Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 943
moeide studie en ontwikkeling meer en meer
wist te volmaken. Er moet eene zeldzame beko
ring van haren zang z\jn uitgegaan, wat te meer
inerkwaardig is, omdat zij als tooneelspeelster
geene bijzondere garen ontwikkelde. Doch hare
persoonlijkheid en hare gaven als zangeres be
dekten dit gebrek zoo zeer, dat Gounod deze
Marguerite voor het eerst hoerende, een indruk
ontving zooals hij zich niet gedroomd had.
Als echtgenoote van den directeur Carvalho
was zij eene trouwe gade en tevens de artistieke
raadgeefster van haar echtgenoot en die raad
gevingen hadden tot eenig richtsnoer: de liefde
voor de kunst.
Bij gelegenheid van de 1000ste voorstelling van
Faust is er ernstig sprake geweest Mevrouw
Carvalho voor te dragen voor het Legioen van
Eer, en voorzeker had zij die onderscheiding meer
verdiend dan zoo menig theater-directeur in
Frankrijk. De groote bladen releveeren dit ver
zuim op een toon van verwyt aan de Regeering.
In de laatste jaren wijdde zij zich behalve aan
den bloei van de Opéra-comique ook aan het
zangonderwijs en voorzeker was niemand daartoe
meer bevoegd, want weinigen hebben de kunst
van het bel-canto in den waren zin van het
woord zoo verstaan als deze begaafde vrouw.
Hoezeer wist zij haar gehoor met een recitatief
te boeien, hoe bewonderenswaardig wist zij te
fraseereu! Wanneer men bedenkt hoe dikwijls
de sterren van het bel-canto de recitatieven en
fraseering veronachtzamen, dan gevoelt men ook
dat deze zangeres hooger stond dan z*o veel
anderen die de wereld doortrokken, met hare
roulades en trillers, zonder iets anders er bij te
kunnen geven.
In tal van rollen is zij opgetreden. Behalve
de hier bovengenoemde vermelden wij o. a.: La
cour de Célimène van Thomas, Le Nabab van
Halévy, in Le Préaux Clercs, Les noces de
Jeannette, Giralda, Mireille, Philfmon et Baucis,
Pamina in Li Flfite enchantée, Zerline in Don
Jua.n, Ayathe in Frehchütz en later in de groote
opera: Murguerde de Valris in Les Huyuenots,
liabella in Robert Ie Diable, Mathildts in
Guillaume Teil, etc., etc.
Het was vooral aan Mevr. Carvalho, die de
Marguerite zoo aantrekkelijk zong, te danken,
dat Faust die eerst zeer koel werd ontvangen,
op het repertoire bleef.
Voortreffelijkheid van stijl, onberispelijke zeker
heid en zuiverheid, groote charme en verbazende
keelvaardigheid, waren de vele schoone eigen
schappen die in haren zang waren op te merken.
Het Fransche publiek, dat anders zoo spoedig
vergeet, herdenkt nog steeds hare groote gaven
en betreurt tevens in haar de voortreffelijke
vrouw en kunstenares die haar invloed altijd in
het belang van de kunst, die zij oprecht liefhad
heeft weten aan te wenden.
Bij het ederlandsch Tooneel zijn in studie :
Mijn huishoudster, van Bisson; De vrouw van
Tabarin, van Catulle Mendès ; en De primes van
Bagdad, van Alexandre Dumas fils.
Dien behoorden, naar eene ruime tuinkamer,
zeer karig en eenvoudig gemeubeld, met eeu
groot geel ivoren Christusbeeld op een kruis
van zwart ebbenhout aan den wand tegenover
de deur. De jonge edelman boog eerbiedig
de knie voor het crucifix, en zag daarna,
dat Henriëtte, die aan een raam met een
handwerk bezig was, opstond, en, een en al
verbazing, de Supérieure scheen te vragen
wat dit bezoek beteekende.
? »Henriötte!" zeide deze met een
bemoedigenden lach »Ik breng u hier uw
cousin-germain, den Markies Henri Rouxel
de Blanchelande, die komt met tijding van
zijn vader!"
Henriëtte bloosde van ontroering, en aan
vaardde de hand, die de jonkman haar,
hoffelijk buigend, aanbood.
-»Het is jaren geleden, dat we elkaar
zagen, cousine!" zeide hij. »TJ was
toen nog bijna een kind .. . maar nooit had
ik kunnen vermoeden, dat ik u zoo onweer
staanbaar bekoorlijk zou terugzien!"
Henriëtte keek den blonden neef in zijne
zonderlinge vermomming even aan, en ant
woordde :
»Ik had de hoop opgegeven u terug te
zien, consin.' Mijne drie brieven aan uw
vader bleven onbeantwoord!"
De Supérieure kwam hier tusschen beiden,
om Henriëtte snel uit te leggen, hoe de oorlog
hare bloedverwanten belet had, brieven te
ontvangen; hoe de Markies zijn leven waagde,
om haar het antwoord van zijn vader te
brengen. Zij deed de jongelieden plaats
nemen bij het venster, en zette zich op een
kleinen afstand in haar gewonen fauteuil.
De jonge Markies zag Henriëtte met oogen
vol onverholen bewondering aan. Hij werd
in verwarring gebracht door hare aller harten
veroverende schoonheid. Hij kon zijne naïeve
blauwe oogen niet van haar afwenden. Hij
scheen als onder eene betoovering gekomen.
Henriëtte was volkomen kalm, met een trek
van weemoed en berusting op het blecke
gezicht. De jonkman begreep, dat hij niet
langer zwijgen mocht.
»L'ousi)ic.' Heel ons huis, mijne moeder,
mijn vader, mijne beide zusters, hebben uit
uwe brieven gelezen, hoe gruwelijk het on
geluk u heeft vervolgd. Ze hebben met het
innigst mededoogen vernomen, hoe ontzaglijk
wreed de dood van uwe ouders is geweest
als martelaars aan Koning en Koningin ge
trouw tot hun laatsten snik. We hoorden
met groote voldoening, hoe u door de innige
goedheid van madame la Supérieure
voorloopig gered is zelfs in deze afschuwelijke
stad, waar de machten der hel nu hare
godHet rijmloos vers en de Fransclie dichters.
H.
Figaro heeft zijne enquête naar aanleiding van
het plan van Mistral om zijn nieuw epos iu
rijmlooze verzen te schrijven, bij een aantal der meesters
van het rijm en ook der meesters van het onrijm
doorgezet. Vooreerst volgen Franeois Coppre,
George Rodenbach, Sully Prudhomme, RenéGhil
en Marie Krysinska.
Frarcois Coppée, wiens smaakvolle en vaak
nieuwe en rijke rijmen (in Pour la Couronne en Inti
miteit) htm het recht geven te spreken, is heel
beseheiden:
Wij zijn in een overgangs-periode; velen zijn het
volgen der platgetreden wegen moede, misschien
zal die jonge gisting iets goeds opleveren. Wat
Mistral betreft, ik kan hem gelijk geven, want het
Provencaalsch is heel arm aan rijmen en bezit liet
accent iottigne, dat wij missen; ik ben overtuigd
dat de zanger der Magnanarelles, in welken vorm
ook, ons een wonderschoon gedicht zal leveren.
Maar over 't geheel is onze poëzie eeu heel
bijzonder en conventioneel resultaat van sensaties,
impressies, zielsbewegingen; niet het verhevene
der denkbeelden vormt haar (zie Chateaubriand's
proza), maar enkel de kunstige schok der rijmende
svllaben. Het lijkt mij ook nogal brutaal, den vorm
over boord te werpen, dien wij twaalf eeuwen
lang verfijnd hebben; over de bewering, als zou
het rijm de banaliteit van klanken en beelden mee
brengen, moet ge het rijmwoordeuboek maar eens
nazien ; er is nog heel wat welluidende eu. onge
bruikte rijmklaiik beschikbaar voor wie ze weet
toe te passen."
i vergeten triumfen vieren. Maar u is hier
niet volkomen veilig..."
Henriëtte keek verschrikt naar hare grijze
vriendin ... er biggelden twee dikke tranen
over hare wangen.
»Ik ben hier veilig voor alle gevaar,
coiisiu.'" --sprak ze met trillende stem.
»Madainc la Sc/icricure is een engel onder
hare bescherming kan mij geen kwaad over
komen !"
»Zeker, dat erkennen wc allen dank
baar! Maar onze zwaarbeproefde nicht
eene Vieututcsxc de Lauriac loopt duizend
kansen van gevaar in deze daemonische stad.
CJw naam is alleen genoeg, om u verdacht
te maken. We willen u beschermen, Hen
riëtte! Eene Bretonsche adellijke jonkvrouw
hoort in Bretagne mijne moeder en zus
ters verlangen, dat u van nu aan ten onzent
te Quimper, als nieuwe dochter, als nieuwe
zuster, in ons lief en leed zult deelen. Mijn
vader gelastte mij ondanks de vele bezwaren,
i in deze vermomming naar Parijs te gaan,
j en u onder mijn geleide naar Bretagne te
brengen. En laat ik het u oprecht zeggen,
nu mij het geluk vergund is u Ie mogen zien,
nu gevoel ik welk een onschatbaar voorrecht
\ mij in de vervulling van deze taak te beurt
viel."
j Henriëtte liet het handwerk uit hare vin
gers slippen. Hare donkere oogen richtten
zich met eene uitdrukking van wanhoop naar
den jongen man, die met zooveel vuur had
gesproken, en zijne stem zóó luid deed klin
ken, dat zij als overweldigd van plotselingen
schrik geen woord kon uiten. Het scheen
haar zelve zeer zonderling, maar ne ge
dachte drong zich plotseling aan haar op:
als zij naar Bretagne moest terugkeeren, zou
zij haar ridderlijken geleider van den vorigen
nacht, zou zij Augustin de Robespierre mis
schien nimmer terugzien. Zij had hare familie
niet gesmeekt om bescherming of bijstand
zij had alleen om raad gevraagd. Zij was
nu wees, geheel verlaten te Parijs. Haar
i plicht was het hare bloedverwanten en vrien
den te verwittigen van haar toestand. Sedert
den dood harer ouders was alles haar ont
vallen. Zij was geheel afhankelijk van de
: edelmoedige zusters, en van de nooit genoeg
te waardeercn zorgen der Siiji/'n'rxir. En
l juist deze afhankelijkheid kwelde haar. Zij
was in weelde groot geworden al hare
wenschen werden terstond vervuld. Zij had
door de verschrikkelijke gebeurtenissen zoo
veel geleden, dat zij eerst zeer langzaam
zich rekenschap kon geven vr.n haren toe
stand. Zij was de eenige dochter van den
l'icü/nle de Lauriac. Haar vader had groote
Georges Rodenbach, de zanger van Bruges-la-Morte
en Le Voile, zegt, ofschoon hij niet tot Coppée's
volgers behoort, voor een deel hetzelfde en daarna.
//Het vers, rijmloos of niet, hangt af van hem
die het gebruikt. Sedert Baïf en in alle tijden zijn
er vers bluncs, vers libres, traditioneele verzen ge
maakt met talent en zonder talent. En in onze
dagen wordt dat bewezen, want er zijn
verscheidene di-liters die hun talent doen blijken door mooie
vers libres te maken, terwijl anderen zich even
modern betoonen en de oude prosodie in eere
houden. Ieder toch schept den vorm, die aan zijne
droomen past."
Rodenbach voegt er dit gedicht bij, inédit:
La iiiiil tombe; Ie vent tiéclit. iluloovc
l'iir la cuhne fraleheiir des pièees d'eau voisines;
On sent daus l'air du ]ilas ueuf rf <lrs p'heiues,
Taudis qu'un a=tre vieux, d'or détérioré,
Emerge. puis un aiilre au peu muins ineolore ;
O les jeunes tniles onl aussi jailli :
Alors. lionteux du premier as! re vieilli,
Vuila Ie eiel soiulain qui Ie réincorpure.
** *
Sully Prudhomme is veel minder inschikkelijk,
veel meer oude heer" dan Coppée ; hij verwijst
naar een boekje: Réjlexions sar l'art des i-c.rs, dat hij
een jaar of wat geleden heefr, uitgegeven, en vindt
dat de ,tegenwoordige hervormers (evenals mon
sieur Jourdain) proza schrijven zonder het te weten."
Hij gaat voort:
Mijn gezichtspunt, opzijn nederige manier weten
schappelijk, is zeker niet erkend door de jongere
poëtische scholen, want zij hebben zich zelfs niet
verwaardigd, mijn beginselen te gaan betwisten.
Zij zien de dingen van hooger uit; ik van mijn
kant, kan hen niet volgen, -/oodat we elkaar niet
ontmoet hebben, liet beslissend argument zou
vooral bestaan in het voortbrengen van een werk,
7.00 krachtig, dat het de bewondering der bevoegden
afdwong. Ik breng hulde aan het talent van een
aantal heerlijk begaafden, en ik hoop dat zij, na
nauwkeurig de voorgestelde verbeteringen beproefd
te hebben, zullen terugkeeren tot, den natuurlijken
vorm van het Fransche vers, dat zich op den
langen duur uicl door caprice of gehoor ontwikkeld
heeft, maar door zelf uit de taal die woorden en
vormen te kiezen, die verzen van proza onderschei
den."
Juist tegenover Sully Prudhommo, die aan het
wetenschappelijke en technische hecht, kan men
Renc Ghil plaatsen, die zich ook wetenschappe
lijk, wijsgeerig en socialistisch noemt; men zie
}?}// M'él/iot/c i/ 'COE'ici-i', L-- Twt' '!<? r!cre en Li: ilire
ilii ininuj'. Renó Ghil noemt Mistral's evolutie vol
komen logisch.
Onze tijd heeft gevoeld hoc kunstmatig het
landgoederen en een aanzienlijk fortuin be
zeten. Een adellijk hotel te Morlaix, een klein
kasteel aan het strand bij de rotsen van
Plouaret, waren zijn eigendom geweest. Hen
riëtte wist niet, dat deze eigendommen door
den Staat waren verbeurd verklaard, omdat
de rampzalige eigenaar had behooid tot de
edelen, die men sedert den ld Augustus 1792
lex <:hri:alicrf! d/t jioiijnard noemde. Ze had
zich het eerst tot hare neven de markie
zen Kouxel de Blanchelande - gewend, ze
had drie brieven gezonden en te vergeefs ant
woord gewacht. Ze kon niet vermoeden, dat
de beide edellieden in het leger der
Vendeeërs dienden en door den loop der ge
beurtenissen van alle berichten uit Q,uimper
waren beroofd geweest. Daar zij zich her
innerde in de verschikkelijke Juli-en
Augustusdagen van het vorige jaar, madame de
Saint-Amaranthe onder de vrienden en
kennissen harer ouders te hebben leeren ken
nen, had zij ook aan deze geschreven. Zij
was allt8 verplicht aan de steeds
otl'ervaardige Mlle do Ilussé, maar zij wenschte gaarne
een deel harer onafhankelijkheid te herwin
nen door ten minste uit eigen middelen
iri haar onderhoud te voorzien. Madame de
Saint Amaranthe was naar Passy gekomen,
en had zooveel belangstelling eu vriendelijke
zorg getoond, dat de ^ii/iri'/eiire er geen be
zwaar in had gezien Henriëtte te veroorloven
ter soiree bij deze vriendin harer ouders te
gaan. Mlle de Husséwas zeer weinig op de
hoogte van het wereldsche leven te Parijs,
daar zij veertig jaren als ?^//ji,'rtr/(ir. in het
klooster der S//ritrs < '/ij>n/-iitcx had doorge
bracht. Zij wist niet, dat de
Saint-Amaranthes zich berucht hadden gemaakt door
haar al te geriefelijk speelsalon ; zij verkeerde,
even als Henriëtte, in den waan, dat zij met
eene standgenooie van de edelste beginselen
Ie doen had; en zoo was voor deze laatste
de onaangename ontgoocheling van den vori
gen avond gevolgd.
Dat alles stond Henriutte helder voor den
geest, toen zij den Markies hoorde betoogen,
dat zij met hem naar Bretagne moest terug
keeren. Een bange schrik overviel haar. Zij
achtte zich volkomen veilig te Passy zij
vreesde opnieuw in allerlei jammer en ellende
te worden gewikkeld. Zij wenschte uit heel
haar hart stil verborgen bij Mlle de Huss
te mogen voortleven. Wel had liet haar voor
den geest gezweefd terug te koeren naar de
Iminiex Xoi'iii'x de l\\xxi»nplion te
SaintBrieuc, die haar drie jaren lang hadden ver
zorgd en onderwezen, maar het denkbeeld
eener reis naar Bretagne te midden van al
lerlei oorlogsgevaar boezemde haar groote
gedicht in vasten vorm is; het sluit den logischea
voortgang van het denkbeeld uit. Men heeft het
vers nu harmonisch gebroken, en terecht. Maar al
te dikwijls is men toen tot het vers zonder rijm
gekomen; en onder liet voorwendsel van vrijen
rythmus tot verzen van n tot zestien voeten,
een eenvoudig en onnoozel typographisch
kunstje."
lleuéGhil geeft dan zijn voorschrift; daar eenige
termen niet in hun nuanceering te onderscheiden
zijn, laten wij dit onvertaald:
Je crois qu'üfaut garder la forme de l'alexandrin.
admirable par son je>u de nombres premiers qui
additionnés donuent les dissouances, et multipliés,
les eurythmies. La rimc est comme uu point
d'orgue marquant ce vers: mais, ce vers, il ne
doit plus s'astreindro a des cusiires, a i'viter les
hiatus, etc. régies cmpiriques. La strophe se
délie et Ie poème n'est plus qu'uu d
veloppement harmonique de l'Idée absolumeut maitresse
des rythmes, une suite de motifs instrumentaux,
par lesquels se nuance, se dcrobe, revient, domine
la Pensee. Les rimes viennent selon l'idce, et
leurs sonorités appareutécs de pres ou de loiii,
doivent apporter niodilications u l'idce generale,
la completer, ou l'atténuer: c'est larime logiquc..."
Toch schijnt RenéGhil dezen vorm, dien hij
goed genoeg vindt voor anderen, voor zichzelf on
voldoende te vinden; hij spreekt nog van eenan
dere, hoogere, meer gedurfde, mocielijker, eene
wetenschappelijke en sociologische poëzie, waar ik
mij aan gewaagd heb, die ik on als methode ru
als kunstwerk zal aanbrengen."
Wij weten wat hij bedoelt; wij hebben vóór ons
een zang van het Dire dn mimt.c, eu vinden:
D'uivntes tuisioiis i''ou\rant
la rotative ne-auleur, de vns lohitaines
oir.e.'tiuvs d'Kllipses el retardiiul e et
niiidissante, ó Gra, iiaules ' et vers la Th'oite
c[ui virtuelleuieut tendr/, et hitte/; uicuie
quaud vont s'ai^'iomér; r en l'iuerlie lroite
\ us a'onies et vos Fdlipses leutenieiii
Maar hij geeft nog opzettelijk dit voor'oeeld erbij:
Par les l'u!;iies, roi'an\ Minoi-es aux nlidrs
tic l'aii'! vieiis lai'-rir l'aise dr nos puumnns
d'uu Kh rtrisiue-né^atif, et VI.TS la teri'e
c! si's iremirs inn!.ipli-s nu nous vé>uiuoiis
nns immorlalilés, apprsautir Ie Gerine
d'eux Ie pareil, <jne porte a sou vohi tenue
d'llomme ton venlre loiird-veiucux
et plaerntaire I...
T.e uialiu d'un téqui ^ivssit eu ovaires
tivssaille iinmraséllieut tull plein Irissnu, et V"is
-ur les tanirs <>u\ raut de^ pétales vulvaiivs
leui's niüires qui perpetuenl dea dou.x emois
viiiiiiiiiiiiiiiiMiMiiiimimMiMimiiiimiiiiiiiiiMimmmuiiMimmiimimuii
vrees in. Daarenboven uit de stem van haar
neef klonk zulk eene bewonderende vereering
voor haar zelve, dat zij pijnlijk werd getrof
fen. Zij bleef eene pooze zwijgen; de jonge
Markies staarde met de hoogste
belanstelling naar het bleeke kopje van zijn nicht,
en wachtte haar antwoord.
Eindelijk sloeg ze de fluweel-zachte, donker
bruine oogeii op, en zei met haperende stem :
;.Ik ben zeer diep getroffen, uion- rltcr
cuiixin ! door al de liefde uwer familie, uwer
moeder en uwer zusters ik gevoel mij
diep aan u verplicht, omdat u deze gevaar
lijke reis in mijn belang hebt ondernomen,
maar, ach, ik heb zooveel geleden niiju
moed is geheel gebroken ! Als iuftdnnic
la Sujii'ric'iire mij nog wil houden, zou het
beter zijn, dat ik hier bleef!"
Ze sloeg de handen voor do oogen, want
ze wilde niet laten merken, dat er al weer
tranen opwelden, die ze niet kon onderdruk
ken, licht bewogen, als ze was, door al het
grievend leed, dat zij had moeten doorworstelen.
Er klonk nu opeens met eene trilling van
warme genegenheid van de lippen der Sup
rieure :
«Henriëtte!"
Het jonge meisje stond snel op, en hare
tranen niet langer bedwingend, knielde ze
naast den fauteuil van Mlle de Hussé, haar
hoofd aan de knieën der oude dame verber
gend. De Siijiériritre legde de witte, dorre
vingeren op Henriëtte's rijk, donkerbruin
hair, streelde haar zacht eenige weerbarstige
krulletjes van de slapen, en zei toen:
»Mijn lief, innig lief, kind! Schrei niet
langer ! .Je moogt hier blijven heel je leven
lang! Ik zal je moeder zijn, mijne arme ver
laten lieveling!"
De Markies had met zekeren schroom ge
zwegen. Hij gevoelde zich diep teleurgesteld;
hij was geheel gevangen genomen door de
betooverende lieflijkheid, die als het ware
uitstraalde van Henriëtte, en nu scheen zij
zijn edelmoedig aanbod te versmaden.
De Sti[t<'rïcinr had zich opgericht, en
Henriëtte haar voorbeeld snel doen volgen.
Het jonge meisje glimlachte door hare tranen
heen. Zij was gerustgesteld zij zou mogen
blijven. Mlle de Hussébemerkte, dat de
Markies zeer ontstemd was. Om eene afleiding
te vinden zei ze :
«Meneer de Blanchelande! l'zeide zoo
even, dat u bloemen wilde brengen aan onze
arme Koningin! Misschien kost het u het
leven maar deze taak is een held uit den
Yendée-oorlog waardig. Wij beiden, m acht
elooze wezens, wij zullen bidden voor den
goeden uitslag van dit heldenstuk !"
(Wordt vervolgd).