Historisch Archief 1877-1940
No. 949
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
In dagen van werkstaking.
De waarnemende bicrg&meest&r: »Ja, zie je, ik heb politiegebrek. Laten je kameraads maar gaan werken en worden ze gemolesteerd,
kom dan bij mij, dan heb ik feiten en zal ik de politie last geven die te onderzoeken."
miiiiiiiiiiiimiiiiiMjjiiimiiiiimjiiiiHHimimiiiiiiniiuHniiiiM
inMmilllimHHMIIMimimilMHMIIIIMHIIIIMHnillMllimiHHIIIIItmiltlllMMIimilllUltlllMllinill
, dat er telkens troepjes menschen blijven
wachten of op en neer wandelen hier voor
Tiet hotel, in de hoop dat ze dien korten
Bezetten heer met zijn zwarte puntknevels
onder het 005 zullen krijgen, het raadslid
van Amsterdam. Het bleek me van dit
-oogenblik af, dat het heele hotel vol was van
dat eenen Raadslid, en je kunt begrijpen hoe
Thérèse, op de hoogte van het geval, nog
veel meer op het informeeren uitging dan ik,
en allereerst een deugdelijk onderzoek instelde
naar den al of niet gehuwden _ staat van dien
Sauvage.Toch, ik zelf wachtte niet zonder span
ning den avond, die zooveel scheen te beloven,
af, en ik moet erkennen die Oberkellner had
geen woord teveel gezegd. Want tegen acht
uur werd het al drukker voor het hotel. De
vla? werd uitgestoken, en toen 't zoo wat
Tiali negen was, stonden wij gasten en ge
nviteerden allen voor de vensters boven en be
neden ons te verdringen om den stoet te zien
naderen, die het werk der huldiging volvoeren
zou. 't Was werkelijk treffend. Tè-te-re-tèt
klonk het van de station-zij, waar de muziek
zich had opgesteld, en vandaar rukten onder
het schetteren der trompetten de deputaten
aan, om onzen Sauvage de eer te bewijzen
die hem als raadslid van Amsterdam toekwam.
Onder luide fanfares en hoerah-geroep der
Valkenburgers traden de burgemeester, en
de raadsleden, een commissie uit de burgerij,
en de Harmonie Walram binnen, en terwijl
wij ons allen naar den tuin spoedden, stond
daar reeds op een expresselijk daartoe
inaerichte verhevenheid de Sauvage gereed, om
de hulde in ontvangst te nemen, die hem zoo
van harte was toegedacht. Na een
oorverdoovend eejuich en applaus, waarin de kreten:
leve het Raadslid! de overhand hadden, nam
allereerst de burgemeester Dr. Erens het woord
om hem namens de Valkenburgsche
municipaliteit geluk te wenschen met zijn verkiezingen
hem dank te zeggen voor de eer, die hij het
Geuldal had geschonken door daar te ver
schijnen vóór nog de Amstelstad zelve hem
in zijn hooge waardigheid had aanschouwd,
en reeds wilde Nolting antwoorden, toen
hij tot zwijgen werd genoopt, eerst door een
nieuw fanfare-geschal en daarna door het naar
voren treden van notaris Palmen, die uit naam
der burgerij, in niet minder vereerende woorden
dan de gemeentelijke autoriteit, onzen stad
genoot het welkom toeriep. De Sauvage kon
ook nu nog in geruimen tijd niet aan het woord
komen, want op de luide en langdurige toejui
chingen volgde een uitvoering van Walram, en
het was zeker al half tien vóór hij, in zeer
gekuischten stijl, met een Haagsen accent, de
Valkenburgsche Heeren dank kon zeggen voor
de schoone tael en de heerlijke tonen, waerin zij
hem hun sympathie hadden betuigd; een
sympathie die hij niet voor zich zei ven wilde
aenvaerden, maer voor de krènige hoofstad,
die hij de eer mocht hebben hier aen de
uiterste landsgrens in lle bescheidenheid te
vertegenwoordigen. Ik most zeggen, het trof
me zoo goed als de _ vent dat deed, want aan
hem zelf was me niets gelegen, maar nu het
op nieuw bleek hoe Amsterdam dan toch nog
altijd een etad was van zulk een beteekenis,
dat je voor een kerel wordt gehouden alleen
reeds omdat je er raadslid van bent, wekte
dit van die teere gevoelens bij me, waar
voor uitsluitend een Amsterdammer ont
vankelijk is. Ik geloof dan ook dat al
de Amsterdammers in Valkenburg, niet
weinig trotsch waren op hun raadslid, en
daarvan ontving ik tot mijn groote ge
noegdoening nog dien zelfden avond een
bewijs, want toen Walram nog eens uitbarstte
, in een: Lang zal hij leven, onze vreugd zal
' niet bestaan, zoo het hem niet wel zal gaan,"
trad plotseling een van de jonge dames naar
de estrade en hing ons raadslid een lauwer
krans om den hals. Het gejubel, dat daarop
ontstond, zal ik evenmin beschrijven, als
vergeten. Met tranen in de oogen zag
ik mijn vrouw naast me, en ook Thérèse
haalde haar zakdoek uit. Het was
een krans van de in Valkenburg aanwezige
Amsterdammers ; ik geloof dat het idee daar
toe was uitgegaan van mr. Hurrelbrinck en
van mr. Elias, maar zeker ben ik daarvan
niet, ik heb ook hooren noemen Dr. Aletrino,
maar wie het ook geweest zij, ik gevoel be
hoefte hem of haar mijn dank te betuigen voor
deze mijn vaderstad vereerende attentie....
De eenige schaduw, die op dit zonnig feestje
voor mij viel, was, dat Thérèse den volgenden
dag pruilde, omdat mijn vrouw haar niet
had toegestaan als Amsterdamsche schoone
dien krans uit te reiken. Ze hadden haar
daartoe uitgenoodigd, daar het reeds dadelijk
bekend was geworden wie zij was, en men
begreep, dat, zoo iemand, zij daarvoor in aan
merking moest komen, maar mijn vrouw had,
buiten mij om, haar verboden zich daartoe te
leenen, omdat zij niet in het wit was gekleed.
Wel tienmaal heb ik het ding hooren zeggen,
nu zou ik ook eens op den voorgrond hebben
kunnen komen, net als mijnheer de Sauvage,
en of zoo iets lukt of niet lukt, dat ligt een
voudig aan de kleur van je japon!
Het spreekt van zelf, dat den volgenden
dag Sauvage zich aan mij liet voorstellen en
OOK dat ik al heel gauw nog meer bekijk
begon te krijgen, dan. hij zelf. 't Was aardig,
niet alleen de lui van positie, zooals
Dyserinck de oud-Minister, de Bosch yan
Drakesteyns, jhr. v. Alphen en dergelijken keken
op als ze mij op straat tegen kwamen, maar ook
al dat jonge volkje: studenten, officieren, ge
wone burgerlui, die niets met mij hadden
uittestaan. 't Was haast lastig en Thérèse
zei, dat de heeren. te Amsterdam wel nieuws
gierig en onbescheiden waren, maar dat dit toch
niet te vergelijken was bij wat zij hier in zoo'n
uitspanningsplaats als Valkenburg onder
vond, 't Geneerde het kind en mijn vrouw
bijwijlen ook. Dat komt er van als je met
iemand wandelt die zoo beroemd is, en wiens
portret de bladen telkens te zien geven, zei
ik, maar ik geloof dat Thérèse dat niet
eens begreep en zich inbeeldde, dat zij niet
naar mij maar naar haar keken. Maar veel heb
ik niet met ze gewandeld, Nolting nam mij
in beslag, en ik moet erkennen, dat hij bij
nadere kennismaking niet tegenviel. BI....wat
een fijne, nette gesoigneerde man, en wat een
beschaafde uitspraak zoowel van de klinkers
als van de medeklinkers, maar van de mede- f
klinkers het meest. Als je hem het woord
kiesrecht hoort uitspreken, brengt hij de t
zoo tot zijn recht, dat je zou denken een woord
van drie lettergrepen te hooren. Ik bedoel
maar, geen zweem van een opvoeding onder het
gespuis, dat heef in plaats van heeft zegt.
Voor den drommel, riep ik uit, ik kan wel
zien, dat ze jou in den Jordaan ook niet ge
plukt hebben. Hagenaar missichien ? Neen,
antwoordde hij: oorspronkelijk uit Haarlem.
Dan zeker uit een kleerwinkel, zou ik
zeggen, zoo alleronberispelijkst netjes zie je
er uit. Hij lachte eens, maar liet zich
hierover niet verder uit Het bleek mij echter
dat juist al wat het uiterlijk betreft, hoe ver
zorgd dat ook bij hem was, hem volstrekt
geen belangstelling inboezemde, en dat de
vent de bescheidenheid in persoon is, in die
mate, dat hij haast aan zichzelf niet denkt,
en zich liever verstoppen zou, dan zich op
den voorgrond plaatsen. Daarom had hij
dan ook zoo 't land aan zijn naam Nolting
die was door dien Jordaanman zoo in
opspraak gekomen Sauvage, waaronder
hij zich liefst aandiende was bij het publiek
geheel onbekend. Zeker je vrouws naam,
vroeg ik, maar zelfs dat was het geval niet.
Hij had hem alleen gekozen, omdatdie ,van"
heelemaal geen antecedenten had. Beroerd
vond hij het, dat hij nu zijns ondanks
twee namen moest dragen, wat hem bij
sommigen in de verdenking kon brengen,
met iets nagemaakts aristocratisch te willen
geuren en zoo iets was hem een gruwel,
hij haatte van ganscher harte alle p
rvenus. Maar ook in zijn politiek beviel hij
mij bovenmate. Allemaal van die zuivere
begrippen, waarmee je hem zoo naar de Bocht
en net zoo goed naar "t Binnenhof als naar
het Prinsenhof' zoudt kunnen overplanten.
Volstrekt geen vleierij tegenover het plebs, waar
mee Charles (J,uack en consorten tegenwoordig
zoo gul zijn. Wat het stemrecht aanbelangt
Mijnheer Brommeijer, zoo zei hij, dat moet
zeer beperkt blijven. Algemeen stemrecht,
onzin. Verbeeld je, mijn kruier zou gelijk
staan met mij! De man reikt nog niet tot
mijn voetzolen. Het was mij dan ook aller
aangenaamst een vriendschap met hem te
sluiten, die ik hier hoop voort te zetten en
niet alleen ik, maar mijn vrouw is ook op
den meest intiemen voet met hem gekomen.
Thérèse alleen heeft iets tegen hem. Wat
weet ze zelf niet. Ze zou hem uitstekend
vinden als dameskapper, maar voor de con
versatie vindt zij hem te geacheveerd en dan.
hij heeft, zegt ze, een zeer onaangename manier
yan met zijne brillenglazen te werken, zoodat
je niet zien kunt of hij je aankijkt of niet.
Nu dat jonge goedje heeft altijd wat.
Maar zooveel is zeker, zoo afschuwelijk ik
Aken vond, zoo streelend en verkwikkelijk
was mij het verblijf te Valkenburg. Graag was
ik er wat langer nog gebleven, en had verder
van de festiviteiten en van de gesprekken
met het raadslid geprofiteerd. Want met de
huldebewijzen was het nog niet uit. Een paar
dagen later was er een groot kinderfeest en
werd .Sauvage een aubade gebracht, door een
paai honderd kinderstemmetjes, bij welke ge
legenheid de Schulinspector Sierp uit Mar
burg, zijn collega in het Duitsch en v. Renesse,
districtsschoolopziener te Sneek, hem in het
Hollandsen toesprak, en den 12den bij Jen
fakkeloptocht in de beroemde Valkenbur
ger grot, waar vier heerlijke surprises in
de grot gegeven zouden worden, werd zon
der verhooging van den entreeprijs een
vijfde heerlijke surprise daaraan toegevoegd,
onder den titel »'s Raadslid's apotheose.''
Op een der volgende avonden had een bal.
ter zijner eere plaats, waarop Therèse de eer
gehad heeft met hem te dansen en na afloop
daarvan was er zulk een verkwisting van
groot en klein vuurwerk", dat volgens mijn
vrouw het eigenlijk zonde was van het geld.
Ook stond reeds vóór zij Valkenburg verlie
ten bij Jos. Crolla-Falise, het photogranich
portret van het Raadslid te koop en het had,
uaar zij vernam, een buitengewoon debiet.
Toch was, zoo beweerde mijn vrouw, Sa_uvage
dezelfde bescheiden man gebleven, die her,
zelfs een weinig onaangenaam scheen te vin
den, dat nu geheel Valkenburg hem groette
als «Raadslid". Een vergeten burger te zijn.
Mevrouw, had hij eens tot haar gezegd,dat is
het wat ik zoek. :
Intusschen.... daar heeft hij geen kans op. Hij
is nu eenmaal ontdekt en dat zweer ik
bij me ziel en zaligheid, de hoofdstad raag
een jaar of' wat van hem proiiteeren maar
dan stuur ik hem naar den Haag. Z>o'n
kerel behoort niet n stad toe recht op.
hem hebben Troon en Land.