De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 21 juli pagina 4

21 juli 1895 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 943 moeide studie en ontwikkeling meer en meer wist te volmaken. Er moet eene zeldzame beko ring van haren zang z\jn uitgegaan, wat te meer inerkwaardig is, omdat zij als tooneelspeelster geene bijzondere garen ontwikkelde. Doch hare persoonlijkheid en hare gaven als zangeres be dekten dit gebrek zoo zeer, dat Gounod deze Marguerite voor het eerst hoerende, een indruk ontving zooals hij zich niet gedroomd had. Als echtgenoote van den directeur Carvalho was zij eene trouwe gade en tevens de artistieke raadgeefster van haar echtgenoot en die raad gevingen hadden tot eenig richtsnoer: de liefde voor de kunst. Bij gelegenheid van de 1000ste voorstelling van Faust is er ernstig sprake geweest Mevrouw Carvalho voor te dragen voor het Legioen van Eer, en voorzeker had zij die onderscheiding meer verdiend dan zoo menig theater-directeur in Frankrijk. De groote bladen releveeren dit ver zuim op een toon van verwyt aan de Regeering. In de laatste jaren wijdde zij zich behalve aan den bloei van de Opéra-comique ook aan het zangonderwijs en voorzeker was niemand daartoe meer bevoegd, want weinigen hebben de kunst van het bel-canto in den waren zin van het woord zoo verstaan als deze begaafde vrouw. Hoezeer wist zij haar gehoor met een recitatief te boeien, hoe bewonderenswaardig wist zij te fraseereu! Wanneer men bedenkt hoe dikwijls de sterren van het bel-canto de recitatieven en fraseering veronachtzamen, dan gevoelt men ook dat deze zangeres hooger stond dan z*o veel anderen die de wereld doortrokken, met hare roulades en trillers, zonder iets anders er bij te kunnen geven. In tal van rollen is zij opgetreden. Behalve de hier bovengenoemde vermelden wij o. a.: La cour de Célimène van Thomas, Le Nabab van Halévy, in Le Préaux Clercs, Les noces de Jeannette, Giralda, Mireille, Philfmon et Baucis, Pamina in Li Flfite enchantée, Zerline in Don Jua.n, Ayathe in Frehchütz en later in de groote opera: Murguerde de Valris in Les Huyuenots, liabella in Robert Ie Diable, Mathildts in Guillaume Teil, etc., etc. Het was vooral aan Mevr. Carvalho, die de Marguerite zoo aantrekkelijk zong, te danken, dat Faust die eerst zeer koel werd ontvangen, op het repertoire bleef. Voortreffelijkheid van stijl, onberispelijke zeker heid en zuiverheid, groote charme en verbazende keelvaardigheid, waren de vele schoone eigen schappen die in haren zang waren op te merken. Het Fransche publiek, dat anders zoo spoedig vergeet, herdenkt nog steeds hare groote gaven en betreurt tevens in haar de voortreffelijke vrouw en kunstenares die haar invloed altijd in het belang van de kunst, die zij oprecht liefhad heeft weten aan te wenden. Bij het ederlandsch Tooneel zijn in studie : Mijn huishoudster, van Bisson; De vrouw van Tabarin, van Catulle Mendès ; en De primes van Bagdad, van Alexandre Dumas fils. Dien behoorden, naar eene ruime tuinkamer, zeer karig en eenvoudig gemeubeld, met eeu groot geel ivoren Christusbeeld op een kruis van zwart ebbenhout aan den wand tegenover de deur. De jonge edelman boog eerbiedig de knie voor het crucifix, en zag daarna, dat Henriëtte, die aan een raam met een handwerk bezig was, opstond, en, een en al verbazing, de Supérieure scheen te vragen wat dit bezoek beteekende. ? »Henriötte!" zeide deze met een bemoedigenden lach »Ik breng u hier uw cousin-germain, den Markies Henri Rouxel de Blanchelande, die komt met tijding van zijn vader!" Henriëtte bloosde van ontroering, en aan vaardde de hand, die de jonkman haar, hoffelijk buigend, aanbood. -»Het is jaren geleden, dat we elkaar zagen, cousine!" zeide hij. »TJ was toen nog bijna een kind .. . maar nooit had ik kunnen vermoeden, dat ik u zoo onweer staanbaar bekoorlijk zou terugzien!" Henriëtte keek den blonden neef in zijne zonderlinge vermomming even aan, en ant woordde : »Ik had de hoop opgegeven u terug te zien, consin.' Mijne drie brieven aan uw vader bleven onbeantwoord!" De Supérieure kwam hier tusschen beiden, om Henriëtte snel uit te leggen, hoe de oorlog hare bloedverwanten belet had, brieven te ontvangen; hoe de Markies zijn leven waagde, om haar het antwoord van zijn vader te brengen. Zij deed de jongelieden plaats nemen bij het venster, en zette zich op een kleinen afstand in haar gewonen fauteuil. De jonge Markies zag Henriëtte met oogen vol onverholen bewondering aan. Hij werd in verwarring gebracht door hare aller harten veroverende schoonheid. Hij kon zijne naïeve blauwe oogen niet van haar afwenden. Hij scheen als onder eene betoovering gekomen. Henriëtte was volkomen kalm, met een trek van weemoed en berusting op het blecke gezicht. De jonkman begreep, dat hij niet langer zwijgen mocht. »L'ousi)ic.' Heel ons huis, mijne moeder, mijn vader, mijne beide zusters, hebben uit uwe brieven gelezen, hoe gruwelijk het on geluk u heeft vervolgd. Ze hebben met het innigst mededoogen vernomen, hoe ontzaglijk wreed de dood van uwe ouders is geweest als martelaars aan Koning en Koningin ge trouw tot hun laatsten snik. We hoorden met groote voldoening, hoe u door de innige goedheid van madame la Supérieure voorloopig gered is zelfs in deze afschuwelijke stad, waar de machten der hel nu hare godHet rijmloos vers en de Fransclie dichters. H. Figaro heeft zijne enquête naar aanleiding van het plan van Mistral om zijn nieuw epos iu rijmlooze verzen te schrijven, bij een aantal der meesters van het rijm en ook der meesters van het onrijm doorgezet. Vooreerst volgen Franeois Coppre, George Rodenbach, Sully Prudhomme, RenéGhil en Marie Krysinska. Frarcois Coppée, wiens smaakvolle en vaak nieuwe en rijke rijmen (in Pour la Couronne en Inti miteit) htm het recht geven te spreken, is heel beseheiden: Wij zijn in een overgangs-periode; velen zijn het volgen der platgetreden wegen moede, misschien zal die jonge gisting iets goeds opleveren. Wat Mistral betreft, ik kan hem gelijk geven, want het Provencaalsch is heel arm aan rijmen en bezit liet accent iottigne, dat wij missen; ik ben overtuigd dat de zanger der Magnanarelles, in welken vorm ook, ons een wonderschoon gedicht zal leveren. Maar over 't geheel is onze poëzie eeu heel bijzonder en conventioneel resultaat van sensaties, impressies, zielsbewegingen; niet het verhevene der denkbeelden vormt haar (zie Chateaubriand's proza), maar enkel de kunstige schok der rijmende svllaben. Het lijkt mij ook nogal brutaal, den vorm over boord te werpen, dien wij twaalf eeuwen lang verfijnd hebben; over de bewering, als zou het rijm de banaliteit van klanken en beelden mee brengen, moet ge het rijmwoordeuboek maar eens nazien ; er is nog heel wat welluidende eu. onge bruikte rijmklaiik beschikbaar voor wie ze weet toe te passen." i vergeten triumfen vieren. Maar u is hier niet volkomen veilig..." Henriëtte keek verschrikt naar hare grijze vriendin ... er biggelden twee dikke tranen over hare wangen. »Ik ben hier veilig voor alle gevaar, coiisiu.'" --sprak ze met trillende stem. »Madainc la Sc/icricure is een engel onder hare bescherming kan mij geen kwaad over komen !" »Zeker, dat erkennen wc allen dank baar! Maar onze zwaarbeproefde nicht eene Vieututcsxc de Lauriac loopt duizend kansen van gevaar in deze daemonische stad. CJw naam is alleen genoeg, om u verdacht te maken. We willen u beschermen, Hen riëtte! Eene Bretonsche adellijke jonkvrouw hoort in Bretagne mijne moeder en zus ters verlangen, dat u van nu aan ten onzent te Quimper, als nieuwe dochter, als nieuwe zuster, in ons lief en leed zult deelen. Mijn vader gelastte mij ondanks de vele bezwaren, i in deze vermomming naar Parijs te gaan, j en u onder mijn geleide naar Bretagne te brengen. En laat ik het u oprecht zeggen, nu mij het geluk vergund is u Ie mogen zien, nu gevoel ik welk een onschatbaar voorrecht \ mij in de vervulling van deze taak te beurt viel." j Henriëtte liet het handwerk uit hare vin gers slippen. Hare donkere oogen richtten zich met eene uitdrukking van wanhoop naar den jongen man, die met zooveel vuur had gesproken, en zijne stem zóó luid deed klin ken, dat zij als overweldigd van plotselingen schrik geen woord kon uiten. Het scheen haar zelve zeer zonderling, maar ne ge dachte drong zich plotseling aan haar op: als zij naar Bretagne moest terugkeeren, zou zij haar ridderlijken geleider van den vorigen nacht, zou zij Augustin de Robespierre mis schien nimmer terugzien. Zij had hare familie niet gesmeekt om bescherming of bijstand zij had alleen om raad gevraagd. Zij was nu wees, geheel verlaten te Parijs. Haar i plicht was het hare bloedverwanten en vrien den te verwittigen van haar toestand. Sedert den dood harer ouders was alles haar ont vallen. Zij was geheel afhankelijk van de : edelmoedige zusters, en van de nooit genoeg te waardeercn zorgen der Siiji/'n'rxir. En l juist deze afhankelijkheid kwelde haar. Zij was in weelde groot geworden al hare wenschen werden terstond vervuld. Zij had door de verschrikkelijke gebeurtenissen zoo veel geleden, dat zij eerst zeer langzaam zich rekenschap kon geven vr.n haren toe stand. Zij was de eenige dochter van den l'icü/nle de Lauriac. Haar vader had groote Georges Rodenbach, de zanger van Bruges-la-Morte en Le Voile, zegt, ofschoon hij niet tot Coppée's volgers behoort, voor een deel hetzelfde en daarna. //Het vers, rijmloos of niet, hangt af van hem die het gebruikt. Sedert Baïf en in alle tijden zijn er vers bluncs, vers libres, traditioneele verzen ge maakt met talent en zonder talent. En in onze dagen wordt dat bewezen, want er zijn verscheidene di-liters die hun talent doen blijken door mooie vers libres te maken, terwijl anderen zich even modern betoonen en de oude prosodie in eere houden. Ieder toch schept den vorm, die aan zijne droomen past." Rodenbach voegt er dit gedicht bij, inédit: La iiiiil tombe; Ie vent tiéclit. iluloovc l'iir la cuhne fraleheiir des pièees d'eau voisines; On sent daus l'air du ]ilas ueuf rf <lrs p'heiues, Taudis qu'un a=tre vieux, d'or détérioré, Emerge. puis un aiilre au peu muins ineolore ; O les jeunes tniles onl aussi jailli : Alors. lionteux du premier as! re vieilli, Vuila Ie eiel soiulain qui Ie réincorpure. ** * Sully Prudhomme is veel minder inschikkelijk, veel meer oude heer" dan Coppée ; hij verwijst naar een boekje: Réjlexions sar l'art des i-c.rs, dat hij een jaar of wat geleden heefr, uitgegeven, en vindt dat de ,tegenwoordige hervormers (evenals mon sieur Jourdain) proza schrijven zonder het te weten." Hij gaat voort: Mijn gezichtspunt, opzijn nederige manier weten schappelijk, is zeker niet erkend door de jongere poëtische scholen, want zij hebben zich zelfs niet verwaardigd, mijn beginselen te gaan betwisten. Zij zien de dingen van hooger uit; ik van mijn kant, kan hen niet volgen, -/oodat we elkaar niet ontmoet hebben, liet beslissend argument zou vooral bestaan in het voortbrengen van een werk, 7.00 krachtig, dat het de bewondering der bevoegden afdwong. Ik breng hulde aan het talent van een aantal heerlijk begaafden, en ik hoop dat zij, na nauwkeurig de voorgestelde verbeteringen beproefd te hebben, zullen terugkeeren tot, den natuurlijken vorm van het Fransche vers, dat zich op den langen duur uicl door caprice of gehoor ontwikkeld heeft, maar door zelf uit de taal die woorden en vormen te kiezen, die verzen van proza onderschei den." Juist tegenover Sully Prudhommo, die aan het wetenschappelijke en technische hecht, kan men Renc Ghil plaatsen, die zich ook wetenschappe lijk, wijsgeerig en socialistisch noemt; men zie }?}// M'él/iot/c i/ 'COE'ici-i', L-- Twt' '!<? r!cre en Li: ilire ilii ininuj'. Renó Ghil noemt Mistral's evolutie vol komen logisch. Onze tijd heeft gevoeld hoc kunstmatig het landgoederen en een aanzienlijk fortuin be zeten. Een adellijk hotel te Morlaix, een klein kasteel aan het strand bij de rotsen van Plouaret, waren zijn eigendom geweest. Hen riëtte wist niet, dat deze eigendommen door den Staat waren verbeurd verklaard, omdat de rampzalige eigenaar had behooid tot de edelen, die men sedert den ld Augustus 1792 lex <:hri:alicrf! d/t jioiijnard noemde. Ze had zich het eerst tot hare neven de markie zen Kouxel de Blanchelande - gewend, ze had drie brieven gezonden en te vergeefs ant woord gewacht. Ze kon niet vermoeden, dat de beide edellieden in het leger der Vendeeërs dienden en door den loop der ge beurtenissen van alle berichten uit Q,uimper waren beroofd geweest. Daar zij zich her innerde in de verschikkelijke Juli-en Augustusdagen van het vorige jaar, madame de Saint-Amaranthe onder de vrienden en kennissen harer ouders te hebben leeren ken nen, had zij ook aan deze geschreven. Zij was allt8 verplicht aan de steeds otl'ervaardige Mlle do Ilussé, maar zij wenschte gaarne een deel harer onafhankelijkheid te herwin nen door ten minste uit eigen middelen iri haar onderhoud te voorzien. Madame de Saint Amaranthe was naar Passy gekomen, en had zooveel belangstelling eu vriendelijke zorg getoond, dat de ^ii/iri'/eiire er geen be zwaar in had gezien Henriëtte te veroorloven ter soiree bij deze vriendin harer ouders te gaan. Mlle de Husséwas zeer weinig op de hoogte van het wereldsche leven te Parijs, daar zij veertig jaren als ?^//ji,'rtr/(ir. in het klooster der S//ritrs < '/ij>n/-iitcx had doorge bracht. Zij wist niet, dat de Saint-Amaranthes zich berucht hadden gemaakt door haar al te geriefelijk speelsalon ; zij verkeerde, even als Henriëtte, in den waan, dat zij met eene standgenooie van de edelste beginselen Ie doen had; en zoo was voor deze laatste de onaangename ontgoocheling van den vori gen avond gevolgd. Dat alles stond Henriutte helder voor den geest, toen zij den Markies hoorde betoogen, dat zij met hem naar Bretagne moest terug keeren. Een bange schrik overviel haar. Zij achtte zich volkomen veilig te Passy zij vreesde opnieuw in allerlei jammer en ellende te worden gewikkeld. Zij wenschte uit heel haar hart stil verborgen bij Mlle de Huss te mogen voortleven. Wel had liet haar voor den geest gezweefd terug te koeren naar de Iminiex Xoi'iii'x de l\\xxi»nplion te SaintBrieuc, die haar drie jaren lang hadden ver zorgd en onderwezen, maar het denkbeeld eener reis naar Bretagne te midden van al lerlei oorlogsgevaar boezemde haar groote gedicht in vasten vorm is; het sluit den logischea voortgang van het denkbeeld uit. Men heeft het vers nu harmonisch gebroken, en terecht. Maar al te dikwijls is men toen tot het vers zonder rijm gekomen; en onder liet voorwendsel van vrijen rythmus tot verzen van n tot zestien voeten, een eenvoudig en onnoozel typographisch kunstje." lleuéGhil geeft dan zijn voorschrift; daar eenige termen niet in hun nuanceering te onderscheiden zijn, laten wij dit onvertaald: Je crois qu'üfaut garder la forme de l'alexandrin. admirable par son je>u de nombres premiers qui additionnés donuent les dissouances, et multipliés, les eurythmies. La rimc est comme uu point d'orgue marquant ce vers: mais, ce vers, il ne doit plus s'astreindro a des cusiires, a i'viter les hiatus, etc. régies cmpiriques. La strophe se délie et Ie poème n'est plus qu'uu d veloppement harmonique de l'Idée absolumeut maitresse des rythmes, une suite de motifs instrumentaux, par lesquels se nuance, se dcrobe, revient, domine la Pensee. Les rimes viennent selon l'idce, et leurs sonorités appareutécs de pres ou de loiii, doivent apporter niodilications u l'idce generale, la completer, ou l'atténuer: c'est larime logiquc..." Toch schijnt RenéGhil dezen vorm, dien hij goed genoeg vindt voor anderen, voor zichzelf on voldoende te vinden; hij spreekt nog van eenan dere, hoogere, meer gedurfde, mocielijker, eene wetenschappelijke en sociologische poëzie, waar ik mij aan gewaagd heb, die ik on als methode ru als kunstwerk zal aanbrengen." Wij weten wat hij bedoelt; wij hebben vóór ons een zang van het Dire dn mimt.c, eu vinden: D'uivntes tuisioiis i''ou\rant la rotative ne-auleur, de vns lohitaines oir.e.'tiuvs d'Kllipses el retardiiul e et niiidissante, ó Gra, iiaules ' et vers la Th'oite c[ui virtuelleuieut tendr/, et hitte/; uicuie quaud vont s'ai^'iomér; r en l'iuerlie lroite \ us a'onies et vos Fdlipses leutenieiii Maar hij geeft nog opzettelijk dit voor'oeeld erbij: Par les l'u!;iies, roi'an\ Minoi-es aux nlidrs tic l'aii'! vieiis lai'-rir l'aise dr nos puumnns d'uu Kh rtrisiue-né^atif, et VI.TS la teri'e c! si's iremirs inn!.ipli-s nu nous vé>uiuoiis nns immorlalilés, apprsautir Ie Gerine d'eux Ie pareil, <jne porte a sou vohi tenue d'llomme ton venlre loiird-veiucux et plaerntaire I... T.e uialiu d'un téqui ^ivssit eu ovaires tivssaille iinmraséllieut tull plein Irissnu, et V"is -ur les tanirs <>u\ raut de^ pétales vulvaiivs leui's niüires qui perpetuenl dea dou.x emois viiiiiiiiiiiiiiiiMiMiiiimimMiMimiiiimiiiiiiiiiMimmmuiiMimmiimimuii vrees in. Daarenboven uit de stem van haar neef klonk zulk eene bewonderende vereering voor haar zelve, dat zij pijnlijk werd getrof fen. Zij bleef eene pooze zwijgen; de jonge Markies staarde met de hoogste belanstelling naar het bleeke kopje van zijn nicht, en wachtte haar antwoord. Eindelijk sloeg ze de fluweel-zachte, donker bruine oogeii op, en zei met haperende stem : ;.Ik ben zeer diep getroffen, uion- rltcr cuiixin ! door al de liefde uwer familie, uwer moeder en uwer zusters ik gevoel mij diep aan u verplicht, omdat u deze gevaar lijke reis in mijn belang hebt ondernomen, maar, ach, ik heb zooveel geleden niiju moed is geheel gebroken ! Als iuftdnnic la Sujii'ric'iire mij nog wil houden, zou het beter zijn, dat ik hier bleef!" Ze sloeg de handen voor do oogen, want ze wilde niet laten merken, dat er al weer tranen opwelden, die ze niet kon onderdruk ken, licht bewogen, als ze was, door al het grievend leed, dat zij had moeten doorworstelen. Er klonk nu opeens met eene trilling van warme genegenheid van de lippen der Sup rieure : «Henriëtte!" Het jonge meisje stond snel op, en hare tranen niet langer bedwingend, knielde ze naast den fauteuil van Mlle de Hussé, haar hoofd aan de knieën der oude dame verber gend. De Siijiériritre legde de witte, dorre vingeren op Henriëtte's rijk, donkerbruin hair, streelde haar zacht eenige weerbarstige krulletjes van de slapen, en zei toen: »Mijn lief, innig lief, kind! Schrei niet langer ! .Je moogt hier blijven heel je leven lang! Ik zal je moeder zijn, mijne arme ver laten lieveling!" De Markies had met zekeren schroom ge zwegen. Hij gevoelde zich diep teleurgesteld; hij was geheel gevangen genomen door de betooverende lieflijkheid, die als het ware uitstraalde van Henriëtte, en nu scheen zij zijn edelmoedig aanbod te versmaden. De Sti[t<'rïcinr had zich opgericht, en Henriëtte haar voorbeeld snel doen volgen. Het jonge meisje glimlachte door hare tranen heen. Zij was gerustgesteld zij zou mogen blijven. Mlle de Hussébemerkte, dat de Markies zeer ontstemd was. Om eene afleiding te vinden zei ze : «Meneer de Blanchelande! l'zeide zoo even, dat u bloemen wilde brengen aan onze arme Koningin! Misschien kost het u het leven maar deze taak is een held uit den Yendée-oorlog waardig. Wij beiden, m acht elooze wezens, wij zullen bidden voor den goeden uitslag van dit heldenstuk !" (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl