De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 28 juli pagina 4

28 juli 1895 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 944 Tentoonstelling van Hotel- en Reis?, HISTORISCHE AANTEEKENINGEN, door F. VAN DEK GOES. VIII. Drie Zeventiende Eeuwsche Engelandersin Holland, Uit de brieven van Farquhar, in het bundeltje proza (en enkele verzen) ontleenen wij nog de volgende min of meer interessante plaatsen: Ik denk dat Holland wedijveren kan met de Katholieke Kerk, want het is algemeener in z\jn godsdienst dan eenig land ter wereld. Het is een plezierig gezicht, Christenen, Mahomedanen, Joden, Protestanten, Papisten, Armenianen en Grieken, bij elkaar hokkende als een zwerm bijen, zonder eenige angel van godsvrucht om elkander te bezeeren, want een gemeenschappelijke handel is het wat zij zoeken; en zij botsen nooit op den weg naar het toekomstige leven, iedereen neemt een verschillend pad. Een groote oorzaak van deze zoo aangename verstandhouding en overeenkomst is, dat alleen de leeken van die onderscheidene belijdenissen dit samenstel uitmaken; er z\jn geen bestanddeelen van priesterdom om het mengsel te verzuren. Hier is geen verschillend belang van sekten waar te nemen onder den schijn van proselyten te winnen voor de waarheid, of versterking van partijen met het voorwendsel van zielen te redden; iedere herder is tevreden met zy'n eigen kudde; en de Moslem, Leviet, Papist en Presbiter zijn hierin alle Christenen, dat zij leven in eendracht en liefde. * * * Wij hebben een idee in Engeland, dat de Hollanders groote dronkaards zijn; of die meening ontstaat door dat sommige menschen de Hoog Duitschers met de Laag verwisselen of dat hun uiterlijk voorkomen iets zonderlings heeft, wil ik niet beslissen. Maar dit kan ik u verzekeren dat het gerucht valsch is, even alsof ik zou be weren, dat de menschen in Londen de meest ingetogen en matige lieden in de wereld zijn. Het is waar dat zij een boordevol glas brandewijn omslaan, maar dat is niet meer dan hetgeen volstrekt noodzakelijk moet heeten om de voch tigheid en de koelheid van hun gestel te matigen, en in groote hoeveelheden alleen bij den minderen man in gebruik, die voortdurend in het water leeft en zich iets moeten toestaan tegen de kilheid van de woningen; want gij moet weten, dat geheele families, mannen, vrouwen en kinderen onafgebroken in schuiten leven, en geen grootere litiiilllliiiiriiitiiiiiiiiiiifii en een lichtblauw kasuifel met zilveren kruis. Met zachte stem droeg hij de inesftc Itasse voor onder plechtige stilte en vrome aan dacht. . . . Een halfuur later zag men in de kastanjelaan, die van de Barrière de Passy naar de Qii-ai de la Savonnerie leidde, den Markies de Blanchelande met Henriëtte te voorschijn komen uit de woning van de citoycnne Hussé, revendeuse a la loiletle, weldra gevolgd door Laurent, den nacristain, nu gekleed als sanxculotte met de roode muts. Deze begaf zich naar de overzijde der laan, en bleef op aanmerkelijken afstand achter de jongelieden. Henriëtte droeg bijna hetzelfde eenvoudig zwarte kleedje en den grooten fichu va» witte kant des vorigen dags. De helft van hare handen en de benedenarmen waren bedekt door zwart zijden mitaines. De nationale kleuren prijkten duidelijk op hare borst. De Markies Rouxel de Blanchelande droeg den Bretonschen boerenhoed op zijn rijk, blond hair, en zweemde in zijn sansculotten-costuum naar een buitenman uit de banlieu van Parijs. Met groote bewondering zag hij gestaag naar zijne nicht, die niet geaarzeld had een oogenblik met hem mee te wandelen, daar de Supérieure haar had aangemoedigd. De jonge edelman begon terstond: »Ma chère cousinc! Er is een onder werp in uwe brieven, dat ik niet in tegen woordigheid van Mademoiselle de Husséwilde aanroeren. U heeft mijn vader om raad ge vraagd over uwe positie tegenover uwe Sup rieure. Ik zal u de volle waarheid zeggen ? tegenover haar is u geheel afhankelijk, want de bezittingen der familie de Lauriac zijn door de revolutionnaire schurken verbeurd verklaard. Misschien komt er een tijd, waarin al deze ellende zal zijn voorbijgegaan, maar dit kan nog lang duren. Als cousine ijcrniainc is u niet afhankelijk tegenover ons. L behoort tot onze naaste bloedverwanten, u deelt dus in ons lief en leed. Mijn vader en ik hebben ons leven en onze bezittingen op het spel gezet door den oorlog tegen de blauwen te voeren. Misschien zullen we zegepralen, de kansen staan nu gunstig Het zou zoo veel beter zijn, als u met mij naar Quimper wildet terugkeeren ?" Henriëtte verbleekte bij deze woorden, en richtte een blik vol angstige bekommering op het gelaat van den jonkman, wiens diep blauwe oogen fonkelden van gadelooze adoratie. Zuchtend antwoordde zij : UU?»Het is wel treurig, als wees, beroofd van alles, in afhankelijken staat te moeten woonplaats bezitten op het vasteland als een visch in de Theems. Doch ondanks de onaf wijsbare noodzakelijkheid dat zij een glaasje van dezen aard tot zich nemen, heb ik nog niet sinds ik in dit land gekomen ben meer dan n Hollander dronken gezien, en, ofschoon zijne vrypostigheid niet grooter was dan gemeenlijk het deel is van iemand in zijn toestand, toonde de geheele schuitvol volk, ten getale van zestig personen, den grootst mogelijken afkeer van iemand in die omstandigheden, behalve een paar vroolijke Engelschen, die veel pret hadden in zijn toestand, en hadden niet wij, met eenige Franscben, zijn ribbekast in bescherming genomen, zouden zijne landslieden hem ongemakkelijk in de vaart heb ben afgespoeld om hem voor zijne uitspattingen te doen boeten. * * *s Een andere opvatting die algemeen bij ons gangbaar is, doet ons denken dat er geen bedelaars in Holland zijn. Dat zij goede zorg dragen om de armen bezig te houden en dat hunne werk plaatsen een groot aantal lieden brood geven, is zeer zeker, maar wat men met zijn oogen aan schouwt zegt meer dan alle berichten omtrent hunne arbeidzaamheid ; en ik moet wel gelooven dat het beroep van aalmoesvrager van zeer jongen datum is, anders zou een zoo blijkbare onwaar heid nimmer door reizigers aangenomen zijn geworden. Of hunne laatste kostbare oorlogen meer menschen hebben verarmd dan hunne werk plaatsen kunnen aanwenden, of dat de armoede van de Spanjaarden in de naburige zuidelijke gewesten het geringe volk langzamerhand heeft aangestoken, zal ik met geen zekerheid zeggen ; maar zoo veel is buiten kijf, dat ren getrouw Christen evenvele voorwerpen van zijne liefdadigheidszin kan aantreffen hier als ergens in Engeland, indien wij hunne nooden mogen afmeten naar de innigheid van hunne smeeking. Wel geloof ik. dat de liefdadigheid van de Hollanders de bedelaars nu juist niet aanmoedigt, hetgeen de reden is (naar ik denk) dat de armen samenschclen aan de straatwegen en de trek schuiten, alwaar de kans schoon is om vreem delingen aan te klampen. * * In deze en eenig; andere dergelijke bijzon derheden vond ik stof om te bedenken hoe de meerderheid van het Engelsche volk, zulke na gelegen buren zijnde van dezen Staat, zoo zeer te kort komen in de kennis van de gebruiken en den aard van deze lieden, maar dit meen ik te mogen toeschrijven aan de volgende omstan digheden. De meesten van de Engelschen die dit land leven, maar . ..." »Vergun me u in de rede te vallen, cousine! Ik heb mij niet juist uitgedrukt. Van dit oogenblik af is u niet meer geheel afhankelijk van Mademoiselle de Hussé; mijn vader heeft gewild, dat u, voor den eersten tijd althans, zonder eenige zorg kunt leven. Madame la Siqx'r/earc zal het u zeggen !'' »Mag, kan ik dezen steun aannemen ?" »Mag, kan de eenige dochter van mijn vaders zoo wreed vermoorde zuster den steun van haar eigen naaste bloedverwanten ver smaden ? ' Henriëtte sloeg de oogen neder. Zij ge voelde, dat zij onbillijk was tegenover zoo groote zorg en edelmoedigheid.... en toch scheen het haar moeilijk deze hulp te aan vaarden. Zij bleef zwijgen. Zij hadden de (,>uai de la Savonnerie bereikt, waar de Juli-zon alles blakerde met brandende stra len. De jonge edelman was zeer zonderling ontroerd. Hij gevoelde zeer goed, dat Hen riëtte zich terugtrok, dat zij bevreesd scheen voor zijne hulde. Hij hernam op kalmeii toon: »Henriëtte! Een volle neef mag oprecht zijn, niet waar ? U mag de hand der fami lie niet afstooten .... Ik wil nog veel meer voor u doen ! Mijn leven, mijne toekomst het is alles het uwe! Henriëtte...." Maar Jladenioixcllc de Lauriac luisterde op dit oogenblik niet meer. Vóór zich uit ziende, ontdekte zij op geruimen afstand Augustin Robespierre, die snel naderde. Plotseling, klonk het van hare lippen : »Daar komt meneer de Robespierre!" De markies bleef staan met wijdopengesperde oogen. »Kent u .... u .... Robespierre ?'' vroeg hij hijgend. «Gisteren ontmoette ik te Parijs bij Ma dam? de Saint-Amaranthe meneer Augustin de Robespierre. Hij heeft mij naar Passy teruggebracht!" »En dit.... dit.... liet eene Vii-ointessc de Lauriac zich welgevallen ?'' »Waarom niet? Zijn geleide was mij op dit oogenblik zeer welkom!" De jonkman, die op het slagveld met den uitersten moed duizendwerf den dood had getrotseerd, zweeg, doodsbleek, verpletterd. Plotseling flikkerde het vuur eener hevige gramschap uit zijne oogen. .;Adieu, coiixiiie.'"1 Zoo klonk het der verschrikte Henriëtte in de ooren. De Markies keerde snel op zijne schreden bezoeken, zijn hetzij jonge heeren die op reis gaan om te reizen, hetzij kooplieden die een kort uitstapje maken voor hunne eigen particuliere belangen. De gewoonte bij eerstgenoemden is, Hol land maar en passant te nemen, op de heen- of op de terugreis, en als jonge snaken zijn zij te veel gesteld op de pracht van Parijs en de ge noegens van Rome, dat zij geen tijd hebben waarachtig om bij de degelijkheid van Holland te verwijlen. Frankrijk en Italiëzijn hunne pleis terplaatsen, en Holland is maar een herberg aan den weg, zij slapen er een nacht en den volgen den morgen weer weg. Zoo zullen zij U misschien kunnen zegden) dat de Hollandsehe manier van reizen heel gemakkelijk is, dat den Haag een mooi dorp en Amsterdam een schoone stad is, en dat het volk een troep logge, loome en ontoeschietelijke schep sels zijn, en daarmee uit. Xiets lijkt meer op Oud-Engeland dan zulk een voorbarig oordeel; ik zou wel eens willen weten hoe het mogelijk is een juiste schatting te maken van den geest en het vernuft van een volk, als zij niet vertoe ven om n kennis te maken in het land en geen lettergreep kunnen spreken van zijn taal. De meesten van onzen jongen adel en rijke Heeren reizen onder toezicht van Fransche gou verneurs, die, met welke eerlijke bedoelingen ook om hunne leerlingen van dienst te zijn, niettemin vervuld zijn van hun vaderland en krachtens vooroordeel van geboorte en opvoeding, evenals alle andere menschen, het meest geneigd zijn jegens de manieren, taal, kleeding en gewoonten van hun eigen volk. En: schoon wellicht vol komen bekend met alle fijnheden die uitmaken wat wij een deftig Heer noemen, is het evenwel waarschijnlijk dat zij te kort schieten in de kun digheden welk een Engelschman in het belang van zijn land moet bezitten; en van deze houd ik de Ilollandsche taal wel voor geen van de onbeduidendste. Want in het huidige tijdsge wricht, hetwelk niet alleen in ons maar in het algemeen belang van Europa wenschelijk maakt, dat wij op goeden voet leven met dit volk, ware het niet overbodig dat onze vriendschap versterkt was zoowel met persoonlijke vriendschap en ver keer, als door openbare verbonden en traktaten. Wij zien dit zeer ten onzen nadeele in de ge meenzaamheid met Parijsche zeden door onze jonge Ileeren aldaar opgedaan, hetgeen buiten kijf de groote reden is van den invloed dien dat Hof bezit, niet slechts op onze mode en manieren, maar die ook uitgebreid is in zaken van gewich tiger gevolg en strekking, met inbegrip zelfs van onze wetten en regeerin«'. Het tweede slag van lieden die in dit land komen, zijn onze kooplieden, wier belangstelling iiiiiiiiiiiiliillliiiliiliiiiniiiiiiiiiimtiiiiniHHiiiiiiiimiiinmiiiiiimiiiiiiiimi terug. Hij haastte zich den sar.-ri-ïlahi Laurent te gemoet te snellen, en zei met eene van drift en aandoening haperende stem : »Ik moet onmiddellijk naar Passy terug! Volg Mademoiselle de Lauriac, en bescherm haar!" Henriëtte was geheel ontroerd blijven staan. De plotselinge toorn van haar neef had ] haar hevig doen ontstellen. Zij stond voor een raadsel. Alles scheen duister om haar heen. Zij hoorde een snellen stap, en wel dra de stem van Augustin. »Ik ging op goed geluk naar Passy, j om u te ontmoeten! Welkeen gezegend toeval, dat ik u hier mag zien, Mademoiselle de Lauriac!" Henriëtte bloosde, en kon niet weigeren de hand, die haar toegestoken werd, even te aanvaarden. »Ik verbaasde mij er over, dat een man uit het volk aan uwe zijde liep!" ging hij voort. »Maar het schijnt, dat hij op de vlucht ging, toen hij mij zag!" »llij kent u niet, meneer de Robe spierre! Hij heeft u nooit gezien! Maar ik noemde uw naam, en toen liet hij mij staan !" »Dan is hij een vermomd aristokraat! - »Hij is mijn neef!" »Ik zal zijn en uw geheim eerbiedigen, ir/idriiwiscllc Henriëtte! .... te meer, nu j ik op het punt sta Parijs te verlaten!'' i Henriëtte zag hem met groote verschrikte ? oogen aan. j -Parijs verlaten" .... herhaalde ze. »Ja. De regeering heeft mij eene eer volle zending naar het Zuiden opgedragen. Ik beu Commissaris bij het leger in het Zuiden geworden, voornamelijk, om de stad Toulon, die door verraad in de handen der Engelscheii gevallen is, in onze macht terug te brengen!" »Maar dat kan u het leven kosten !" «Mijn leven oil'er ik volgaarne voor mijn vaderland! Toch is uwe vriendelijke belangstelling mij oneindig lief!" Augustin en Henriëtte hadden gedurende hunne snelle woordenwisseling bijna werktuigelijk eene wandeling begonnen in de richting van het ('uurn de la Urine. Henriëtte was door het plotseling verdwij nen van haar neef en het even plotseling verschijnen van Augustin, zoo bewogen, dat zij als in den droom voortliep, tot ze snel ontwaakte, en oogenblikkelijk begreep, dat ze naar huis moest terugkeeren. Daarom sprak ze, weder stil staande: «Meneer de Robespierre! Xu mijn neef mij niet groot is, hunne zaken strekken zich niet uit tot onderwerpen van Staat, zij zijn tevreden met hunnen handel na te gaan, en het voordeel van den koopmansstand, de prijzen en de imposten van goederen, de waarde van actiën en de koers van wisselbrieven. Hun gesprek valt tusschen het pakhuis en den toonbank, en dat in hoogstens een of twee s!eden, waar hunne correspondenten gevestigd zijn, zoodat al de mededeeling welke wij van die lieden te verwachten hebben, alleen slaan kan op hunnen handel in het algemeen of op eenigen bepaalden tak er van, hetgeen trou wens van genoegzame bekendheid is door het wederzijdsche verkeer, en noch bevorderlijk voor de staatkunde noch bevredigend voor de weet gierigheid. Xochthans, hoewel de maatregelen van de Hollanders ten behoeve van den handel ruimschoots bekend en bewonderd zijn, als de voordeelige ligging van hun land, hunne natuurlijke geneigdheid tot de scheepvaart, de laagte van de imposten, etc., ben ik door een aardig toeval achter een van de beginselen in hunne handels richting gekomen, hetwelk ik tot dusver nergens vernomen heb in eenig mondeling of schriftelijk verslag. Het geval, in kleuren en geuren, was als volgt: Eens op de Beurs te Rotterdam ontmoette ik toevallig een heer, die oenigen tijd geleden be hoorde tot de voornaamste kooplieden van Dublin, en ongeveer voor tien jaar groote verliezen leed zoodat hij gedwongen werd zijn vaderland te verlaten in een zeer treurigen toestand. Ik deed hem denken aan zijn ongeluk door een beleefd heid welke hij mij eens deed van een tlesch Franschen wijn en een gedroogde tong bij gele genheid van het van stapel loopen van een nieuw schip dat hij in Dublin gebouwd had, welk schip (met het goed erbij alles zijn eigendom) verloren ging op de allereerste reis. De heer scheen zeer te lijden onder zijn rampen; maar zeide mij nochthans dat indien hij mij weer dienen kon met een glas wijn en een tong, het hem aange naam zou zijn als ik hem 's avonds kwam be zoeken in zijn huis. Ik ging er heen en vond, tot mijn niet geringe verwondering, een fraaie woning, keurig gemeubeld, voortreffelijk eten en zulke goede Bourgonje als ooit het hart van een mensch heeft verheugd. Ik nam de vrijheid mijnen koopman te vragen hoe een bankroetier dit alles kon bezitten, in antwoord waarop hij mij aldus verslag deed van zijn zaken. De Hollanders, mijnheer, (zeide hij) hebben een wet, dat onverschillig welke koopman in eenig deel van Europa, die een uitgebrciden han del beeft gehad op dit land, wiens eerlijkheid blijkt uit zijn vroegere rekeningen, en die door voldoende getuigenissen bewijzen kan dat zijne iiniimmiiiiimimiiiiimmiimiu in eene plotselinge opwelling van veront waardiging heeft verlaten, moet ik oogen blikkelijk naar huis terug, en neem afscheid met de beste wcnschen vo-r het welslagen der groote onderneming, die u is opgedragen!" Augustin richtte zijn groote blauwe oogen met eene uitdrukking van weemoed op de bekoorlijke spreekster. »0, laat mij u dan nog eens mogen begeleiden! Ik zie u nu misschien voor de laatste maal!" »Het is beter, dat ik alleen ga .... ik ben niet ver van huis!" Augustin gevoelde eene stekende pijn in de borst .... hij strekte de hand uit, maar scheen machteloos iets te zeggen. Hen riëtte zag de diepe verslagenheid, die hem scheen te doen wankelen. Ze werd door eene kracht, waartegen zij geen weerstand kon bieden, gedwongen hem moed in te spreken. »Vergeef het me!" zei ze, terwijl hare stem in diepen alttoon hare aandoening verried »Ik zei het niet, om u leed te doen! Het zou me aangenaam geweest zijn, zoo we saam den weg naar huis hadden kunnen gaan .... maar ik begin nu te vermoeden, dat dit misschien onvoorzichtig zou zijn. Er zijn vele dingen hier te Parijs, die ik niet begrijp. Mijn neef was buitenge meen verbaasd, toen ik zeide, dat ik u kende .... daarom is het beter, dat ik alleen ga!" Augustin had zich hersteld. Hij antwoordde op hartstochtelijken toon, maar met hoogen, innigen ernst: v.Maddiiuixcllc Henriëtte! U heeft mij veroorloofd u te schrijven. Ik zal nu maanden wegblijven. Laat mij nu in mijne brieven u zoo kort mogelijk verklaren, wie ik beu waarom mijn naam den toom opwekt van een aristokraat. L" moogt dan oordeclen tus schen ons beiden. Maar n ding bid ik u met heel mijn hart. Gisteren heeft u mij vergund uw vriend te mogen zijn! Laat dit woord gelden voor heel mijn leven! Dan alleen zal ik moed hebben mijn moeilijken plicht in het Zuiden naar eisch te vervullen!" Henriëtte antwoordde niet. Ze legde haar hand in die van Augustin. Ze zag hem aan met een blik vol argelooze sympathie. Augustin drukte de iijne hand in beide de zijne zijne heldere, oprechte oogen schenen verduisterd door tranen. Henriëtte wendde zich plotseling af. »Adieu!" suisde het van hare lippen. Zij gleed weg in de richting van Passy. (Wordt vervolgd}.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl