Historisch Archief 1877-1940
949
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOB NEDERLAND.
natuurlijke gedrochten i vertoonen in plaats van
oostersche typen. De oorzaak hiervan is deze:
zulke schilders zien als de meeste menschen,
zonder begrip, geheel onbewust.
Bauer daarentegen, met zyn oorspronkelijke
visie, z\jn individualiteit, zijne bewuste en hem
eigene opvatting staat op deze tentoonstelling
? zeer hoog aangeschreven.
Isaac Israëls heeft er een paar kleine
teekeningen en een grootere »de meisjes van de
Munt", vol karakter, leven, en observatie.
De »Poddler" van de Josselin de Jong is een
fraai moment van het fabrieksleven. Met groot»
kennis is de actie geteekend, en zeer reëel is
de verlichting, de brandende gloed van het vuur
naast den koelen toon van het gedempte daglicht.
Tony Offermans is breeder en frisscher van
behandeling dan in zijne somtijds voor waterverf
te uitvoerige werken. In deze drie is meer kleur
en leven.
Haverman is niet gelukkig : o. a. zy'n »burgeres
Tan Deventer", die zeer »echt" en een type mag
zijn, is noch mooi van keus noch van behandeling.
De dorheid van deze gewild-droge factuur is
opvallend naast de mooie uitvoering van vele
andere werken hier.
Hollandsche landschappen zijn er nog in aan
tal : van Duchattel een 8-tal vlotte schetsen van
Vecht- en Amstelstreek. Bastert, wiens »Winter"
en »Boseh b\j herfst" vooral zeer bekoorlijk zijn,
biedt eenige overeenkomst aan met Poggenbeek
in zijne intime hoekjes van slooten en
wilgenlaantjee.
Ook Mevrouw Bilders van Bosse, E. Bosch,
Mevr. Bisschop-Robertson, Jan van Essen met
>Leeuwen", Mevr. Grandmont-Hubrecht,
Eerelman, Henkes, Kever, met een mooi interieur,
Lecomte, Thërèse Schwartze met twee kinder
portretten, Tholen, Oyens, Valkenburg zijn zeer
goed Vertegenwoordigd op deze tentoonstelling
die ongemeen belangrijk is, ook door de inzen
dingen v»n vreemdelingen, als Liebermann, met
o. a. merkwaardige «baders", Hans Herrmann met
stadsgezichten, Pecquereau, e. a. PH. Z.
In »Arti" is geopend een tentoonstelling van
portretten, vervaardigd door de leden der Maat
schappij. Onder meer zijn vertegenwoordigd:
B. J. Blommers. kinderportretten; Josef Israëls,
portret van den mirisier Thorbecke, eigendom
van de Universiteit te Leiden en portret van
lliuiuuiumuumiiiiiiiiiuimimm
iMiiiiiiiiiiiiiiiiitjuiiiiiJiiiiiiiiiiiiiMuiiiiiuiiiiiiimmiiiiim
AÜGÜSTffl ROBESP1EREE.
Eene, novelle uit het tijdvak der Terreur
DOOR
Dr. JAN TEN BRINK.
HELDENDADEN VAN HENRIËTTE.
Des Zondagsmiddags te drie uur van den
11 Nivose (31 December 1793) verzamelden
zich de ex.-réligieuses, die onder leiding van
Mlle de Husséin het kleine huisje bij de barrière
de Passy woonden, in de kapel, om de rnesxe
lasse te hooren opdragen door den bejaarden
kanonnik Gérard. Daarna zette zich Mlle
de Husséin de tuinkamer op haar gewone
plaats aan de kleine tafel, en keek, met de
linkerhand het zilverwitte hoofd steunende,
naar de wildernis van dorre, besneeuwde
struiken en boomen in den vroeger zoo keurig
onderhouden kloostertuin der Filles Dieu.
De rustige uitdrukking harer bleeke trekken,
de halfgesloten oogen, wier zielvol lichtblauw
nu scheen weg te schuilen voor de bleeke
stralen der winterzon daarbuiten, kenmerkten
den kalmen vrede van haar gemoed. Toch
voert de loop harer gedachten haar naar
eene toekomst, waarvoor zij terugsiddert.
Zij dacht gedurig over haar pleegkind,
Henriëtte de Lauriac, weinige dagen na de
afschuwelijke Septembermoorden als hare
eigen dochter aangenomen. Alles pleitte voor
.Henriëtte hare jeugd, hare schoonheid, hare
afkomst, hare rampen, hare kinderlijke rein
heid van hart, hare bijna naïeve onwetend
heid. Zij had zich met groote genegenheid
aan de bloeiende jonkvrouw gehecht, en deze
had met de teederste aanhankelijkheid hare
zorgen beloond. Er was maar n punt van
verschil in beider denkwijze. En dit ver
schil dagteekende van den vervlogen zomer.
Henriëtte had geen enkel geheim voor hare
pleegmoeder, en deze wist dus alles, wat met
haar was voorgevallen, sedert het noodlottig
bezoek aan Madame de Saint-Amaranthe.
Zij had vernomen op welke toevallige wijze
Henriëtte den jongen Jakobijn, Augustin
Eobespierre, had ontmoet; zij had uit Hen
riëtte's uitvoerige mededeelingen vernomen,
welk een gunstigen indruk deze op het argeloos
hart der jonkvrouw had gemaakt.
Van dat oogenblik af had zij met zeer
ernstige woorden haar pleegkind gewaar
schuwd, haar bezworen eene betrekking af te
breken, die voor haar, laatste afstammeling
uit een beroemd adellijk Bretonsch geslacht,
professor Goudsmit; Ed. Frankfort, Abr. Hesselink,
Isaac Israëls, H. W. Jansen, M. Kamerling-Onnes,
H. J. Haverman, M. v. d. Maarel, mevr. Mesdag
van Houten, Alb. Neuhuijs, Fred. G. W.
Oldewelt, Georgine en Thérèse Schwartze.
Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co, Spui
23, is tentoongesteld een schilderij van Willem
Witsen, «Aardappelenrooiers."
Bij den heer A. Preyer, lokaal .Pictura",
Wolvenstraat 19, is geëxposeerd een Fred. J. du
Chattel, »Een heldere dag".
niiiiiiiiiiifitiiiiiiiii
iiMiitiitiiiimtimiiiiiiiiiiiii
Het rijmlflos vers en te Fraiisclie dichters,
IV.
Langzamerhand wordt de overvloed van auto
riteiten zoo groot, en het verschil in opinies zoo
gering, dat de enquête van Austin de Croze
haar belangrijkheid verliest. Zeer in 't kort
resumeeren wij dan ook een volgend zevental.
Etnile Goudeau (dichter van Flturs de Utume
schrijver van den roman La vachi enragée),
acht het rijm uitgeput, maar meent dat men al
buitengewoon veel kunst in assonantie en rythmus
zal moeten leggen om er de vergane kracht van
te evenaren. Jules Bois, de mystieke dichter
van Les Noces de Sath'tn, van La Porte héro
quedu del, van L'EterneUe Poupée, houdt hfct rijm
daarentegen voor onuitputtelijk, en beroept zich
weer, als de vóór- en tegenstanders, op Yictor Hugo
en zyn 30,000 gerijmde versregels. Het rijm
vermoeit alleen, zegt hij, wanneer men enkel
op het rijm schrijft. «Krachtiger dan rijm en
rythmus en van meer belang is de ziel van den
dichter. Als die hoog en edel is, komt het
meesterstuk van zelf; hetgeen aan al die groepen
ontbreekt, is het hooge bewustzijn van het
heroïsche en goddelijke. Eerst na een meesterstuk
mogen zij hun meening geven." Tojh geeft Bois
toe, dat men in vage gemoedsstemmingen, een
tydlang rijm en rythmus kan verwaarloozen, om ze
te krachtiger weer op te vatten. Gabriel Mourey,
die veel van Swinburne heeft vertaald, acht het
Fransch vooral voor proza geschikt; voor Victor
Hugo, Musset, Leconte de Lisle heeft hij eenige
bewondering; voor Pvonsard, de Vigny en Verlaine
ook liefde, maar met hun allen gelooft hij niet
dat zij aan Frankrijks letterkundigen roem veel
zullen toedoen. Hij geeft er een versje van
hem'UIIIIIIIIIIIIIIHIII
MlllllllllllllllllllllUllllllllllllllltUI
volkomen ongepast scheen. Maar hier was
zij verschalkt geworden door Henriëtte's kin
derlijke oprechtheid, door het ongemeen
mededoogen, 't welk zij schuldig was aan de
zwaar beproefde vveeé. Zoo dikwijls zij
Henriëtte onder het oog bracht, dat de noodlot
tige Revolutie, die tot den wreeden moord
harer ouders had geleid, tevens had mede
gewerkt tot de opkomst van beruchte mannen
als de Robespierres, antwoordde het jonge
meisje, dat Augustiu Robespierre de
Septembermoorden evenzeer verfoeide als zij
zelve, dat het niet aanging voor de laag
hartige wandaden van het grauw een volko
men onschuldig man verantwoordelijk te
stellen. Het was verwonderlijk te verne
men, met welke voorbeeldelooze schran
derheid Henriötte, vroeger zoo zelden geneigd
tot eenige uitvoerige mededeeling harer ge
dachten, nu elk bezwaar harer moederlijke
vriendin wist te beantwoorden.
En daarbij was gekomen de briefwisseling
met Augustin^ Henriëtte had geen regel
schrifts ontvangen, dien ze niet openhartig en
met volle vertrouwen aan hare Supérieure
meedeelde. Toen was de strijd ernstiger ge
worden. Henriëtte werd ingewijd in alles, wat
men haar uit overdreven zorg had verbloemd.
Het scheen, dat zij neigde naar de denk
beelden, die Augustiu in zijne brieven be
pleitte. Het werd eene pijnlijke worsteling
voor Mlle de Hussé. Henriëtte bleef volkomen
getrouw aan de heiligdommen harer jeugd,
maar wees er telkens op, hoe onbillijk het
was te beweren, dat meeningen, die van de
hare afweken, niet zouden kunnen verdedigd
worden door een eerlijk man. En hier zat
juist de wortel van al het kwaad. Ze nam
aan, dat de leer der Revolutie eene kern van
waarheid kon bevatten en daarmee scheen
het heil harer ziel gemoeid.
Zeer moeilijk scheen het daarenboven
Henriëtte te verbieden met schrijven voort
te gaan. De Supérieure begreep, dat een direct
verbod den aanleg tot verzet bij Henriëtte
zeer stellig zou ontwikkelen. Zij zag nu hei
der in. dat men zeer verkeerd gehandeld had
door het jonge meisje onwetend te laten. De
goede zusters van het klooster te
SaintBrieuc en Henriëttes ouders wilden de reine
ziel der jonkvrouw niet besmet zien door
de verachtelijke denkbeelden van ITsO
en juist nu ging licht op voor Henriëtte van
eene zeer verdachte zijde. Zelfs toen-Augustin
haar had geschreven, dat Louis XVI, naar
zijne meening, zijn eed gezworen op de Con
stitutie van 1791 had geschonden, zelfs toen
had Henriëtte niet met al die verontwaar
diging geprotesteerd, welke eener jonkvrouw
van hare geboorte betaamde. In het hart
van hare lieve beschermeling was eene kiem
van twijfel geslopen, die uiterst noodlottig
kon worden voor hare toekomst.
Eene andere bijkomstige oorzaak bewoog
zelf bij, dat aan dien roem ook niet heel veel zal
toedoen.
Het slot van het zevental vormen drie dichters
van gevestigden naam, Henri de Bornier (van La
fille de Boland en Les noces d'Attila), Maurice
Bouchor, (van het mooie mystère Noël en de
Légende doiée) en Clovis Hugues, de langharige
zuiderling. Henri de Bornier, die' nijdig van
natuur is en zich over Figaro en een aantal
jongeren erg te beklagen heeft, maakt er zich'
met een »zuur" briefje af; Maurice Bouchor met
een vroolijk briefje; Clovis Hugues heeft zich
laten vinden voor een jolige interview, een beetje
ruw en opsnyderig, maar vol zuidelijk leven. Ten
slotte gaf hij een sonnet, geïmproviseerd aan de
tafel in het café, en toch waarlijk niet zwak.
KKSUBRECTION.
Les jours, los moi?, les aus s'eYoulenl coinmc mie onde:
L'nnaiie de IViifant que nous etioïis lüer
N'v laisse, mt la vic est rapide (t profonde
Pas plus de tracé, liélas! qu'un oisi-let dains l'air.
Tont croule. Uit sièele pèse nutant qu'une seconde.
Avr'l tvlót i peine, et c'est déj.i l hiver;
Le i-rfiue décliarnérit dans la tête blonde;
La IleuL' des buuches s'offre au baiser frovd du vel'.
Ma s Ie cher souvenir, feuilletéeoniine im livre,
Nous fait dans Ie p-issétont domement revivvc,
Jlême quand nous touchoos au sépulcre glissaul :
Et <]viïdonc vmis a dit que la Mort ternelle
Nous garde a t'Jiit jamais endonnis sous son aile,
Puisque uous revivons encore en vieillissaiit?
Wanneer de volgende serieën niet wat bijzon
der aantrekkelijks geven, stellen wij ons voor,
hiermede het verslag te sluiten.
miiiiiiiiimiiiiiiiiiiiHiiiMiiiiitiiiiiiiniiimiiiitniHtittiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Belw aanüieid van MWiottecarisseii,
In de Nachrichten aus dem Buelih-mdel No. 192
komt een artikel voor »Ueber die französische
Prüfungs Ordnung für Universitüts-Bibliothekare'',
waarin de schiijver wijst op het verschil dat er
bestaat tusschen het klakkeloos aanstellen van
bibliothecarissen in Duitschland en de eischen
die in Frankrijk gesteld worden om tot deae
staatsbetrekking te worden toegelaten.
Schrijver geeft de voorwaarden waaraan de
candidaat voldoen moet, o.a. 3o: Un certificat
constatant que Ie candidat a fait une année de
itaje comme surnuméraire dans une It'Mioüieq'He.
unieer:itaife, en betreurt het dat in Duitschland
het bibliothecarisschap meerendeels wordt
waar
HIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIUlllllllHtUlltMIIIIUIIllllllllllHUmtlUllillllllllItU
Mlle de HusséHenriëtte niet te belemmeren
in hare briefwisseling. De jonge Robespierre
behoorde, tot de machtigen van den dag.
Zij had met de uiterste bekommering den
noodlottigeu afloop vernomen van den
Vendée oorlog waarbij twee broeders, twee
i-icointes Husséde la Martinière, zich hadden
ondei'scheiden, over wiens lot haar hart telkens
ineenkromp van smart, daar geen enkel
bericht haar bereikte. Daarbij kwamen de
treurige rampen der familie Rouxelde
Blanchelaiide. Zij wilde alles in het werk stellen,
om ten minste het leven van den jongen
Markies te redden en daarom ook had
zij Henriëtte veroorloofd aan Augustin te
blijven schrijven. Dat op deze manier van
hare zijde eene schippering met hare strenge
beginselen plaats greep, verontrustte Mlle.
Husséde la Martinière alleen met de zachte
wroeging van een péclu' véiiiel. Zoo men door
bemiddeling van Henriëtte den jongen Robe
spierre kon bewegen het leven van den Mar
kies te redden, moest men het niet laten,
meende zij. Het behoud van zulk een leven
was onmisbaar voor de goede zaak. Maar
wat moest er en dit was de vraag, die de
Supérieure het meest beangstigde, wat
i moest er van de vriendschapsbetrekking
tusschen Henriëtte en den jongen Robespierre
worden '<!
Een zeer zacht gerucht deed haar opzien.
De geheime deur, die naar de kapel voerde,
werd voorzichtig geopend. De ei decaitt
dianoine Gerard trad binnen. De iSu/iéricurc stond
op, en boog eerbiedig.
»Jfad/(jnc la Sitph-ieiire .' Laat ik u niet
storen. Ik kom maar even, om te vernemen,
of uwe pro tég i-c haar doel heeft bereikt?"
De kanonnik droeg een zeer eenvoudig
kostuum van een Parijsch burger donker
j bruinen rok en xwarte <:itlol/.e. Hij ging in
deze kleeding onverschrokken door Parijs,
? en gold dan voor //' cilo>/eu Gerard, jniblicixte.
Hij nam plaats tegenover MUe. de Hussé. en
zag haar uitvorschend aan met zijne kleine
zwarte oogjes, wier levendige blik een tintje
i van jeugdigheid verspreidde over zijn gerim
peld, geel gelaat.
i »Henriëtte heeft, eergisteren met deu jon
gen Robespierre gesproken ! Belangrijke
be| loften zijn gegeven'. Zij heeft mij nog weinig
meegedeeld /ij scheen te voel met eigen ge
dachten vervuld. Ik heb haar rustig laten
uitdenken! Ze heeft geene geheimen voor
l mij! Gisteren scheen /,« zeer verstrooid en
heeft ze mjj tweemaal zonder aanleiding innig
omhelsd, tersvijl een vluchtig rood hare wan
gen kleurde. Ik wacht geduldig zij zal
alles zeggen.''
»Dit schijnt wel gewichtig, maar toch
slecht nieuws. De zoogenaamde vriendschap
voor den broeder van onzen gevaarlijksten
vijand boezemt mij groote zorg in. Konden
we ten minste den Markies de Blanchelande
genomen door leeraren, »die in der Regel ein
Zufall oder Gebrechen von der Lehrerkarriere
ablenkte zu der bibliothekarischen."
Verder betreurt hij het dat in Duitschland
geen »Berufsbibliothekare" bestaan. Hij laat
daarop het programma van het examen voor
aspirant-universiteits-bibliothecaris in Frankrijk
volgen, waarmede hij geheel instemt en vervolgt
dan : »Die Bibliothekswissenschaft und die
Verwaltung der Bibliotheken bilden den
Hauptbestandteil sowohl der mündlichen, wie der schrift
lichen Prüfung. Und so muss es eben und so
soll es sein. Hierdurch ist «int gtte ztiche Basis
ffcxchaffen zur Beurteilung der saekmaHaischen
'l'üchtigkeit und Vtrwendbarkeit der
B'bliothekiAspiranteti, und dem Regimente der Wtllkür in
der Aufwahl des Angtbots und dear Ste
enbesetzutig durcli Protektion ist ein für allemal ein
Kade gemocht.
Gelukkig dat men in ons land aan dit laatste
willekeur en protectie, bij de benoeming van
bibliothecariss-.n reeds sinds lang een einde heeft
gemaakt Daarin zijn wij tenminste Duitschland
heel wat vooruit! ! P. P.
De spelling-kwestie.
Nu wij reeds meer dan een richting aan het
woord lieten komen in de zaak der spelling,
mogen wij niet voorbijgaan wat dr. Ch. M. van
Deventer in de Kunstwereld erover schreef: een
opinie voor wier goed recht wij meenen dat
honderden veel zullen gevoelen, en niet degenen,
die het het slechtst meenen met de taal:
»Naar men weet is de heer Kollewijn er voor
om de uitgangen zooveel mogelijk weg te laten
in de schrijftaal, in aansluiting aan de usantie
der spreektaal. Maar hier zoowel als elders schij
nen de heer Kollewijn en zijn vrienden mij toe
i de literatuur kwaad te doen door verwaarloozing
van het inzicht, dat schrijftaal en spreektaal nu
eenmaal anders moeten zijn, wijl de laatste ge
steund wordt door middelen van uitdrukking die
i de eerste mist. Iemand die spreekt kan zijn
bedoe! ling verduidelijken door buigingen van stem, door
gebaren van hand en hoofd, door uitdrukking van het
gelaat. De logische betrekking der woorden kan
in het gesprek worden aargewezen door andere
middelen dan die der taal, in het geschreven
woord is men beperkt tot de midJelen der taal
zelf, en om dan evenveel te kunnen doen als met
j spreken, heeft men mér middelen noodig. Daarom
alleen reeds is het gewenseht de middelen, die
er zijn, te behouden; daarom alleen reeds is het
onjuist de geschreven taal als de botte nabootsing
i van de gesprokene te beschouwen, daarom alleen
HlltlllllUtllllllllUllllllllllllllllltlllllllll
iiiiiiiiimiMiiiiiiiiimiiiiii
door hare tusschenkomst redden !"
»Ik wensch het met hart en ziel. De
Markies heeft nu in elk geval een bescher
mer in het kamp van den vijand gevonden.
Maar het wordt nu gedurig moeilijker Hen
riëtte onder het oog te brengen, dat eene jonk
vrouw van hare geboorte op den duur geene
vriendschap kan onderhouden met een
Jakobijn, als de jonge Robespierre. Zij heeft op
al mijne bedenkingen en waarschuwingen een
antwoord klaar zij heeft achting voor zijn
oprecht karakter, al kan zij zijne meeningen
niet deelen; zij houdt vol, dat onder onze
tegenstanders volkomen achtenswaardige man
nen kunnen voorkomen... al wat ik zeg,
helpt niet!"
»Een gewoon verschijnsel van onzen boozen
tijd, Hiailamc la Xjtpfricure .'Al onze jongelieden,
hoe aanzienlijk hunne geboorte ook zij, luiste
ren met min of meer welwillendheid naar
de evangeliën van Voltaire of' van Kousseau.
De jonge katholieke adel verbergt achter het
schild der nobelste beginselen eene lichte o ver
helling tot het A^oltairianisme. Henriëtte is
jong en onervaren. Men heeft met lofwaar
dige voorzichtigheid haar veel verzwegen, wat
haar nu plotseling door een welsprekend
advokaat der Revolutie in een geheel partijdig
licht wordt voorgesteld! Ik verontrust mij
over het heil harer ziel!"
:;-O, mon pïre.' Ik ken haar hart! Ze
is rein en edel boven duizenden van haar
leeftijd! Mocht ze dwalen, ze zal hare dwa
ling spoedig inzien!"
»Als er maar geene grootere bezwaren
opdagen .. . Henriëtte is zoo engelachtig lief
en de jonge Robespierre schijnt even dapper
als onberispelijk. Ik hoorde gisteren bij die
dwaze vertooningen ter eere der inneming
van Toulon menig woord van lof over hem !"
Terwijl de kauonnik deze woorden sprak,
werd de deur geopend, en trad Henriëtte
binnen, plotseling evenwel naar den drempel
terugwijkend, toen zij den hoog bejaarden
geestelijke zag.
».)?'< i-hi'i'f mèrc.' Ik wist niet..."
»Kom gerust binnen, mijn kind! Je
kunt den eerwaarden vader misschien nog
iets nadei'3 zeggen omtrent meneerde Blanche
lande. Ons hart is vol zorg over hem. Zoo
jong te moeten sterven, omdat hij zich edel
moedig en dapper toonde . . . het is niet te
denken, dat de heilige Jonkvrouw zulk een
snooden gruwel zal gedoogen!"
Henriëtte zag er in haar zwart rouwkleedje,
waarover een j'n-ltn van hagelwit batist; om
den blanken hals een smal lluweel lintdrapend,
waaraan een zwart kruis van turkooizen hincr,
met een krans van donkerbruine fijne krul
letjes om voorhoofd en slapen, allerinnemendst
uit. Zij boog eerbiedig voor den kanonnik,
en ging bij den stoel der ^iipi'ricurc staan.
Deze keek baar onderzoekend aan, en haar
even de hand drukkend, zeide ze: