Historisch Archief 1877-1940
Bé. 944
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Persoonlijk heb ik nooit deze verf gebruikt,
maar de ten onzent zeer bekende gewezen
kunsthandelaar Grubicy, heeft in zijn woonplaats,
Milaan, een jaar of tien geleden een enquête
geopend, waarvan de resultaten, die merkwaardig
zgn, herhaaldelijk in de Cronaca d'Arte werden
gepubliceerd.
De heer Grubicy verzocht eenige bekende
Milaneeache schilders verschillende verven te
probeeren en te onderzoeken. Een scheikundige
sloot zich bij hen aan, en zoo had een grondig
onderzoek plaats op ongeveer wetenschappelijke
wijzej van welks onpartijdigheid ik volkomen
overtuigd ben, daar ik persoonlijk goed sommigen
der onderzoekers ken.
Uit dit vergelijkend onderzoek bleek het dat
de verfstoffen van Lefranc & Co. niet te over
treffen zijn van kwaliteit. Misschien wellicht
zijn er even goede soorten, betere echter
schijnen niet te bestaan, en dit is een punt van
groot gewicht.
Ik heb redenen om te gelooven dat de verf
van Claus & Fritz even goed is als die van
Lefranc, maar deze blijkt bovenaan te staan
onder de buitenlandsche soorten.
Daar dit punt, de zorgvuldige behandeling, het
uitwasschen en aanmengen der grondstoffen van
groot belang is voor het behoud van schilderyen,
acht ik het nuttig in dit blad dat door vele
schilders gelezen wordt, de aandacht te vestigen
op deze verfsoort. Hierbij moet ik nog voegen
dat ik dit uitsluitend in het belang der artiesten
doe, daar ik nooit de minste relatie met deze
firma heb gehad.
Enkele der proeven te Milaan genomen, wil
ik hierbij in 't kort vermelden, als vrij wel af
doende.
De Cronaca d'Arte deelde er vele van mede.
Anderen zijn mij echter door den schrijver, die
geheel belangloos deze proeven deed nemen,
particulier medegedeeld.
Zoo heeft te Milaan de schilder Pietro Bonvier,
een reeks kleuren op glasplaten geverfd, en deze
platen jaren lang zooveel mogelijk aan den in
vloed van de Italiaansche zon blootgesteld, af
zonderlijk en vermengd, een met een andere, of'
verschillende te zamen. De dagen van aanvang
dezer proefnemingen werden opgeteekend en na
bepaalde perioden van jaren werd de uitwerking
van het licht en van de verschillende soorten
op elkander nagegaan.
Deze proeven werden genomen met produkten
van verschillende buitenlandsche fabrieken, en
het bleek dat die van Lef'ranc & Cie. zoowel
enkel als vermengd ongeveer niets verkleurden
in de ongunstigste omstandigheden.
Ook werden zij onderworpen aan den invloed
iiiiiilllliiiliiilliiliillliitiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiimi
niiillliiiilljliiiililiiiiiiliiiéjUiiiiiiiiiiilliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiliil
AÏGUSTIN EOBESPIERSE.
Eene novelle uit het tijdvak der Terreur
DOOR
Dr. JAN TEN BRINK.
AUGUSTIN NEEMT AFSCIIEJ1).
Achter de kloostergebouwen der Filles Dicu
te Passy bevond zich een uitgestrekte tuin,
vroeger zorgvuldig onderhouden, nu bijna
geheel verwaarloosd. De Soeurs Filles Dieu
hadden het klooster een jaar geleden moeten
ontruimen. De gebouwen waren door de
municipaliteit van Passy tot woonhuizen inge
richt en verhuurd. Een zekere cttoijen Gérard,
zich noemende publiciste, maar in waarheid
ci-dcvant kanonnik van Saint-Lonis du
Louvre, had een groot deel der gebouwen
gehuurd, en zeer voorzichtig weer overgedra
gen aan verjaagde réUgieinsCN, die onder het
bestuur van Mlle Victoire Husséals Sup
rieure in alle stilte daar haar vroom leven
voortzetten. Ten einde geen argwaan te wek
ken hadden zij den kloostertuin onverzorgd
gelaten. Het mocht niet blijken, dat de be
woners der verschillende afdeelingen van het
gebouw verstandhouding met elkander onder
hielden.
Het was in dien verwilderden tuin, dat te
n uur van dezen zelfden Zaterdag een
gerluisterd gesprek werd gevoerd door de Super
tcurc en den markies Kouxel de Blanehelande.
»U mag het haar niet euvel duiden!"
sprak Mlle de Hussé. »Het arme kind
was haast krankzinnig van droefheid, toen
ik haar ontdekte bij eene onzer vroegere
Socurs Ca/ntciiic* en aanstonds hier bij
me nam, omdat ze mij het innigste medelij
den inboezemde. Henriette heeft te veel ge
leden, ze is nog veel te snel ontroerd, wreecfte
fijngevoelig. Later, als zij kalmte en levens
lust herwonnen heeft, zal ik zelve haar aan
raden om naar Bretagne terug te keeren.
Het is nog te vroeg!"
De jonkman schudde de lange blonde hairen
inet een diepen zucht.
»0, Jladaiite la Superieure!" riep
hij uit, plotseling stilstaande en hare hand
van gassen en verschillende temperaturen, en zij
bleken verreweg het best bestand tegen veran
dering of bederf. Dit moet te wijten zijn aan de
uiterst zorgvuldige voorbereiding der grondstoffen,
een punt dat te licht over 't hoofd wordt gezien.
Dergelijke waarnemingen kunnen niet genoeg
bekend gemaakt worden in een tijd dat bijna
alles min of meer en soms geheel wordt vervalscht.
Schilders werken niet voor het oogenblik allén.
De onvergelijkelijk gave toestand van sommige
oude werken is ongetwijfeld te wijten aan de
zorg waarmede de schilders zelven de verf be
reidden. Dit geschiedt thans niet meer. Gemaks
halve worden te dikwijls grondstoffen aangeschaft
zonder dat men weet of' zij goed zijn of niet.
Hierdoor loopen vele schilderijen groot gevaar
na een betrekkelijk klein aantal jaren te ver
anderen.
Door bekend te maken wat werkelijk onver
beterlijk is bereid met uitmuntende grondstoffen,
meen ik niet alleen een dienst te bewijzen, maar
aan eene behoefte te voldoen.
Pn. 'L.
De Russen in het glazen Paleis.
De Russische afdeeling der expositie in het
glazen Paleis te Milnchen heeft een geheele zaal
voor zich. Er hangen maar twaalf schilderijen,
en dat is op zich zelf reeds een onmiskenbaar
voordeel. Bovendien wordt geschreven, dat bij
die twaalf zich uitmuntende werken bevinden.
Kalmikoft', Krijtzky, Dubovsky, Kramskoi,
Makowski, Kepin doen het hunne in niet geringe
mate, om de Russische kunst in Duitschland tot
aanzien te brengen. Landschappen met een plaat
selijk koloriet, mei-jeskoppen, bijzonder warm
van toon, en met nauwgezette toewijding uitge
voerd, kozakken, vol kracht en eigenaardigheid
houden de aandacht van den toeschouwer gespan
nen. Een schilderij van Repin, waar vrije kozak
ken den spot drijven met een ultimatum van den
sultan, is levensgroot gedaan. Rondom een tafel
zit een groep, die uitmunt door plastiek van voor
stelling en individueele karakteristiek. Weldra
komen ook de Lranschen en Engelschen.
Op de Bosboom. Israels, Maris en Mauve
Tentoonstelling, gearrangeerd door den heer
A. Proyer, en in diens kunstzaal >Pictura",
Wolvenstraat 10, gehouden, werden deze week
verkocht: NOS. 48. J. S. H. Kever, Dorre bla
deren, schilderij; liS W. B. Tholen, Het Kasteel,
aquarel; 28 Anton Mauve, fAr.mtl bij uruii.it,
schilderij ; 21 Jacob Maris, 11 olliindschK molen,
aquarel; 50 E. I'ortielje, Iiittrienr, schilderij;
81 \V. E. \akken, Boerderij, schilderij.
Daar op aflevering der verkochte nummers
wordt aangedrongen en daardoor de collectie
veel belangrijks zou verliezen, heeft de heer
l'reyer besloten bij de expositie op te nemen,
enkele meesterstukken uit de verzamelir.g van
baron X. A. Steengracht van Moyland, die 10
September as. door hem in publieke veiling zal
worden gebracht. Een bijzonder schoone gele
genheid dus om enkeie schilderijen uit deze
fraaie collectie reeds nu te bestudeeren.
In de vitrine wordt geëxposeerd een schilderij
van Willem Maris, »Voeren der kalveren".
Bij de firma E. J. van Wesseling & Co. is
tentoongesteld een schilderij van Corot
»Boschinterieur".
iiHiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiniuiiitiiiiiiiiiiiillllliiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiii
OMerwijs-Mealeii.
i.
iCharakterbildung ist das Hiichste Ziel
der Krziehung".
Welke uiteenloopende eischen ook aan de
school gesteld worden, hoe verschillend ook over
hare taak gedacht wordt, in n opzicht komen
al die eischen overeen: de school moet het
karakter vormen; dat willen zij, die de leerstof
willen beperken tot »lezen, schrijven en rekenen"(l)
dat staan zij voor, die de school eene voorbe
reiding tot het leven noemen; of men daarbij
echter wel bedenkt, wat die eisch inhoudt, onder
welke voorwaarden alleen hij te vervullen is, dat
betwijfelen wij; deze artikelen nu willen eene
poging doen, den lezer van De Amsterdammer
eenig inzicht daarin te verschaffen. Moge het
ons gelukken !
Karaktervorming dan eischen wij met het oog
op het practische leven; letten wij slechts op de
velen, die, aarzelend en weifelend bij elke vraag,
hun «neen!", dat woord vol mannenmoed, niet
durven uitspreken; die zich nimmer dezelfde
toonen; die in familie, samenleving, beroep of
vriendenkring steeds anders verschijnen, die op
godsdienstig of politiek gebied in een minimum
van tijd de tegenstrijdigste meeningen verkondigen
eu verdedigen; letten wij eindelijk op het gevaar
voor zedelijken en maatschappelijken ondergang,
dat de eeuwige strijd tusschen goed en kwaad
met zich brengt, een strijd, zonder het bezit van
een zedelijk karakter niet te beëindigen, dan
j moet voorzeker ieder met ons in karaktervorming
j het hoogste doel, het ideaal der opvoeding zien,
dan gevoelen wij (Ie juistheid van het wettelijk
voorschrift: -opleiding tot alle christelijke en
maatschappelijke deugden."
.Karakter (dan), van een (irioksch woord
charassein ~ ingriffelen is eigenlijk iets, wat
ingegrifi'eld wordt, vervolgens: merk. teeken''
zegt ons woordenboek, en, met enkele
aanvulie omschrijving volledig. Karakter
grijpend. »O ! 't is voor mij zoo grievend. . . .
Ik moet mijn vaders last volbrengen, en
Henriette naar Quimper begeleiden!. . . .
En dan. ... ik zal u mijn volle vertrou
wen geven. . . . dan komt er bij, dat zij
mij volledig heeft betooverd. Wie kan haar
zien zonder haar lief te krijgen y Nu kan
ik haar nimmer weer vergeten. Haar beeld
zal mij volgen, waar ik ook ga. En zij zal
het niet vermoeden .... mij terstond verge
ten! <), madame la Siqiérie u re .'...."
Het was kluchtig te zien, hoe de Markies
met zijne linkerhand in zijn lang hair woelde
terwijl hij een somberen blik op de te
welig bloeiende struiken vestigde.
«Meneer de Blanchelande!" ant
woordde de oude vrouw, terwijl ze hem de
hand drukte »Henriëtte blijft hier volkomen
veilig ! U is de eenige jonge man, die ooit
over onzen drempel is gekomen. Wij zien hier
niemand, alieen den zeventig jarigen
kanonnik Gérard. Ik zal het hart en de genegen
heid van Ilenriëtte voor u trouw bewaren,
totdat zij uit eigen beweging verzoekt naar
Bretagne terug te keeren !"
»Maar dat duurt misschien heel lang .. .
en vóór dien tijd zal een kogel van de blauwen
mij wel vinden!"
»0ns lot is in hooger hand, meneer de
Blanchelande! Ik zal de Hemelsche Jonk
vrouw bidden, dat zij uwe liefde in bescher
ming neme!"
De jonge Markies boog het hoofd, en verzonk
in eene geruime pooze van stilzwijgen.
»Ik kan niet lang te Parijs blijven!"
riep hij plotseling driftig uit. »Mijn vader
heeft mij noodig bij ons bataljon van Quimper.
En vooraf' waag ik den tocht naar den
Tempel.... al zou ik vrijheid en leven er bij
verbeuren! Ik ga vandaag nog.... Ik weet
mij zeer goed te houden, als ik de rol van
j een onnoozelen Bretonschen boer speel ....
Ik zal het met den conciërge van tien Tempel
| probeeren!"
-- »Ja, maar kent u Parijs en al zijne
gevaren ?''
»Iu 17^8 heb ik hier een jaar gestudeerd
aan de AVo7c ro/ja/c utilitaire, in 17^üheb
ik mij aan het hof doen voorstellen. Ik ken
Parijs volkomen! Ik zal eene groote driekleu
rige kokarde op mijne borst spelden en
mij zoo naief voordoen, dat ieder mij voor
een Bretonschen dorper zal houden! Wees
gerust, ik heb door ervaring geleerd vele
gevaren onverschrokken onder de ooiren te
zien!"
??»Maar vreest u niet, dat uw uiterlijk,
toch is liet merk van bet willen, terwijl dit merk
bestaat in de bestendigheid, de consequentie.
uwe handen u zullen verraden als aristocraat!''
?zMüd/niic /'t Stijii'riei/rc.' niet alle patri
otten verschijnen met, ongewasscheu handen
in Parijs ! De rtloyciix liobespierre en Saint
Jus t dragen nog altijd <-i//i.itlr eu jiil'Ot!"
M.ademoisel!e de Ilusséglimlachte even.
>lk zie wel, dat u niet naar goeden raad
wilt luisteren! Ga dan! mijn nobele vriend!
en troost de gefolterde majesteit! We zullen
voor den goeden uitslag van uwe onderneming
bidden... straks in onze kapel!''
De Markies drukte de Superieure zwijgend
de hand.
»Ik vergat bijna u nog een belangrij
ken dienst te vragen, madame la
Supf.ricure!" zei hij snel. »Ik begrijp, dat
Henriette nu misschien nog al te zeer onder
den indruk van hare rampen is. Maar mijn
hart raadt me aan nog ne poging te wa
gen, voor ik heenga. Ik wilde haar een
oogenblik onder vier oogen spreken, zonder het
haat1 opzettelijk te vragen. Ze zou me mis
schien oogenblikkelijk weigeren. Zou er geen
middel zijn haar op toevallige wijze met m ij
alleen te laten ';"
Mlle de Husséborg het zilvergrijze hoofd
in diep gepeins. Zo vertrouwde den Markies
volkomen. Maar de goede zusters, die door
de gebouwen verspreid waren, en, een uur
geleden, den jonkman aan de zijde van
Henrié'tte bij het ontbijt gezien hadden, zouden
j zich te recht verwonderen, als zij beide jon
gelieden in Irlt'-i'i-lilc in den tuin zagen,
want dit was alles, wat haar inviel. De
Si//i''rii't/ri' deinsde er voor terug, de beide
j jongelieden in een harer vertrekken alleen
{ te laten, daar dit een zeer ernstig vergrij})
j zou zijn tegen de kloosterél.i<|uette, die zij
meer dan veertig jaren lang streng had hel
pen handhaven. Plotseling viel het haar in,
dat Heuviette's belangstelling in den gewaag
den tocht van haar neef aanleiding zou kun
nen geven tot het denkbeeld hem een
eindiveegs misschien tot aan de l 'liuiiiii*
l-'/i/xiVx ??? te vergezellen.
^Meneer de Blanclielande !"
aniwoordde de S///i''i:/c//ir- ;,als u siraks, na
ons gebed, na de mis, afscheid neemt, zou
' u Henriette kunnen vragen, of ze u nog
eene poo/.e gezelschap y.ou willen houden op
uw tocht.... tot aan de < 'haini^ A7//x<Vx bij
voorbeeld. De mogelijkheid be.itaat, dat zij
u nooit terugziet! Eene kleine wandeling
mag aan cniixtn en i-ui/snn' gedund worden !
-Ais zij, bij de < 'l<a»i/ix 7v7//.v.V.-,- aangekomen,
afscheid van u neemt, zal ze bemerken, dat
onze trouwe koster Laurent, haar op een
afDoor een zedelijk karakter verstaan wij dus de
bestendigheid van het zedelijk willen d. w. z. het
steeds willen overeenkomstig d-? zedelijke
begrippen.
Welke betrekking nu bestaat er tusschen
willen en begrijpen (voorstellingen), tusschen wil
len en kennis zedelijke begrippen toch zijn
een deel der leerstof, het gezindheidsvak ? Bij
het beantwoorden dezer vragen plaatsen wij ons
op het standpunt der nieuwere zielkunde, der
voorstellingstheorie; die leert ons, dat elk
begeeren, onder zekere voorwaarden, tot willen
verhoogd wordt (i'j.
De belangstelling is dus de eerste oorzaak van
het willen; voorop sta dus de eisch, dat het
onderwijs belangstelling wekke, belangstelling
niet voor een of ander deel der kennis, maar
belangstelling in hot algemeen, veelzijdige be
langstelling, in welke geen enkele zijde het
overwicht heeft, »gleichschwebendes vielseitiges
Interesse''. Hoe poovtr zal die eisch onzen lezers
allicht in het oor klinken, en toch! van hoe
hooge beteekenis is bij ! De veelzijdige belang
stelling dan is den leerling eenmaal een zedelijke
steun en bescherming tegen de onvrijheid, die
uit de heerschappij der begeerten en hartstochten
voortvloeit; zij hoedt hem voor de afdwalingen
des lediggangs; zij wapent hem tegen de wissel
valligheden van het noodlot en voert hem tot
stille berusting en zelfverloochening, kenmerken
van den deugdzame; zij schept hem levensmoed
en levenslust, ook als een treurig lot hem het
liefste ontrooft; zij doet hem een nieuwen werk
kring vinden, als hij uit den ouden verdrongen
wordt, zij voert hem op tot liet standpunt, van
waar het aardsche goed en het aardsche streven
iets toevalligs schijnen, dat ons innerlijke niet
beroert, en waarboven vrij en verheven het
zedelijk karakter staat; zij eindelijk vormt den
mensch om tot een wezen, wel aan het aardsche
gebonden, maar dat zijne wieken met genoegen
uitslaat in hoogere sferen. Lezer, is het voor
u nog een poovere eisch V Of gevoelt ge na deze
onvolkomen teekening iets van de schoonheid
van ons ideaal V En hebben wij dan niet het recht,
slechts dat onderwijs practisch te noemen, dat
zich het wekken dier veelzijdige belangstelling
ton doel stelt V Wij hopen het, en hierin hebben
wij moed verder te gaan. Moge onze hoop niet
beschaamd worden !
(Wordt ren;olf/d).
W. A. W. Mou,.
(1) De heer I'ijnappel in den Gemeenteraad
van Amster.iam bij de bi;grootin<*sdelmtten iri lS!i 1.
(?J) Vgl. de Haaf, Zielkunde, II. Lem en
Straatman, De Xicuwere Paedagogiek.
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiinii
stand heeft gevolgd, om haar weer veilig
naar Passy terug te brengen !"
«Uitstekend, madame la Supérieure,! Nog
een laatste verzoek. Ik stel u hierbij ter
hand de som van vijfhonderd loinx il'or uit
naam van mijn vader. Het zou kunnen zijn,
dat onze i-un-fiiie geld noodig had ze mag
geen oogenblik in verlegenheid blijven. We
bedoelen in het geheel niet, dat dit geld u
ter hand wordt gesteld als aflossing der
grootc schuld, die Henriette bij u maakte.
We zouden er niet aan durven denken.
Het zou vermetel en onkiesch zijn uwe
liefde en edelmoedigheid te willen vergelden.
Maar we mogen toch zorgen, dat Henriette
over eene kleine som kan beschikken, wan
neer dit noodig mocht blijken!"
De Markies had eene zware lederen beurs
te voorschijn gebracht. Mllc de Husséaar
zelde een oogenblik. Toen zei ze kalm:
»Voor Henriette dit geld te bewaren,
om haar onmiddellijk te kunnen helpen
naar den eisch der omstandigheden, dit mag
ik niet weigeren! Ik zal haar meedeelen hoe
grootmoedig u is! Voor het overige zal ik
haar bijstaan, zoolang ik leef!"
Mlle de Hussénam de beurs, en wenkte
den jongen edelman naar het voormalig kloos
ter terug te keeren. Zij bracht hem naar de
tuinkamer, borg het geld zorgvuldig weg, en
begaf zich naar den wand van het vertrek.
Zij zocht met den vinger een onzichtbaar
knopje, drukte er op, en deed eene deur zon
der gerucht opengaan. Zij traden in een
klein vertrek met hooge, zorgvuldig door
gordijnen gesloten vensters, dat zoo goed
mogelijk was ingericht tot kapel. Ouder de
vensters stond eene tafel met een hagelwit
laken bedekt, waarop een groot crucifix
gegeplaatst was. Ken gouden kelk, een mis
saal bevonden /.ich naast het kruisbeeld.
Tien iii'lii/i''/inrnt allen in burgerklcedin"1,
knielden op bidstoelen, terwijl zij zacht mom
pelend gebeden uitspraken. Henriette bad
met het voorhoofd op den bidstoel gedrukt.
Een bejaard man. de koster Laurent, knielde
in een hoek der kapel op den grond. Zwij
gend voegden zich de ^ii/i/i-ii'iire en de Mar
kies bij de biddenden. Allen zwegen of fluis
terden nauw hoorbaar, den rozenkrans in de
linkerhand. Langen tijd bleven ze bidden.
Toen verscheen onhoorbaar uit eene geheime
deur een kleine gebogen grijsaard, de
kanonnik (iérard, vroeger verbonden aan de
kerk van Salnt-Louis du Louvre, nu in het
geheim de godsdienstoefeningen der vereenitrde
zusters leidend. Hij droeg eene witte stola