De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 25 augustus pagina 4

25 augustus 1895 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 948 Hier nu interesseert ons slechts deze vorm yan de navolging die op een zeker getal vooral van de jongere beroepspublicisten den invloed had dien wy zooeven hebben aangeduid. III. Welk verband is er tusschen hun zwak van met geweld voor penkunstenaar te willen door gaan, en de navolging van het proza (hier wordt alleen van proza gesproken) van den Nieuwe Gids ? De vroegere journalisten, schrijvers over algemeene letterkundige en aanverwante onderwerpen; zich zeer wel bewust geen artisten te zijn, had den niet noodig geacht of zich onbekwaam ge voeld, of zouden zich geschaamd hebben, aan hunne schrifturen een lyrischen bijsmaak te ge ven ; te doen alsof z\j niet enkel verhalende, beschrijvende, beoordeelende of tilozofeerende geesten waren, maar bovendien, elk voor zich en ieder op zijne wijze, nog een aanmerkelijk po tisch talent in z\jn boezem omdroeg. Voor een groot gedeelte zal de reden van deze pryzenswaardige zelfbeperking hierin gelegen hebben, dat de dichtkunst toenmaals niet zoo populair was dat het de moeite loonde ten onrechte den schyn aan te nemen van haar te beoefenen. Wanneer blond in de mode is, zullen de bru netten een rossige paruik vertoonen; maar wan neer zoowel het donkere als het lichte haar in zwang gaat, heur eigene natuurlijke hoofdtooi dragen. De Nieuwe Gids nu streed niet zoo zeer voor eene bepaalde soort van poëzie, als wel voor de rechten der poëzie in 't gemeen. De verzenma kers onder de navolgers schreven bjj voorkeur sonnetten; maar het meer algemeene, en de ver beelding van de groote massa der pennelikkers aangenaam streelende feit, was het verval van het oude litteraire gezag, het gebruik om bij de ge nade van de muzen en zonder iemand anders verlof te vragen, vrjjuit zijne meening te zeggen over tijdgenoot en voorganger in hunnen dienst. De gedweeheid in het volgen van toonaange vende meeningen, het respect voor gevestigde reputaties ; hieraan kwam een einde. Zooals men het ook in de politiek ziet en daar op groote schaal: in het gevolg van de dragers der nieuwe denkbeelden, die het oude verwierpen niet om het vermaak van het afbreken maar wijl zij iets anders in de plaats wilden stellen ; in hun ge volg kwam een aantal lieden voor wie het nieuwe te hoog ging, en die van de geheele beweging slechts dit begrepen en toejuichten dat zij schijnbaar de vrijheid gaf om te schimpen op de idealen van anderen. En aangezien de reactie tegen de literatuur die tot om-, streeks 1880 hier te lande voornamelijk van jonge dichters uitging, die in hunne kritiek de lyrische elementen mengden welke hunne eigen poëtische superioriteit bewezen en op de lezers een machtigeren indruk achterlieten dan enkel causeerende of wel enkel betoogende, systematisch ontledende kritiek zou hebben te weeg gebracht ? kreeg voor den grooteren hoop van de verschijnéilBe gemeente de strijdwijze van den Nieuwe Gids al spoedig den schijn van te bestaan uit scheldwoorden afgewisseld met opgeschroefden OJIün' Rechtstreeks vindt men deze meening flltgedrtlkt'in de kritiek van zijne tegenstanders; indirekt in de imitatie door eenige van zijn aanfiaiigérë: 'Gemeen en onbegrijpelijk, luidde het eMël tan'dè'eersten; onbegrijpelijk en gemeen we* veelal hét eigen werk van de laatsten. BrutaaT'tëwezen op een lyrische wijze, werd voortaan h'èl streven 'van de navolgers. Bij gebreke aan direct roor déhand liggende modellen, had het ottdere geslacht van beroeps auteurs met hun eigen- taal téschrijven; Indien wij de eveneens zéfcr aaiwtootelijfce imitatie van Multatuli uitzon deren en: de school; van Busken Huet onder de liwdewerkers aan de betere tijdschriften van die periode, was er vóór het populair worden van *«' Nieuwe G.ds t>jj de toen trouwens minder drukke middelmatige schrijverij geen onmiddellijk aanwijsbaar, algemeen aanstekelijk kopieeren in zw-angV'. -. ? r; ? ;? ? 'J'-'ï)e vroeger* journalisten dus, van de beroepsSdirijvei's : het grootste deel, zoo zij al kopieerdtëtt1,; kopie» rden geeiïe vrijpostige lyriek om de eenvoudige reden: dat zij <lie litteratuursoort Onder de navolgenswaarde modellen niet aantrof fen. 'D* tegenwoordige publicisten van professie leggen zica'Mj voorkeur toe op dit genre, omdat hét de manier is 'van een snel in aanzien geRi'émmèn richting in de letterkundige kritiek. .IV. n,Ongelukkiger wijze evenwel is geen soort van nro^a voor imitatie.door de twijfelachtige talenten v.aa. de .dagelijksche pers minder geschikt dan de^ mengeling, v.aai toorn en sarkasme, vaa verru,kkin.g wegens de.nimiwgevonden idealen en de zelfgeschapen kung$, Jgen ander element van dit pr,oza^ .was d& persoonlijke noot. De Nieuwe Gids waqi ,he,t orgaan, vaa. eenige personen, die een geheele nieuwe litteratuur en .een nieuwe kritiek te. vestigen hadden. Zij reageejden met hun indi vidueel, inzicht en, iadividueelen smaak tegen de slp9hte modellen in kritiek en litteratuur. Kloos, Verwey, Van Eeden, Van Deyssel: ieder kwam met zyn eigen meenig over litteraire eischen; met z\jn eigen litteraire kunst. Onnoodig is het, hier te vragen voor de eerste oorzaak van deze merkwaardige beweging, welke aan Holland een letterkundige kunst heeft gegeven, geëvenaard wellicht maar niet overtroffen in zijne geschie denis. Zooveel is zeker, dat zij naar den vorm het geheel was van spontane, subjectieve uitingen. Niet voor een bepaalde soort van litteratuur, zeideil we, werd de strijd begonnen. De kunst om de kunst, de eenheid van inhoud en vorm, de voortreffelijkheid van zelfgevoelde, hartstocht volle, sentimentrijke poëzie en proza boven de konventioneele, gematigde, didaktische zaken die voor hun optreden den lof van de kunstdich ters en den bijval van het publiek geno ten ; dit waren de algemeene leuzen welke ieder van de jongeren op zijne bijzondere wijze, theoretisch en in de praktijk van de let teren, uitlegde en toepaste. Het kwam hier op neer en had althans den schijn, dat eenige gepassionneerde, zuiver en diep gevoelende menschen, zich met n slag van de schoone litteratuur meester maakten, haar vulden met hunne eigen, betere werken in de plaats van den rommel van stijllooze, makke verhalen zonder opmerking en waarheid, welke de romans waren; van de in een afgesproken dichterlijke taal geschreven ver zen over vaderland, huisgezin en godsdienst, zonder een artistiken toon in rythme of accent; en van de kritiek die alles te pas bracht behalve de eigenlijke technische kwesties van kunst of geen kunst, vervat in het middelmatige proza waarvan het kleurlooze, banale, onpersoonlijke weefsel in onbeweeglijke plooien over onze let teren lag gespreid. En zoo kwamen zij veel te spreken over hunne passie en hun sentiment en al het andere dat zij opnieuw in de Hollandsche litteratuur brachten, welke het zoo lang buiten de onmisbare dingen had moeten stellen en slechts in schijn een litte ratuur was geweest. Zoo moest krachtens de his torische eischen van den tijd van hun optreden, de toon zijn van het orgaan dat zij stichtten. Maar ik twijfel of Van Deyssel zijne beroemde periode: Kunst is passie ... niet zou hebben on derdrukt, indien hij had kunnen weten dat zoo spoedig daarna de meest ordinaire tijdschrift- en krantenknulletjes om het andere woord van «passie" zouden zijn gaan leuteren. Van Deyssel wilde zeggen dat zijne kunst zijn hartstocht was; en wat hij van zijne kunst zeide, was zooals hij het zeide, zelve kunst. Maar bitter dwaas en tot tranen van medelij den roerende verblindheid is het, indien gezegde knulletjes die aan hartstocht zoo vreemd zijn als aan kunst, in plaats van hunne beroeps- of uitspanningsbezigheden te vervullen op hunne, na melijk middelmatige wijze, welke aan niemand aanstoot zou geven, hun zeer klein talent onop houdelijk forceeren om te doen gelooven dat zij artisten zijn door druk te spreken van de qualiteiten en .geneigdheden welke den kunstenaar eigen zijn maar waarover het enkele spreken, helaas, den kunstenaar niet maakt. Van Deyssel sprak er van, wijl hij kunstenaar was; maar hij was geen kunstenaar wijl hij er van sprak. Dit is de groote vergissing van onze ongelukkige modeheertjes in de letteren. d. II. V. d. G. Renan en zon znster, Wilt gij een geheel anderen Renan leereu kennen dan den godloozeu theoloog, een geheel anderen dan den romautischen vorsclier iu de heilige schriftuur, neem dat kleine, preterit/ieuse deeltjen, Ma soeur Henriet/.'', dat reeds voor meer dau dertig jaren werd gedrukt., maar alleen voor haar vrienden, waut ; //Ma soeur tait si modeste, elle avait tant d'aversion pour Ie bruit du mondp, que j'aurais cru la voir, de son tombeau, m'adressaut des reproches, si j'avais livréces pages au public.... Je ne dois pas exposer une mémoirc qui m'est saiute aux jugemeuts rogues (jui fout partie du droit qu'on acquiert sur uu livre eu l'achetant.'' Xa den dood van Reuaii zou het gedrukt mogen worden; de zorg daarvoor droeg hij in zijn testa ment op aan zijn vrouw. En nu ligt hier dat boekje, van een gewild-eenvoudig uiterlijk, glad als een door witte vrouwenvingereu bestikte zijden lap, glad en gewild eenvoudig als de stijl van den schrijver, ciseleerwerk vanpuurakademisclie traditie. De druk en de prentjes doen mij denken aan keurboekjes uit mijn grootmoeders werkmand, en het is wel tot mijn verbazing, dat ik uit dit kleed, dat zoo menigvuldig tot, lijkwade heeft, gediend, warme levenadem tot mij voel komen, levensadem uit het verleden. Het lezende heb ik eeu ontroe ring gevoeld als die de lezing van .M/////"' mij gaf, toen ik wist dat het de bekentenis was van zijn leven. Het heden is zoo vol rumoer eu lawaai, alles hotst en bonst tegen en door elkander, maar Let verleden is zoo stil; er zijn eenige weinige figuren die ons wat meer schijnen dau schimmen; het geheel is een kerkhof waar wij meer of miuder precies de wegen en de zerken kennen met hun opschriften en jaartallen, gravers hebbeu de knekelhuizen doorgeschommeld, en de skeletten weder i ineengezet; doch zij hebben de dooden niet levend kunnen maken, dan tot een danse maca'bre. Hier, in Ma soeur Henrielte nu, leeft Renan als , uw medgezel die naast u loopt; het is alsof gij de hand hem legt tegen het hart, en een bonzen bemerkt, dat u het patriarchaal voorkomen en het rustig spreken van klaterendgladde woorden niet hadden doen vermoeden. Ziehier den Renan dien iedereen kent: Hij verhaalt van zijn vader, wiens lijk werd aangespoeld op de kust van Bretagne, dicht bij zijn woonplaats. Quelle fut la cause de sa mort? Fut-il surpris par un de ces accidents communs dans la vie de l'homme de nier? S'oublia-t-il dans un de ces longs réves d'iufini qui, chez les races bretonnes coufinent ' au sommeil saus-fiu? Crut-il avoir méritéIe repos? Trouvant qu'il avait assez lutté, s'assit-il sur Ie rocher en disant: Celle-ci sera la pierre de mon repos pour l'éternité; ici je reposerai, car je l'ai choisie ?" Xous ne Ie savons pas. On Ie déposa dans Ie sable, oïi deux fois par jour les flots viennent Ie visiter; je n'ai encore pu lever la une pierre pour dire au passant ce que je lui dois"Maar dezen? Zijn zuster en hij zijn beiden ziek; hij heeft het bewustzijn verloren; zij sterft. »0 Dieu ! qui m'e ut dit qu'un jour mou Henriette expirerait a deux. pas de moi sans que je pusse recueillir son dernier soupir! Oui, sans Ie fatal vanouissement qui me prit Ie dimanche soir, je crois que mes baisers, Ie sou de ma voix, cussent retenu son ame quelques heures encore, assez, peut-être, pour attendre Ie salut. Je ne puis me persuader que la perte de la conscience chez-elle fut si profonde que je ne l'eusse vaincue ! Deux ou trois fois, dans les rêves de la fièvre, je me suis pose un doute atroce : j'ai cru l'eiitendre m'appeler du caveau oii son corps fut déposé! La présence de médecins francais au moment de sa mort cart sans doute cette horrible suppositiou. Mais qu'elle ait tésoignée par d'autres que par moi, que des mains serviles l'aient touchée, que je u'aie pas conduit ses fuuérailles et attesté;\ la terre, pur mes larmes, qu'elle fut ma soeur bien-aimée; qu'elle n'ait pas vu mon vi~age, si un moment son oeil s'est clairci encore pour Ie monde qu'elle allait quitter, voila ce qui prsera ternellement sur moi et empoisonnera toutes mes joics. Si elle s'est vue mourir sans moi pivs d'elle, si elle a su que j'étais a l'agome a, ses cö'és sans qu'elle ait pu me soiguer, oh ! c'est l'eufer au coeur que cette créature céleste a du expirer." Voor de verhouding van Renan en zijn zuster, geldt als eeu symbool bijna deze zin : //Le soir en hiver, elle m'amenait ;\ i'église sous son manteau ; c'était pour moi uiie grande joie de fouler la neige aiusi abritc de toutes parts.'1 Hij doet er onmiddellijk op volgen : Sans moi, elle eüt sans coutredit adoptéun tat qui vu son instruction, ses dispositions picuses, son manque de fortune et les coutumes du pays semblait pour elle tout indiqué. C'était surtout vers Ie couvcut de Sainte-Anne, a Lannion, joignant Ie soin des malades a l'éducation des demoiselles, que se tournaieut ses désirs. Helas ! peutêtre, si elle eüt suivi cette pensee, eüt-elle mieux travaill pour son repos ! Mais elle tait trop bonne iille et trop tendre soeur pour pn'fcrer sou repos a ses devoirs, même quand des préjuti'és rcligieux qu'elle partageait encore devaient la rassurer. Drs lors, elle s'envi^agait comme chargée de mon avenir." Hoe zij voor die toekomst heeft gezorgd, den zwaren eu ondankbaren arbeid verrichtende van onderwijzeres in een meisjespensionnaat, het leer geld vau haar broeder betalende en de schulden vau haar vader ; hoe zij, om haar doel te bereiken vrijwillig iu ballingschap gins uaar Polen, lang zaam brekend met haar geloof, zoodat haar strijd was volstredou toen haar broeder tot haar kwam met zijn gemoedshezwareu, e u zij hem steunde eu voortstuwde op zijn weg, tot eindelijk hun sameuwonen haar de helderste levensblijheid sehouk die zij heeft genoten //Nous primes un petit appartement au fond d'iui jardin, prrs du Val-de-Grace. Xotrc solitude V tait absolup. Elle n'avait pas de relations et 113 chercha gurre a en former. NOS feurtrcs douuaieut sur Ie jardin des Carmélites de la rue de l'Enfer. La vie de ces recluses, pendant les longues heures que je pas^ais a la Bibliothrque, réglait eu que'qtie sorte la sienne et faisait sou unique distraction. Son respect pour mon travail tait extreme. Je l'ai vue, Ie soir, duraut des heures a, cöt de moi, respiraut a, peine pour ne pas m'interrompre; elle vouluit cepeudant me voir, et toujours la porte qui séparait nos deux chanibres tait ouverte. Sou amour tait arrivéa quelque chose de si discret et de si mnr que la comummon secréte de nos pensees lui suflisait. Elle, si exigcaiitc de coeur, si jalouse, se conteutait de quelques miuutes par jour pourvu qu'elle fut assurée dY-tre seule aimée. Grace a. sa rigoureuse economie, elle me fit, avec des ressourccs siugulirremeut, limitées, uue maisou oii rien ue maiiqua jamais, et qui nième avait son charme austérc. Nos pensees taient si parfaitemcut a l'unisson que nous avious a, pciue besoiu de nous les communiquer. Nos vues générales sur Ie monde et sur Dicu taient identiques. Il u'y avait nuance si delicate daus les théories que je niurissais a cette poque qu'elle ne comprit. Sur beaucoup de poiuts d'histoire moderne, qu'elle avait tudiée aux sources, elle me devancait. Le plan général de ma carrière, Ie dcssein de siucérit inflexible que je formais tait si bien Ie produit combine de nos deux consciences que, si j'eusse tétentéd'y manquer, elle se fut trouvée pres de moi, comme une autre partie de moi-mêine pour me rappeler mon devoir". dit alles leest gij het best in het boekje zelf. Z. Z. Z. Een standbeeld voor Byron. Waarom willen de Grieken een standbeeld voor Byron oprichten ? Voor Byron den poëet ? Neen, voor Byron den bevrijder van Griekenland. Maar iedereen weet toch, dat Byron's aandeel aan Griekenland's bevrijding zeer gering is geweest: hij heeft een troep Soulioten onderhouden, die aan het muiten sloegen zoodra hij hen niet meer betaalde, en stierf, nog geen jaar na zijn aanksmst, niets feitelijks gepresteerd hebbende. Toch, zegt Figaro, moeten de Grieken de nagedachtenis van Byron niet verwaarloozen. Hij heeft het philhellenisme in de mode gebracht, en de philhellenen hebben de gouvernementen van Europa geïnstigeerd om geld aan degrieken te leenen, wat hun veroorloofd heeft, verscheidene malen baiikroet te maken. Byron heeft dus zijn standbeeld wél verdiend ! De nieuwe roman van Wagenvoort. Vormeer de Spie, alias Maurits Wagenvoort, zal bij den uitgever Van Looy een roman, »Felicia Beveridgju" publiceeren, een tragedie van passie. Dat liefde lijden is, ziedaar niet destrekking maar de filosofie van dit werk. Vondels werken. De uitgave van Sijthoff, van Vondels gezamen lijke werken, waarvan de bezorging, na den dood van Mr. J. A Alberdingk Thijm, geschiedt door den heer J. II. D. Unger, is thans tot op de zes en twintigste aflevering gevorderd. Hiermede is het zesde deel: 11)48 1(155 voltooid. De nummers GS, 07 en 08 van Waremlorf's Novel'enb'blitjtheek bevatten respectievelijk : »0ngenoodigde gasten", door Cato Henstedt, »Een krijgsraadzaak", door Conrad van de Liede, en »Trotsche harten'', door Fokko Bos. MIIIMIimiMIIIIIII On Herwijs-Idealen, V. f Slot). Wat nu eischt ons ideaal van den onderwijzer 't Allereersf, een helder inzicht in zijne taak, een eisch, die zeker niet meer behoeft toegelicht te worden, een eisch, die o. i. van zelf spreekt; de onderwijzer moet, wanneer hij als zelfstandige werkkracht in school treedt, voldoende kennis van psychologie, paedagogiek (methodiek) be zitten, om te weten, wat hij doen moet; kan dit redelijkerwijze verwacht worden van den IHjarigen jongeling? Dit voert ons tot eene betere oplei ding, eene opleiding, geheel andera dan de tegenwoordige, eene opleiding, zooals zij thans niet kan gegeven worden, zelfs niet aan de kweekscholen, eene opleiding, die ons in staat stelt, ons geheel aan de school te geven, iet% wat verwezenlijking van ons ideaal eischt. Immers, een leerplan voor een leertijd van H jaar zal wel slech's bij uitzondering zonder eenige stoornis afgewerkt kunnen worden, zonder dat eenige verandering noodig is, maar . .. elke ver andering, hoe klein ook, brengt, bij concentratie, tal van andere wijzigingen met zich; concentratie eischt dus voortdurend toezien, voortdurende werkzaamheid. Daarenboven eischt elke les in school hare voorbereiding thuis, haar nauwkeurig overwegen, of en hoe ver de kinderen van het gemiddelde staan, in hoeverre de methodiek in elk bijzonder geval gewijzigd moet worden, op welke wijze de kennis het veelzijdigst toegepast wordt, enz. Mogen deze eischen aan den onder wijzer van heden gesteld worden 'i Mag de school hem thans geheel in beslag nemen, waar hij, om volledig bevoegd te zijn, na schooltijd voor examens moet studeeren, waar hij, om inzicht in zijne taak te krijgen (een eerste eisch toch.'), vaak, al te vaak zelf de hand aan den ploeg moet slaan, zelf moet nemen, wat de opleiding niet ot' onvoldoende gaf'? En nu moge deze kennis, als door hem zelf' verworven, eene zeer hooge waarde bezitten en op zijn later werken van invloed zijn, de tijd, voor vak- en examenstudie besteed, had het kind ten goede moeten komen ; de onderwijzer moet voldoende beroepskennis hebben, viiór hij die toepast, dat zal ieder toch wel met ons eens zijn ! Daarom mogen slechts volledig bevoegden als zelfstandige werkkracht in de school toegelaten worden, daarom moet onze opleiding duren, tot die volledige bevoegdheid verkregen is. Ook thans echter verkrijgt de onderwijzer, althans in normale omstandigheden, na korter of langer blokken, de volledige bevoegdheid; kan hij zich dan geheel aan de school wijden? . . . Ja, lezers; dat zou kunnen, als ons na schooltijd niet een nieuwe strijd wachtte, een strijd om het bestaan slechts al te dikwijls. Onze salarissen zijn n.l. van dien aard, dat wij elk middel moeten aan grijpen, om die te verhoogen, dat wij, in plaats van voortgezette vakstudie, van degelijke voor

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl