Historisch Archief 1877-1940
f'
i'
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 949
Frieten Adolph Hermann,
vorst van Waldeck-Pyrmont, broeder van H. M.
de Koningin-Regentes.
Julius Pruttehffim Bremmeijer.
Ik gevoel me toch
wel een toetje
opgefrischt.... Nu 't
werd tijd ook. 't Was
al lang niet pluis
meer. Mijn rechter
been begon te zwel
len en ook mijn hand
Werd af en toe pijn
lijk aangedaan. Die
verd...de
rijkeruisziekte! Je leeft hier
goed in de Bocht;
je hebt geen krimp.
Je kunt nemen van
het vette der aarde
zooveel je maar lust,
maar al betracht je
de matigheid, al zorg
je er voor zelf niet
vet te worden, je
krijgt toch het
podagra. Dat heb ik
tegen de Bocht. De
lucht schijnt hier
niet te deugen, ze tast het bloed en de vochten
aan. Ik herinner me haast den dag niet meer
dat ik met een kleine verheuging van tafel
ben opgestaan. Wat je noemt dronken ben
ik nooit geweest. Ik wist mijzelf altijd te
beheerschen, en was van een gezond en sterk
gestel. Ik bezat weerstandsvermogen, moreel,
maar o< k physiek. Een flesch Bourgogne zou
me niets maken. Ik heb jaren gehad dat ik
in de maand er wel een ankertje van aan kon,
zonder dat ik er van veranderde, of 't moest
zijn een tikje verhooging van kleur of tem
perament. Maar goede Bourgogne, Bourgogne
die geen kwaad kan. Ik was er mee begonnen
'in den Choleratijd als medicyn. Brommeijer,
zei mijn dokter, de verstandigste dien ik ooit
gehad heb, een stevig glas wijn beschouw
ik als het beste voorbehoedmiddel, en hij had
gelijk. Ik heb me nooit lekkerder gevoeld
aan juist in den zomer en herfst, toen ik zijn
voorschrift opvolgde, en daarna ben ik het
blijven opvolgen als een nabehoedmiddel
totdat ik op een zekeren dag een kleine ver
maning kreeg aan mijn grooten teen. 't Spreekt
van zelf, de Bourgogne kreeg de schuld. Mijn
oude, verstandige medicus lag op het kerkhof
en de nieuwe, in wiens handen ik gevallen
was, begon al dadelijk met kwaad te spreken
van zijn voorganger. Die had me zoo iets
niet moeten aanbevelen. Je tweede medicus
is altijd knapper dan je eerste, evenzekerajs
een levende medicus het altijd van een dooie
wint. De zaak was natuurlijk, dat de dooie
wel smaak voor Bourgogne had en de levende
Hei-Yori's candiflaat voor de presidents
verkiezing.
(Puck.)
NEW-YOHK: »Neen, Benny Harrison, zeur maar
aiiet; je moogt niet in ons tuintje spelen."
niet, of, dat hij, al was hij er dol op geweest,
ze toch niet betalen kon. Want een dokter
vindt vooral die dingen nuttig en onschade
lijk, die hijzelf het liefst gebruikt Maar raak
of mis, als je iets scheelt moet je je aan den een
of andeien aesculaap houden, en daar hij,
zooals me later gebleken is, te onbekwaam
was om me door zijn middelen te genezen,
was hij er als de kippen bij, me met een
geleerd gezicht een leefregel voorteschrijven en
daar ging dus opeens de Bourgogne voorgoed.
't Is nu zeker al tien jaar geleden. En juist
in deze tien jaar, dat ik de Bourgogne heb
laten staan, is de kwaal in plaats van af
te nemen nog venijniger geworden. Dat
is het raadselachtige. Hoe onschuldiger
je hier in de Bocht leeft, hoe vatbaarder
je schijnt te worden. In geen enkel deel van
de beschaafde wereld zijn de slachtoffers van
het voeteuvel zoo talrijk als in dit hoekske.
Ik ken verscheidene families, die in dit opzicht
niet zuiver op de graat zijn, en dat is het
opmerkelijkst, daaronder families, die toch
niet in de Bocht geboren zijn. Eerst als zij hier
een poosje wonen, begint de kwaal zich te
ontwikkelen. Vening is, geloof ik, ook al
niet vrij meer gebleven en daarom ben ik
nieuwsgierig hoe het zal afloopen met Hugo
Muller, die zich nu almede aan de werking van
die lucht is komen blootstellen. Nu, als zoo'n
radicaal mocht worden aangetast, en ik gun het
hem van harte, dan zal althans het bewijs
geleverd zijn, dat een prolitariërs denk- en
leefwijze je ook al niet voor het flerecijn
behoedt; krijgt zoo iemand of een van de
kloosterlingen die wij hier te wachten zijn, ook
het podagra, dan gaat de Bourgogne vrij uit.
Intusschen heb ik alweer een kleine kuur
achter den rug. Het was aangewezen, zoo
meende mijn derde medicus, de tweede had
zichzelf niet weten te cureeren ik moest
naar Aken. Ik wilde niet. Maar al zou het
dan ook maar voor een veertien dagen zijn, een
kuurtje was noodig vóór den herfst, anders stond
hij er niet voor in. Nu deze heeft de gewoonte
voor alles in te staan onder voorwaarde, datje
zijn zin doet, maar juist van dedingen waarvoor
hij niet instaat, kan je het zekerst zijn. In
zoover als medicus verdiende hij een plaatsje
op de Beurs. Loop naar de maan! voegde
ik hem toe, toen hij over die reis naar Aken
begon, waar hij den dokter, die mij speciaal
behandelen moest, zoo extra goed kende, ter
wijl hij hem zóó hoog prees, dat dadelijk bij
mij het vermoeden opkwam, dat hij in nog
andere dan wetenschappelijke en vriendschap
pelijke relatie tot hem stond ; een vermoeden,
dat nog versterkt werd door zijn onhan
digheid om zich tegen een verdenking te
verweren nog vóór ik die had uitgespro
ken. Wat meent u wel, riep hij uit, dat we
nog in den tijd van Molière leven, toen de me
dici, als zij geen raad meer wisten, de zieken
naar de baden zonden en de geneesheeren
en apothekers n pak afzetters uitmaakten ;
indien er slechts schijn of schaduw van
een dergelijke gedachte bij u opkomt, verzoek
ik U mij niet verder te ontbieden, want al
heet U Mijnheer Brommeijer en al moet het
ons allen een eer zijn U het lichaam te rei
nigen van die stoffen, welke U verhinderen
in alle vrijheid te beschikken over de geestes
krachten, welke gij aan der stede en 's lands
welzijn wijdt de faculteit staat tegenwoordig
veel te hoog, dan dat zij een argwaan zou
kunnen dulden, als zou bij haar eigen gemak
of stoffelijk voordeel gaan boven het heil van
den patiënt. Ik keek hem eens aan en
zei _ wijzend naar zijn al te gekleurd gezicht
maak je niet dik Dokter, een ménsch is een
mensch en zaken zijn zaken ! maar al deelde
ik hem, toen bij heel koeltjes afscheid van
mij nam, niet nog eens mede dat ik niet
van plan was zijn raad op te volgen, ik was
vast besloten niet naar Aken te gaan. Toch
ben ik er geweest. Mijn vrouw en Tnérèse lieten
mij geen rust. Zoodat ik aan haar wenschen
toegaf. Half en half ben ik er in geloopen.
Ik heb het eerst langzamerhand gemerkt.
Ik was er waarachtig aangedaan van, toen
ik zoo alles hoorde wat ze wisten bij te
brengen om mij te bewegen. God man, zei
mijn vrouw, je moest eens gevoelen hoe ik
nu al met je te doen heb, als ik bedenk dat
je van den winter weer zoo'n véhémente pijn
zult hebben, als ik maar naar je voet wijs. Ik zou
eenjaar van mijn leven er voor over hebben, als
ik jou een week, laat staan een maand, al dat
gekerm besparen kon, en wanneer je meteen
veertien dagen wat water te drinken en een
beetje te baden je zelf zooveel verlichting
bezorgen kunt, dan zeg ik toch dat het
den hemel verzoeken is, de reddende hand,
die je zoo maar wordt toegestoken, niet
aan te grijpen. Je weet niet hoeveel
geknaag, gepriem en gesteek er nog voor je
heele lichaam is weggelegd, dat je zult
moeten dragen, waarom zou je dan niet
trachten dat lijden te ontgaan, waarvoor je
van hooger hand een uitweg wordt aange
wezen. Dat ging den eenen cïag na den an
deren op die manier, en Thérèse had Aken
niet hooren noemen, of ze stond haar moeder
terzijde, trouwer dan ooit.
Och papaatje, kwam ze dan vleien, u be
hoeft u niet van ons te scheiden, wij gaan
met u mee. Wij zullen zorgen dat u liet daar
net zoo goed heeft als thuis.' Neen. zei
ik, op een keer, toen ik me al half had laten
overhalen als ik ga, ga ik alleen, maar
dan begon mijn vrouw weer: hoor ereis man
lief', alleen laat ik je niet trekken. Ik zou
geen qogenblik gerust wezen als ik niet wist
waar je was en hoe je 't had. Toen je naar
den Haag ging, was dat tot daaraantoe. maar
nu naar den vreemde reis je niet zonder ge
volg. En wat zou het ook raar staan voor
de buitenwereld, als ze konden zeggen: Brom
meijer is naar een badplaats gegaan en zijn
vrouw en dochter bleven thuis. Ik hield er
het hoofd nog voor en Thérèse putte zich uit in
bedenkseltjes om haar drijven een schijn van re
delijkheid en hartelijkheid te geven. Als wij met
u te Aken zijn en dat waterdrinken en baden
verveelt u dan scheidt u er maar mee uit en
gaan we met elkaar het overige van den tijd een
plezierreisje maken, een plezierreieje komt u
toch wel toe, papa! En een anderen dag: Als
het later eens rnocht blijken dat de kuur u
niet geholpen heeft, zullen Mama en de Dokter
altijd denken dat u hem ook niet goed heeft
gedaan, maar zijn wij er bij geweest, dan kan
hij onmogelijk volhouden, dat u zelf oorzaak
van het mislukken zou wezen. Telkens en
telkens was het haar te doen om het punt
weer aan de orde te stellen en zoo kwam ze
mij zelfs eens met de vraag tegemoet, heel
etnstig als bekommerde zij zich wezenlijk om
den staat van mijn brandkast: Papa, is
het niet voordeeliger ook, als wij het huis
kunnen sluiten, dan behoeft u voor dien tijd
immers geen belasting te betalen ! Maar mijn
vrouw werd met den dag nog gevoeliger in
haar betoogtrant en het refrein bij haar rede
neeringen was en bleef: ik ben nu eenmaal
met je getrouwd, heb de zorg voor je op me
genomen en wil nu ook zien wat ze met je
doen en weten wat er van je wordt. Nu,
toen ze lang genoeg gezanikt hadden en het
mij, dank zij mijn menschenkennis, allengs
duidelijker was geworden wat eigenlijk
het eiereten was, maakte ik er een eind aan,
en zei: goed, weet je wat, ik ga alleen de
kuur doen, maar jelui mogen mij brengen
naar Valkenburg en daar blijven
zoolang ik te Aken ben. Heb ik'jelui dus
noodig, dan zal ik wel om jelui sturen. Van
dat oogenblik af' heeft mijn vrouw geen kik
meer gegeven om haar hartsbehoefte te luch
ten van mij persoonlijk op te passen, en
Thérèse zong van dien dag af haar hoogste
lied. Beiden begonnen mij te vertellen, dat het
zoo ook h. i. het verstandigste was, want dat
ik me nu, door niemand afgeleid, geheel en
al aan mijne kuur kon wijden, en het ding,
dat van joligheid bijwijlen niet wist wat zij
deed, pakte soms mijn schouder beet en greep
lachend mijn hand, om eens, zooals 't heette,
met mij te dansen, want zij hield het er voor,
dat nu ik naar Aken zou gaan, de podagra
van zelf wel op de vlucht zou geslagen zijn.
En met zoo'n grappig vriendelijk gezichtje
zei ze dan: O, papa, u weet niet hoe blij
ik ben voor u! Nu, je mag zoo dege
lijk van karakter en hoog van positie zijn
als je wil, je bent als oude heer in de
wereld om door je dochter voor den gek ge
houden te worden, en al was je de duivel in
persoon, daar zijn momenten waarop je je dat
laat welgevallen, Maar yan achteren beschouwd
geloof ik toch de wijste partij gekozen te
hebben, want wat had ik met zoo'n brutale
dartele meid te Aken moeten doen tusschen
al die ... podagristen ! Wat een wereld voor
een kind van melk en bloed! Héze krijgen
zelfs mij daar nooit weer heen Ik zet mijn
oude body liever in de salicyl, dan me daar
nog eens te laten ontzwavelen. Die
weerlichtsche dokter! AVie heeft het uitgedacht
zooveel lichamen, die in de war zijn, in n
stad bij elkaar te brengen eii waar zag je nu
ooit in de wereld onbekoorlijker
menschenvleesch ! Och God, als ik er nog aan denk
hoe daar naast me aan tafel, drie middagen
achtereen een gepensioneerd generaal was
gezeten met zoo'n dikke, wanstaltige,
rpodblauwe, ondereen strak gespannen huid bijeen
gehouden glazige duim, die hij bij het hanteeren
van zijn york in de lucht stak ....
Wij reisden naar Valkenburg, waar ik de
mijnen zou installeeren, en van dat deel van
mijn uitstapje heb ik allerminst berouw. Eerst
gaf het kiezen van een hotel mij eenige moeite.
Thérèse vond dat het voor haar en Mama, nu
Papa naar Aken moest, het meest gepast zou
zijn, haar intrek te nemen in het hotel Ci'oix
de Bourgogne waar zeker wel meer dames
zouden vertoeven, die evenals zij wisten
welk kruis dat was, wat dan voor hen aan
leiding kon geven tot het voeren van ge
sprekken, waardoor zij zich gemakkelijk bij
sommige families konden aansluiten, maar ik
zelf' was daar tegen, waarom ik dan ook een
keus deed tusschen Hotel Vossen,
Oud-HotelVossen of Grand-Hotel Ubaghs-Vossen en
Hotel Vossen Bellevue, met het gevolg dat
ik in Vossen tout court terecht kwam, daar
de eenvoudigste naam mij 't meest aan
trok, omdat ik volstrekt niet van bluf houd.
Wij hebben het daar uitstekend gehad,
ik twee dagen en mijn' dames twee weken,
maar al was dat zoo niet geweest, ik zou
er mij toch over verheugd hebben, dat
mijn goed gestarnte mij juist in Vossen had
febracht. Reeds vóór ik mijn kamer had ge
regen bemerkte ik, dat ik in een net loge
ment was aangeland, want op de trap kwam
ons een kellner tegen, die op een presenteer- j
blaadje twee brieven droeg, bestemd voor een j
gast op de bei-étage, daar ik hem tot den
portier die ons geleidde hoorde zeggen : voor
Mijnheer het lid van den Raad. Dat intri
geerde mij natuurlijk, maar ik vroeg niets
Weldra kwamen wij weer beneden, en schreef
ik, omdat ik incognito wilde reizen, mijn naam
zoo onduidelijk mogelijk in het
vreemdelingenboek, zoodat daar moeilijk iets anders uit te
lezen viel dan Bromm., vrouw en dochter, i
Amsterdam. De portier, waarschijnlijk onder
den indruk van mijn uiterlijk, sloeg eenige
bladzijden op en zette zijn vinger bij eiken \
naam, die een gast aanduidde uit Am
sterdam, met een beweging van zijn schouders,
alsof hij zeggen wilde, niet veel zaaks, tot |
hij op eens van houding veranderde, toen hij \
gevonden had wat hij zocht en daar las ik j
vlak boven zijn vinger: <_'. II". <<'e ^aiirayc ?
^'olting at familie, Lid rem den gemeenteraad
Aintilerdam. Hij liet het boek verder aan mij
over en verwijderde zich zwijgend, om mij in
het oog te houden en te zien, welk een indruk
dit op mij maakte. Nu, ik dacht zeker heel
iets anders dan hij vermoedde. Nolting, zei
ik bij mezelf', daar is op het oogenblik maar
n Nolting raadslid te Amsterdam, de ander
is eergister pas verkozen, heeft zijn
geloof'sPriDses Bathilflis van Scnanmlri-Lip.
brieven nog niet overgelegd en is dus nog;
niet als zoodanig erkend of' geïnstalleerd:
dat zal dan die proletariër zijn. Komen
zulke lui tegenwoordig ook al in het Geul
dal ? Gaan die op reis? Nu, 't moet zoo
wezen, en, natuurlijk, net iets voor zoo'n
werkman, om danr in den vreemde, lid
van den Raad achter zijn naam te zetten,
te kranen met zoo'n baantje, daar ken je
dat volk aan, dat nkts gewoon, brutaal,
inhalig, onbeschoft, ijdel.... Jawel, dat weten
de lui hier niet en ze gaan op zilveren pre
senteerblaadjes zoo'n individu zijn brieven
brengen maar ik zal ze inlichten. Ik wond
mij wat pp, zooda t ik o verluid begon te praten
en hérèse het hoorde, en mij aan de jas
trok en zei: Papa, u heeft het mis, dat lid
van den Raad is de heer Sauvage, die alleen
bij ongeluk nog Nolting heer, een vriend van
mijnheer Jolles en van Jan Versluys, een
schoolopziener, geloof ik, weest u toch wat voor
zichtig, ik heb hem wel meer gezien, hij komt
daar juist aan; en het was zoo, je kondt het
aan den portier, en een kellner, die in de vesti
bule waren, duidelijk merken, dat daar een zeer
gewaaideerde gast naderde, en toen ik ook
een paar pas naar voren deed, om er het
mijne van te hebben, zag ik een keurig net
gekleed heer, die de twee punten van zijn
uiterst goed verzorgden snor uitstreek, verge
zeld door een paar andere logees passeeren.
terwijl _het personeel, waaronder ook het
kamermeisje dat nieuwsgierig was toegeschoten,
een heel diepe buiging maakte, en ik den por
tier eerbiedig hoorde zeggen: Goeden
dagMijnheer het raadslid!
Ik stapte daarop in de voorzaal, waar voor
de ramen een groepje gasten stond, die het
op straat zich verwijderend drietal nakeken.
en herhaaldelijk hoorde ik de woorden fluiste
ren : Amsterdamsen raadslid ; de dames vooral
schenen zich bizonder te intresseeren vooi
den bekleeder dezer hooge waardigheid. De
oberkellner kwam, zooals 't behoort, een
praatje met mij maken over het weer en
liet Geuldal, eji daar ik wat kortaf was,
speelde hij maar dadelijk zijn hoogste troef
uit en zei: U treft het mijnhter, dat u
juist van daag is gekomen, u krijgt iets
zeer bijzonders van avond hier in het hotel.
De huldiging van zijn edelachtbare hoogheid
het raadslid van Amsterdam ! De vent vergiste
zich niet in de uitwerking van zijn
mededeeling, want ik moest nu wel vragen : wat be
doel je daarmee? En daar vertelde hij mij.
dat de portier dat eerst over het hoofd had
gezien; dat hij de eerste was die gemerkt had;
dat in Vossen een raadslid van Amsterdam
zijn naam in hel boek had geschreven ; dat
hij toen den propriétaire had in kennis gesteld
van het feit; dat het daarop verder was ge
komen en dat nu eindelijk heel Valkenburg
wist, dat het een lid van den Gemeenteraad
van Amsterdam binnen zijn poorten had
U moet maar eens opletten, zoo ging hij
voort, en aan de deur gaan staan, dan zal u
Na de vertellen in Engeland,
Lord S\MMII:Y (tot Artliur Balfou,- en JOL
Chnnibcrlain): »\Ve hebben de nice gewonnen,
jongens: nu kunnen wc er ons gemak van nemen.'"