De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 14 juli pagina 2

14 juli 1895 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. No. 942 ook b«el wat verstaan. Volleerde mantelnaaisters kunnen 15 mark en meer verdienen, wanneer zij den heelen nacbt willen door werken. Maar zij behowen tot de uitzonderingen. De regel is een loon van ongeveer 9 mark. Velen moeten bovendien huur voor «en naaimachine betalen; het confectievak heeft zyn seizoenen, dat wil zeggen zijn periodieke werkloosheid, die in sommige afdeelingen een half jaar duurt. De werklieden verliezen op den kobp toe veel tijd met het afhalen en terugbe zorgen van hun arbeid er mag dus in Duitschland bjj de confectie-industrie van een «sweating"stelsel in den vollen zin van het woord worden gesproken." Berlyn is de hoofdzetel van deze industrie, maar zij strekt zich uit tot in de dorpen van den Taunus, het Thüringer woud, den Spessart en het Beiersche woud, en daar bereikt de ellende, in den vorm van uitbuiting van kinderen door de ouders, van de meest ongehoorde toestanden ten opzichten van huisvesting, voeding en arbeids duur haar toppunt. De hoofdoorzaak van het kwaad is de «Zwischenmeister", die dikwylsniet eens een vakman, maar een gewezen smid, schoenmaker of bureaubeambte enz., van den werkelyken ondernemer het werk aanneemt, en het aan de arbeiders uitgeeft. Hoewel ook by hen een sterke concurrentie wordt gedreven, hebben de Zwischenmeister" over het algemeen een burgermans welgesteldheid, daar zy van n tot twee derden van het loon in hun zak steken als hun eerlijke verdienste. Tegen hen heeft zich dan ook de eisch van het congres der duitsche werklieden van het confectievak gericht, den 13den Januari uitgesproken, en gericht tot de werkelijke ondernemers, om van af Februari '9(5 niet meer te doen arbeiden dan in werkplaatsen, door hen zelf ingericht, en door hen, met volstrekten voorbijgang der «Zwischenmeister" bestuurd. niiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Inhoud van verschillende bladen. Het Handelsblad. 7 en 11 Juli. Aante keningen op het kieswetontwerp" II en III. 7 Juli. De Raadsvei kiezing " 9 Juli. Het water a!s vijand" (naar aanleiding van Mr. Sohorer's werk.) Het Europeesch bestuarspersoneel op Java." 10 Juli. Gasexploitatie te Berlijn" (het laatste verslag der stedelijke gasinrichting.) 11 Juli. De inlandsche vasten op Java." De Standaard, 8 Jnli.?Gemeenteraadsverkie zingen." 10 Juli. Verzekering te»en werkeloosheid." 12 Juli. De raadsverkiezing.' Het Centrum, 8 Juli. De Anglicaansche kerk, (manifest der Churoh-aasooiation). 9 Juli. Een andere toestand", (sedert het kies wet ontwerp-Tak). 10 Juli. Nog eens: De adel en het volk." 11 Juli. Lichtpunten." (Schryven van mgr Doutreloux en ds gevolgen daarvan)." 12 Juli. Do strijd onder de anti-revolutionairen'' (brief van Dr. Sehaepman). 13 Juli. Bedenkingen tegen de christen-demo cratie" (door Dr. Sehaepman'. D e T ij d. 5 Juli. Piotestantisme en socialisme." 6 Juli. De hernieuwing van den schoolstrijd in België." 8 Juli. Een paar bedenkingen tegen de christen democratie."" 9 Juli. Iets over krankzinnigenverpleging" I; 10 Juli II; 11 Juli III (slot). Het Nieuws v d. Dag. 8 Juli. Voet en Wiel''. 10 Juli. Het Kieswet-ontwerp". 11 Juli. Een verwaarloosde", (de taal) door W. N. Botter d. Crt. 7 Juli. Productieve wer ken in Suriname. De Maasbode, 5 Juli. De kieswet" III; 8 Juli IV (slot). 10 Juli, Weezenverpleging." 11 Juli. De misdadige jeugd." De (Antir.) Nederlander. 8 Juli. Een jonker partij 1 12 Juli. Heropening van den Schoolst ijd ?" Haagsche Dagblad, 5 Juli. Namen en be ginselen." 7,8 Juli. Ein Hoofd in Zee". (Ingezonden) door B. 9 Jali. Christelijke democratie". 10 Juli. Een praealabele quaestie," (polenrek over de kieswet met het N. v. d. D.) Het Vaderland. 7 en 8 Juli. «Christiaan Huijgens". Utrechtsen Dagblad. 7 Juli. De aan staande gemeenteraadsverkiezingen." I. 11 Jali Een meetkundig vraagstuk." Ar n h. C t. 6 Juli. Nog eens de kieswet". 11 Juli. De Gemeenteraadsverkiezing." N. Arnh. O t. 3 Juli. De suikercrisis" I. O Juli. II. islot). 10 Jali. O.is standpunt in zake de gemeenteraads verkiezing" II. M i d d e l b. C t. 6 Juli. Het nieuwe kiesrechtontwerp" II 10 Juli. .Nog eens straatgeld''. Lim b. Koerier. 8 Juli. De hernieuwing van den schoolstrijd in België." 10 Juli. Uit de Tweede Kamer" (de telephoonmotie TydemarT'. Wins'ch. C t. 7 Juli. Welke Gedragslijn?'1 (tegenover de kieswet.) De V o l k s s t e m. 13 Juli. Gemeenteraadsver kiezingen". De N e d e r l a n d'e r , Weekblad) G Juli, Het Kiesrecht-ontwerp." De Liberaal, 6 Juni. »Oiitwerp-Kieswet." De arbeidswoeker" fliede van prof. MolengraalV'. Patrimonium. 13 Juli. Dreigende gevaren" III. Venloosch Weekblad, 27 Juni. Al weer een plan om het platteland aan doetcrs te helpen." X a a n 1. C t. 6 Juni. Het Kieswet-ontwerp." Becht v. Allen. (Jen 7 Juli. Niemand wil de vader zijn" (van het socialisme). 11 en 12 Juli. Kosteloos brood". De Volksbanier (N-'d. 11. K. Volksbond). 11 Jali. De werkstaking, een gevaarlijk wapen voor de arbeiders." De Baanbreker. 6 Juli. ,.Eon heilstaat r'' Het Ki swet ontwerp I", (algomonue beschouwingen). De V o l k s t r i b u u n. O Juli. Een beetje uienschkunde." De veiligheidswet." De V r ij d e n k e r. G Jali. Ultramontaanschc machinaün," door J. Kragt Az. De Wekker. 6 Juli. Geschiedenis in do lagere school " De V o l k s o n d c r w ij z e'r, Juli 'U5. De vrije school", door F. C Noorman. Weekblad voor Muziek. G Juli. »Jhr. Mr. J. C. M. van Riemsdijk." #. 'Weekblad voor de b u r g e r l ij k e admi nistratie. 4 Juli. Ond-srteekening van raads besluiten," I. 11 Juli II. Kroniek. De jaarlyksche openbare examens van deTooneelschool, thans gehouden den 4 Juli 1.1., zijn niet openbaar, in dien ruimen zin van het woord, dat er verslagen van worden gegeven in de cou ranten. Aan de pers wordt alleen de uitslag meegedeeld; en, indien ik mij niet bedrieg, alleen de uitslag zoover de jury er mee gemoeid is geweest. Natuurlijk geldt deze restrictie enkel voor de overgangsexamens ; zijn er leerlingen die voor het einddiploma in aanmerking komen en het ontvangen, dan worden ook hunne namen publiek gemaakt, met zoodanige onderscheidingen als de jury hun bovendien heeft toegekend. De jury namelijk is eene instelling a Vinstar de Paris, zooals zekere wafelen, maar ditmaal uit de iraan van de Hoogleeraar van Hamel, den afgetre den algemeenen voorzitter vanhet Verbond.De jury staat geheel op zich zelf, niemand van het onder wyzend personeel heeft er zitting in. Alleen het hoofdbestuur is er door een van zyne leden vertegenwoordigd. De bedoeling is blijkbaar dat eenige personen, vrienden, vakmannen, en anderen, eens van hun onpartijdig standpunt het examen of de uitvoering gadeslaan, en van hunne be vinding een kort rapport doen dat voor publi catie bestemd is, en in den regel slechts de mededeeling bevat dat in het ernstige of vroolijke genre een of meer van de jeugdige executanten tot tevredenheid van de jury hebben gewerkt. Wat het inzonderheid te dezer plaatse moeilijk maakt de traditioneele perken aan de publiciteit gesteld, belangrijk te overschrijden perken waarvan de inachtneming wel hoofdzakelijk ge boden is door de omstandigheid, dat men met leerlingen te doen heeft is, dat schrijver dezes dezen keer de eer had als representant van het achtbaar lichaam der tooneelbeoordeelaren in ge melde jury plaats te nemen. De stand der tooneel spelers had afgevaardigd Mevrouw Ellenberger. den Heer van Schoonhoven en den Heer Cirispijn ; de laatste versch van zijn Berlijnsche reis. De dames-bestuurderessen van de Tooneelschool wa ren vertegenwoordigd door Freule E. Bicker. De letterkundige belangstellenden door Dr. G. Kalff. Vanwege het Hoofdbestuur van het Tooneelverbond de Heer Jean Browne. De algemeene indruk welke de voorstelling op j mij maakte was, dat de eerste en moeielijkste van de kunsten van het tooneel, die van bet | spreken nog steeds niet naar den eisch wordt beoefend. Het schijnt, wijl de fouten van de dictie algemeen zijn en te typisch om toevallig te wezen, dat het onderwijs in dit vak meer in gericht is om het verstand te scherpen dan wel ' om het gevoel te ontwikkelen. Hoe zoudt gij iets zeggen als gij iemand iets hadt te verklaren of de uitkoms'en van een becijfering mee te deelen ? En niet: hoe zoudt gij spreken indien dit of dat gevoel, deze of gene aandoening, die gij zelf ondervonden hadt, weer bij u opkwam ? Het gevoel van een zekeren toestand, zoo als dat door spreken kenbaar wordt gemaakt, moet in ieder woord uitkomen. Indien dit zoo is, zal de toon in het algemeen, en de klemtoon in "het bijzonder, geheel anders vallen dan wan neer iemand dezelfde of ongeveer dezelfde woor den gebruikt om verhalenderwijs te spreken over dien toestand. Het spreken dat verstandelijk onbe rispelijk is, kan voor het gevoel gebrekkig zijn. Een van de duidelijkste en hinderlijkste gebre ken van de speeltrant is het veelvuldig aan wenden van klemtoonen. Het is verleidelijk om bij het onderwijs er den leerling toe te brengen, dat hij door het juist zeggen van de woorden waar uit de volzinnen bestaan, blijk geeft van den grammatischen zin te vatten. Maar dit is nog niets, wanneer hij den geheelen volzin, of het samen stel van volzinnen, niet zoo kan uitspreken, dat het gevoel wat bij den spreker ondersteld wordt, niet tevens wordt vernomen. De klank van het geen gezegd wordt, al hoort men de woorden niet, is voldoende om de stemming van den spre ker aan te geven. Do vele klemtonen verdringen elkaar, verzwakken elkaar; de stem van hot ge voel richt zich niet in bijzonderheden tot liet verstond, en gaat verloren wanneer men haar wil dwingen zich te voegen naar de regelen van een logika, die het .hart niet verstaat. Zoowel in de tooneelmatige samenspraken, frag menten en bedrijven, was deze richting van het onderwijs te bespeuren, als in do voordrachten en gedichten. Kr was een zeker vers: Li </c Siiiidxtf', een treurig maar toch blij'iimlend relaas van een smid, die zijn vrouw verloren had en nu in zijn dochtertje eenigszins vergoed vindt wat hem ontnomen werd. enz. zoo niet tragisch, is het toch hoog-ernstig. Maar nu moet men i niet het stemmetje van het kindje, hoe liet' dat ook zou wezen, trachten na te maken. l)an wordt het direct een kunstje, strijdig met de natuur, die niet veroorlooft dat menschon die iets droe^igs verhalen, waarvan zij zelve hot droevige gevoelen, spreken met een andere stem dan in hunne eigen. Men verlangt niet te hooren hoe vriendelijk en aandoenlijk-lief dat kleine meisje w'as; neen, het groote meisje dat voor u staat, en u iets heeft te vertellen, die moet u niet maar een precies verhaal doen van wat die en die toen zei en deed, maar zij moet u een stukje laten zien van haar eigen hart, en u laten hooren, hoe dat, in het spreken van haar stem, klopt van aandoening en medelyden met de arme menschen, waarvan zij vertelt. Er was een vers van Piet Paaltjes, dat, wil het eenige werking doen, vooral niet moet gezegd worden zóó, alsof de spreker u voor een domkop houdt, die zonder zijn aanwijzing niet zou begrijpen dat het maar gekheid was in quasi-verheven woorden. Piet P. gevoelde de prozaïsch1? opgeblazenheid van sommige dichters onder zijne tijdgenooten, en maakte er satyres op in zijn beroemde verzen. Iemand die er een voordraagt, mag deze bedoe ling niet verkrachten, door met zijn stem min of meer sterk te maskeeren den overgang van de deftige en sentimenteele tot de allerdaagsche of komische gedeelten. Piet Paaltjes wilde juist doen uitkomen hoe dwaas het is wanneer alledaagsche lieden verhevene gedichten willen schrijven, hoe dan steeds het platte duidelijk voelbaar zal blij ven in. de uitgezochtste taal. Om dit te doen uitkomen maakte hij de overgangen scherper dan hij ze vond in zijne modellen. Dit was zijn eigen talent, de combinatie zoo te leggen, dit de kontrasten flink, en toch bedriegelijk waren, dat men eens even moest kijken of de auteur het meende of niet, waar de parodie van het dwaze, waar van het plechtige begon en ein digde, dat men onophoudelijk in uitersten viel zonder voorbereid te zijn en eer men er op ver dacht was Maar wie nu, in gebaar, gezicht of stem, de overgangen aanduidt, en niet, door alles op denzelfden voorgewend plechtigen of hartstoehtelijken toon te zeggen, aan den hoorder de verrassingen gunt die de schrijver bedoelt, geeft te kennen dat hij liet Paaltjes niet begrijpt, en er slechts een zonderling mengsel van ernst en scherts in ontdekt, waarvan de scheiding aan hem is opgedragen. Deze paar opmerkingen, welke niet de leer lingen maar de leeraren, en nog minder de leeraren dan zeer verspreide en foutieve denkbeelden betreffen, mogen voor heden voldoende zijn om den geest aan te duiden waarin wij, bij de andere in het programma aangebrachte wijzigingen, eene hervorming in de behandeling van een voornaam vak, gaarne zouden zien aangebracht. De voorzitter van de jury, dr. G. Kalft', maakte in zijne korte toespraak tot de kweekelingen van de school en het publiek hunner ouders en < vrienden, waarbij de autoriteiten van het Verbond schaarsch vertegenwoordigd waren, en in het bijzonder de afwezigheid van de beide heeren | van Hamel ? verhinderd zonder eenigen twijfel j door nog dringender bezigheden werd opge merkt, bekend dat twee van de jonge dames leerlingen, beide in de serieuze nummers van het rijke programma niet zonder genoegen door de jury waren gehoord. d. H. Inziet, De liederen die nu voor mij liggen trekken reeds de aandacht door het titelblad waarop als randschrift in gulden letteren te lezen staat: De opvattint/ van de muzikale beiverking der lie deren, die in dezen bundel warden aangeboden, is, dat liet gedicht zijn karakter streng behoudt en de zin er van inniger herkenblar wordt, terwijl aan de voordracht van het lied de dankbare op dracht is, om woord en toon, vereend, tot het gemoed te doen doordringen. Verder : J'A-n Led in het gezongen woord, hoogst kunstgenot, wanneer gehoord de xtem van e:gen'~ ziele-leren, benevens : Ken liedje is een dicht op zan', r.elzegrjend be langrijk, niet te lang, een ziil in wo')rd en toon gegeven. Met die gedenkwaardige woorden vragen de LAederen 1) van Mevrouw N. P. (>. van der Linden van Snelrewaard ISomlewyns gehoor. De ge dichten. Verlangen, Zundagsk'mil, DoodeniC'ikc, Mijn Naam, Kaïiticin en Lied, zijn van Mevrouw Helene Lapidoth-Swarth. Het wachtwoord tiuynns moderne is geen ijdel wachtwoord, en het zij verre van mij ook maar oenigszins den schijn aan te nemen de proeven in dien stijl niet te willen aanmoedigen. Men vatte dus de aanmerkingen, die ik naast de vermelding van goede eigenschappen - - op deze liederen te maken heb niet op als mindere waardporing van het streven, doch meer als eene uiting van hetgeen ik altijd verkondigd heb. dat er groote wanverhoudingen ontstaan tusscheu /rillen en kunnen, wanneer hij of zij die zich aan den niouweren stij! wijdt niet eerst het oudere in zich opgenomen en verwerkt heeft. Er zijn in deze liederen zoovele bewijzen van aanleg en goed-gevoelen van de poëzie, dat het jammei1 is dat de wijze van bewerking daarmede lang niet altijd gelijken tred houdt; zoowel de schrijfwijze voor de stem als do klavierbewerking leggen ; daarvan vaak getuigenis at'. j Ik weet wel dat de componiste in het randj schrift ons zegt wat wij het meest moeten bewon deren in deze liederen en dat is ook volkomen ju;st. Echter zijn dat waarheden waarover men niet meer van gedachten wisselt. Die zijn nu vrij algemeen als waarheid aangenomen, doch het tweede gedeelte van dat motto biedt meer be zwaar, n.l. wat betreft de dankbare taak die de vertolker heeft te vervullen. Het maakt op mij althans den indruk dat deze liederen aan het klavier gecomponeerd zijn en dat de componiste te weinig rekening wist te houden met hetgeen de stem doen kan Ik heb hier vooral het oog op No. 3. Doodenwake waar alles zoo laag voor de stem geschreven is dat alle altzangeressen op de helft van het lied reeds pijn in de spieren van het strottenhoofd zullen gevoelen door de kracht waarmede zij dit omlaag moeten trekken. Of heeft de componiste bedoeld dat die geheele frasen op céa tom (fis en gis klein) zacht gesproken zouden worden ? Dan ware het wel zaak geweest dit er bij te vermelden. Deze en andere onpractische zaken doen het meest kwaad aan de bedoelingen van de com poniste, want en dat is de quintessens van het geen ik te zeggen heb overal staat de gedachte boven den vorm en de wijze waarop hetis uitgedrukt. Zoo hindert mij bij het eerste lied Verlangen zeer de ouderwetsche begeleiding in de linker hand hoewel het begin dadelijk eene stemming uitdrukt. Het daarop volgende Poco piu lento zou ik bijna geneigd zijn voor een grap te houden. Het langzame tempo kan de joligheid van de melodie volstrekt niet bedekken. Zij lijkt spre kend op een van de vroolijke oud-Ilollandsche wijzen. Ook verder vindt ik zeer onpractische en moeielijk uit te voeren gedeelten. De opvolging van hè1; as-groot na het a-klein accoord met den querstand (pag. 5) is zeer moeielijk te treffen, en klinkt in ieder geval uiterst stroef. (Later vinden wij nog eens iets dergelijks op pag. (>, l,'ie maat.) Xo. '2 is echter eenvoudiger bewerkt en ge dacht en veel beter geslaagd, al heb ik ook geen vrede met sommige détails. Het meest trekt mij Requiem aan omdat daar de componiste het eenvoudigst is gebleven en daardoor kunnen en willen meer gelijken tred houden. Aan de declamatie is overal veel zorg besteed, en zonder het overal met die declamatie eens te zijn acht ik daarin de hooi'ddeugd van de com positie aanwezig, evenals in de stemming, die echter een meer ervaren hand zou vereischen om alles zoo uittedrukken als gedacht en gevoeld is. Door niet juiste berekening van het effect van de stem gaat de indruk nog al eens geheel ver loren, zoo o. a. bij het laatste gedeelte van : Myn naam, waar de stijging door de te lage ligging weinig indruk zal maken en waar het zachte slot een struikelblok is door eene stijging te schrijven, die voor eene altstem (en daarvoor zijn deze liederen toch gedacht) zeer moeielijk is uit te voeren en uiterst onpractisch is. Ik ben bij deze liederen langer stil blijven staan dan bij vele andere werken, omdat ik van de gemengde gevoelens waarmede ik van dezen bundel heb kennis genomen, rekenschap wilde geven, en omdat ik er tevens zeer veel begaafd heid in heb gevonden. Later hoop ik rijpere proeven in die richting van deze componiste op mijn weg te zullen ontmoeten. Bij het uitvoeren van compositieè'n in kleinen bevrienden kring werkt de suggestieve kracht die van de persoon en de wijze waarop zij of hij een werk doet kennen mede tot waardeering of bewondering. Zoodra echter die werken ge drukt zijn gaat die suggestie verloren en komen de zwakheden spoediger voor den dag dan bij uitvoeringen in sympathieken kring. Dit is dan ook de reden dat velen bij het lezen van eene kritiek gaan vergelijken met het eerste succes en dan werkt die kritiek als eene «douche" en is men geneigd die onder den eersten indruk voor onrechtvaardig te houden. Vooral bij sen sitieve naturen is dit zeer sterk. En toch herhaal ik nog eens, dat men dit van eene andere zijde moet beschouwen, want werken die volstrekt de aandacht niet verdienen worden eenvoudig terzijde gelegd en niet besproken, doch waar zooals hier het geval is de begaafdheid duidelijk blijkt daar is het plicht den weg te wijzen een vasteren bodem onder de voeten te krijgen. Ieder componist al is hij (of zij) nog zoo mo dern wat kunstsmaak betreft moet beginnen met het oudere. Dat is de brug die men moeto>-ersch'ijden. Orcrxjirinfjen gaat nu eenmaal niet. Ken componist die aan die eischen wel beant woordt is Auton Averkamp van wie twee compositiën voor mij liggen: Dus Paradies opus l Dichtung von llobert llamerling iiir eine Singstirume und Klavier en Drci Gedichte von Peter (?ornolius i'iir dreistiinmigcn Krauenchor. ('-') Zeer interes>ant acht ik l),,is P,iradie-<. een zaag die zoowel door de uitdrukking als door de wijze van i>ewerking do gedachten van den dichter op schoont: wijze /U" del'.ung" brengen. l lot is een treffend schoon gedicht en Aver kamp beeft aan menig gedeelte verhoogde kleur weten te geven, bovendien heeft hij /.eer nj!c gekleurd. liet slot is dunkt mij wat opvatting betreft voor discussie vatbaar. Voorzeker is in de wijze waarop deze zang muzikaal i.s ontworpen iets ti; zeggen voor het geven van zulk een culminatie? punt aan het slot, maar aan do hand van het gedicht heeft ook eene andere opvatting m. i. J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl