
droffgebci'11' /.icli zacht uil weeiicii
' icni, neergauin! met
'n. Daarover schreit.
ir van een bouin,
?leeit' verieining der
smarl.nui'eoleii om de
vrouwenDe korenaar op de redactiebureaux.
De korenaar der (noodlijdende ?) agrariërs
bij den minister.
naar voren dringt en over ons komt als de
naklinking van geleden ellende.
Van Dvvaalliof', den
Iniiteiigtwoon-emotioneelen Kunstenaar, kunnen wij nog vele van
deze puur gevoelde kunstuitingen verwachten.
Van Jan Mysticus zijn hier twee
teekeningen, waarvan »ldiolismev verre staat boven
de andere, 'Maagdekiin". Idiotisrne is een
magistraal weik, dat klinkt als een vol or
kest van roode koperklanken, vau hel blauwe
en snerpend-gele en fluitend paarse tonen.
Als symbool in kleuren is dit werk mis
schien het hoogste wat Jan gemaakt heeft.
Links rijst op eeu boom. een
naakt-gillendroode boom, opgillend in rooden lust, en uit
dien rooden schonkenden boom steekt, een ver
persoonlijkte grijns het somber gele hoofd;
en ziet met, kokend intensen blik star naar
hel, zielehuis, dat zich kromt onderdo
mokerslagen van het puur \veliustig-uitgejubel der
chi'oraaatgele oogen".
In dien geest ging hij nog vele regelen
door. Hij solde niet de enkelen (de
roodgeitreepten) en maakte daarbij handig gebruik
van zijn code. Xu kwamen vernietigende woor
den voor de gelen :
..Naast, pure easentieele kunst als de
wondere schoonheid der roode boom, die in
roiode kleuren snikt, slaat, het meerendeel dei
z. a-, goede teekenaars en métier-kundigi.
werklui als de afgeleefde lijken van
burgermenschjes naast het hart, van metaal en de
ziel van vuur, die de verlangens dezer eeuw
uiljubelen als een roode stem van bloed,
waarin de vervliegende gekiidsvormen als
verstard zijn.
Het is het werk van analfabeten, van
talentloozen met wie men «'een deernis hebben
kan. die men verplettert, onder zijn mei .bloed
verzadigde hak. Inderdaad valt het moeieiijk
onder hen een aasje talent te ontdekken o!
het moe?! zijn dat van Jaa Spot; maar een
heel klein aasje bhjlt het. toch. Daarom zon
het misschien aanbeveling verdienen er ver
der maar het zwijgen loo te doen in de over
tuiging, dat er nauwelijks, n onder deze
Aeiir. het linwelijk van sle Noordzee
Oostzo inzegenend
(Lu-t'ii'' IS tithr).
en iït
. ICinilcreii, weebt gelukluu' met elkander