De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 11 augustus pagina 3

11 augustus 1895 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

*?. 946 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. tische bijdrage van Anna Croissant Rust, Truppenrevue. Ik vermeld enkel het allerbeste. .De »Trcis Lieds" van Maeterlinck kunnen mij maar niet bevallen. Dat zijn zwakke navolgingen van volksliederen, afstekend, als verzen ten minste, bij -wat Mcndès, Blétnont, en vooral Vicaire in dit soort leverden. De teekeningen van Doudelet tg deze liedjes zjjn echter wel interessant. Zeer interessant ook zgn de lithografieën van Ch. Th. Heine en Steinlen, onder den titel: Bucheefcelzedehnungen, als bijlagen medegedeeld. In den tekst, verder, trekken de aandacht een ?portret van Huysonans, door Vallotton, L'Emprise ?van Fix-Masseau, een bas-relief van de Rudder, een Hans Makart-portret van Gabriel Max en een portret van Dampt, door Aman-Jean. De Berichten en Notizen zijn een welkome aanvulling. Tal van wetenswaardigheden omtrent fcet artistieke leven te Berlijn, Munchen, Weenen, Farys, Zweden, Portugal, Brussel en Antwerpen, enz., bevatten ze. Tot hier toe bracht Fan geen enkele bijdrage -yan Nederlanders. Toch vernemen -wij dat, in de eerstvolgende ?Nos., etsen en teekeningen van verscheidenen, o. a. van Ph. Zileken en Henricus, zegt men, zullen opgenomen worden. Pan verleent gaarne gastvrijheid aan al wie ?werkelijk wat fcan ; het komt in handen van het ?puikje der lezers en liefhebberswereld! Onze arüsten mogen dit wel overwegen. P. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'iiiiiiimiiiiiiiiiiniiiiiiiiMMMn Fraiis fle Gort, Dezen lieven dichter werd Zondag 30 Juni in het Antwerpsche Stedepark een klein, maar in zijn grooten eenvoud niet onaardig gedenkteeken opgericht. De beeldhouwer Frans Joris, dezelfde die het zittend beeld van Consience voor de stadsboekerij en het grafdenkmaal van den Vlaamschen volksschrijver op het Kielkerkhof ontwierp, is er de maker van. Op een uiterst simpel voetstuk, een goede twee voeten hoog, het borstbeeld van den onvergetelijken liederdichter ; de kop werkelijk heel mooi, sprekend van goeden luim en geest, zooals v ij hem eens gekend hebben en liefgehad, den goeden, hartelijken Frans. Op 't voetstuk deze woorden uit zijn voortreffelijk half schalksch, half weemoedig metrisch stuk, FlaminganUnbrgrnfer-is: »Ik heb nooit moed willig eenig stuk gedicht, waarvan elk vers een «JBimiuiiJiiiiiiiiiiiiiiiiiiii nu Hiiiiiiiiiiiiiiiiiiniim imiMiiiin verschen zakdoek vereischte". Op twintig schreden van de slanke van Beers-zuil, heel dicht bij de muziektent en den breeden wandelweg, komt het j voortreffelijk uit op het frissche groen en tonige > bruin van pijnen en elzen. l Door den voorzitter van het inrichtingscomité, | de heer Arnout, werd, in korte, zeer gepaste l woorden, het gedenkteeken aangeboden aan de ! stad. Daarop nam de burgemeester het woord, j en dankte de jonge mannen, die het initiatief j tot de eindelijk en wel wat laattijdige vereering l van de Gort genomen hadden, voor het geschenk, j Een korte, keurige rede, waarin de welsprekende ' burgemeester de hoop uitdrukte, dat de jonge ' Vlaamschgezinden het zich tot een taak zouden i stellen, de mooiste liedekens van den dichter \ ', onder het volk te verspreiden. ! Ook door den heer Pol de Mont, den ingever van de gedachte om de Gort in zijn vaderstad j een monument te stichten, en verder door de j heeren de Roeg, namens de Vlaamselie Wacht, j de Meulemeester namens Kring Diesterwec/, Bouchery namens de Zuid-Nedetl. Maatech. v. 1-aa/kumde, werd het woord gevoerd. Opmerking verdient het, dat leerlingen en oud leerlingen van het Antwerpsch Athenaeuro, het geld, tot de oprichting noodig, bijeenbrachten. Etsen. Van het etsen is een geschiedenis verschenen, van de hand van Hans Wolfgang Singer, as sistent lij het Dresdener etsen-kabinet, met tal van illustraties. Deze geschiedenis gaat terug, het is den lezer bekend, tot in het begin der 15e eeuw. Een van de figuren die met bijzondere voorliefde door Singer zijn behandeld, is Albrecht Dürer, van wien bij o. a. zegt: »Er is wel geen ernstiger kunstenaar geweest dan Albrecht Dürer. Wij hebben veel van zijn brieven, enkele van zijn geschriften, en ver scheidene portretten die hij van zichzelf heeft gemaakt. Hij ziet er daarop niet vroolijk, maar j zeer ernstig uit, zelfs op het vroegste, dat van i zijn dertiende jaar dateert. Hij was geen kniesoor, maar zeer juist is dit van hem gezegd, dat hij zeker zelden in zijn leven hardop heeft j gelachen. Hij had er geen tijd voor: rustelooze j arbeid en rusteloos zoeken dreven hem voort. i Reeds jong merkte hij zijn eigen gebreken op, en van ieder dien hij leerde kennen, wilde hij wat leeren. Bij Jacopo de Barbari, Mantegna, Leonardo da Vinci ging bij school, maar hij nam noch theorien, noch technische lessen van hen aan: hij had te veel karakter; bij was te zelf standig, om van een vreemde iets zoo maar over te nemen." Wat het beste licht werpt op Dürer's kunst, zegt Singer, is dit: Hij ging jong naar Italië, illllliiiiitiMlliiiiiiiiililiiiimiiiiiiiiiiM AUGUST» EOESSPIEREE. Eene novelle uit het tijdvak der Terreur DOOR Dr. JAN TEN BRINK. XVI. EEN GOED VKIKNIJ VAX AUGUST1X. De binnentredende officier wierp ziju mantel met een snellen zwaai in een hoek vau het vertrek, en reikte Augustin zwijgend de hand. 'tWas een klein, slank man met een zeer opmer kelijk voorkomen. De donkerblauwe uniform rok der artillerie droeg hij hoog toegeknoopt. Zijn gelaat, lichtgeel en mager, onderscheidde zich door scherpe hoeken en lijnen. Xadat hij zijn steek had afgenomen, bleek het, dat het dunne gitzwarte hair in lichte vlokken viel over het hooge voorhoofd tot beneden de wenkbrauwen, en, achter de ooren weggestreken, in dunne spr eten afdaalde over het goudgalon van den kraag. De havikineus sprong scherp vooruit, evenals de kin, onder twee dunne, vast op elkaar geklemde, lippen. Zijne kleine, donkergrijze oogen rolden onrustig heen en weer, om soms plotseling zich op ne zaak of n persoon te vestigen. Terwijl hij de hand reikt aan Augustin, schijnt deze een reus bij den kleinen, onaanzienlijken officier. Ze kennen elkander al eenige maanden. Augustin's ambtgenoot Balieetti had den officier onmiddellijk te Aix doen kennis maken met den broeder van den »incorruptibelen" Maximilien. .Salicetti was Corsikaan, en betoonde groote genegen heid aan dezen officier, die te Ajaecio geboren was. De Corsikanen, vroeger onder het bewind der Genueezen, waren sedert hunne inlijving bij Frankrijk in twee partijen gesplitst, de eene voor Erankrijk's souvereiniteit ijverend. de andere droomend van een onafhankelijk Corsika, aangevoerd door den beroemden avon turier Paoli. Salicetüen August in's vriend waren beiden van de Eranschgezinde partij beiden in Franscheii militairen dienst. De laatste had de krijgswetenschap te Brienne aan de i'cole militaire beoefend, was vrij snel opgeklommen tot kapitein, en nu door aan beveling van Salicetti en Augustin d/r f <lr bataillon sedert 2!) September. Hij had door samenwerkende gunstige omstandigheden eeue snelle promotie gemaakt, en daar zijn onmiddel lijke chef, de kolonel Donmartin, gewond naar Marseille geëvacueerd was, daar degeneraal Duteil, die de artillerie vóór Toulon com mandeerde, voortdurend ziek was. kwam de leiding der talrijke aanvalsbatterijen voor re kening v.'n Augustin's Corsikaanschen vriend. Deze laatste droogde zijne van den regen bevochtigde hairen, en keek even naar het witte slijk der bergwegen, 't welk zijne hooge laarzen tot aan de knie had bespat. Hij nam een stoel, plaatste zich aan de tafel; en zei met eene scherpe doordringende stem : «Noodweer, inon cher Augustin! De mistral blaast, met volle woede. Het zal ons goed te pas komen!'' »Dus gaat het door!" »Zeker. Dugommier zal straks hier ver schijnen, om met u, met Salicetti, met Ixicord en met de citoyens-generaals, Mouret, La borde en G armer, de laatste maatregelen te nemen !" »Kn geloof je, dat de bezetting v«n Je I'c/it fi/hrül/nr grooten tegenstand zal bieden?'' >A'aar het, mij voorkomt is hunne ammunilie haasi verschoten. Om het kwartier lossen zij een enkel schot uit hunne twintig vuurmonden ze gaan sterk achteruit. Ik ben zooeven onze batterijen op den heuvel gaan inspectecren. Ik heb strenge bevelen achter gelaten aan den kapitein Muiroi), om de rc'loiile met vernieuwde volharding te beschie ten, van 11 u tot, dezen nacht twee uur. Het regent nu bommen over Ir, l'/.-tit <<ilirnUur. Misschien zullen we bij het licht der bran dende rn/oulf strijden ! Maar ze moet ge nomen worden -- de Conventie beveelt het!'' Zeer ongemeen was de uitdrukking der trekken van den jongen balail'oii.schef, toen hij op luiden toon uitriep; De Conventie beveelt- het!" Er rimpelden zich diepe plooien op zijn voorhoofd, zijne kleine, vurige oogen schenen vonken te schieten. Hij strekte de hand met een gebiedend gebaar naar om hoog. Augustin knikte zeer tevreden, en hernam : ::Jk heb de vaste hoop, dat hel ons nu eindelijk gelukken /al! Zoodra deze sleu tel van Toulon in onze handen is, zullende andere kleine forten van zelf volgen! Ik zou zoo gaarne naar Parijs terug !'' :> Blijf-j e niet op je post:-1'' »Neen, ik heb Maximilien geschreven, en van hem veilof gekregen. Je begrijpt, dat ik niet met Barras en Eréron in het vernederde Toulon wil binnendringen! Ik wil de wraakneming en het bloedvergieten niet bijwonen '." «Je hebt, een nobel hart, inon /JOH Augustin! Barras en Kiémn zijn twee ge vaarlijke intriganten. De i-i-i/cr/tiil vicomtc de Barras heeft alleen de verdienste een vrij goed officier te zijn. Als hij uu maar met zag de antieken en te Venetiëde kunst van Bellini: Toen hij terugkeerde sneed hij de prent van de openbaring van Johannes. Een onderwerp dat doet denken en peinzen, een techniek minder geschikt voor uiterlijke bekoring dan voor sterke uitdrukking. Viermaal heeft hij dit onderwerp behandeld, waarschijnlijk nam hij het zelfs voor de vijfde maal ter hand : Hij zocht geen vormenschoon maar kunst voor het verstand. De ijvi rige directeur van het Rijksmuseum, de heer Fr. O. D. Obreen, die bij de bescheiden fondsen tot aankoop dikwijls zeer gelukkige acquisities weet te verwerven, kocht dezer dagen voor deze verzameling een schilderij van Jan Lievens, dat thans geplaatst is in de derde afdeeling der eerezaal. Het flankeert daar het ook aan Drost toegeschreven stuk: »IJerodias ont vangt het hoofd van Johannis den Dooper", dat in zijn kloeken schildertrant aan niemand sterker dan Carel Fabritius doet denken. De .Lievens stelt voor «Si-mson in slaap geval len op de knie van Delila", beide in het licht en daarachter, in halfdonker, een Filistijn wien Delila de schaar aanreikt. De figuren zijn meer dan levensgroot. Het is van een knappe, dikwijls mooie factuur en een goed staal van het werk uit zijn eerste periode, toen hij met Rembrandt omging en geheel onder diens invloed verkeerde. De ^Verheerlijking van den vrede", daarnaast, toont daarentegen dien van Van Dyck en wel zoo sterk, dat men verwonderd is hoe beide stukken van denzelfden schilder zijn. H. Bij de firma »Steendrukkerij voorheen Amand" is verschenen een plattegrond van Oud-IIolland, in vogelvlucht gezien, in ph. tolithographie gere produceerd naar eene teekening van den heer W. Kromhout Czn. Behalve een nauwkeurige wedergave van situatiën en gevels geeft deze plattegrond ook vol ledige inlichting betreffende de herkomst der huisjes, de bewonende tirma's op Oud-IIolland enz. ; hij ziet er, in 5 kleuren gedrukt, smakelijk uit, en is niet duur. Een geschikt souvenir dus voor velen aan Oud-IIolland. Bij den heer A. Preyer, lokaal Pictura", AVolvenstraat l il, is geëxposeerd een schilderij van II'. B. Tliokn, Bosch." Bij de tirma E. ,T. van "Wisselingh & ('o., Spui '_'.'), is tentoongesteld een schilderij van jf. van der Maarel. «Bloemen". Hel rijmloos vers en de Fransctie dichters. in. Ecu volgende reeks van porten, waarbij Austiu de Ci'o/.c (in riytirri) zijn enquête vervolgt, vormen hulp van den citoyen Lapoype ook al een ei de n int - het fort Earon of het fort La Malgue neemt, doet hij ten minste iets voor de Republiek. Op Fréron valt. niet te reke- j nen ... "t is een verwijfd ideoloog, goed om | in kranten te schrijven, zoolang hij niet onder | den invloed van sterken drank is, ea dat j ?rebcurt maar zelden! Heb je een brief' van i je broer?'' Augiistin zocht In den borstzak van zijn uniformrok, en bracht eenige papieren te voorschijn. ;/ie hier, muit citer.' een korten brief van Maximilien !'' Xapolcou Buonaparte nam den brief', en las niet de levendigste belangstelling. j De vriendschap, tu.-schen .Vugiistia en den kapitein Buonapai'te gesloten, was terstond t zeer ernstig opgevat, door beiden. Hunne ; politieke denkbeelden en hun leeftijd stemden overeen. De jonge ('oi'sikaauscheofticier onder scheidde zich dooi' de zuiverste Jakobijusche j geestdrift. Hij had ze lis in een oogenbük van ledigheid (Augustus 17:).'!) te Avignon ] een zeer hevig dacobijnsch vlugschrift opge steld, onder den titel: l.f xotijirr ilc H/'/i/ifnirr, waarin hij den toestand van het leger in het zuiden, onder den generaal Cartcaux, aan eene zeer scherpe en vernuftige critiek onder wierp. Hij \vas een groot bewonderaar van Maximilien Itobespierre, en ijverde als deze tegen de schandelijke slachtingen in de over wonnen steden door de Commissarissen dei' Conventie bedreven. Nog aan het slot van zijn leven te Sint-IIeleua sprak hij niet achting van Uobespierre, als eene plaats uit zijn N<'/ii<ii'i>tl d<' >'<<//(' !!,'lïne kan slaven. Hij hechtte zich bijzonder aan Augustin, eu bewees hem de hartelijkste sympathie. Zij j gingen als broeders met, elkander om, en ; hadden geene geheimen voor elkander. Augustin vond zijn ideaal vriend in Napi l.'Oii JSuonaparle, omdat de/.e een vurig Jakobijn en levens een oliioier van ongenieene be kwaamheid was. In zijne jeugd had August in ei' /yne zinnen op gezet officier te worden. Maar daar destijds de meeste nflioiersplaatsen aan adellijken werden gegund, moest hij zich behelpen met advokaat te worden, als zijn wel.-prekende broeder. Buonapnrte las de volgende regelen van Maximilien: :.l/';// rli''r Augustin ! . Y'.Tdubbel in ijvi-r! 'louion moet hernomen worden'. De bondgcnooiuii van l'itl en Coburg- moeten de wrekende hand der Jxe»publiek gewaar worden. Je hebt volmaakt .gelijk naar Parijs terug te, keeren, y.oodra :>Toulon is ingenomen. Na de inueming van »Lyon is al mijne blijdschap over dit heugelijk Catulle Mendès, Stephaue Mallarmé, Gustave Kalm en Edmond Haraucourt. Catulle Mendès heeft twee specialiteiten, waarvan er hier slechts a in aanmerking komt. Hij geldt (vooral als novellist) voor psavamment pervers," maar is daarenboven een vindingrijk, welluidend, geestig en kleurig dichter, die zoo correct is als een classicus en zoo modern a's wie ook. Hij heeft alle nieuwe vormen nu en dan ^fprobeerd, eu steeds met smaak, alleen om te toonen hoe goed hij er in thuis was, en is steeds elegant gebleven. Hij heeft voor com ponisten, behalve alle dichtvormen, ook rythmiscli proza eu zelfs gewoon proza geschreven, steeds tot hun tevredenheid ; hij voerde met genoegen een lang gesprek over de vraag: rijm of geen rijm, maat, of «reen maat. Vooreerst, wat, Mistral betreft-, hield hij zich buiten stemming, hij vond dat tufschen Mistral en de Franschc poëzie geen andere betrekkingen dan die van goede buren konden bestaan, omdat rausch en Provei caalsch twee afzonderlijke talen zijn, en men een lyrisch dichter nooit uit eene vertaling kan leeren kennen. Wat de nieuwe poëten in het Fransch en hun afkeer van het rijm betreft: //O, mogen de nieuwe poëten toch W; t nieuws geveii," zegt Mendès, /ik voor mij kan niet nalaten mijzelf eischen te stellen; maar bij anderen heb ik noch tegen verzen van 13, noch vau 17 voeten, tegen rijmlooze of Latijr.sch-gerythmeerde of in 't geheel niet gerythmeerde verzen, tegen hiaten of wat ook, als de verzen maar mooi zijn, en ik heb in al die soorten heel mooie verzen gezier, bij Henri de Réguier, Werhueren, Gustave Kalm, Viélé-GriJlin eu anderen. Alleen ik vraag mij af, of het, mooie in die verzen ook niet zonder die wondtrlijkhedeu bereikt zon zijn, en of ik niet, eigenlijk het- talent van die heereu bewonder, in plaats van hun methode. De quaestie is toch zoo ondergeschikt; wij vragen nieuwe droomen, nieuwe visioenen, en geen nieuwe prosodie !" //En wat deukt ge van de jongeren, die riet altoos evenveel eerbied voor u getoond hebben r ' Vooreerst moet ieder die wat goeds en nieuws wil maken wel ontevreden zijn over hetgeen be staat. Ten tweede blijkt liet, begraven vau menseiieu die toeh niet dood willen gaan, dikwijls heel nutteloos ; sedert Victor Hugo's dood is er nog voor :i-s millioen francs van zijn werken verkocht, en ieder jaar worden er nog .'!00') exemplaren van het boekje ver/en van Ti.éophile Gaulier gedrukt. Al spoedig blijkt liet-, wie levenskracht, hebbeu. Victor Hugo heeft, het profetisch gezegd: ,Apivs Ie coucher du soleil ne luiront que de petitts iHiiiniHininiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiinniniiiiiHiimiiiiiiiiHiiiiiiimiiiimiiiiiii »fcit in rook verdwenen door de gruweien »van Eouchéen Collot, d' Herbois, die > helaas! nog verdedigers in de Conventie «vinden! Kom zoo spoedig mogelijk met »C'hnrlolte, die in hare brieven aan mij »klaagt, dat je haar verwaarloost. Ik vrees, »dat ze je veel moeite heeft veroorzaakt. Wat de toestand hier te Parijs betreft, het »gaat van kwaad tot erger. De patriotten >moeten het nog altijd aanzien, dat, diep :; verachtelijke schurken als Hébert, dat eeii kortzichtig dweper als Chaumette, de volks»menigte om den tuin leiden, /ij trachten »al!e sporen vau godsdienst in Parijs en in »de departementen uit te roeien, en maken »de republiek belachelijk in de oogen onzer ,>vijanden. Dauton, vroeger de groote patriot, »laat zich niet, meer zien. Hij is hertrouwd met een heel jong meisje, en heeft zich ver»boi'gen in zijne villa te Ai'cis-sur-Aube. Onze vriend Camille Desrnoulins loopt in ziju verderf. Hij is begonnen een nieuw ^weekblad uit Ie geven onder den titel : y>L<< ririi.i- i'iii-dr.Hc.,; waarin hij met bittere .ironie onze regeeringsdaden in hatelijk dag»licht stelt. .Men is bij de Jacobijnen zeer «ontevreden over hem. ik heb hem al moe te a «verdedigen, maar ik voorzie, d;U, men hem .weldra zal uitbannen. Hij geeft zich het ;>air van een aristocraat, en wordt heimelijk «gesteund door de club van Danton, met Fabre d'Eglantine en Philippeaux aan het hoofd. lieeds is de allerzonderlingste < irntenr -,-,'dn i/enrr luunni/i; Anaeharsis Cloots, door »de Jacobijnen uitgeworpen. Ik vrees, dat ;>de Conventie dit voorbeeld zal volgen. Men »dient met dubbelen ijver op eeu vreem:>deling, als dezen Pruis, toe te zien. Ik ben ::overstelpt, in'ni r!/e>- Augustin'. door kommer en zorgen. Wat helpt het of onze legers «zegevieren'? Wij moeten niet alleen door xon/^ overwinningen, maar inzonderheid door »de wijsheid onzer wetten, door de no/ilr.-ixc onzer karakters en door de majesteit onzer xbera'adslagingen, aan onze vijanden eerbied siuboezemen. Verheug mij spoedig met het «bericht, dat Toulon genomen is, en geloof »mij uw MAXIMIUKNY' Parijs, l i Erinuüre nu II. Buonaparle :_af Augustin den brief terug, en zei met eene beweging van ongeduld en wrevel: O. die vervelende babbelaars in de Conventie.... die onuitstaanbare schrijvers in dag- en weekbladen! Had ik ze maar hier in mijn bataillon . ..." Ei- klonken schreden van gespoorde laarzen in de gang buiten de kamer. Na een korten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl