Historisch Archief 1877-1940
951
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
iroorrede van half kritisch, half
geschiedkundig'biographiesch en chronologiesch karakter. Volgens
aanwijzingen in bewaard gebleven Skizzenbücher, 1)
en op grond van sommige andere authentieke ge
gevens, schreef Beethoven zijn zesentwintigste
werk in 1800 en 1801. In het eind van laatstge
noemd jaar was het voor den druk gereed. Ia het
begin van het volgend jaar verscheen het in den
handel. De Wiener Zeitung kondigde het in 't
nr. van 3 Maart 1802 als ganz neu erschienen"
aan. De wijdloopig omslachtige titel luidt, in den
vorm en volgens den mode-smaak van dien
Franzosentid" (twee jaren vóór Napoleon's kroning tot
keizer) : Grande Sonate four Ie Clavec.in ou
FortePiano, Composée et dédiée a Son Altesse Monseigneur
Ie Prince Charles de Liehnowsky par Louis van
Beethoven. Oeuvre 26. a Fienne chez Jean Cappi sur
la place St. Mich-el Nro. 4.
In de bewaard gebleven schetsen voor onze
sonate zijn groote leemten waar te nemen. In een
vanBeethoven'sNotinmgsbücher\) natuurlijk weer
in de berlijnsche bibliotheek staat het eerste thema
(dat der variaties) alleen in de noten opgeschreven,
zonder eenige aanduiding der harmonie, als sonate
pour M;" en daar vlakonder: variée tutt a fatto
poi Mennetto o qualehe altro pezzo Characteristica
come p. E. una Marcia in as moll e poi questo."
Een belangwekkende mededeeling omtrent de
genesis onzer sonate zijn door vrienden des mees
ters tot ons gekomen. Beethoven's leerling
Perdinand Ries bericht in zijn, gemeenschappelijk met
diens jeugd-vriend F. G. Wegeler geschreven
Bioffraphische Notizen ber Ludwiff von Beethoven
('38): D«r Trauer?Marsch in As-moll entstand
aus den grossen Lobsprüchen, womit der
TrauerMarsch Paer's, in dessen Achilles" (Weenen, 6 Juni
1807) von den Freunden Beethoven's aufgenommen
worde." Dit bevestigt Carl Czerny: Die Marcia
Fnnebre wurde bei Gelegenheit eines damals selir
beliebten Trauermarsches von Paër geschrieben
und der Sonate op. 26 beigefügt.'' Beethoven zelf
instrumenteerde dit stuk tijdens het weensch con
gres ('15?'16) voor het strijk-quintet, twee fluiten,
twee clarinetten in A, twee fagotten, twee D- en
twee E-hoorns, pauken. De toonsoort is B kl. t.
Aan het slot schreef hij met potlood : In gehender
annehmlicher Bewegung." Heeft hij hierbij aan het
Waterloo-slagveld gedacht? Ook omgewerkt heeft
hij zijn treurmarsch toenmaals voor een drama:
Eleonore Prohaska van Joh. Fr. Leop. Duneker.
Deze bewerking is nog niet gedrukt.
Als curiositeit zij vermeld, hoe 't Beetho
ven's wensch was, dat Wegeler hem een tekst,
1) Gedeeltelijk door wijlen den beroemden
weenschen Beethoven-vorscher Gustav Nottebohm be
schreven (Musikalisches Wochenblatt, '77, no. 36,
37 ; overgenomen in diens Zweite Beethoveniana, '87).
miiiimiimiiiMHliiiiMiuiiiiiiiiiiHiuHiii
"II Illllllllllllllllllllilinii llllliii lllllllllllllllllliiiili
AÜGÜSTffl ROBESPIERRE.
Eene novelle uit het tijdvak der Terreur
DOOR
Dr. JAN TEN BRINK.
XXI.
HUWELIJKSREIS.
Des morgens te 9 uur van den 30 Nivöse
an II (19 Januari 1794) stond een gesloten
rijtuig stil in de rue Saint-Honorévoor het
woonhuis nummer 3G6.
De hemel was onzichtbaar. Mistwolken
dreven als dikke rook langs de gevels der
huizen, en deden overal druppels vallen van
daken en vensterkozijnen. Het had een paar
dagen licht gevroren, en nu kwam eene natte,
nevelige dooi de straten met glibberig slijk
bedekken. Alles scheen met een waas van
mistroostigheid o vertogen, elk gerucht klonk
dof en onheilspellend. De voorbijgangers
haastten zich met ontevreden gezichten door
den mist. De vrachtkarren reden met be
angstigend geratel uit de nevelen te voor
schijn. Het was een nare, natte,
melancholiacne Januaridag.
De koetspoort, die toegang gaf tot de
woning van Maurice Duplay scheen een hol
van zwarte schaduw, waarin lichte, witte
wolken dreven. Toch klonken daar plotse
ling vroolijke, opgewekte stemmen. Eene
groep der huisgenooten van vader Duplay ver
toonde zich in de porte-cochère. Vooraan
trippelde Charlotte Robespierre, het kleine
hoofd gewikkeld in een omslagdoek. Haar
volgde Augustin in een dikken militairen
mantel, daarna verschenen Eleonore, Victoire
en haar vader Maurice Duplay. Maximilien
kon niet bij het afscheid zijn, hij was een
half uur vroeger naar de Tuilerieön, naar
zijn dagelijkschen arbeid in het Comité, ver
trokken. Augustin ging voor de tweede
maal op reis als Commissaris der Conventie.
Zijn doel was in de eerste plaats het depar
tement de la Haute-Saune; zijn eerste rust
plaats zou zijn te Vesoul, waar de oud
procureur Humbert hem met de meeste
voortomendheid zou ontvangen.
Daar Charlotte het verlangde, daar
Maxieen gedichtje zou schrijven, waarop de heerlijke
melodie van het variaties-thema gezongen zou kun
nen worden. Wegeler speelde 't echter nooit tot
zijn eigen tevredenheid klaar, zoodat 't bij het plan
bleef. Anderen deden 't echter later. Prieger
deelt niet minder dan vijf gedichten op dat
as-dur thema mede, o. a. van J. G. Hübner
en den fameuzen brunswijkschen //ridder"
Griepenkerl, Berlioz's voorvechter tusschen '40 en '50
of '60 Hiertoe behoort ook een verzameling
van den volksliederen-componist Friedrich Silcher
(Loreleï), met den verleidelijken titel: Melodien
aus Beethoven's Sonaten and Sinfotiiën zu Liedern
für eine S'ngstimme einfferichtet ('46). Het eerste nr.
van het derde cahier bevat onze sonate-melodie,
met de woorden: Wenn oft in nacbtlicher, heiliger
Stille ein Hauch der Selmsucht dich umweht".
Andere versjes op het as-thema beginnen: Aus
dunklem Laub"; Eutfernt voa der heimlichen,
traulicheu Flur" (Die Terstossene); //Wo der Mond
durcli der Kiefern Dunkel blickt" (Beruhigunt/);
//Du himmlisch unbekanntes Wesen, das hold in
Traumen mich umschwebt" (dito). Een commentaar
op deze smaak-afdwalingen schijnt mij ten
eenenmale overbodig. Dergelijke wanopvattiugen
veroordeelen zich zelve. Ze zijn trouwens logiesche uit
vloeisels der gevoelszieke Poëlusterei dier tijden.
Wat dien invloed van Paer's ^c/Wfes-treunnarsch
op Beethoven betreft, herinnert men zich, hoe
deze de ingeving tot het schrijven zijner eenige
opera kreeg bij het verlaten van een schouwburg
waar hij Paer's opera Leonora (naar een tooneelstuk
Léonore ou l'amoar conjugal), in 1805 te Dresden
gecreëerd, had zien opvoeren. Het tekstboek bevalt
mij, zou hij toen gezegd hebben ; ik gevoel waarlijk
lust, het te compoueerea. Een dergelijke uiting
omtrent Wagner's Lohenyrin wordt trouwens zoowel
aan Wilhelm Taubert als aan erdinand Hiller
toegeschreven.
Moge 't den uitnemenden Beethoven-vorscher
beschoren zijn, nog menige even belangwekkende
vondst te doen; en mocht 't ons gegeven wezen,
die met evenveel vak-keunis eu kunst-smaak uit
zijn handen te ontvangen! Driewerf //Hoch!" voor
Ericli Prieger dus: lang zal 'ie leven!!
J. v. SANTÉ? KOUT.
Gebr. van Lier.
Van de heeren gebr. Van Lier ontvingen wij
een voorloopig tableau de la troupe voor het
aanvangend seizoen. De dames Julia van
LierCuypers en Guusje Poolman zullen gastrollen
spelen, o. a. de heeren Malherbe, van Nieuwland
en Schwab behooren tot het vaste gezelschap.
lien er op aandrong, had Augustin niet het
minste bezwaar gemaakt zijne zuster op deze
reis méte nemen. Hoewel hij juist nu haar ge
zelschap om zeer gewichtige redenen had kun
nen ontberen, had hij gezwegen, en haar haar
zin gegeven. Voor het eerst in zijn leven
had hij een geheim. Maar hij rekende op
Charlotte's genegenheid voor hem. Hij ging
mee dappere onverschrokkenheid de toekomst
te gemoet. Er glansde, ondanks den valen
Januarimist, een vroolijke lichtgloed in zijne
trouwe, helderblauwe oogen. Het scheen hem
of zijne reis naar Vesoul een onafgebroken
feesttocht zou zijn.
Men hielp Charlotte spoedig in den ftacre.
De sehrijnwerkersknechts van Maurice Duplay
plaatsten onder leiding van hun werkbaas,
den grijzen citoyen Jean Nicholas die de
drie Robespierres even vurig bewonderde als
zijn chef twee zware reiskoffers boven op
het rijtuig. Augustin omhelsde Eleonore en
Victoire drukte vader Duplay hartelijk de
hand, en riep tot den koetsier:
«.Baniére Saint-Martin !"
De afstand van de rue Saint-Honorétot
de barrière Saint-Martin was vrij groot. Het
rijtuig had een langen tocht naar de rue
Saint-Martin en de rue du Faubourg
SaintMartin tot aan de barrière toen een der
noordelijkste punten van Parijs. Augustin
zonk in zijn mantel gedoken, in een hoek
van den ftacre. De mistrook dreef voor de
vensters van het voertuig. Charlotte babbelde
over alles zij was niet bang voor een
langen rit in de kou, al moest het ook een
paar dagen duren. Zij had zich van alles
goed voorzien Augustin zou het wel merken.
Zij had een apart koffertje met versnaperin
gen, dat ze in het postrijtuig zou meenemen.
Augustin antwoordde niet veel. Hij had het
hoofd vol blijde verwachtingen. In zijn hart
klonk een luid schallend lied van liefde en
van hoop. Hij glimlachte, zoo dikwijls Char
lotte hem nieuwe berichten over hare bagage
mededeelde. Toen de ftaerc stil stond, had
hij nog maar enkele woorden gesproken.
Ze waren aangekomen bij de barrière
Saint-Martin, bij het bureau de poste, waar
hun een afzonderlijk, vooraf besteld rijtuig
wachtte. Het was eene gele ruime berline,
voorzien van een hoogen bok, en met drie
paarden bespannen. Voor de paarden stond
de courrier, die den burger-volksvertegen
woordiger naar Vesoul zou brengen. Hij zag
er niet onaardig uit die cotimer met zijn
hoogen hoed van zwart verlakt leer, welke
eigenaardige hoed nog karakteristieker werd
Tentoonstelling A, ffiape.
Rotterdamsche Kunstkring.
Toen op 6 Februari 1888 Anton Mauve plot
seling kwam te sterven verloor de hedendaagsche
hollandsche schilderkunst een zijner meest karak
teristieke en persoonlijke figuren.
Mauve was reeds bekend en gewaardeerd, maar
gedurende de zeven jaren die sedert zijn dood
verloopen zijn heeft zijn naam een nog grootere
vlucht genomen, en zijne werken, reeds toen hij
leefde gretig gezocht, werden nog meer gevraagd,
zoodat tallooze schetsen en studies, die hij zelf
waarschijnlijk niet zou hebben verkocht, als zijnde
incompleet, hoewel gedeeltelijk uitmuntend, de
kunstmarkt overstroomden, zoowel ten onzent als
in Engeland en in de Vereenigde Staten, waar
ook tentoonstellingen werden georganiseerd van
nagelaten werken van hem.
Daar de verspreiding van zulk een groot aantal
minder volmaakte werken van een schilder allengs
zou kunnen medewerken zijn reputatie van
consciencieus en eenvoudig kunstenaar eer te
verminderen dan te vergrooten, is het bijeen
brengen van een uitgezochte collectie zooals die
dezer dagen in den Rotterdamschen Kunstkring
vereenigd is, van ongewoon belang om een juist
en mooi beeld van het werk van Mauve te geven.
Reeds deed Pulchri-Studio in den Haag, kor
ten tijd na zijn dood eene dergelijke poging,
maar toen waren er, naast een betrekkelijk klein
aantal schilderijen, vele in de eerste plaats voor
artiesten hoogst merkwaardige studies tentoon
gesteld.
Nu, te Rotterdam, heeft de zeer verdienstelijke
President van den Kunstkring, de Heer Haverkorn
van Rijsewijk, het initiatief genomen een verza
meling bijeen te brengen zooals hij verleden jaar
voor Jozef Israëls deed, die een volmaakt over
zicht geeft van Mauve's kunstenaarsleven, en
die in haar geheel van zeldzaam belang is. Niet
minder dan honderd nummers zijn in den catalogus
vermeld, waarvan een groot aantal afgestaan
werden door bekende, toongevende verzamelaars
uit het buitenland, als de heeren Staats-Forbes,
John Day, A. Young, en van Nederland als
dr. Titsingb, de heeren Bosman, Tiele, Koch,
van Eeghen, H. W. Mesdag, Langerhuizen e. a.
Zoo is het overzicht dat deze tentoonstelling
mini iiimiiiiiiiiimniiiiiiiiii iiiiiiniïiiii umi niiiiim
door de rood-wit-en-blauwe-linten, die, om den
bol gewonden, over den rand naar de schouders
van den man afdaalden. Hij droeg een
carmagnole van dik blauw laken met pur
peren revers, stevig tot aan de kin
toegeknoopt, eene culotte van geel leer, en zeer
hooge rijlaarzen tot boven de knieën.
Augustin hielp Charlotte uit het rijtuig,
en keek rond. De mist hing dik over het
bureau de poste en de weinige in 't rond lig
gende huizen. De courrier groette eerbiedig.
»Slecht weer,burger-representant!" riep
hij Augustin toe. »Maar de mist zal ons
geen kwaad doen ik ken den weg van mijn
twintigste jaar.'1
Augustin knikte vriendelijk, en gaf last
de koffers voorzichtig op te laden. Charlotte
haastte zich hare kleinere bagage binnen in de
berline te bergen. Augustin begaf zich naar
het bureau, en trad de kamer van den post
meester binnen. Een zachte uitroep van
blijdschap klonk hem te gemoet. Henriëtte,
vergezeld van den citoyen-piibliciste Gérard,
trad op hem toe. Augustin had een gevoel
of plotseling de dikke mist optrok, of de zon
in vollen stralenluister aan de kim verscheen.
Henriëtte droog haar hoed van wit vilt
met witte veeren, hare pelérine van zwart
bont en haar eenvoudig zwart kostuum.
Hare donkere oogen fonkelden hem tegemoet,
hare hand tintelde in de zijne. De ci-devant
chanoine reikte Augustin zwijgend de hand.
Henriëtte vroeg glimlachend:
»Is Charlotte thuis gebleven?"
Als om antwoord op deze vraag te geven;
trad Charlotte zelve binnen.
»Augustin!"?riep ze.?»De koetsier zegt,
dat de mist over een uur zal optrekken,
er komt beweging in de lucht !"
Daarna stond ze stil, nieuwsgierig Henriëtte
en den ouden priester aanstarend.
Augustin voorkwam haar, en zei snel :
? »Charlotte! De ciloi/ennc Lauriac, mij
zeer goed bekend, vraagt me, of we zouden
kunnen toestaan, dat ze niet ons reist tot
Chalons sur Marne ?'
Henriëtte boog met een hoog blozend ge
zichtje.
Charlotte keek met de uiterste verbazing
op. Ze begreep niets van deze plotselinge
ontmoeting maar ze kwam zoo snel onder
de bekoring van Henriëtte's innemenden
glimlach, dat zij zouder verder na te denken,
uitriep :
»\Yat mij betreft, zeer gaarne, citoi/annr! f
Als u een kennis is van Augustin, zullen wij
wel spoedig goede vrienden worden."
van het werk van Mauve aanbiedt, al bizonder
compleet voor de geheele geschiedenis van zyne
ontwikkeling. Zeer vele zijner beste schilderyen
zijn hier, en wanneer men denkt dat in onze
musea enkele zijner voornaamsten zijn, dan kan
men begrijpen welk een volledigen indruk men
op 'toogenblik van hem kan krijgen te Rotterdam.
Er zijn daar werken van zijn jeugd, als het
geestig geschilderde portretje van zijn meester
van Os, tot aan zijn allerlaatste schilderijen uit
Laren, waar Mauve met zeer groote nauwkeurig
heid naar de natuur werkte. Door deze wijze
van schilderen verviel hij somtijds in eene voor
hem overbodige uitvoerigheid, waardoor de
algemeene indruk van het geheel verzwakt werd.
Mauve, evenals de groote Japansche meesters,
had een zeer eenvoudigen blik op de natuur,
bekeek deze uiterst aandachtig en trachtte zijjn
indruk zoo eenvoudig, natuurlijk mogelijk terug
te geven.
Hierdoor behooren vele zijner doeken die in
eens geschilderd zijn tot zyne volmaaksten, hetzij
schetsen of studies buiten. Immers een effekt
buiten verandert eiken dag, en wanneer Mauve
op hetzelfde doek herhaaldelijk terugkwam, dan
had hij meestal met onoverkomelijke
moeielijkheden te strijden; het licht, de toon, de vormen
zelfs waren een weinig veranderd, alles moest
overgeschilderd worden, en het geheel verloor
aan frischheid van impressie.
Daarom zijn zijne direkte studies in eens ge
daan en zijne schilderijen, geheel in het atelier
geschilderd, zijne compleetste uitingen.
Onder dezen trokken bizonder mijne aandacht
studies als de «rustende herder",
«aardappelenrooien", »weg naar de heide", »schuren te Oos
terbeek" en zoovelen nog. En schilderijen als
de «ploegende ossen", »jaagpaarden", «landschap
bij Vries", de zwarte en witte koe" en «winter
avond", alle werken van zijn midden-periode»
rijp geschilderd, zeer consciencieus doorwerkt
van toon en van kleur en niet minder van vol
gehouden, geobserveerde karakter-teekening. Wie
Mauve van nabij gekend heeft weet hoeveel tijd
hy besteedde aan dergelijke schilderijen; hoeveel
wandelingen en studies hem noodig waren om
zijn indruk te vernieuwen en te condenseeren,
en hoe moeielijk hij besloot van zulk een doek
te scheiden, zóó zelf dat, wanneer het uit zijn
huis gedragen werd, hij er in den gang nog aan
werkte.
Typisch van Mauve zijn die laantjes met een
eenzaam ruitertje op een jaagpaard, in een fijnen
grijzigen toon, zoo intiem en teer gevoeld ' Mauve
was een meester in het typeeren : zijn oude paar
den zijn nig van karakter, en misschien het
mooiste wat hij maakte, (men denke o. a. aan
llllllllllllllllllllllllllllllllllltltflllllll
Augustin lachte vroolijk.
»IS u, daar is geen twijfel aan !" zei hij
snel. »Maar omdat we vandaag minstens
twaalf uren lang rijden vóór we te Chalons
zijn, zullen we verstandig doen, zoo gauw
mogelijk op reis te gaan!"
De beide jonge vrouwen alleen latend,
trok hij den grijzen priester ter zijde, en
fluisterde:
»Charlotte is zeer goedhartig, zeer zacht
van karakter, mon père! Wil u zoo goed
zijn. madame la Supérieure te zeggen, dat
Henriëtte door ons beiden zal worden ge
dragen op de handen dat zij gelukkig zal
zijn, indien de innigste, reinste liefde geluk
kig maken kan !"
De kleine, zwarte oogjes van den bejaar
den priester drukten groote voldoening uit.
Hij drukte Augustin de hand, en zeide zeer
zacht aan zijn oor:
»Reis onder de heilige hoede Gods,
mon fds! Zorg voor ons lief pleegkind!''
Intusschen had men Henriëtte's bagage
op de berline gepakt, en was de courrier
bezig een zwart leeren dekkleed over de
koffers vast te gespen. AVeldra was hij op
den hoogen bok, en hing zich een koperen
posthoorn om den hals. De reizigers haastten
zich in te stappen. De (-Hoi/en publiciste
Gérard hief beide handen even op naar Hen
riëtte en Augustin zijn zegen zacht voor
zich zelven uitsprekend.
Schetterend klinken eenige welluidende
horenstooten de berline komt in beweging,
en verdwijnt in den mist. De ahanoine aan
vaardt kalm en ernstig de lange wandeling
naar Passy.
In het rijtuig had Augustin Henriëtte en
Charlotte naast elkander geplaatst, en zette
hij zich tegenover haar, steeds zacht glim
lachend van hoog in hem opjubelend geluk.
Charlotte had haar omslagdoek afgelegd, en
zag er in haar wit batisten reismuts heel
burgerlijk uit naast de koninklijke figuur
van Henriëtte. Maar Charlotte dacht hier
zoo weinig aan, dat zij terstond begon met
haastig te babbelen, en in een vloed van
woorden te kennen gaf, hoe blij ze was zulk
eene aangename eompayiion de vot/aye te
hebben gekregen.
Henriëtte was verlegen met hare houding,
en zweeg. Van tijd tot tijd wierp ze snel
een blik naar Augustin, die haar heimelijk
toewenkte, en door teekenen poogde gerust
te stellen. Charlotte bleef spreken met al
tijd toenemende snelheid, terwijl de beide
anderen zeer geduldig zwegen. Hoe lang de