De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 30 juni pagina 8

30 juni 1895 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEK, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 940 Panl Bonnet, het nieuw-geïnstalleerde lid der Académie Francaise. Verdronken, 't Is Zondagavond. Ik lig op de kanapee, lang uit. Onder mijn voeten eeu stoel. Dat, is mijn dolee far niente met een sigaar uit //de llookende Moor" en een kop thee. De zon is pas ondergegaan, een vurigen gloed tooverend op de wolken in 't Westen. Dat zie ik niet, want mijn kamer ziet op 't Oosten, maar ik weet het, omdat hij als een helsche brand zich weerspiegelt in de ruiten der huizen tegenover mij. Vlak onder mij de kade en daarlangs de vaart, waarin enkele turfschepen en zandbakken in Zondagsche rust, verlaten. De lui van de schepen zijn op roode pantoü'els en ringetjes in de ooren de stad in uit kuieren", de polderjongens zitten in hun restaurant". Op de kade gelukkige ouders, die hun kroost dragen, meel rekken of telkens tot zich moeten roepen. Papa' heeft zijn hoogen //zij" op, moeder haar eenigszins 'veranderde trouwjapon aan. Ge lukkige menschen wat! zijn ze met weinig tevreden! Veel tevredener dan wij, meer ontwikkelden kun nen zijn. * * * Ik heb liggen droomen, aangenaam gesoest. Het gezellige theelichtje, die kalme rust, mijn lekkere sigaar brengt me in blij-weemoedige stemming: Ik vind liet leven, dat ik soms haat, zoo sehoon, de menseden zoo goed, dat ik iedereen vriendelijk zou willen groeten en hun willen zepgen, dat ik me zoo gelukkig gevoel. Ik moet me onder hen mengen. Ik moet meer gelukkige menschen zien dan me zelven; ik zie ze in de paren, die weldra elkaar op de handen zullen dragen, ik zie ze in hen, die pas kort gloênde aaneen zijn gesmeed. Ik wil een half uurtje omloopen vóór ik, krautenslaaf, me naar mijn bureau begeef, om te werken voor liet ochtendblad van morgen. Een hulpkreet een klagende vrouwenstem ! //Och, God een kind, och die arme jongen, och God, och God! Help menschen! Dat arme wurm!" Een vrouw uit het volk staat handenwringend aan den kant van de vaart. Een kleine dreumes luid schreiend naast haar, roepend om zijn broertje en daarna snikkend hard wegloopend, telkens roepend: //Mijn broertje, mijn broertje!" Meerdere menschen, allen turend op n plek, waar luchtbellen uit het vuile water opborrelen. Allen spreken verward door elkaar, pas aangekomenen vragend, wat er aan de hand is. //Er ligt Een Tliegvisite, (Punch). ? ,. y^/v^'-vi ^-iiit * '??' .-1? een kind in 't water. Het is 't jongentje uit het kleine kroegje!" Een man springt op een der planken van een schuit. Zijn haastige hand grijpt een haak. In eu. oogenblik is hij op de plaats, waar 't ventje gezonken is. //Uit den weg menschen!" //Voorzichtig, verwond hem niet met je haak!" //Daar is ie!" 't Is hem niet. Een doode hond, dik, opgezwol len met hangenden kop. De voorsteu aan den waterkant deinzen eenigszins terug. Weer gaat de haak zwaar omhoog. //O God, dat is 'em!" //Pak aan!" //Haal terug dien haak!" //Hou vast!" //Ga toch op zij mensclien !" Daar ligt liet ventje met loodkleurig gezicht en bemodderd. De handjes vuil en slap. De kleurtjes bemodderd en glimmend op de ronde bollingen der kreukels. De haren vol slik en vastgeplakt op liet hoofd. Het slappe lijfje mach teloos op 't zand van de kade, een uat-zwarte plek op den geleu bodem teekenend. //Snij z'ii goed los!" //Trek zijn kousen uit en borstel hem!" //Een schuier rnenscheu!" vLeg hem op z'n zij, dan kau het water uit zijn mond loopen." //Dring toch niet zoo menschen!'' Eu verderop: //Is ie dood?" //Ach ja, buurvrouw, ik zeg het zoo dikwijls. Het kan niet anders. Die apen van jongens zitten telkens op die modderbakken." //Een goed pak voor hun broek moest ieder ze geven, die ze aan den walkant ziet spelen," meent een ander. //Och menseh, begin daar niet mee, dan krijg je de ouders ook nog tegen je," //Kom drommclsclie jongens, zit jelui uu alweer aan het water! Vooruit!'' Een benauwde gier vau het slachtoffer. Alles is een oogenblik stil, daarna hoort men vau alle zijden met een zucht van verlichting: Hij leeft!" //Hij komt bij !" //Goddank !" ?/Laat hem nu niet langer daar in 't zand liggen. Breng hem iu de Vergulde Ster." Het bemodderde lichaampje wordt door vier stevige mamieuarnien opgenomen. //Hier hèje z'n petje!" Een stroom van menschen volgt de helpers ! De nieuwe Italiaaiiscbe Kamer, papaatjc." K'om, lach eens vriendelijk tegen Keizer Wu.iiw.ir (tot Madame La die Kiel na een zeer kort verblijf' rei-laat): >Moet 11 heusch al weg ? Och, wat spijt mij dnt!'', De jongens en meisjes voorop, door elkaar \varrelencl i n elkaar en zich zelf met Jeu eigeiuiardigen nadruk, (hen kinderen kunnen legden in een verzekering die ze doen, belovend, dat /c nooit: nooit meer aan de waterkant, zullen spelen. Dvcriiïe ouders, die oogenblikkelijk hunkinderen in huis halen, /e mochten ook eens in het water raken. liet ongeluk heeft indruk gemaakt. Een groote menigte staat, voor de kroi a, waarin het ventje is liinneiigedraseu. De incest bevoorrechten kunnen tusst'bc:i een reet van de- neergelaten gordijnen zien wat. daar binnen gebeurt. //Laat, me eens even door menschen!'' Jiet is iemand vau de politie. ?-De dokter is er bij," bericht, ecu der gluurders aan de wachtende menigte, die zulke aankondi gingen met gretigheid opshiviit. //'j beu'egeu /ijii armen op en lieer!" v:'r!i''l, een tweede. Een vee^t telkens met een veertje het schuim van zi;n mond.' /.?Ze l!i veu hem \vat in !' /-Nou vollen ze 'cm iu een deken'.'' - \\ at, ziet ie er slecht uit!" "Nou, dat* is \\aaraelitiii' geeu \\OuUer. hoc /OH ji} er iiilzieu als je een> op je kop >: den modder had gedaan, /.eg r" //.ie je den vader er ook bij r" ,,Ik weet, :n'et. Ik ken z'n vader niet. |',r ^'aar, een m;ui met, eeu pakkie liroire klccrcu U; 'em. //Dat, /al de vader /.i]ti, laat mij maar eens/ici;, ik keu klaa?sen heel goed!" //Ja, dat. ken je begrijpen. Ik stond hii r het eci>t. /'A'g. met, dringen Inmr!'' 1)<: deur gaal open. Ecu lileeke man , dicht bij liet in een dek< u gewikkelde vcmje blijvend, volgt den man. die bc-.; kind uit het water haalde en het, nu naar huis draagt.?-De menigte gaat, hem na. Sommigen staan reeds te wachten bij de deur waar men weet, dat nu-n binnen zal «'aan. Alen ii binnen. De deur wordt gesloten, de gordijnen worden neergelaten. De menigte voor het huis blijft nog wat wachten, slinkt allengs tot eeuige piateude groepjes en weldra heeft de rustige kade weer het gewone Zondagsehe aaiuien. Het is weer avond. Ik lig weer languit op de kanapee rookend mij u sigaar uit, de Rookeude Moor", slurpend nu en dan van mijn thee. Ik denk aan 't doode jongetje. Want het jongetje is dood. Vanmorgen heb ik het gehoord. Een snikkend vrouwtje verleide mij, dat het kind tot half twee had geleefd, maar toen was gestorven. Het, was er eeu van de negen, nu-heir, en we hebben altijd veel verdriet van liet ventje gehad, want hij was erg ondeugend, maar och, God! ik wou toch, dat iiij nog leefde ..." J. S/. INGEZONDEN. Hoe men tegenwoordig kunst criticus wordt. Vrij vertaald uil ^Gril.-i^cnii-altit" door KARL BLEIÜTREU. .... ,Ja, de ideale jongeling, die een pas gesjeesd studentje was, had zich werkelijk bij een Dagblad tot kunst-crilieus weten op te werken, langs den weg vau listige volharding. Ook zijn vriend dook tegelijkertijd op als tooneel-criticus van een bekend blad, zoodat het jongste geslacht alle zeilen zijns ideaalstrevens tot reiniging der kunst kou bijzetten. Immers de nieuwe tooneel recensent be schouwde tle geheele tooneel wereld als een beerput, die in den uitgebreidste!! zin moest nit</e})oiitjil' worden en de jonge kunst-critieus de kunst, als een Augiasstal, dien hij moest schoonvegen. Liimmerschreier zoo heette de veelbelo vende jongeling werd dus voor de kunst en zijn medestervelingen de brenger van de blijde boodschap: de verlossing van alle oude sleuren. Hoe hij dat werd V O! er gebeuren nog steeds teekenen en wonderen ! Volgens zijn eigen verhaal (hij otfende zich menig maal iu goedkoope, zich-zeH-voor den-gekhouderij) zat tle zaak zou iii elkander..,. »l" wilt u aan ons verbinden ?" snoof hem de chef van het groote blad gebiedend toe. »Wat kunt, gij V waarmede beveelt ge u aan ? Mijn slijl ' begon hij bloode »lk schrijf. ..." Ach wat! bij ons wordt in 't geheel niet ,ycxf:lti'f>rrn er wordt slechts ijekiKjil. en ijcmitrcrd geknipt met de schaar en gesmeerd met tle, stijfselkwast. ik vraag naar uwe Jour nal istische bekwaamheden. Kunt gij schandaal-uanUekeningen maken? 'Ik weet niet of hm als er stof en aan leiding Aha, een beginne! ! Stof en aanleiding be hoeven er niel Ie zijn die rind< men. Ik vraag, kunt gij verdacht, maken, hè? kunt gij lasteren ?" >Ik geloof, tl a t ik in een goede eehool mot. wat goeden wil .... Daaraan zal het u bij ons niet ontbreken. Doch ik zie, dat u nog groen is. Men kan u tic politieke en plaatselijke rubriek niel, toe vertrouwen. \\'ai zoudt ge denken van de kunstkroniek ? Daarvan versta ik tot, mijn spijt, niets.'' Sancta simplieitas.' liij xult, 't, gainv genoeg verslaan'. Asjeblieft! hier is tle catalogus van de schilderijententoonstelling. Schrijf een causerie, een recensie ! Wat rood aangeschrapt is, wordt geprezen. Wat geel aangeschrapt is, wordt afgemaakt.'' Ik zal er dadelijk heen gaan." (rood, rep u dan. Ik geef u een uur voor hot bezoek aan de tentoonstelling en twee voor het opschrijven van het artikel, (ïijliebt toch. hoop ik, geen z.g. luehtigen smaak/'' ?Neen. ik heb er in l geheel geen.'' Des te beier.' Dan hebt gij toch iels wat, een journalist noodig heeft. Vooruit, aan 't werk! En neem dezen code mee voor de vakwoorden als inten-! puur subliem, beriliijnd, en/. Ze zal u van veel dienst zijn." De nieuweling ived per tram naar de ten toonstelling en keek al de kunstwerken vluchtig aan ; men ging hij aan i schrijven a vijf koperen centen per rouel. Twee uien lateihad de chef hot. manuscript in handen. 1>!> de lectuur daarvan ontrimpelde zich zijn voor hoofd: hij \\as lei red,-n. 't \Vii me voorkomen dal, me tentoon stelling enz. haai- gro.ite merkwaardigheid vooral hieraan n r, ee! s! exposeer! de tehn.gs pas van Dwaalhof's werk zeer gepi'orii'i.c'i e neitecldcn van wet : <,ninü'en. De t:!el van schilde! ij is dan « .'; heeft de beki ring. we ducien var, werkelijke va n den iieg'nne ; groeien, tul '<o i ;m zou n kui!>-it naar i' wordt, 't Schilderij gen vi'iiliwegciiaai. !e,i. '!i willen naar een paarse, dro< l' gekiaaa' van hhid tle dni-magi re ver!;,k! at 'lier om de sul ? gedachten, die hoofden gaan. 'itieheel is gezet iu angstig rood. in eeu ruod, dat wtent, met tranen, bloedige tranen ; dal de. smart dier vrouwen Groi-te en Kleine korenaren, mm m ruute kiir.c-teiiaron en voelt en voelt de beste uiting van ?en ravissante subiimileit 'h vuur twee droffgebci'11' /.icli zacht uil weeiicii ' icni, neergauin! met 'n. Daarover schreit. ir van een bouin, ?leeit' verieining der smarl.nui'eoleii om de vrouwenDe korenaar op de redactiebureaux. De korenaar der (noodlijdende ?) agrariërs bij den minister. naar voren dringt en over ons komt als de naklinking van geleden ellende. Van Dvvaalliof', den Iniiteiigtwoon-emotioneelen Kunstenaar, kunnen wij nog vele van deze puur gevoelde kunstuitingen verwachten. Van Jan Mysticus zijn hier twee teekeningen, waarvan »ldiolismev verre staat boven de andere, 'Maagdekiin". Idiotisrne is een magistraal weik, dat klinkt als een vol or kest van roode koperklanken, vau hel blauwe en snerpend-gele en fluitend paarse tonen. Als symbool in kleuren is dit werk mis schien het hoogste wat Jan gemaakt heeft. Links rijst op eeu boom. een naakt-gillendroode boom, opgillend in rooden lust, en uit dien rooden schonkenden boom steekt, een ver persoonlijkte grijns het somber gele hoofd; en ziet met, kokend intensen blik star naar hel, zielehuis, dat zich kromt onderdo mokerslagen van het puur \veliustig-uitgejubel der chi'oraaatgele oogen". In dien geest ging hij nog vele regelen door. Hij solde niet de enkelen (de roodgeitreepten) en maakte daarbij handig gebruik van zijn code. Xu kwamen vernietigende woor den voor de gelen : ..Naast, pure easentieele kunst als de wondere schoonheid der roode boom, die in roiode kleuren snikt, slaat, het meerendeel dei z. a-, goede teekenaars en métier-kundigi. werklui als de afgeleefde lijken van burgermenschjes naast het hart, van metaal en de ziel van vuur, die de verlangens dezer eeuw uiljubelen als een roode stem van bloed, waarin de vervliegende gekiidsvormen als verstard zijn. Het is het werk van analfabeten, van talentloozen met wie men «'een deernis hebben kan. die men verplettert, onder zijn mei .bloed verzadigde hak. Inderdaad valt het moeieiijk onder hen een aasje talent te ontdekken o! het moe?! zijn dat van Jaa Spot; maar een heel klein aasje bhjlt het. toch. Daarom zon het misschien aanbeveling verdienen er ver der maar het zwijgen loo te doen in de over tuiging, dat er nauwelijks, n onder deze Aeiir. het linwelijk van sle Noordzee Oostzo inzegenend (Lu-t'ii'' IS tithr). en iït . ICinilcreii, weebt gelukluu' met elkander

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl