De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 4 augustus pagina 7

4 augustus 1895 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No.,945 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Burgerplicht's jongste bondgenoot onder de oude vlag. Heeren WtcuTincnt en JOLLES, tol den Heer Vermeiden (hool'dredaclenr ran .,<fe Tij*!''): Gooi die twee autirevolutionairen er uit: ze bederven ons openbaar onderwijs !" voor zulke gelegenheden muzikanten geëngageerd worden en ook hierin trachtte men elkander te overtreffen en de loef af te steken door het aantal ,/Speelluydeu" en het honorarium dat men hun voor hunne diensten gaf. Tegen deze wijze van doen verhief het Se arti kel zijn stem en stelde het aantal op uiterlijk zes ? en het loon op hoogstens zes gulden, onder be? dreiging, dat zij alles zouden verbeuren wat zij genomen of ontvangen zouden hebben. En die muzikanten moesten mede zorgen, dat zij voor het luiden van de ochtendklok de bruiloftszaal verla ten hadden, daar zij anders tot /'23 boete veroor deeld werden. In gevallen dat de Heeren eenig kwaad ver moeden tegen dezen of genen hadden opgevat door de veronderstelling, dat er in strijd met de keuren feestgevierd was, dan lieten zij hem, die als Hof meester of in eenige andere functie ter bruiloft gediend had, voor zich komen en vorderden van dezen op zijn eed een getrouw verhaal vaii den loop van het gastmaal. Zoods de inleiding dezer wet aangeeft, gaven de geschenken, door den Bruidegom de Bruid aan geboden, en onder dezen in 't bijzonder de juweelen, tot buitensporige uitgaven aanleiding. //Omme te voorcomen luidt dan ook het 10e art. de groote excessen die gepleegt worden in 't geven van juweelen, is gestatneert, dat nu voortaen geen bruydegom meerder, maer wel min der, aen juweelen sal mogen geven in waerde als de 20e penning van de goederen bij hem ten liuwelyck gebraght, te nemen na de rechte waerde van syne goederen, off na de proportie van die, dair hy off syn ouders in de colueren van den duysentsten penning voor bekent staen, op pene van te betalen aeii den Aelmoesscniers vyftigh guldens jaerlycx op yeder duysent guldens vantg.ue de juweelen hoger bevonden sullen werden weerdig te wesen off gecoft te syu dan na de proportie syner goederen, hierboven gestelt, is geoorlooft, en dit soolanghe geduyrende, totdat sulcx sal syn geremedieert." In hoofdzaak strekte deze wet dus ter beteu geling der weelde, die men bij Bruiloften ten toon spreidde, maar zij bevat ook een paar artikelen van meer algemeenen aard. Zoo werd aan alle particuliere personen en vereeiiigiiigen, die iii eenigen Doelen of herberg maaltijd wilden houden. ten strengste verboden meer dan f 4 per couvert te betalen, onder welken prijs de wijn echter niet begrepen was. Zulke festijnen werden gewoonlijk aangenomen en daarom verbeurde de waard voor ieder persoon, dien hij hooger gerekend zou. hebben. f d voor den eersten keer, terwijl hij, maakte hij zich meermalen aan deze overtreding schuldig, urbitralyck" of met schorsing in zijn nering zou gestraft worden. En bovendien werd alles wat omtrent de Bruiloftsmaaltijden geordonneerd werd, »'t sy in getal van persoonen, toestel van spysen, oil' geueralyck in alle andere omstandigheden'', ook van kracht verklaard voor alle andere maaltijden en feesten, die in particuliere woningen zouden aan gerecht worden. Hoelang deze wet in werking bleef, kan ik niet bepalen. Een ollieiëele oplieiliiig er van vond ik niet, doch het blijkt uit beschrijvingen van latere festijnen, dat de krachtige wijzs waarop men haar weleer handhaafde, al meer en meer begon te verflauwen en men zich ten slotte hoegeuaand niet meer aan haar hield. SNUIFJES. i Aait den lieer Wal Edele Heer! Tout observateur, qui se pique d'esprit, est suspect. Saus y songer, U peut sacriiier la yéritédes choses a l'éclat des pensees et faire jouer sa phrase aux dépeus de la justice. (J. J. llousseau). Woord voor woord is dit gezegde van toe passing op het laatste snuifje iii uw noimner van 2s Juli. De eisch, dat achter al den zeer te waar deeren esprit, die meest uit de snuifjes ons toefonkelt, eene ernstige bedoeling te vinden zij, komt u immers niet overdreven voor. is misschien veeleer een eisch naar uwen wensch. Welnu, achter den alweeroumiskenbaren esprit van uw laatste snuifje vind ik den volgenden ernst. De heer A. C. Wertheim is naar eene mee ting niet heengegaan, niet omdat hij, het gemeenteraadslidmaatschap van den heer mr. Th. Heemskerk voor de openbare school op recht schadelijk achtende, ecu debat tusschen ! hem en den heer II. voor noodzakelijk on1 vruchtbaar hield, niet omdat hij de motiedrift j onzer dagen, dwangbevelen sturende, dat j beklaagde daar en daar en op dat en dat ; uur verschijne, te hoog gestegen achtte : maar i omdat hij, de bankier, het invloedrijke Eerstej Kamerlid zich veel te vér boven een arm i werkman verheven achtte om zich door zulk eenen, tot wat ook, rechtstreeks te laten dwini gen. l stelt hem voor boos niec om de plompi beid, waarmee het verzoek tot komen werd ; gedaan, maar boos, omdat iemand zonder i eii'ectentrommel aldus den afstand tusschen j hem en een eersten beursman kon vergeten f en zoo boos, dal: hij zich vast voorneemt, bij l de eerste de beste gelegenheid dien aartsbruI talen kerel door zijne jodentroepen uit den j gemeenteraad te laten smijten. j Maar u meent niet ernstig, dat de heer l Wertheim een gevoelig oog heeft voor bovenj bedoelden afstand. In ernstige stemming beseft j gij zelf, dat de beschuldiging van minachting voor den armen man om diens armoede, een j en royalen geest als dezen niet toekomt. ; n Is hier al of niet de waarheid aan het ver nuft geotterd ? Heeft hier de snuifjesman al of niet zijn phrasen laten dartelen op kosten van de bil lijkheid ?_ Mijn citaat bevat uwe verdediging: het ge schiedde saus y songer. Hoogachtend, Ij w d w. Amsf ;.51.-7-'9.~>. A. P>. DAVIDS. Het deurtje dat deze heer voor mij openzet, zal ik niet uitgaan. Dadelijk, als bij instinct heb ik begrepen, dat de heer Nolting niet het recht had, Oji hel rneAxpoor rein, Mr. HeemsL'crl; den aaiiyrritllntc, den heer Wertheim onder het oog te brengen, dat de -ridderlijkheid" di zen verplichtte in l^rasenli op de meeting te verschijnen. Toen de heer Wertheim zijn antwoord opende met de verklaring: dat men het met de wijkmeeting, voorzitter de heer Nolting, /rnaroi> drie yeineeit.terrirtdsleden hel icüor/l luidden ijeroerd zoo nauw niet moest nemen": dat hij, al ware hij niet verhinderd, >toch niet zou zijn gekomen" om daarop te doen volgen: »Ik ben uw mindere in het debat. Ik kan, helaas, niet schreeuwen, niet uittarlen, niet verdacht of bespottelijk maken, zooals dat (zie het verslag dezer vergadering zelve) met zoo gunstigen uitslag geschiedt.'' werd het immers klaar als de dag, dat de werkman Nolting geen ilauw begrip van rid derlijkheid had. Niet omdat hij geen ej'feelcnt/'un/iitrl bezat, maar omdat hij als een totaal onopgevoed individu volstrekt maar niet be greep hoe eerbiedig men tegenover iemand als den Wertheim behoort te zijn. die alleen reeds met een paar woorden uit' de verte zijn tegenstander uit het zaal kan lichten. Steeds aan de zijde van het bedreigd ge zag, heb ik dan ook vast besloten het mijne te doen. zoodra de gelegenheid gunstig is, om op dien Nolting hetzelfde te beproeven, als wat wij met Gerritsen, Heemskerk, Wormser, en Zegers Veeckens hebben geprobeerd. Dat oneerbiedig geslacht, dat maar schreeuwt, uittart, verdacht of' bespottelijk maakt moet er uit! en ik hoop van harte, dat de heer David.s weldra ook van die gezindheid met mij zal zijn. opdat hij eenmaal waardig worde almede een snuifje uit mijn doos te ontvangen. Eindelijk is den beiden Hooft (iraallanden dan toch recht gesciiied. Mr. Fordinand te Amsterdam en Mr. ('ornelis te Rijswijk zijn in den adelstand verheven, met al hun wet tige, zoo mannelijke als vrouwelijke afstam melingen. Om twee redenen hadden zij daar aanspraak op, en ik kan mij niet becrijpen, dat het zoo lang heeft moeten duren, eer het tot dit rechtsherstcl gekomen is. Zoowel van wege hun verdiensten, als uithoofde de kleur van hun bloed, dat reeds lang kennelijk iets blauw vertoonde. Maar nu doet het mij toch pleizier, dat het adellijk praedicaat erfe lijk zal zijn in beide, liniën, want ik heb er zoo n voorgevoel van, dat ook de zonen en dochteren van deze Hooft (Jraallanden bij zonder verdienstelijke menschen zullen zijn ; in elk geval zal hun stamboom nog tak meer te tellen geven dan die van A. J. M. BKOIWEII AXCIIER. | Maakt te veel esprit nu al of niet suspect ? i hunnen vader. Ia het algemeen gevoel ik veel voor ertlijke titels, en het bevreemdt me niet weinig, dat men daarmede zoo zuinig is. Moe lang hebben wij Amster dammers ons er niet mégevleid, dat onze vroegere burgemeester v. Tienlioyen gejonkheerd zou worden? :t Is waar hij heeft nog maar n naam. ofschoon, in die leemte is ge makkelijk genoeg te voorzien. En dan waarom presenteert liroiumeijer nog altijd zijn kaartje zonder een kroontje er op? Hij heeft toch twee namen, wat volgens Kuyper indertijd is, aangegeven als een onbedriegelijk kenmerk dat iemand van de aristocratische soort is. Om de waarheid te zeggen, het denkbeeld is ook al dikwijls bij me opgekomen, of niet eenvoudig aan de billijkheid voldaan zou worden, als ik het recht kreeg mij te teeke nen Jhi'. Snuifjesman van de Groene. Het schijnt, dat ze in den Haag meenen. dat ik nog niet verdienstelijk genoeg ben. Wat anders mijn kleur aangaat, ik heb mij al voldoende blauw geschreven, om in het adellijk corps geen mal tiguur meer te slaan. Een van mijn kennissen, met wien ik over dit punt, dat mij meer bezighoudt dan de meeste menschen zullen vermoeden, sprak, meende dat ik vol strekt geen kans had ooit mijn stille hoop vervuld te zullen zien, omdat er heel veel was dat ik niet blauw blauw had gelaten. En dat is wel mogelijk. Maar voor 't adellijk blauw had ik ten allen tijde een diep respect. Edoch wie weet! Eigenlijk ben ik al van adel... t eenige wat nog ontbreekt is een Koninklijk Besluit. * Knegt is «lus toch niet in den Raad ge komen. Ik had dat wel gedacht. Een Knegt in den lïaad dat gaat immers niet. Toch was er. volgens de verklaring van liiirijcrylii-hl niets aangevoerd, dat tegen Knegt zou getuigen" En wat schrijft het bestuur der kiesvereeniging dan verder? .Men heeft gezegd, dat hij is een Inxtiy man. Zeker, lastig, maar zulke lastige mannen moeten wij juist hebben.'' Nu vind ik alles goed en wel, maar wien kan je in den tegenwoordigen tijd. voor een Knegt, winnen, als je van hem vertelt. dat hij een lastige Knegt is? Dat strooibiljet was zeker niet door Jolles geschreven ! Een opmerkelijk verschijnsel doet zich in de Ned. Hen', kerk voor. De Algemeene Sy node heeft de provinciale besturen uitgenoodigd de elassicale besturen op te dragen toe te zien dat art. '2 alg. Keg. al. '2 en '.'> stipt worde nageleefd en dat door de elassieal'i besturen den kerkeraJ.cn worde verzocht, zo-i noodig zich te vergewissen dat aan hen, dio tot lidmaten wenschen aangenomen te worden, de doop is toegediend. Nu hebben wij reeds van velerlei wets-ontduiking gehoord, maar dat er ook menschen waren die hd van een kerk wenschten te worden en die dan toch den di>i>i> trachtten te ontduiken, dat !=. voor mij althans iets nieuws. Het woord ontduiken is een schilderachtig woord, maar wel het schilderachtigst waar het in dit verband moet worden gebruikt. Van alle ontduiking toch is deze ontduiking zeker het onnatuurlijkst en zondigst vergrijp. Nu, de Alg. Synode, de provinciale, de elassicale besturen en de kerke raden zullen hoop ik hun plicht doen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl