De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 14 juli pagina 6

14 juli 1895 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 942 Professor Hniley t. OWanratüBaenscL De bouwmeester van bet Noord-Oostzeekanaal. zooals je haar altijd noemde. Je vertelt haar, natuurlijk, dat de zeelucht me al veel heeft opge knapt, 't Is toch een hard gelag voor de arme meid, hè? Ik har!, ronduit gezegd, nooit moeteu trouwen ; en als ik vroeger geweten nad, waaraan mijn vader is gestorven, zou ik liet zeker niet gedaan hebben, 'k Zou iu elk geval geprobeerd hebben het te laten, 't Is gelukkig, dat er geen kinderen zijn; de kwaal sterft nu ten minste met mij uit. Een oopol yan zi atneid, i. Toen ik zijn brief las, ontzonk mij het hart en ik besefte, zooals ik het, noo:t te voren had beseft, welk een verachtelijk sujet ik was geweest. Beste kerel," schreef hij, eindelijk ben ik dan hier aangeland, in Adelaïde, waar ik je welkome tijdingen vond... Ik vrees dat ik, wat mijn ge zondheid betreft, niet veel geiuslstellends kan melden, ('t Was een gek geval, zoo plotseling, hèr) Mijn hoest wordt voortdurend erger en dat voor spelt natuurlijk weinig goeds. Eens, op reis, dacht ik wezenlijk, dat 't eindje er was. Maar vriend Hein heeft me nog niet te pakken 'k geloof dat ik nog zoowat drie-kwart long over heb. Enfin! laat ik maar niet bluffen.... Wat vind ik het heerlijk, dat je voor mijn Rieke zorgt... Ri-Ri, Maar wat een geluk toch weer voor me, dat ik een vriend heb als jij in waarheid een vriend; als er ooit oprechte vriendschap heeft bestaan, heb ik die van jou ondervonden. Je zult geen last van Rieke hebben, daar ben 'k zeker van. Ze is zoo gemakkelijk te leiden als een kind een ver wend kindje (maar dat zou ik je liever niet raden, haar te vertellen)... Zij is voor mij de ver persoonlijking van alles wat edel, schoon en on schuldig is, ofschoon ik weet, dat jij niet gelooft, dat er zoo iets als een onschuldige vrouw op de wereld beslaat, jij cynikus omdat je er toevallig nog nooit een hebt aangetroffen.... Zal ik je ooit kuanen vergelden, wat je al voor me hebt gedaan? Nogmaals, hartelijk dank, beste kerel, 'k Zou graag een paar dagen willen geven van de weinige, die mij resten, om je nog ns de hand te drukken . .." 't Was ijselijk. Ieder woord was een vurige kool. Era rrifi/f/, in icaurhtiil een criend ; alsooito].rech/e vni'nt/t'rAffji bestond... Neen, dan niet; zekt r niet. Vijf maanden geleden hadden de doctoren Theo Walden een zeereis voorgeschreven, 't Was vlie gende tering, zeiden zij ; een tr urig geval, in-treurig. Hij was pas een jaar getrouwd, maar zijn middelen veroorloofden hem niet, zijn vrouw op zulk een lange, kostbare reis mee te nemen. Ik was zijne intiemste vriend, wij hadden samen gestudeerd en hij liet mij beloven, tijdens zijn afwezigheid een oogje op zijn vrouw te zullen houden. Ik moest zorgen dat zij niet ging treuren en haar nu en dan mee naar de comedie nemen. 't Was dwaas, onverantwoordelijk van Theo, mij zulk een opdracht te geven, maar 't was net iets voor hem. Hij was veel te goed van vertrouwen. Hij kende de wereld, de mensclien niet. Hij had een veel te goeden dunk van hen, anders zou hij het gevaar er wel van ingezien hebben. Ofschoon, wat dat betreft, zag ik het in ? Als Rieke niet zoo'n hef, aanvallig schepseltje was geweest, zou het natuurlijk heel anders zijn geloopen. In de eerste weken was zij verschrikkelijk neerslachtig. Evenals alle levendige naturen, was zij spoedig terueergedrukt en het kostte mij de grootste moeite, haar wat op ie beuren. Eindelijk echter slaagde ik er ir, haar over te halen, naar den schouwburg te gaan en na de voorstelling, onderweg naar huis, stortte zij haar hart voor mij uit. Ze klaagde, dat zij het zoo eenzaam, zoo vreeselijk eenzaam vond, met nooit een woord van Theo niet niemand om voor haar te dei ken en voor haar te zorgen. Het was hard, nu zij juist het leven begon te genieten (zij had geen gelukkige jeugd gehad) dat de vreugdebeker plotseling van haar lippen weggeslagen en verbrijzeld moest worden. In dien geest spiak zij den geheelen weg over met zulk onbischrijfelijk aandoenlijk klaaglijken toon