De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 7 juli pagina 3

7 juli 1895 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Bé. 941 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Met groot genoegen heb ik met dit opus in twee heften (lees: deeltjes) uitgegeven, kennis gemaakt. De frissche, kinderlijke eenvoud die in deze liedjes te vinden is, toont Mej. van Rennes weer van hare beste z\jde als componiste. Het eerste deeltje is voor de kleinsten en het tweede voor de grooteren bestemd. Vooral in het bundeltje voor de kleinsten waarin ik o. a. Pottje, De kleine Euiter en vooral Knorrig Liei-ken (een speelliedje) als uitmuntend geslaagd noem, is de kindertoon zeldzaam gelukkig getroffen. Zij zijn gecomponeerd op gedichtjes van Viola, Agathe Snellen, Trois-Etoiles en naar het Hoogduitsch. Het tweede deeltje bevat gedichtjes van Titia van der Tuuk, Jacoba, Anna van Harpen Kuyper en Maleis. Deze liederen dragen een ernstiger karakter, doch ook hier vindt men soberheid en eenvoud. Het meest ingenomen ben ik met K o. 2 Flink aangepakt, ter wille van de kernachtige rhythmiek en met No. 5 s' Avonds ter wille van de expressie en kleur. Deze liedjes hebben in den korten lijd van hun gedrukt leven reeds een weg gevonden. Mogen deze regelen er iets toe bijdragen ze nog in rui mer kring te verspreiden, want bij alle kinderen zullen ze welkom zijn. Van dezelfde componiste heb ik Drei Qitartette 2) für Frauenstimme mit Klavierbegleitung (opus 24) aan te kondigen. Ook deze drie koortjes Uralt, Ich schreite heim en lek rcite hinaus in das Weite kan ik onder het beste rangschikken wat deze componiste ons heeft gegeven. De eenvoudige, warme toon van het eerste koor. waarmede het tweede met zijn donkere, zwaar moedige kleur een zoo scherp contrast vormt, doet dadelijk weldadig aan. Hooger van opvat ting staat echter het tweede koor, waarin de componiste m. i. zich zelf heeft overtroffen, want vindt men in de compositiën van deze dame altyd levenslust, bevalligheid of lieve uitdrukking, in dit nummer heeft mij de diepte van uitdruk king getroffen. Het derde koor is zeer opgewekt; kernachtig gerhythmeerd, het overmoedige is er gelukkig in getroffen. Thans is aan de beurt een werk: Cursus voor tweestemmig gezang 3) bevattende: Inleiding, 100 Tweestemmige Oefeningen en 12 Vocalisen, door J. H. Letzer. (2 deeltjes) In dit deeltje zijn tal van tweestemmige oefe ningen te vinden die over het geheel met vloeiende stemvoering bewerkt zijn. In het voorbericht zegt de schrijver dat eenige nummers ook als vocalisen kunnen gezongen worden, welke nummers h^j aangeeft. Hij zegt ook dat van sommige num mers de stemmen kunnen worden omgekeerd. Het ware wenschelijk geweest ook die oefeningen aan te wijzen. Voor de oefeningen als trefoefeningen kan ik ze zeer aanbevelen, doch het spijt mij, dat de schrijver zich tot zulke algemeenheden bepaald heeft door alleen aan te wijzen dat sommige oefeningen als Vocalisen kunnen gezongen worden, zonder te vermelden op welke vocalen; en zonder systematisch eerst de gesloten en vervolgens de open vocalen te behandelen; ook bij de twaalf vocalisen aan het slot blijkt die oppervlakkigheid. Bijna uitsluitend is de vocaal a behandeld terwijl ieder zangonderwijzer weet dat men daarmede niet be ginnen moer, omdat de controle over den adem daarbij het moeie ijkst is. Evenmin als de r de alleen de aandacht ver dienende, medeklinker is, evenmin is dit het geval met de vocaal a. Nu zal de schrijver mij misschien toeroepen : Ja, maar mijn boek is vooral berekend voor zangonderwijs op de scholen: doch zooals ik vroeger zeide ware het beter geen zangonderwijs op de school te geven tenzij men aan de sternvor ming behoorlijk aandacht kan wijden, anders doet het meer kwaad dan goed. Het boekje van den heer Letzer nu geeft niet wat dat ten g<ede kan komen. Daarom had ik het of uitsluitend in den geest van trefoefeningen behandeld willen zien of dat het ook voor stemvorming een geleidelijken leergang vormde. j Als oefening in den tweestemmigen zang is dit boekje aan te bevelen, doch dan zorge de onderwijzer ervoor flat op andere wijze voorzien wordtin goede oefeningen voor de stemvorming. ! Een Nederlandsch werkje in den geest van enkele Chorschulen in Duitschland verschenen, waarin heide eigenschappen vereenigd zijn, be zitten wij nog altijd niet, zoover mij bekend is. Van Worp's Practit-che Orgel>cltor>], herzien en uitgebreid door M. II. van 't Kruijs is thans het tweede deel geschreven. Dit deeltje bevat 12 Technische studicin i.'waarin ook voor het pedaal uitstekend gezorgd is); <J ge figureerde koralen, 1:1 -jeningcn, verder: iJntjelijkicfie ftnïngen voor toonladders en akkoorden, eene Fug i, van Bach gearrangeerd door J. Worp; 6 Pü'ilmnielodiiën stieng in den ouderen kerkstijl gecomponeerd (o. a. in dorischen, phrygischen en mixolydischen toonaard) een kort T n» van Fr. Schneider, Tivaal/ Voorspelen in de oudere kerktoonaarden, Drie Grootere Voor- of N< spelen in vlijen at ij l benevens een Sonate in F. gr. t. Dit zeer degeKjke werk is beslist aan te bevelen. De aspirant-organisten kunnen hier een goeden en betiouwbaren gids vinden, die hen in het practische orgelspel op goede paden zal houden en leiden. Deze uitgave is door den heer Van 't Kruijs herzien en belangrijk uitgebreid. Ik kan mij noj slechts flauw herinneren hoe Worp's Orgelschool was samengesteld en dus is het mij niet mogelijk in détail aan te geven in welk opzicht dit werk de meeste uitbreiding heeft gekregen. Het dus in het midden latende waarin de arbeid van den heer Worp en waarin die van den heer Van 't Kruijs bestaat, beveel ik het boek, zooals het thans verschenen is, met de meeste warmte aan. Deze school draagt tot titel Practixch en daar om mag men er geen aanmerking op maken dat de theoretische, wenken voor organisten ontbreken. Toch zou ik het zeer wenschelijk vinden in dien in een aanhangsel (of afzonderlijk uitgegeven werkje) den aackomenden organisten er eens op gewezen werd wat zij behalve hun spel moeten leeren om op den naam van eenen goeden or ganist aanspraak te kunnen maken. Niet alleen op kleinere plaatsen en dorpen doch ook in de kleinere kerken in grootere plaatsen hoort men organisten soms zulke »haarstraubende" dingen doen, dat dit waarlijk niet overbodig mag heeten. Nog meer dan voor den Protestantschen orga nist is dit noodig voor den katholieken organist, sedert de Gregoriaansche zang weer meer en meer in eere hersteld wordt. Er zijn nog zeer vele organisten die nog niet het begrip hebben wat verlangd wordt om een kerkgezang in de oudere toonaarden goed te harmoniseeren. (Soms moduleeren zij in een kort tijdsbestek door vier en twintig toonaarden) ! Ik heb hiermede geen schaduw willen werpen op de Orgekchool die ik zoo gunstig besprak, doch even willen aanstippen hoeveel er in het belang van den aspirant-organist in ons land nog te doen valt. In kleinere kerken moet het orgelspel toch evengoed stichtend werken als in de grootere en hoe uitgebreider en vollediger leermateriaal de aankomende organist kan vinden, hoemeer kans er is vele goede organisten te verkrijgen. Vooral voor hen die niet in de gelegenheid zijn, van een uitstekenden onderwijzer les te kiijgen, is het van groot belang dat zij althans op de hoogte komen wat er vereischt wordt voor hunne studie. Uit den grooten vooraad werken die tegen woordig ter aankondiging worden toegezonden is de heuchelijke conclusie te trekken, dat wij steeds vooruitgaan. Vooral ook op paedagogisch gebied wordt heel wat gepresteerd. Wie de verschillende versla gen nagaat zal bespeurd hebben dat al schuilt er ook nog al eens kaf onder het koren, veel goeds kan worden geconstateerd. Dat is een verblijdend verschijnsel voor ons land, hetgeen ik met vreugde constateer. Ieder nieuw goed werk toch moet met vreugde begroet worden. Ik weet wel dat den kritikus vaak verweten wordt (vooral door personen wier arbeid min gunstig beoordeeld is) dat hij er op uit is ge breken na te snuffelen en die met zekere inge nomenheid releveert, doch geen ernstig kritikus zal dit doen. Hij zou echter een slechten tuinier in onzen muzikalen hof zijn indien hij het onkruid niet uit trok waar hij dit naar zijne overtuiging vond. Dat dit op den duur heilzaam werkt, wordt van tijd tot tijd ook door componisten erkent, die eerlijk genoeg waren later te zeggen. .Ik heb mij na uw afkeurende kritiek onder degelijke leiding gesteld en nu zie ik in dat het in mijn belang is geweest dat ik toen niet gespaard ben.'' Zulke verklaringen stellen de kritikus voor alle mogelijke boosheden en hoosheidjes die hij vaak opmerkt, ruimschoots schadeloos. VAN Mii.i.KU'.x. 1) Uitgegeven te Utrecht bij J. A. II. Wagenaar. 2) Uitgegeven te Amsterdam bij deAlgerueene Miniekhandel (Stumptïen Koning). 3) Uitgegeven te Ticl bij D. Mijs. ?1) Uitgegeven te Groningen bij J. B. Wolters. (België) bestaande uit ongeveer 100 uitvoerenden ^mijnwerkers in costuum). concerten op het Ten toonstellingsterrein alhier des avonds te acht uur. Willem van Zuylen te Berlijn. De Hollandsche tooneelspelers hebben te Berlijn een door rnenigen landgenoot niet verwacht succes gehad. Willem van Zuylen vooral. Hij is bij niemand minder dan Mitterwurzer vergeleken ! Een »urechte Künstlernatur mit einem weit umgreuzten Talente" heet hij elders. Dut heeft van Znyien n<et koud gelaten, on er wordt gezegd, dat hij in het najaar met oen duitschen troep duitsch zal spelen. IIij zoekt een duitschen meester. Het spreekt van zelf, dat wij den populairen acteur gaarne allen roem gunnen, die hem to beurt valt, maar daarom juist: is dit wol verstandig ? Z. Z. Z. De verschillende aanvragen, in den laatsten tijil tot mej 0. E-iser gekomen, voor on ierwij s in vakken mér verwant aan de dramatische dan aan de muzikale kunst, hebben haar doen beslui ten tegen J September a. s. hot onderwijs int te breiden, door bijvoeging eeuer dramatische klasse, onder leiding van C. I'h. J. Clous, lid van de Ivonii klijke Vereeniging Tiet Nederlandsen Tooneel." A. s. Zondag en Maandag 7 en s Juli geeft de i'ociétéRoyale de l'Harmonie uit Frameries E.7TERJ.N Willem fitsen-Tentoonstelling bij E. J. VAN WISSELINI. Co. Willem Witsen is een zeer eigenaardig figuur onder onze jongere artiesten. Niet misschien reeds volkomen compleet in de verschillende uitingen van zijn talent, maar com pleet zeker als karakter, in zijn zoeken met een zeldzaam geconcentreerde wilskracht. Wanneer wij ons herinneren wat Witsen op verschillend gebied heeft te zien gegeven sedert een aantal jaren, dan blijken zijne etsen in de eerste plaats een blijvenden inrtruk te hebben nagelaten, en ik geloof, het volmaakste zijn streven te hebben uitgesproken. Deze etsen, die van Engeland in de eerste plaats, openbaren een zelfstandige persoonlijkheid, die een bizondere plaats neemt in onze moderne kunst. Grootsch van opvatting en bouw. origineel van vinding, onberispelijk van uitvoering geven die etsen een zeer eigenaardig visioen, een aan grijpend en intens gevoeld beeld van Londen. Niemand gaf van Londen indrukken zoo juist en zoo doorwerkt. De eenige schilder die dit trachtte was de te vroeg gestorven de Nittis, die met veel smaak gekozen, maar te oppervlakkig uitgevoerde motieven tentoonstelde. Door een zeer groote kennis der procédés van het etsen weet Witsen in deze sterk gevoelde impressies de kleur en den toon weer te geven van die geheimzinnige lichteft'ekten die in gele nevels Londen zoo vreemd doet schitteren en ' glanzen; van die bruggen als reusachtige mon sters over de Thames gestrekt, of van die Squares met monumenten die door zijn keuze grootsch worden in hunne eenzaamheid. Daarnaast zag men soms een enkele maal een portret in krijt of houtskool, als dat van Kloos (op een tentoonstelling van de Ned. Etsclub), merkwaardig om dezelfde kwaliteiten van inten siteit. Meer dan menig portret van specialisten op dit gebied gaven zij een psychieschen indruk van den persoon, een indruk verkregen door die iH.o-Uringende, borende wilskracht, Witsén zoo eigen. Later verscheen nog een serie (> etsen uit Braband", van een ander karakter, uitvoerig en knap naar de natuur gedaan, bouwvallige schuren en boerderijen met hoornen, karren en kippen, geteekend met een merkwaardige vastheid, als een gewild en teer kantwerk. Zelden zag men echter schilderijen van hem, en hierom is deze tentoonstelling bij van Wisselingh, waar een groot gedeelte van zijn oeuvre" vereenigd is, zoo belangwekkend in haar geheel. Witsen's groote wilskracht, zijn energiek zoeken naar een robuste realiteit zijn hier in deze schil derijen van den laatsten tijd aan\v< zig. De meesten zijn eenigszins fragmentair, stukken natuur, land schappen en vluchtige ii drukken van een oogenblik, rnaar zeer persoonlijk gezien au travers d'un temperament''. Dit temperament van Witsen heb ik getracht begrijpelijk te maken door de macht van zijn talent en zijn ongewone kracht van realiteit te noemen. Onder deze schilderijen zijn enkelen uit Londen die dezelfde aangrijpende eigenschappen hebben als zijne etsen van daar, even als een paar aqua rellen, dampig, geheimzinnig, gloomy, foggy", desolaat, merkwaardiger misschien nog dan die van ernstig bestudeerde winterlandschappen, wo ningen in de sneeuw, met uiterste aandacht ge noteerd in subtiele toontegenstellingcn, bleekrose luchten en blank-blauwe sneeuw. Andere do» ken geven indrukken v;m ruimte, van uitgestrekte velden, als «bouwlanden" en de «roggevelden", door een heldere zon beschenen, sappig gischilderd met vaste kleuren in 't een tonige en sterke groen van 't jonge koren, dat slechts verbroken wordt door plekken bruinrood e aarde. Zijn --zoomen van la-t bosch", statige grauwe stammen als dichte zuilen, met een enkel lichtstipje in de verte, gebroken door het straffe groen van sparren, of dooi- het goudhrons van niijaari-bladon. Ken andere serie is die zijner >zonsondergangon;', bijna oranje luchten, met do zwoegend e silhouet van een landbouwer die zich donker teekent tegen het zware groen der velden en nog even zwaar uitkomt togen het licht van de : lucht, dezelfde onrustbarende silhouet die op zijne andere etsen reeds voorkomt, en wier pas sieve opvatting onwillekeurig doet denken aan La Torre". * # * In dezelfde zaal bij Van Wisselingh X- Co. trok zeer mijne aandacht hot scherm door Deijsselhof geheel op inaloische wij/e gebatikt, waar van de drie slagen een fantaisistieseh landschap voorstellen, met in stijl behandelde parelhoenders, in een dof blauw-, elegant groen- en grijs-harmonie, heerlijk teer van exquise kleuren en ge voelige teekening. De achterkant vertoont een Breughel-achtige fantaisie met spookachtige fla mingo's, speelsche vossen, kalme witte zwanen in een sneeuwlandschap, een compositie vol fijnen humor, in een witblauw en zwarte gamma, hier j en daar gebroken door de burine vlek van een i ironische apen-tronie of vaneendeftigenmarabout. ' Als geheel is dit scherm een zeer merkwaar I dig werk, uiterst gedistingeerd, van een zeer i bizoïideren decorateur in den hoogsten zin des l woords. Pu. Z. Pan.' Voor ons ligt de eers'e aflevering van Pan, j een riieuwo tweercaandelijksche Kunst-revue, uitgegeven door het genootschap Pnn te Berlijn. met een kapitaal van honderdduizend mark. Het merkwaardigste is misschien de broeder lijke toenader ng van Frankrijk en Duitschland, die zich hier vertoont op kunstgebied, door de rnedewerkii g van Mallarmé, Kops, Verlaine, Val'? loton, Chapu, Roty, naast Nietzsche, Max Klin1 ger, Bodf, enz. Ptr se is deze eerste sfteving niet homogeen. j Immers de titel Pan geeft aan dat dit het streI ven niet kan zijn. Alles wat verdienstelijk is ia alle kunsttn wordt opgenomen in dit werk dat zeer merkwaardig belooft te worden. Zoo zien wij er ook alle denkbare procédés samengaan. Die veelzijdigheid van Pan verhoogt het belang van deze uitgave: zal het niet ongemeen inte ressant zijn in de volgende afleveringen o.a. een keuze van prenten te zien als deze eerste aanbiedt ? j Naast photogravures naar Boecklin en etsen i van Liebermann, een vernis-mou" van Uops te mogen genieten, of em decoratieve teekening in kleuren, naast zincografische clichés naar schil derijen van artiesten als Whistler en Khnopft'; naar beeldhouwwerken van den genialen Klinger, naar Diïrer, Iloty, en origineele houtsneden van Vallotton en anderen 'i Met uiterste zorg, op uitmuntend papier, is alles voortreffelijk uitgevoerd. Wat de buitenden-tekst-platen betreft, deze worden zooveel mogelijk gedrukt onder toezicht van elk artiest, bij den specialist, aangewezen voor deze taak, als b. v. de plaat van Hops bij Nijs te Parijs, die van Liebermann bij Angerer te Berlijn, de helio-gravuren door de «l'hotograrische Union" te Munchen, enz. enz., wat een uitmuntende uitvoering waarborgt. Ik geloof niet dat met meer zorg en toewijding eene uitgave van dezen aard werd begonnen, en als de keus der bij Iragen zeer streng blijft, dan zal Pan een der hoogst belangrijke uitgaven van onzen tijd worden, vooral nu t'A,-t, dat goede jaren had, heeft opgehouden te bestaan. P. Bij den heer A. l'reyer, Wolvenstraat l i), is geëxposeerd een schilderij van F. l', ter Meulen, «Koeien bij i.'e stal". Het FonWaarlöte en de jeugd, In de Amsterdammer van 8 Juni jl. beweert de heer Gittée, dat het Nederlandsche onderwijs en de Neclerhmdsche onderwijzers »het er steeds op aanleggen, alle verbeelding bij het kind te smoren." Waarom dat vonnis ? Och, de heer Gittée schreef een warme aanbeveling voor de sprookjes van de Gebr. Grimm, ten minste, dit was zijne bedoeling, maar hij maakte er van een pleidooi voor het sprookje in het algemeen, en stelde het voor. alsof het sprookje door ons. Ne derlandsche onderwijzers, met mistrouwen ont vangen, slechts oogluikend in de school toege laten wordt. Vermakelijke overdrijving, indien zij niet zoo treurig ware, treur.'g, omdat hij ons zoodoende beschuldigt, van ons niet om het voor schrift der wet te bekommeren (Art. .->;! eischt: «ontwikkeling van de verstandelijke vermogens"), omdat zij een sombere schaduw werpt op den geest van ons tegenwoordig onderwijs. Om beide redenen gevoelden wij ons verplicht, tegen enkele zinsneden uit die aanbeveling, met kracht 'e protesteeren, en zullen dus die zinsneden aan eene i auwkeurige bespreking onderwerpen, zonder te veel in details af (e dalen. Welke waarde clan sommige uitspraken bezitten, mogen onze lezers beslisser;. Ter zake dus ! Zoo lezen wij: Tot groi t voordeel onzer jeugd durf ik wel bijvoegen, trots Jtet Brute JleH(inkt<c/tt'{/>', dut nog zoo z<er het Ivger onder w (/'s (iiiHk'ce, t." Deze laatste uitspraak grondt de heer G. zeker op zijne kennis van de series leesen verteiboeken, die op onze scholen gebruikt worden; aangenaam zal het ons zijn, te weten, welke der meest gebruikte 1) hem aanleiding gaven tot dit verwijt. Zeker, moraal wordt er in gevonden en moraal /.al er ir, blijven, zoolang ons onderwijs opvoedend is, zoolang het ideaal dtr opvoeding is : een volmaakt, zedelijk karakter: 't is maar de vraag, hoe en welk 'l En dan «komt het ons voor, dat we --leohts het aantal ervarin gen van goede daden moeten vermeerderen, zonder al te veel in het redeneereii over die daden, te vervallen. We willen moraal, geen gemoraliseer . .. We wenschen den kinderen slechts kinderdeugden voor oogen te stellen.... Een enkel woord nog over de moraal in verband met de zelf werkzaamheid. Deze eisch maakt hot geven van moraal overbodig. Waar de moraal niet in het oog spring1", waar de leerlingen niet reeds uit zich zelven gevoelen waarom 't lesje of 't versje is geschreven, daar achten wij 't beter, de mo raal te laten zoeken.'' iDoura.i, Handboek bij de Methodiek der Leervakken, biz. 10:? v. v.). Ons dunkt, waar zóó in een veel gebruikt (2) handboek over moraal wordt geschreven, waar m

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl