Historisch Archief 1877-1940
No. 940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Het einde van het ministerie-Rosebery.
Dr. SALISBURY (tot koninklijke AÏekenverpleegster): »Geef hem gerust een slaapdrankje; hij heeft nu tijd om uit te slapen."
allen kan zijn, die later wellicht in eenigzins
algemeener gedeelde achting zich zal ver
heugen, en in het besef dat het noodeloos is
feilen te toonen aan wie al of niet
bafeild, toch wellicht nimmer de aandacht
zullen trekken dan om hun geringe
betëekenis, ware het niet dat de schrijver
dezer regelen het zich plicht acht mede te
deelen, dat zijns inziens bekocht zou zijn,
wie aan de bezichtiging dezer werken zijn .
kwartje spendeert, waren er niet de tevoren l
genoemde heerlijke meesterwerken."
Hierna volgden nog eenige bevoegde, be
schaafde en vooral, volgens 't voorschrift, op
bouwende kritische beschouwingen over het
proletarierdom der geel-gestreepte kunste
naars."
Jongeling," zeide de chef, die gedurende
al dien tijd in heilige strijdwoede de schaar
gehanteerd en een groote hoeveelheid knipsel
op de redactie-tafel opgehoopt had, je bevalt
mij. Gij verraadt sporen van een bespiege
lend verstand. Gij hebt mijiie bedoelingen
in dit artikel niet kwaad uitgedrukt. Na
tuurlijk, als ik het artikel geschreven had...
doch daartoe heb ik geen tijd De politiek
neemt al mijn krachten. Lees eens mijne
politieke beschouwingen" iedere week, daar
aan kunt gij zien wat stijl is. Uwe zinnen zitten
nog wat vreemd in elkaar. Dat is de nekslag
voor een dagblad. Schrijf geheel kortweg
met erg veel punten. Doch gij zij t nog erg
jong. Ik, als oude gerijpte journalist zal u
leeren. Zelfs ik ben zoo begonnen. Kecenseer
mij nu eens dadelijk dit boek!
Ik vraag u excuus, ik heb den inhoud
er van nog niet leeren kennen."
Ongelukkige, is het niet voldoende, als ik
u zeg, dat dit boek van een onzer tegenstan
ders is. Voorwaarts, aan 't werk.
Liimmerschreijer bladerde vijf' minuten in
het boek en schreef: Koning en Keizer"
door Skat. Een ongezond Zolaismus is in
iedere bladzijde van dit maakwerk. Het maakt
een stuitenden indruk. De karakters zijn niet
volgehouden. De handeling is zwak. De
stijl laat alles te wenschen over."
Voor den duivel! vloog de chef woedend
op. GVJ verstaat er niets van Zolaismus!
Dat is een reklame-recensie. Hebt gij nog
nooit van vernietigende lof" gehoord? Die
moet ge hier toepassen ik maak uwe aan
stelling hiervan afhankelijk."
JLiammerschreijer pijnigde z\jn hersens, bla
derde nogmaals in het boek en schreef'gelaten
de groote woorden:
Een aardig boekje. Een zekere, duidelijk
de jeugd des auters verradende, roerende
naïeveteit noopt een strenge en rechtvaar
dige kritiek tot verontschuldiging. Deze beel
den uit het Nederlandsche leven ontberen niet
een zekere frischheid.Nu en dan slaat de auteur
een brutalen toon aan, wordt dan echter harte
lijk vervelend. De handeling is zeer mager en
bloedloos. zoodat de spanning van den lezer,
eerst gewekt door eenige echte romanhelden,
versterft. En dan tallooze voorbeelden van
plagiaat, die bovendien zeer onervaren en
jeugdig zijn te pas gebracht. In 't kort, niet
tegenstaande onze eerlijke bemoeiingen om den
ijyerigen auteur recht te doen, en ofschoon
wij niet wanhopen, dat deze later in staat zal
zijn eens wat behoorlijks te geven, moeten
wij dit boekje als nauwelijks voldoende aan
de minste eischen, veroordeelen ...."
De chef' las »Gij zijt tot kunstkritikus
geboren! riep hij uit Dat boek leest niemand
en van die schilderijen koopt geen onzer lezers.
Haha, onlangs heeft Skat mij op straat niet
gegroet; ha!" Hij wreef'zich de vettige handen
in het volle bewustzijn een goede daad ver
richt te hebben. Zóó worden tegenwoordig
mislukte studenten kunstcritici.
iiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiuiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiimiiiiiiiiMiiiiii
SNUIFJES,
Hoe er toch altoos menschen zijn. die het
gewicht van een zaak niet begrijpen !
Daar heeft v. Houten zijn kieswet inge
diend ; hij heeft er niet minder dan een jaar
over gewerkt... en nu zou de heer Borgesius
met 30 andere Kamerleden het hebben willen
doordrijven, dat men reeds den 23sten Juli
van dit jaar, dat is ongeveer een maand na
de indiening, bijeen zou komen, om haar in
de afdeelingen te onderzoeken. Gelukkig was
Mees er als de kippen bij en wist hij te verhoe
den, dat de Kamer haar traditie ontrouw werd,
door zich holderdebolder aan een onderzoek
te zetten van een wet, die pas uit de smelt
kroes gekomen te nauwernood gestolten kon
zijn. Vier weken bedenktijd om een kieswet
onder handen te nemen! Waartoe zoo'n
haast? Dacht de heer Borgesius misschien,
dat het kiesrecht, waarover we nu pas drie
jaar geredeneerd hebben, geen afzonderlijke
studie vereischte. en dat, als men vijf en
twintig jaar noodig heeft om kiezer te worden,
men in vijf' en twintig dagen over het een of
ander soort van kiesrecht reeds een wel ge
vestigde opinie zich kan verwerven !
De 37 heetgebakerde lui het deed mij
genoegen te mogen opmerken, dat Schaepman
en Tydeman daartoe niet behoorden zou
den in staat zijn als de. kwajongens zich aan
onrijp ooft te buiten te eaan, alleen maar om
er zich op te kunnen beroemen in Juli de
appelen te hebben geplukt, die in September
eerst van den boom moesten vallen. Inderdaad
dat is kinderenwerk. Een wet, dat dienden
ze toch te weten, heeft dit met de kalveren
gemeen, dat zij nuchter in de wereld komt,
en niet nuchter verorberd behoort te
worden. Nu ja, daar zijn uitzonderin
gen b.v, in tijden van nood. Zoo zei Mees
ook, wij, mijneneeren, wij allen, ik zoo goed
als Borgesius of v. Alphen, zouden bereid zijn
een offer'te brengen, indien het noodzakelijk
en nuttig was, maar dit is zoo niet. En
hij had gelijk. Het staat nu eenmaal vast,
dat ik de wet niet in 't openbaar behandeld
wil zien vóór Februari lx!)(>, noch haar wensch
ingevoerd te zien vóór den zomer van 1S07,
- -zoo eiseht het 't kabinet-belang, en waarvoor
zouden we ons dan nu het vuur uit de sloffen
loopen en dat nog wel in het hartje van den
zomer, om reeds in ls<)~) gereed te komen met
een wet, die in 1sü7 op zijn vroegst iu werking
zal moeten treden ?
Dit is zóó logisch, dat ik volstrekt niet be
grijp, wat Borgesius, v. Alphen e a. kan
bewogen hebben, zich aan te stellen, alsof er
in Nederland iemand was, die meende dat
men haast zou hebben te maken met... een
kieswet. Men heeft nu toch lang genoeg de
proef genomen met het Nederlandsche volk,
om er zeker van te zijn, dat dit geen hooger
wensch koestert, dan het kabinet-v. Houten
rustig nog een paar jaar aan het rentenie
ren te zien, daar het er tot in zijn nieren van
overtuigd is, dat het werken, en vooral het
werken in het zweet zijns aanschijns, voor den
domme is. Daar komt bij, zooals Mees zeer
ter snede opmerkte, dat de kamer den Uden
September beginnende een heele week voor
zich heeft om ongestoord zich aan het on
derzoek te kunnen wijden - een heele week
ongestoord, op dat ongestoord komt het
vooral aan, want wat is er van zo'j'n
onderzoek te wachten als dat halverwege
onderbroken en over eenige dagen in twee
weken verdeeld wordt'' Neen tegen zulke
zoo door en door practische argumenten
kan geen schepsel... of' hij moet iets van een
vliegenden Hollander hebben, die met even
veel pleizier onder als door het water gaat.
En dan heeft Mees n ding nog vergeten. Hij
dacht er blijkbaar niet aan, dat den liien
Juli de verkiezingen voor de gemeenteraden
gehouden worden, en dus de datum, waarop
die hardloopers het onderzoek zouden willen
beginnen, 23 Juli juist in de dagen van de
voorbereiding voor de herstemmingen valt.
Het is waar, voor ons Amsterdammers zou
dat niet zoo erg zijn, daar we Jolles dan toch
hier hebben, maar er is maar n Jolles in
het heele land, en het is ook maar goed, dat
er niet meer dan n Jolles in het heele land
is, want waren er twee zoo, dan lieten de
naburen uit wangunst ons geen oogenblik
met rust. In verscheidene gemeenten echter
zal men bij de herstemmingen de kamerleden
niet kunnen missen. AVie weet of' Mees zelf
dan te Ilotterdam niet onontbeerlijk zal zijn!
Maar het is zoo, we leven in een tijd van
agitatie, van o verprikkeling, van overijling, 't
Zit in de lucht. Dat gooit zich zoo maar
gekleed in het water om door den
bruischenden stroom te zwemmen, de hemel weet
waarheen. Ouden en jongen zijn door den tijd
geest aangetast. Daar heb je nu bij ons weer
A. C. Wertheim. Een man, zoo zou men
zeggen, geboren bankier, kalm, bezadigd,
overleggend, wiens leus men zou kunnen
noemen: bezin eer ge begint. En wat roept
hij nu in den laatsten tijd? Courage! Courage
en nog eens Courage! en goed gemeend
ook, want nu is zoon waaghals als Gerritsen
hem al niet courageus genoeg meer! Zou
die. om niet te zeggen avontuurlijke, maar
dan toch zeker bijzonder moedige stemming,
waardoor men belust is op groote daden en
onmogelijk zich langer rustig kan houden,
dan volstrekt noodig is, door \Vertheim ook
bij Borgesius en v. Alphen zijn gewekt 'i
Je kunt het niet weten. Toch, wat mij
betreft, ik schaar me aan de zijde van Mees.
Een degelijk onderzoek, vordert allereerst i*
maanden rust en dan een volle week .. .