in haar stem, dat ik meermalen op het punt stond haar in mijn armen te sluiten en het verdriet van haar weg te kussen. Maar zij was Theo's vrouw. Een paar dagen later bezocht ik haar weer. Ik zag aau haar oogen dat zij geschreid had. Wat is er nu gaande?" vroeg ik. Och, niets," ant woordde zij. .Zoo, vertel het me daii eens gauw.'' Och, neen, wezenlijk niets?alleen alleen " Alleen wat':" Dat er nu niemand meer is om mij lief te hebben!" En /ij barstte in tranen uit. Ik kon het iiitt aanzien. Ik geloof dat iedereen zou gedaan hebben, wat ik deed of weggeloopeu zou zijn. Ik kuste haar. En dat was het begin van het einde. En nu die brief! o, God ! Mijn eerste ingeving ik nam zelfs ecu pen op om het te doen, was op staanden voet aau Theo terug te schrijven en te bekennen welk een schurk ik was geweest. Maar ik bezon mij en dacht: waarom zal ik hem noodeloos verdriet aandoen? Waarom zal ik hem er iets van zeggen? 't Is nergei'S goed voor. Veel beter is 't morgen een voudig naar Rieke te gaan en haar te zeggen dat het uit moet wezen. Dat zou 't beste zijn. En toen ik mij dien nacht met dat besluit ter ruste legde voelde ik mij een gelukkiger, beter man. II. , Ik was den volgenden morgen vroeg op en snelde l naar Rkke. Zij zat te ontbijten. Mijn stem hoorend sprong zij op. Nein, maar! wat een veirassiug!" riep zij. .Dat, vind ik smxperig van je, Wim/' Ik kuste haar op het voorhoofd. Neen, geef me een goeie," pruilde zij. ] k aarzelde een oogeublik en gaf haar toen een goeie. Daarna hield ze mij op armr.lengte van zich-af en keek naar me op. EindeU m een opluchting! (Moonshine i. Doe pauw dat nare, strakke, ernstige gezicht weg of je- gaat nog iets akeligs zeggen." Je hebt goed geraden, Ri-Ri. Ik heb iets akeligs te zeggen." Zoo? Zeg het dan niet." Ri lieveling ik moet daarom kom ik expres hier.'' Wacht dan ten minste nog even. Je hebt nog niet eens wat gemerkt, kijk eens goid! kijk! O! jou domme man! /.ie je niets ben je blind 'k Heb mijn nieuwe (xhtendjupon aan ?"' O, ja heel lief." , ff eet lief? Heel lij':' De vorige was lief, maar deze is om te stelen. Heel lief! Nare vent, ik laat je nooit weer mijn nieuwe spullen zien." Dat is over te komen, maar..." Kom, wies nu niet, flauw... Is 't zóó ernstig, steek d; n maar van wal, ofschoon ik erg veellust heb mijn ooren toe te stoppen; je verdient heusch niet, dat ik naar je luister. Maar wacht nog even, dat ik een praline neem zoo gauw uu maar, of ik schiet in een lach." Zij ging op ecu stoof aan mijn voeten zitten. 'k Had haast, den moed niet te beginnen. Hieke," zei ik 'k heb gisteren een brief van Theo gekregen en wij moeten scheiden." Wat?" Haar oogen werden onnatuurlijk groot en ze zag doodelijk bleek. Wat ?" 't Moet tusschen ons uit zijn, Ri." Ze schoof een weinig van mij af een kleine pauze en toen : O! .. en waarom?" Ze nam het heel anders op, dan ik mij had voorgesteld. Omdat ik het aan Theo verplicht ben," ant woordde ik. ,,'k Heb valscb jegens hem gehandeld ; ik heb zijn vertrouwen geschonden," Bewaar ons! wat groote woorden! 't Is erg plotseling, hè? dat ontwaken tot plichtsgevoel vin je niet ?" Zij stond op en liep naar het venster. Ri, lieveling, 't moet. We zijn beiden zwak geweest, ergtr misschien ; maar mijn besluit staat vast." O! 't is best. Je zult zeker genoeg van me De sroole pliMe-coniuinatie troep, \l Sa'isbury (de Hercules), lialfour, Hertog van Devonsbire en Joe Cbainberlain (bet klimmende knaapje.) Jules Lemaitre. Hare Majesteit: »\een, we zullen je koffers niet nakijken: maar pak dat Xtw'astlc-program weer ?aneê; het ligt er nog net zoo als je het hebt meegebracht. hebben, 'k geloof dat ik weet wie die andere is. Adieu." Wat hielp het, met haar te redeiiccren, nu zij in zoo'u stemming was? Leef wel, Ri," antwoordde ik naar de deur gaande. Toen had ik moeten doorzetten en heen gaan, maar ik weifelde, 't, Was niet aardig haar zoo te verlaten. Nu schreide zij ; 't bevreemdde mij, dat zij niet eerder be;oin;en was. Laat ons niet als kwade vrienden scheiden, Ri," smeekte ik ; zeg dat je dat laatste niet hebt gemeend; je meent het ook niet." Ik trad'naast haar. Toe. lieveling, zeg dat je 't niet meent." Zij snikte hartstochtelijk. Ik streelde haar hand: Lieveling! Rieke!" Zij rukte haar hand los en in het volgende oogenblik had zij lx iile armen om mijn hals gesla gen en bedekte mijn gelaat met wilde kussen, (ia niet heen, Wim; je moogt niet gaan !" riep zij. .v.Ii; hebt' er geen recht toe. Je bent, mijn je behoort mij! Je praat, van je plicht tegenover Theo: maar is er dan niemand anders meer die recht, op je heeft. ISedenk je dan niet dat je even goed plichten hebt tegen over mij r Want Theo wordt toch i.-ooit \\cer beter, alle dokters hebben 't, gezegd, 't Is zoo hard voor me zoo onzettuul hard: e<T>1, nemen ze Theo van me weg eu uu wil jij heengaan, eu wat moet ik dan be ginnen? Wart ik kan niet leven zonder hofdc, Wim; ik kan 't niet onmogelijk O', als ik nog denk aan die vci>clnkke!ijke dagen, toen Tlieo weg was. Je weet niet hoe vreeselijk ze waren totdat, jij me kuste, Wim. Ik heb behoefte aau liefde. Als je heengaat. Wim weet ik niet wat, ik beginnen zal 'k weet, waarachtig niet wat er dan van me worden moet. Ik. sidderde. Ja, wat zon zij beginnen wat moest, er van haar worden? Jk kende haar natuur. Ik wist aan welke verzoekingen ze zou zijn bloot gesteld. Zou zij sterk genoeg zijn, om ze te weer staan? Die gedachte was onverdnigelijk. En O! Wim, je weet niet hoe Hef ik je heb je kunt het mei, weten, anders zou je niet hier komen en /.eggen: ik ga heen, alsof 't, daarmee uit was en ik er heek maal niets mee te maken had. Dat was niet aardig, vin je zelf wel? 'k Vond het wreid, Wim zeg, en jij?' ,/IIm!" De jongst verkozen Aoadémicien. ,/Neeu zeg dat 't wreed was.'' Ja, 't was wreed." Dus je blijft, lic Wim ? Ik laat je niet gaan; want ik houd zoo innig veel van je, Wim meer meer dan van iets ter wereld. Nog meer dan van roompralines? vroeg ik. Ali! je blijft!" riep zij door liaar tranen heen lachend. Ik wist het wel." Wat kon ik anders doen ? De zachte armen waren zoo vertrouwelijk om mijn hals gestrengeld en hielden me gevangen, III. Ri en ik zijn nu getrouwd, want de arme Theo stierf twee maanden !ater. Ach l was ik die twee enkele maanden maar van haar weggebleven' Had ik dat gedaan, dan zou ik nu misschien 's nachts niet zoo dikwijls wakker liggen en bang zijn voor de eenzaamheid. Want Theo, ik ben er van overtuigd, zou me hebben vergeven. Mijn geweten doet het niet. imjiiiijjiiiinmiiiiiiiiijiiiijiiiiiiiimiiiiiiiifiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiijmï* Hygiëne in den Chineesch-Japanschen oorlog. De medische vakbladen verbalen, dat in den Chineesch-Japanschen oorlog de dokters 4 pCt. van het aantal dooden en gewonden uitmaken. Dit hooge cijfer is een gevolg van de draag kracht der nieuwe geweren, waardoor de ambu lances en verban d plaatsen onveilig zijn geworden. Toch is het onmogelijk voor de dokters, nog verder achter het front der gevechtstelling terug te gaan, wil bun hulp iets beteekenen. Dr. Dugals Christic, die ingedeeld was bij het veldhospitaal van het Uoode Kruis te Irnkden, deelt mede dat in bet Chineesche leger noch chirurgen noch hospitalen waren. De gewonden bleven dus overgelaten aan hun lot. indien zij niet een dorp wisten te bereiken, of hun kameraden, door medelijden of hoop op belooning ben ergens onder dak brachten, stierven zij een ellendigen dood. De hoop trouwens der gewonden, om bij de art sen der dorpen hulp te vinden, was zeer gering, daar dezen, zonder eenige chirurgische kennis. hun wonden met harspleisters beplakten. Som migen goten kwik in de schotwonden, om de kogels op te lossen ; anderen gebruikten ratten tot stof verbrand. In de Japansche armee daaren tegen waren 380 dokters en apothekers, 7U hospitaalsoldaten en bovendien l;is artsen en helpers van het Uoode Kruis. Op talrijke plaatsen richtten zij hulphospitalen op. Van de gewonde Japanners stierven maar 4 pCt, van de zieken ',> pCt., hoewel de troepen op Korea van typhus, dyssenterie en klimaat koortsen veel hadden te .ijden. JOHN lïu.i. : O! dokter ik voel me zoo ziek, DK DUKTKI:: Ja, je hebt een kras geneesmiddel noodig : hier zijn twee kameraden, die klaar staan oni het je toe te dienen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl