De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 18 augustus pagina 1

18 augustus 1895 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

F. 947 DE AMSTEEDAMMER 1895. WEEKBLAD YOOR NEDEKLAND Dit Nummer bevat een Bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel by de Vijzelstraat, 542. Zondag 18 Augustus Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/ 1.65 Voor Indiëfrsr jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0-12* Advertentiën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 I N H O V Dt VAK VEBBE EN VAN NABIJ: Uit de herinneringe: van een geneesheer, door Ennius. Eene quaestie Een dupliek SOCIALE AANGELEGENHEDEN Mannen van stand tegenover de sociale kwestie, door F. M. C. TOONEEL EN MUZIEK: Kroniek, dooi V. d. G. KUNST EN LETTEREN: Tentoonstelling van den Haagschen Knnstkring, door Ph. Z. Buiten landsehe Bibliographie, door A. G. C. d V. Goede journalistiek en slechte, I, door V. d. G. Onder wys-Idealen, IV, door W. A. W. Moll. Hobbema's meesterstuk : Het laantje van Middelharnis, door C. G 't Hooft. FEUILLETON: Augustin Bobespierre door Dr. Jan ten Brink. XVII.' SCHAAKSPEL. VOOE DAMES, door E-e. RECLAMES. VABIA ALLEELEI. PEN- EN POTLOODKEASSEN. ADVEETENTIEN. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin Uit de herinneringen van een geneesheer. (Art. 342 Burg. Wetboek.) Iemand, die zooals schrijver dezes, buiten het woelen der partijen en het drijven der toongevende kringen staande, als 't ware op een afstand de lessen der woordvoerders in Staat en maatschappij kan waarnemen, be merkt tot zijn genoegen, dat er zeer veel is, waarover allen het eens zijn. Zoo zijn allen het eens, dat, om slechts . onderwerpen van den laatsten tijd aan te halen, de verhouding van den landeigenaar tegenover den pachter moet worden verbeterd, dat de rechten van de vrouw in het huwelijk herziening vereischen, dat de pi Jtie van den arbeider tegenover den werkgever moet wor den versterkt, dat het kind betere bescher ming noodig heeft bij opzettelijke verwaarloozing der ouders enz. Tevens bemerkt echter zulk een toeschouwer d vol d'oiseau al heel spoedig, dat zulk »eens zijn" ge woonlijk volstrekt geen verbetering in de aangegeven richting tengevolge heeft. In plaats van al deze dingen voor goed en tot algemeen genoegen af te doen, wordt de tijd door de machtbekleeders besteed met be sprekingen om het eens te worden over andere zaken, misschien om ze na verkregen overe'nstemming ten slotte onder innige tevredenheid evenzeer te laten rusten. Deze overweging overviel mij bij 't nalezen van een der brieven in dit weekblad van Socius, waarin hij zegt, dat in Nederland allen het er over eens zijn, dat art. 342 van ons Burg. Wetboek, waarbij het onderzoek naar het vaderschap verboden wordt, een groote ongerechtigheid bevat. Inderdaad zoo ergens dan valt in dit opzicht van algemeene eenstemmigheid te spreken. In mijn eentje heb ik jarenlang een soort van enquête ge houden over dit onderwerp; in en buiten mijne betrekking van geneesheer met uitge breide verloskundige practijk, heb ik onder allerlei omstandigheden aan personen van verschillend geslacht en onderscheiden van rang en stand dezelfde vraag voorgelegd. Aan menschen die nauwelijks wisten dat er een wetboek bestond en aan anderen, be kwaam genoeg om het desnoods zelf te redigeren, aan eenvoudigen van hart, die niet zonder nadere uitlegging de beteekenis der vraag konden vatten en aan geestelijken en leeken van groote ontwikkeling, aan fijnen en vromen en aan loshoofden, die misschien zelf profiteerden van den vrijbrief hun door dit artikel geschonken... en nimmer nog ontmoette ik iemand, die in ernst het be ginsel durfde verdjdigen in deze wetsbepaling neergelegd. Allen zijn het dus er wél over eens dat dit artikel een schande is voor een Nederlandsch Wetboek; er zijn geen vijf minuten noodig om een wetsontwerp op pa pier te zetten, dat het vervallen verklaart bij zooveel eenstemmigheid kan het door de wetgevende macht zonder discussie worden aangenomen en toch... en toch! verloopt het eene jaar na het andere en maar altijd door blijft het onrecht voortduren ; een onrecht nog wel aan de zwakkeren, aan honderden moeders en aan onschuldige kinderen ! Het onrecht zou in sommige streken al thans van ons land nog grooter zijn, indien niet tegenover de wereldlijke eene andere macht met kracht zich deed gelden. De katholieke kerk erkent wel degelijk het on derzoek naar het vaderschap als geoorloofd. Bij het afkondigen der huwelijksgeboden wordt een ieder openlijk opgeroepen om kennis te geven van huwelijksbeletselen, zoo er zijn en het huwelijk wordt niet toege staan, indien een ander meisje rechten kan doen gelden op den man, als vader van haar kind, en daarvan geen afstand heeft gedaan. De bedrogen meisjes in de katholieke gewesten roepen geregeld de tusschenkomst in van de geestelijken om haar aarzelende minnaars tot een huwelijk te brengen ; zon der zulk eene aansporing, zou het aantal onwettige geboorten heel wat grooter zijn. Het is toch voor de meeste andere maat schappelijke kringen ten eenen male onbe grijpelijk om welke redenen dikwijls het hu welijk wordt uitgesteld onder de arbeiders stand, dus het grootste deel der bevolking. Hoe weinig angstvallig in den regel ook de conversatietoon is in deze huisgezinnen, de zoon vertelt aan zijne ouders niet graag, dat hij gaat trouwen en de ouders, hoewel heel goed wetende, dat hun zoon Zondags uit vrijen gaat en wat daarvan het nood zakelijk gevolg moet zijn, nemen het altijd min of meer kwalijk, dat hij het huis gaat verlaten om zijn verdiensten met een ander te deelen. Van week tot week wordt het groote woord dus uitgesteld, bovendien ziet de jongen er tegen op als een berg om naar 't gemeentehuis te gaan en te vragen zijn papieren in orde te brengen. Bijna altijd moet het meisje er steeds weer opnieuw op aandringen, niet zelden tot het te laat is, terwijl er toch eigenlijk volstrekt geen ern stige wil bij den vader van het kind bestaat om de moeder in den steek te laten. In zulke gevallen zou het meer dan wenschelijk zijn, dat de drang van een burgerlijk wets artikel evenals elders de aanmaning van de geestelijke overheid, den vader wat minder zorgeloosheid tegenover zijn kind inprentte. Ik sprak daar over de onbeduidende redenen waarom een huwelijk somwijlen wordt uit gesteld en herinner mij uit mijne genees» kundige praktijk het volgende, aan het kraambed uit den mond van de vrouw opgeteekend. De moeder van haar minnaar bleef haar toestemming weigeren, omdat zij, wat trouwens hier niet het geval was, zeide de verdienste van haar zoon niet te kunnen missen. Hij bleef echter aanhouden; zij beloofde van alles, wanneer hij zijn »meid'' liet zitten; hij had al langen tijd aange drongen op een nieuwe friesche (duffelschei i as, hij mocht er nu een laten maken, wan neer hij het huwelijk liet varen. En werkelijk deze laatste verleiding was den man te sterk ; bet kind werd buiten huwelijk geboren, f'e/a ricmjii'clie pas les sentiments geldt het echter gelukkig in deze maatschappelijke kringen niet zelden, ? de friesche jas was nog zoo ;oed als nieuw toen reeds een tweede we reldburger werd verwacht en alles voor een mwelijk werd in orde gebracht. De afloop was niet zoo bevredigend in het volgende geval. Een paar jongelui hadden reeds langen tijd verkeering; zij woonden vlak naast elkaar. Ongelukkig kregen de de ouders twist over de afwatering van een gemeenschappelijke goot, juist toen het voor het meisje ti;d werd om op een huwelijk aan te dringen; de ruzie over de goot liep echter zoo hoog, dat geen van de beide ouders der jongelui er iets van wilde weten. Gelukkig alweer staat zulk een bruidsschat een latere echtverbintenis met iemand an ders dan de vader van het kind niet altijd in den weg en kwam ook deze verlaten schoone later tot een huwelijk, doch het ware toch zeker wenschelijk, dat de wet eenigen aan drang kon doen gelden om bij elkaar te houden wat niet gescheiden had behooren te zijn. In dien geest werkt, zooals ik zeide, de katholieke kerk dikwijls met vrucht en tot algemeene tevredenheid ; zonder hare tus schenkomst zouden bij zooveel onverschillig heid in deze maatschappelijke kringen der gelijke onregelmatige verhoudingen zeer veel meer blijven voortduren. Waar er meer van verleiding sprake is en wegens den stand van den verleider niet op een huwelijk kan worden aangedrongen, ge lukt het door de bemoeiingen der kerk ook niet zelden eenige schadevergoeding te ver krijgen voor de moeder tot onderhoud van haar kind en zoo treft het iemand, die onder een katholieke bevolking woont, telkens welk een heilzame werking ten nutte juist van de zwakste partij kan worden uitgeoefend door eene (zij het dan ook kerkelijke) wet, die het onderzoek naar het vaderschap niet onder de verbodsbepalingen heeft opgenomen, maar wel degelijk het kind rechten geeft op zijn natuurlijken vader. Het schandelijke onzer Burgerlijke Wet springt echter vooral in het oog bij een geval als het volgende, dat zich in mijne praktijk heeft afgespeeld. Een gehuwd man, zonder kinderen, maakt misbruik van de toevallige aanwezigheid, geheel alleen in zijn afgelegen woning, van een doodarm naaistertje, een droevig mis vormd figuur, schijnbaar zonder eenige aan trekkelijkheid. Het meisje was tevens de kostwinster voor haar moeder, een bejaarde weduwe ; toen de gevolgen merkbaar werden, verloor zij spoedig al haar vaste naaihuizen en daarmee het grootste deel van haar bestaan. Een paar malen werd zij weliswaar door haar verleider heimelijk met een paar rijksdaalders gesteund, doch niet lang na hare bevalling verviel zij met hare moeder geheel tot armoede en toen een eenvoudige aanval van ii.fluenza het ongelukkig schepsel overviel, was haar ver zwakt lichaam niet in staat genoegzamen weerstand te bieden en bracht deze ziekte, voor duizend anderen zonder gevaar, haar naar 't kerkhof. Haar kind, een jongen, moet thans met zijn grootmoeder door de Burgerlijke en parochiale armbesturen worden onderhouden, terwijl de vader een rijk nkomen geniet van ettelijke duizenden 'sjaars. t Is thans een aardig ventje van een jaar of zes; op dit oogenblik speelt het voor mijn deur en nauwelijks eenige uren geleden ging zijn vader voorbij met een meisje aan de land van ongeveer gelijken leeftijd, dat hij van een zijner naaste bloedverwanten als leegkind heeft aangenomen ! Om het toppunt van ergernis te bereiken over de schandelijke bepalingen onzer Nederlandsche wet moet ik nog vermelden dat iet meisje zoowel als haar laaghartige verleider uit Duitschland afkomstig zijn, waar de wetgeving wel degelijk schadevergoeding oelaat; tann Itat i intilen bc;aJi/cn.' riep mij het oude grootmoedertje in haar taalnengelmoes herhaaldelijk toe. Nu kan de ;emeenschap er voor opdraaien, dacht ik iaarbij, en zooals hier in dit geval gaat het jveral in Nederland, met geheele verwaarloozing der belangen van misleide moeders en onschuldige kinderen ; het baat niemendal of wij het er over al over eens zijn, dat zoo iets niet deugt, het blijft toch bij 't oude. Hoe lang nog, hoe lang! ENNIUS. Eene quaestie? Het voorrecht, Rusland en al wat Russisch is te mogen verheerlijken, Russische leenin gen te mogen plaatsen en Rusland's politiek onvoorwaardelijk te mogen steunen, schijnt de Franschen nog niet volkomen te bevre digen. Zij beginnen in te zien, dat het geloof en de goede werken niet alleen van ne zijde kunnen komen en dat de eene dienst de andere waard is. Ter wille van Rusland hebben zij zich geïnteresseerd voor eene quaestie, die hun in 't geheel niet aanging men denke aan de tusschenkomst bij de vredesonderhandelingen tusschen China en Japan en zich zelfs een samengaan met Duitschland laten welgevallen. Zou het nu zoo onbillijk, zoo onbescheiden zijn, als zij Rusland vroegen, zich in hun belang te bemoeien met eene quaestie die heel Europa aangaat, met de Engelsche bezetting van Egypte ? De wensch is de vader van de gedachte. Reeds kan men in Fransche bladen lezen, dat Rusland in October eene internationale conferentie bijeen zal roepen, om de Egyp tische quaestie te bespreken. Onze teekenaar, waarschijnlijk onder den indruk van een Hippodrórae-tooneeltje, waar bij twee schoonen elkander het zitje op een kameelen- of paardenrug betwisten, stelt zich de zaak aldus voor. Madame la République neemt haren Russischen vriend ter zijde en vraagt hem, wijzende op koningin Victoria, die zich in alle gemoedsrust neervlijt op haren Egyptischen Sphinx, gelijk de Ariadne van Dannecker op haren panther: »Zou het nu niet langzamerhand mijn beurt worden? De oude dame zit er al twaalf jaar op !" 't Is een begrijpelijke wensch. Vooral om dat Madame la République zich maar al te goed herinnert, hoe het de besluiteloosheid en het gebrek aan inzicht van haar eigen staatslieden zijn geweest, die aan hét FranschEngelsch condominium in Egypte een einde hebben gemaakt en aan Engeland in het Nijldal zulk een geheel eenige, bevoorrechte positie hebben geschonken. Maar of het oogenblik goed gekozen is om dien wensch kenbaar te maken, nu juist de leiding van Engeland's buitenlandscbe politiek in de krachtige hand van Lord Salisbury is overgegaan, dat mag men op goeden grond betwijfelen. En evenzoo of Rusland zich zou laten overhalen, om voor Frankrijk de kastanjes uit het vuur te halen. Men behoeft maar te letten op den toon, dien de Engelsche pers aanslaat, nu Lord Salisbury weer is opgetreden. Zeker, men is er aan gewend, dat de Engelsche bladen in hun insulair isolement en van de onge naakbare hoogte hunner voortreffelijkheid de zaken van het Continent" bespreken en beoordeelen als een bisschop de kibbelpartijen van een boercn-kerkeraad. Maar wat de Standard dezer dagen leverde, was toch nog verrassend. Bij wijze vin vriendelijke begroeting werd aan keizer Wilhelm, die zijn jaarlijkse!) bezoek aan Engeland bracht, mede gedeeld, dat hij niet slechts wat ervaring. maar ook wat politieke wijsheid en scherp zinnigheid betrof, niet in de schaduw kon staan van zijne grootmoeder, de oude koningin Victoria. De geëerde gast van Engeland's koningin diende te zorgen, dat de betrek kingen tussehen zijn land en Engeland beter werden, dat de Duitsche diplomatie zich niet meer verstoutte Engeland's plannen te dwarsboomen, dat het hart van eiken Duitscher gloeide van dankbaarheid voor Engeland, zonder welks genadige toestemming en goedgeefschheid Duitschland geen enkele kolonie zou hebben! Niet dat Engeland zelfs dan er over zou denken, zich aan te sluiten bij de triple alliantie: wel bedankt! Maar de Duitschers dienen te begrijpen, dat Engeland's welwillendheid reeds op zichzelf, zonder van eenige bindende belofte vergezeld te gaan, voor Duitschland van onberekenbare waarde moet zijn.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl