De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 18 augustus pagina 3

18 augustus 1895 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

B* 947 DE AMSTERDAMMER, "WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. onderscheidden, onverschillig voor het ook om deze reden in de achttiende eeuw snel toenemende verval van het fabriekswezen. De avontuurlijke w^jze waarop men in de zeventiende eeuw zijn geld had verdiend, hield op door de ontwikkeling van de moderne machten van Engeland en Frank rijk ook in de koloniale gewesten, vijanden en mededingers van een geheel ander gehalte als het middeteeuwsche Spanje en Portugal. De brooddronkene schippers en matrozen, en al het welvarende arbeidsvolk die het rasgewonnen geld ijlings weer zochten weg te smijten ; de handwerkslieden van de gilden die de huizen bouwden en meubelden van de reeders, de handelaren, de industrieelen en de magistraten; zy vervielen naar mate de achttiende eeuw vorderde, tot een vormlooze proletariërsmasse, door de ongunst der tijden tam gemaakt en zonder openbaren invloed, hetzij op zaken van regeering, hetzij op de algemeene beschouwing. De min grootsche maar nog zet r ruime broodwinning van de gezeten burgerij had steeds meer den vorm van het monopolie aange nomen, en de stroom van rijkdommen storte zich niet langer uit over de geheele bevolking van de republiek, maar werd het uitsluitend voorrecht van eene kleine klasse. Haar volgde zoo veel mogelijk was, de inmid dels uit opgeklommen en afgedaalde elementen samengestelde, tot een vast geheel geworden mid denstand. Wijl de hoogere klasse zich met het tooneel niet bemoeide, en de lagere geen aan spraken meer lieten gelden, werd zijn invloed toongevend en beslissend. De middenstand was zoowel afkeerig van de kluchten en de roman tische treurspelen die den grooten hoop in de 17de eeuw hadden vermaakt, en zelfs eenige goede litteratuur hadden voortgebracht, als van de Fransche tragedies uit den tijd van Lodewijk XIV. De middenstand verlangde een eigen reper toire, waarvoor men overigens de middelen in de Fransche dramatiek voor het nemen had. Een lange en binnen de beperkte grenzen van het publiek dat er belang in stelde tamelijk hevige strijd, tusschen de aanhangers van oud en nieuw, werd omstreeks het midden van de eeuw aangevangen. De kenners, zooals Van 01lefen in zijn Leven van Joost van den Vondel hen noemt: de kundige liefhebbers, wilden de berijmde tragedie behouden en schimpten op de slappe vormen van het rijmlooze burgerlijke tooneelspel met zyn onbeduidenden inhoud. Maar het hielp niet en eerst tegen het einde van de eeuw, onder den tweeledigen invloed van het Fransche drama van de Napoleontische reactie, en de voorkeur van sommige groote acteurs, waaronder Wattier, voor het oudere treurspel in verzen, herwon dit repertoire zijne reputatie. Of onze burgerij ooit genoeg artistieken zin zou hebben ontwikkeld om haar eigen drama klassiek te maken, is een tweede, maar zooveel is zeker dat deze -reactie haar den tijd niet heeft gelaten. Hier volgen eenige dokumenten uit het verzet van de fatsoenlijke middenstanders tegen de kluchten. Het weekblad De Denker verheugde zich in 17G7 (no. 2:28) reeds met een gedeeltelijke over winning : »In vorige tijden zijn wel een partij prullen op den Schouwburg gebracht; het geschiedt ook nog wel; doch een groot gedeelte daarvan zijn thans van 't Tooneel geschopt, en de rest hebben, daar de waereld thans besclinafder wordt, binnen korten tijd eerlijk haren ondergang te wagten." De reactie ten gunste van het Fransche treur spel keerde zich ook tegen de opera's en saaie burger zedestukken, welke de kluchten vervingen. Zoo schreef met veel juistheid de Tooneeliqjectator in haar nummer van S October 17H2: »Zo onze natie eenige eigen grootheid heeft in de Tooneelspeldichtkunst, het is in die oude kluchten, die men zelden me< r speelt.... Wij wenschten dat wij ons met een dozijn zulke stukjes van eigen ilollandsch vernuft konden geluk wenschen. Zoodra de Bestierderen van den schouwburg waar ijk zijn gezind wat zotte Operaas en wat Duitsche Prullerikraam weg te werpen en uit te monsteren, belooven wij hen een aanzienlijken lijst van leerzame en aangename Naspelen te doen toekomen, die het gemis der nieuwe onnatuurlijkheden en dwaasheden rijkelijk zullen vergoeden.' Het zijn inderdaad de zangspelen, die de kluch ten verdreven hebben. De notulen van den schouwburg, zijnde een Extract uit de Hesolutien van de Vroedschap der Stad Amsterdam van April 177:5 tot Augustus 171)1, aanwezig in het archief der gemeente, bevatten eenige gegevens betreffende voornamelijk de iinantieele zijde, de eenige welke de Vroedschap aanging. De Gecommit teerden vroegen namelijk verlof voor eer.ige uit gaven om de kosten van de zangspelen te kunnen bestrijden. Het geld werd toegestaan, en aan de »WelEdele Groot Achtbare Ileeren liegeerdeis en Burgemeesters der stad Amsterdam" kon den 7den Augustus 17S,'! worden meegedeeld, dat «Gecommitteerden zig dan ook in staat gesteld zien aan de Ingexetenen deeser stad het vermaak der zangspellen (die reeds sedert veele Jaaren bij andere Natiën met alle toejuiching ten tooneele gevoerd zijn) nu in onze nederduitsche laaie te kunnen geeven, en hebben Gecomitteereen dit zoort van schouwspel te meer durven aanmoe digen, eerstelijk en wel voornamelijk omdat daar door de onbetaamelijke en tegens alle goede zeden strijdende kluchtspelen, die tot nu toe door gebrek aan een genoegzaam getal nastukken hebben moeten gebruykt worden, met der tijd geheel en al van het tooneel kunnen verbannen worden." * * * Voor eeriigen tijd noemde ik als type van de litterarische dieven, die sedert het populair worden van de Nieuwe Gids-richting hun specialiteit maken van den roof aan de jongere auteurs, den tooneelverslaggever van het dagblad De Telffjraaf. Nu wil het geval dat ik de vorige week in handen van de redactie van dit weekblad de copy van het eerste artikel heb gesteld, onder den titel: Goede Journalistiek en slechte, waarin dit bedrijf nader zal worden besproken. Om deze reden acht ik mij ontslagen van de moeite terug te komen ip e<n van 's heeren Heijermans feuille tons, in 't welk wederkeerig mijn persoon in een min gunstig daglicht wordt geplaatst. Thans is het de brochure van Kloos en Verweij over de ontevredenheid van de Hollandsche critici (1885), waaruit de heer Heijermans zijne kleptomanische grepen doet. De schrijver van deze regelen ver schijnt voor het publiek op de hand van den feuilletonnist, die met den vinger van de andere al mijne onprijselijke hoedanigheden aanwijst * * * Het een'ge zakelijke overigens wat de heer Heijermans aanvoert, is de mededeeling dat zijne stukken »in een vloek en een zucht'' worden gegeschreven. Geschreven, nu ja, maar is dit een reden voor ons, om artikelen voor lief te nemen, die wij evenmin zonder zuchten en vloeken vermogen te lezen ? d. II. V. D. G. Mounet-Sully en zijn pruik. Mounet-Sulley speelde eens den Orestes in Andromaque. Hij had een prachtige pruik op. Bij het begin van de groote scène van Orestes viel deze pruik midden op het tooneel hem van het hoofd. Het publiek scheen te zullen gaan lachen. Maar Mounet-Sully hield zich goed. Hij voer met de beide handen door zijn eigen haar, tot bij er behoorlijk verfomfaaid uitzag. Intusschen lag de pruik daar rp de planken als een leelijke zwarte hoop. De tooneelspeler wist ook daar raad op. Al gesticuleerend en sprekend op de hem eigen groottragische manier, naderde hij de pruik, en gaf baar een schop, zoodat zij in de buurt van de coulissen terecht kwam; weldra had hij haar weder bereikt, en gaf hij haar den tweeden duw; lang voor het einde der scène was het ding tusschen de coulissen verdwenen. De geroutineerde toeschouwers, die dit bedrijf hebben gezien, moeten toen eerst recht lust tot lachen hebben gehad! lilliiiiniiniiiiiiiii TE^EN Tentoonstelling yan de Haagsclie Knnstiring, Geheel geschoeid op belgischc leest is deze tentoonstelling in haar geheel ongemeen en be langrijk. Evenals de Sociétédes XX deed, (nu door de Libre Esthétiqne vervangen), heeft de (lom missie uit de Kunstkring-leden gedeeltelijk be noemd, een aantal buitenlandsche artiesten ge 'nviteerd, benevens enkele nederlandschen, ten einde het gehalte van de ontworpen tentoonstelling te verbeteren. Ook werden, voor 't eerst op belangrijke schaal, voorwerpen van zoogenaamde «kunstnijverheid" toegelaten, die. met een grooter aantal beeldhouw werken dan gewoonlijk op onze exposities, een zeer interessant deel van dit geheel uitmaken. De zalen van de Haagsche Teeken-Akademie, waar de driejaarlijksche tentoonstellingen plaats hebben, zijn voor deze tentoonstelling van de Kunstkring verkregen, echter zonder subsidie van de gemeente. Alle moeiten, alle onkosten, alle verantwoor delijkheid vielen dus op een particuliere com missie. Het resultaat V Deze tentoonstelling is in haar geheel oneindig beter dan alle driejaarlijksche die hier werden gehouden van gemeentewege. Gelijk in Amsterdam in isül werd gedaan voor de keuze-tentoonstelling, nam hier ook de com missie gedeeltelijk haar toevlucht tot kunsthande laren en particuliere collecties; zoodoende is er van verscheidene artiesten een belangrijk aantal werken vereenigd, waaronder van uitmuntende qualiteit. Van onze meesters kan men Jacob Maris buiI tengewoon genieten. Terwijl van Israëls slechts i n. zeer fraai werk Dolores" geëxposeerd is. i zijn er van J. Maris niet minder dan zes aan wezig, de meeste behoorende, evenals vele andere hier tentoongestelde schilderijen, aan denernstij gen en zoo smaakvollen verzamelaar Dr. Titsingh. Xaast deze is er ook dat bekende stadsge zicht", die kerk van Dordrecht met een binnen haven., een der machtigst geschilderde, rijkste en meest majestueuse werken van den grooten Nederlandschen landschapschilder, van een schro melijk mooie factuur. On der de schilders van zijn geslacht komt in de eerste plaats zijn broeder Thijs, met twee teêre mistige herfststemmingen, uiterst gevoelig en gedistingeerd. En lloelofs met een «Souvenir de Fontainebleau" van een rijk palet die aan de fransche meesters herinnert. Ook Gabriël, de altijd sympathieke, gevoelige schilder van onze Hollandsche polders met hunne typischen molens is er met een paar werken, mooi geschilderd in harmonieuse kleur. Bovenaan onder hen die in leeftijd volgen op die meesters komt de Bock, met een »weg naar Hennekom'1, een lumineus, blank, zonnig lentelandschap, zooals hij sedert geruimen tijd niet heeft laten zien. Mevrouw Bilders van Bosse, Tberese Schwartze, Anna Kerling, Wally Moes, Gesina Schenk zijn de enkele vrouwen schilders op deze tentoon stelling vertegenwoordigd, elk met een uitgezocht werk. Breitner's spontane en expressieve kunst kan, men waardeeren in drie zeer goede schilderijen uit verschillende perioden. Ook Karsen en Bauer hebben er elk een paar werken ; van den eersten als altijd ongemeen intiem, van Bauer gecomposeerd met die weelderige fantas'e hem zoo eigen. Eigenaardig en bizonder is de bijna afwezig heid van figuur-schilderijen op deze expositie. Alleen Veth met »Karen", dat buitengewoon gaaf geschilderde meisjes kopje, en zijn wonder lijk straf opgevoerde teekening van een ouden tuinman, kan aanspraak maken op absolute figuur-kunst, naast Wally Moes en het bruidje uit Oud-Beierland van Th. Schwartze, en het zoo slecht geplaatste schilderij van Jacques Blanche, dat niet te beoordeelen is. Overigens domineeren landschappen en stads gezichten, ook onder de inzendingen der buiten landers. Maar alvorens deze te besproken moet ik ver melden de indrukwekkende kunst van Witsen, twee zeer goede doeken van de Zwart, «Bloe men'' van Verster, de »Pauw'' van Hoytema, Akkeringa's >tuintje'', een goed stilleven van E. Bosch en Tholen, Bastert, Si eb e ten Cate, Harder, E. Koning, Gerard Muller, van Konijnenberg, Molkenboer, van der Weele, Wijsmuller. De beschikbare ruimte veroorlooft mij niet in te veel bizonderheden te treden en elk werk afzonderlijk te bespreken, zooals ik het gaarne zou doen. liet contingent buitenlanders is, hoewel niet groot, merkwaardig. Met Jacques Blanche en de uiterst gedistingeerde kunst van Khnoptt' en Peppercorn, zijn het een paar >r.eo-irnpressionnisten,"' stippelaars zooals men hen in den dageiijkschen omgang noemt, die de meeste : a Klacht trekken Van deze half-wetenschappelijke ontleders van de kleuren van het spectrum is van liijsselberghe reeds lang ten onzent bekend, f n zeker do ki apste; Toorop heeft indertijd op deze wijze veel harmonieuscre fffekten bereikt. Toch toonen de schilderijen van van lïijsselberghe een zeer groote vaardigheid, een sterk sfeven naar licht, (dat echter op deze wijz? volstrekt niet intenser blijkt te zijn dan b. v. in een helder schilderij van de Bock). Segantini en Hart Xibbrig hereiken ook machtige elVektcn op bijna gelijke wijze, evenals lateien l'issarro en ('oppens teerdere. Onze land genoot Bremnier geeft eveneens een grooten in druk van realiteit : zijn potjes zijn bijna echt. Mijn critiek op deze stelselmatige wijze van schilderen is dat zij uitmuntend zou voldoen voor waridverciering in groote lokalen, (evenals mozaïkenj), maar dat deze factuur op een gewoon schilderij dat onwillekeurig van dichtbij gezien wordt, op koiten afstand onoogelijk en pijnlijk is. Alle kwaliteiten van mooi schilderen, van gaaf heid, van qmte' zijn hier verdwenen, en schil derijen op deze wijze behandeld xijn als stof onaangenaam. Ontegenzeggelijk is het etl'ekt sterk ; of het daarom altijd mooi is '.; Onder de aquarellen, teekenin^en, enz., vinden wij vele der exposanten van schilderijen terug. Ook werken van Gaskin, die een jaar geleden reeds hier op de tentoonstelling van de Ned. etsclub zijn geweest. Maar zeer bijzonder zijn de precieuse. knappe en hoog artistieke teekoningen van Toorop, evenals die, in een geheel ander genre niet minder knap en prachtig decorative van Deijsselhot'. Eene voor Itops haast onbedui dende, oude lithographie dwaalt hier ook. Een aantal zeer gevoelige en delicate etsen van van lUjsselberghe. zeer typiesch ironische, van Knsor, van een llogarth'-achtigen humor; andere uit Sparje van Daris do Hegoyos. en aquarel Ion van Jacob Maris, 3\van, de Josselin de Jong, lünk, treft men hier ook aan. naast llolst's gedistin geerde en mooi doorwerkte lithographie Helga's intrede". Odilon llcdon met vier werken, Liebermann. llorssen. Melchers, draadt van Roggen, Veldheer, Bosch. Beeldhouw werken, waaronder zeer smaakvolle (in bizondere. zooals er slechts zeer zelden op onze tentoonstellingen voorkomen, zijn er van ('harpentier. Mendes da ('osta, Du Hoi-, Mej. Th. Min Hali, liart van llove, Kduard .Jacobs. C. Meunier. Odé. l'icr Pander, van der Steppen, Sara ''. de S\virt. ('h. van Wijk en Zijl. De afdeeling Houwkunst is op deze Tentoon stelling van eigenaardig en grout belang. Niet minder dan een dertigtal architecten hebben er complete, hoogst gewichtige inzendingen. Niet bezittende de speciale kennis vereischt voor de beoordeeling dezer ontwerpen wil ik ze tot mijn spijt onbesproken laten. De verschijning van kunstnijverheid op deze tentoonstelling is een feit van beteekenis in ons land. Jammer is 't alleen dat er wat weinig op dit gebied voorkomt, en in ons land te weinig op dit gebied wordt geleverd. De fabriek »Ilozenburg" het-ft er een vijftigtal werken, van het bij ons algemeen bekende soort. Producten van plateelbakkerij zijn er nog van Dammouse, te Sèvrea, waarin mooie kleuren en smaakvolle versieringen voorkomen, maar die van stof nog te ver afstaan van dergelijke voor werpen van Japansche of Chineesche industrie Waarom zijn De la Ilerch". Lesbros, Dalpeyrat en de artiesten van Nancy die op de Parijsche salons zooveel succes hebben, niet vertegen woordigd ? Hoogst gevoelig en zeer smaakvol zijn de tinwerken van C.harpentier, den zoo sympathieken beeldbouwtr. Ook du Bois, J. H. Brom zonden belangrijke metaalwerken in deze afdeeling in, en tapijten, bewerkte stoffen en meubels hebben met het volste recht een plaats genomen in deze tentoons'elling van kunst in alle mogelijke uitingen. Pu. Z. Rembrandt te Berlijn. In het museum te Berlijn is door het uitbreken van een wand thans een Uemhrandtzaal gemaakt, waar de twintig werken van den meester die dit museum bezit, nu zijn samengebracht. Ongelukkig is aan een van de wanden een groot landschap van de Koningh gehangen ; dit domineert zyn ge heele omgeving, en maakt dus een bijzonder storenden indruk. Maar ook overigens schijnt de schikking van Hembrandt's werk zeer onhandig te zijn gedaan; aan n wand hindert het licht zoo, dat van het portret van Saskia bijv. niets is te zien. Het duurt over het algemeen een heele poos, vóór de bezoeker voor iedere schilderij het punt heeft vanwaar hij ze zonder hinder kan beschouwen. Alleen het laatst aangekochte werk, de weduwe met den vriend die haar komt troosten, hangt tusschen twee portretten in, zelfs zeer \oordeelig. Waarschijnlijk is aan dit stuk bij zondere zorg ge w ij-l om het bijzonder groot be drag dat het heeft gekost! Bij de firma E. J. van Wisseling it Co., Spui '_>:>, is tentoongesteld, een schildortj van N. Bastert, >.()p weg naar stal''. iHiimiiiiMiiiiiim Buitenlandsche BMonrapnie. fc'ransclie Tijdschriften. Daar is gestorven in den leeftijd van '.\\ jaar, Louis Adolphe Edor.ard Dubus. En die naam zoL't hier in Holland niets, geen krant heeft den dood vermeld, naar ik meen, hij was hier totaal onbekend, l'lu toch was die man een der drie oprichters van het eerste tijdschrift der jongeren in Frankrijk; met Dumur en Albert Aurier (ge storven in lMi:i) stichtte hij in 't eind van ISS',1 de Mcrcure tic Fr,mee. Vallette, de eenige man naar hun meening, in staat hun ideeën door te voeren, trad op als directeur; om hen schaarden zich Albert Samain, Louis Doniso, liemy de Gourmont, Ernest Itaynaud, Jules Uenard en enkele anderen. liet is dan ook niet te verwonderen dat do Mcrcurc die in haat1 Juli-nummer een korte necrologie opnam, haar Augustus-nummer aan vangt met een artikel over haar fondateur door zijn intiemen vriend Louis Dumur geschreven. 't Is hierover, dat ik iets wil zeggen, vooral om dat hot mij. wien buiten den naam weinig van Dubus bekend was, die nagenoeg niets van hem gelezen had. getroffen heeft, hoe'n aller belangrijkst leven achter dien mij nie's zeggenden naam ver scholen lag. En nu is het wel eonigszins waar dat de medewerkers aan de Mercure de France de/.elt'de gedragslijn volgen als door l'.raga der Gidsredactie werd verweten en houde men in 't oog der klassieken spreuk de mortuis nil nisi bene", maar toch schijnt mij uit de met groote toewijding geschreven bladzijden van Dumur een zeer belangrijk menschenleven naar voren te komen. Vier karaktertrekken komen uit bij de raadsel achtige geestesinrichting van Dubus. Allereerst hij was gevoelig in hooge mate. Van dien Don ,luan, die ieder oogenblik een nieuw liefdes avontuur had, was het hart teer als een roos, iedere ruwe aanraking deed het zeer. elke ver breking van een liefdesbetrekking kostte hem pijn. Als kenschetsing zijn »CompIainte pour Don Jnan" uit zijn vroegsten tijd dateerend : Je suis un piano bris Parcc qu'il a trop amuse. . . . Au clavier tout neuf, des menottes A plaisir ont cassédes notes. i Dan hij was een wijsgeerig droomor. Eerst bei studeerde hij Sninoza, toen Kant, toen air g hij j tot de vrijmotsehiars en drong door in het verj borgen^U: van hun ritus. Vandaar tot het soté. isme was hem een kleine sta]), hij rekende i hei eene uit 't andere logUch voortkomende. ' Een derde uitkomende eigenschap was zijn zwakheid. Aan al zijn opwellingen gaf hij toe. l een caprice zag hij aan voor hartstocht. Xiets was gemakkelijker dan invloed op hem te kïijgcn, naar de laatstkornenden neigde hij altijd het oor. Hieruit sproot voort een zich

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl