De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 15 september pagina 3

15 september 1895 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

951 DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. iroorrede van half kritisch, half geschiedkundig'biographiesch en chronologiesch karakter. Volgens aanwijzingen in bewaard gebleven Skizzenbücher, 1) en op grond van sommige andere authentieke ge gevens, schreef Beethoven zijn zesentwintigste werk in 1800 en 1801. In het eind van laatstge noemd jaar was het voor den druk gereed. Ia het begin van het volgend jaar verscheen het in den handel. De Wiener Zeitung kondigde het in 't nr. van 3 Maart 1802 als ganz neu erschienen" aan. De wijdloopig omslachtige titel luidt, in den vorm en volgens den mode-smaak van dien Franzosentid" (twee jaren vóór Napoleon's kroning tot keizer) : Grande Sonate four Ie Clavec.in ou FortePiano, Composée et dédiée a Son Altesse Monseigneur Ie Prince Charles de Liehnowsky par Louis van Beethoven. Oeuvre 26. a Fienne chez Jean Cappi sur la place St. Mich-el Nro. 4. In de bewaard gebleven schetsen voor onze sonate zijn groote leemten waar te nemen. In een vanBeethoven'sNotinmgsbücher\) natuurlijk weer in de berlijnsche bibliotheek staat het eerste thema (dat der variaties) alleen in de noten opgeschreven, zonder eenige aanduiding der harmonie, als sonate pour M;" en daar vlakonder: variée tutt a fatto poi Mennetto o qualehe altro pezzo Characteristica come p. E. una Marcia in as moll e poi questo." Een belangwekkende mededeeling omtrent de genesis onzer sonate zijn door vrienden des mees ters tot ons gekomen. Beethoven's leerling Perdinand Ries bericht in zijn, gemeenschappelijk met diens jeugd-vriend F. G. Wegeler geschreven Bioffraphische Notizen ber Ludwiff von Beethoven ('38): D«r Trauer?Marsch in As-moll entstand aus den grossen Lobsprüchen, womit der TrauerMarsch Paer's, in dessen Achilles" (Weenen, 6 Juni 1807) von den Freunden Beethoven's aufgenommen worde." Dit bevestigt Carl Czerny: Die Marcia Fnnebre wurde bei Gelegenheit eines damals selir beliebten Trauermarsches von Paër geschrieben und der Sonate op. 26 beigefügt.'' Beethoven zelf instrumenteerde dit stuk tijdens het weensch con gres ('15?'16) voor het strijk-quintet, twee fluiten, twee clarinetten in A, twee fagotten, twee D- en twee E-hoorns, pauken. De toonsoort is B kl. t. Aan het slot schreef hij met potlood : In gehender annehmlicher Bewegung." Heeft hij hierbij aan het Waterloo-slagveld gedacht? Ook omgewerkt heeft hij zijn treurmarsch toenmaals voor een drama: Eleonore Prohaska van Joh. Fr. Leop. Duneker. Deze bewerking is nog niet gedrukt. Als curiositeit zij vermeld, hoe 't Beetho ven's wensch was, dat Wegeler hem een tekst, 1) Gedeeltelijk door wijlen den beroemden weenschen Beethoven-vorscher Gustav Nottebohm be schreven (Musikalisches Wochenblatt, '77, no. 36, 37 ; overgenomen in diens Zweite Beethoveniana, '87). miiiimiimiiiMHliiiiMiuiiiiiiiiiiHiuHiii "II Illllllllllllllllllllilinii llllliii lllllllllllllllllliiiili AÜGÜSTffl ROBESPIERRE. Eene novelle uit het tijdvak der Terreur DOOR Dr. JAN TEN BRINK. XXI. HUWELIJKSREIS. Des morgens te 9 uur van den 30 Nivöse an II (19 Januari 1794) stond een gesloten rijtuig stil in de rue Saint-Honorévoor het woonhuis nummer 3G6. De hemel was onzichtbaar. Mistwolken dreven als dikke rook langs de gevels der huizen, en deden overal druppels vallen van daken en vensterkozijnen. Het had een paar dagen licht gevroren, en nu kwam eene natte, nevelige dooi de straten met glibberig slijk bedekken. Alles scheen met een waas van mistroostigheid o vertogen, elk gerucht klonk dof en onheilspellend. De voorbijgangers haastten zich met ontevreden gezichten door den mist. De vrachtkarren reden met be angstigend geratel uit de nevelen te voor schijn. Het was een nare, natte, melancholiacne Januaridag. De koetspoort, die toegang gaf tot de woning van Maurice Duplay scheen een hol van zwarte schaduw, waarin lichte, witte wolken dreven. Toch klonken daar plotse ling vroolijke, opgewekte stemmen. Eene groep der huisgenooten van vader Duplay ver toonde zich in de porte-cochère. Vooraan trippelde Charlotte Robespierre, het kleine hoofd gewikkeld in een omslagdoek. Haar volgde Augustin in een dikken militairen mantel, daarna verschenen Eleonore, Victoire en haar vader Maurice Duplay. Maximilien kon niet bij het afscheid zijn, hij was een half uur vroeger naar de Tuilerieön, naar zijn dagelijkschen arbeid in het Comité, ver trokken. Augustin ging voor de tweede maal op reis als Commissaris der Conventie. Zijn doel was in de eerste plaats het depar tement de la Haute-Saune; zijn eerste rust plaats zou zijn te Vesoul, waar de oud procureur Humbert hem met de meeste voortomendheid zou ontvangen. Daar Charlotte het verlangde, daar Maxieen gedichtje zou schrijven, waarop de heerlijke melodie van het variaties-thema gezongen zou kun nen worden. Wegeler speelde 't echter nooit tot zijn eigen tevredenheid klaar, zoodat 't bij het plan bleef. Anderen deden 't echter later. Prieger deelt niet minder dan vijf gedichten op dat as-dur thema mede, o. a. van J. G. Hübner en den fameuzen brunswijkschen //ridder" Griepenkerl, Berlioz's voorvechter tusschen '40 en '50 of '60 Hiertoe behoort ook een verzameling van den volksliederen-componist Friedrich Silcher (Loreleï), met den verleidelijken titel: Melodien aus Beethoven's Sonaten and Sinfotiiën zu Liedern für eine S'ngstimme einfferichtet ('46). Het eerste nr. van het derde cahier bevat onze sonate-melodie, met de woorden: Wenn oft in nacbtlicher, heiliger Stille ein Hauch der Selmsucht dich umweht". Andere versjes op het as-thema beginnen: Aus dunklem Laub"; Eutfernt voa der heimlichen, traulicheu Flur" (Die Terstossene); //Wo der Mond durcli der Kiefern Dunkel blickt" (Beruhigunt/); //Du himmlisch unbekanntes Wesen, das hold in Traumen mich umschwebt" (dito). Een commentaar op deze smaak-afdwalingen schijnt mij ten eenenmale overbodig. Dergelijke wanopvattiugen veroordeelen zich zelve. Ze zijn trouwens logiesche uit vloeisels der gevoelszieke Poëlusterei dier tijden. Wat dien invloed van Paer's ^c/Wfes-treunnarsch op Beethoven betreft, herinnert men zich, hoe deze de ingeving tot het schrijven zijner eenige opera kreeg bij het verlaten van een schouwburg waar hij Paer's opera Leonora (naar een tooneelstuk Léonore ou l'amoar conjugal), in 1805 te Dresden gecreëerd, had zien opvoeren. Het tekstboek bevalt mij, zou hij toen gezegd hebben ; ik gevoel waarlijk lust, het te compoueerea. Een dergelijke uiting omtrent Wagner's Lohenyrin wordt trouwens zoowel aan Wilhelm Taubert als aan erdinand Hiller toegeschreven. Moge 't den uitnemenden Beethoven-vorscher beschoren zijn, nog menige even belangwekkende vondst te doen; en mocht 't ons gegeven wezen, die met evenveel vak-keunis eu kunst-smaak uit zijn handen te ontvangen! Driewerf //Hoch!" voor Ericli Prieger dus: lang zal 'ie leven!! J. v. SANTÉ? KOUT. Gebr. van Lier. Van de heeren gebr. Van Lier ontvingen wij een voorloopig tableau de la troupe voor het aanvangend seizoen. De dames Julia van LierCuypers en Guusje Poolman zullen gastrollen spelen, o. a. de heeren Malherbe, van Nieuwland en Schwab behooren tot het vaste gezelschap. lien er op aandrong, had Augustin niet het minste bezwaar gemaakt zijne zuster op deze reis méte nemen. Hoewel hij juist nu haar ge zelschap om zeer gewichtige redenen had kun nen ontberen, had hij gezwegen, en haar haar zin gegeven. Voor het eerst in zijn leven had hij een geheim. Maar hij rekende op Charlotte's genegenheid voor hem. Hij ging mee dappere onverschrokkenheid de toekomst te gemoet. Er glansde, ondanks den valen Januarimist, een vroolijke lichtgloed in zijne trouwe, helderblauwe oogen. Het scheen hem of zijne reis naar Vesoul een onafgebroken feesttocht zou zijn. Men hielp Charlotte spoedig in den ftacre. De sehrijnwerkersknechts van Maurice Duplay plaatsten onder leiding van hun werkbaas, den grijzen citoyen Jean Nicholas die de drie Robespierres even vurig bewonderde als zijn chef twee zware reiskoffers boven op het rijtuig. Augustin omhelsde Eleonore en Victoire drukte vader Duplay hartelijk de hand, en riep tot den koetsier: «.Baniére Saint-Martin !" De afstand van de rue Saint-Honorétot de barrière Saint-Martin was vrij groot. Het rijtuig had een langen tocht naar de rue Saint-Martin en de rue du Faubourg SaintMartin tot aan de barrière toen een der noordelijkste punten van Parijs. Augustin zonk in zijn mantel gedoken, in een hoek van den ftacre. De mistrook dreef voor de vensters van het voertuig. Charlotte babbelde over alles zij was niet bang voor een langen rit in de kou, al moest het ook een paar dagen duren. Zij had zich van alles goed voorzien Augustin zou het wel merken. Zij had een apart koffertje met versnaperin gen, dat ze in het postrijtuig zou meenemen. Augustin antwoordde niet veel. Hij had het hoofd vol blijde verwachtingen. In zijn hart klonk een luid schallend lied van liefde en van hoop. Hij glimlachte, zoo dikwijls Char lotte hem nieuwe berichten over hare bagage mededeelde. Toen de ftaerc stil stond, had hij nog maar enkele woorden gesproken. Ze waren aangekomen bij de barrière Saint-Martin, bij het bureau de poste, waar hun een afzonderlijk, vooraf besteld rijtuig wachtte. Het was eene gele ruime berline, voorzien van een hoogen bok, en met drie paarden bespannen. Voor de paarden stond de courrier, die den burger-volksvertegen woordiger naar Vesoul zou brengen. Hij zag er niet onaardig uit die cotimer met zijn hoogen hoed van zwart verlakt leer, welke eigenaardige hoed nog karakteristieker werd Tentoonstelling A, ffiape. Rotterdamsche Kunstkring. Toen op 6 Februari 1888 Anton Mauve plot seling kwam te sterven verloor de hedendaagsche hollandsche schilderkunst een zijner meest karak teristieke en persoonlijke figuren. Mauve was reeds bekend en gewaardeerd, maar gedurende de zeven jaren die sedert zijn dood verloopen zijn heeft zijn naam een nog grootere vlucht genomen, en zijne werken, reeds toen hij leefde gretig gezocht, werden nog meer gevraagd, zoodat tallooze schetsen en studies, die hij zelf waarschijnlijk niet zou hebben verkocht, als zijnde incompleet, hoewel gedeeltelijk uitmuntend, de kunstmarkt overstroomden, zoowel ten onzent als in Engeland en in de Vereenigde Staten, waar ook tentoonstellingen werden georganiseerd van nagelaten werken van hem. Daar de verspreiding van zulk een groot aantal minder volmaakte werken van een schilder allengs zou kunnen medewerken zijn reputatie van consciencieus en eenvoudig kunstenaar eer te verminderen dan te vergrooten, is het bijeen brengen van een uitgezochte collectie zooals die dezer dagen in den Rotterdamschen Kunstkring vereenigd is, van ongewoon belang om een juist en mooi beeld van het werk van Mauve te geven. Reeds deed Pulchri-Studio in den Haag, kor ten tijd na zijn dood eene dergelijke poging, maar toen waren er, naast een betrekkelijk klein aantal schilderijen, vele in de eerste plaats voor artiesten hoogst merkwaardige studies tentoon gesteld. Nu, te Rotterdam, heeft de zeer verdienstelijke President van den Kunstkring, de Heer Haverkorn van Rijsewijk, het initiatief genomen een verza meling bijeen te brengen zooals hij verleden jaar voor Jozef Israëls deed, die een volmaakt over zicht geeft van Mauve's kunstenaarsleven, en die in haar geheel van zeldzaam belang is. Niet minder dan honderd nummers zijn in den catalogus vermeld, waarvan een groot aantal afgestaan werden door bekende, toongevende verzamelaars uit het buitenland, als de heeren Staats-Forbes, John Day, A. Young, en van Nederland als dr. Titsingb, de heeren Bosman, Tiele, Koch, van Eeghen, H. W. Mesdag, Langerhuizen e. a. Zoo is het overzicht dat deze tentoonstelling mini iiimiiiiiiiiimniiiiiiiiii iiiiiiniïiiii umi niiiiim door de rood-wit-en-blauwe-linten, die, om den bol gewonden, over den rand naar de schouders van den man afdaalden. Hij droeg een carmagnole van dik blauw laken met pur peren revers, stevig tot aan de kin toegeknoopt, eene culotte van geel leer, en zeer hooge rijlaarzen tot boven de knieën. Augustin hielp Charlotte uit het rijtuig, en keek rond. De mist hing dik over het bureau de poste en de weinige in 't rond lig gende huizen. De courrier groette eerbiedig. »Slecht weer,burger-representant!" riep hij Augustin toe. »Maar de mist zal ons geen kwaad doen ik ken den weg van mijn twintigste jaar.'1 Augustin knikte vriendelijk, en gaf last de koffers voorzichtig op te laden. Charlotte haastte zich hare kleinere bagage binnen in de berline te bergen. Augustin begaf zich naar het bureau, en trad de kamer van den post meester binnen. Een zachte uitroep van blijdschap klonk hem te gemoet. Henriëtte, vergezeld van den citoyen-piibliciste Gérard, trad op hem toe. Augustin had een gevoel of plotseling de dikke mist optrok, of de zon in vollen stralenluister aan de kim verscheen. Henriëtte droog haar hoed van wit vilt met witte veeren, hare pelérine van zwart bont en haar eenvoudig zwart kostuum. Hare donkere oogen fonkelden hem tegemoet, hare hand tintelde in de zijne. De ci-devant chanoine reikte Augustin zwijgend de hand. Henriëtte vroeg glimlachend: »Is Charlotte thuis gebleven?" Als om antwoord op deze vraag te geven; trad Charlotte zelve binnen. »Augustin!"?riep ze.?»De koetsier zegt, dat de mist over een uur zal optrekken, er komt beweging in de lucht !" Daarna stond ze stil, nieuwsgierig Henriëtte en den ouden priester aanstarend. Augustin voorkwam haar, en zei snel : ? »Charlotte! De ciloi/ennc Lauriac, mij zeer goed bekend, vraagt me, of we zouden kunnen toestaan, dat ze niet ons reist tot Chalons sur Marne ?' Henriëtte boog met een hoog blozend ge zichtje. Charlotte keek met de uiterste verbazing op. Ze begreep niets van deze plotselinge ontmoeting maar ze kwam zoo snel onder de bekoring van Henriëtte's innemenden glimlach, dat zij zouder verder na te denken, uitriep : »\Yat mij betreft, zeer gaarne, citoi/annr! f Als u een kennis is van Augustin, zullen wij wel spoedig goede vrienden worden." van het werk van Mauve aanbiedt, al bizonder compleet voor de geheele geschiedenis van zyne ontwikkeling. Zeer vele zijner beste schilderyen zijn hier, en wanneer men denkt dat in onze musea enkele zijner voornaamsten zijn, dan kan men begrijpen welk een volledigen indruk men op 'toogenblik van hem kan krijgen te Rotterdam. Er zijn daar werken van zijn jeugd, als het geestig geschilderde portretje van zijn meester van Os, tot aan zijn allerlaatste schilderijen uit Laren, waar Mauve met zeer groote nauwkeurig heid naar de natuur werkte. Door deze wijze van schilderen verviel hij somtijds in eene voor hem overbodige uitvoerigheid, waardoor de algemeene indruk van het geheel verzwakt werd. Mauve, evenals de groote Japansche meesters, had een zeer eenvoudigen blik op de natuur, bekeek deze uiterst aandachtig en trachtte zijjn indruk zoo eenvoudig, natuurlijk mogelijk terug te geven. Hierdoor behooren vele zijner doeken die in eens geschilderd zijn tot zyne volmaaksten, hetzij schetsen of studies buiten. Immers een effekt buiten verandert eiken dag, en wanneer Mauve op hetzelfde doek herhaaldelijk terugkwam, dan had hij meestal met onoverkomelijke moeielijkheden te strijden; het licht, de toon, de vormen zelfs waren een weinig veranderd, alles moest overgeschilderd worden, en het geheel verloor aan frischheid van impressie. Daarom zijn zijne direkte studies in eens ge daan en zijne schilderijen, geheel in het atelier geschilderd, zijne compleetste uitingen. Onder dezen trokken bizonder mijne aandacht studies als de «rustende herder", «aardappelenrooien", »weg naar de heide", »schuren te Oos terbeek" en zoovelen nog. En schilderijen als de «ploegende ossen", »jaagpaarden", «landschap bij Vries", de zwarte en witte koe" en «winter avond", alle werken van zijn midden-periode» rijp geschilderd, zeer consciencieus doorwerkt van toon en van kleur en niet minder van vol gehouden, geobserveerde karakter-teekening. Wie Mauve van nabij gekend heeft weet hoeveel tijd hy besteedde aan dergelijke schilderijen; hoeveel wandelingen en studies hem noodig waren om zijn indruk te vernieuwen en te condenseeren, en hoe moeielijk hij besloot van zulk een doek te scheiden, zóó zelf dat, wanneer het uit zijn huis gedragen werd, hij er in den gang nog aan werkte. Typisch van Mauve zijn die laantjes met een eenzaam ruitertje op een jaagpaard, in een fijnen grijzigen toon, zoo intiem en teer gevoeld ' Mauve was een meester in het typeeren : zijn oude paar den zijn nig van karakter, en misschien het mooiste wat hij maakte, (men denke o. a. aan llllllllllllllllllllllllllllllllllltltflllllll Augustin lachte vroolijk. »IS u, daar is geen twijfel aan !" zei hij snel. »Maar omdat we vandaag minstens twaalf uren lang rijden vóór we te Chalons zijn, zullen we verstandig doen, zoo gauw mogelijk op reis te gaan!" De beide jonge vrouwen alleen latend, trok hij den grijzen priester ter zijde, en fluisterde: »Charlotte is zeer goedhartig, zeer zacht van karakter, mon père! Wil u zoo goed zijn. madame la Supérieure te zeggen, dat Henriëtte door ons beiden zal worden ge dragen op de handen dat zij gelukkig zal zijn, indien de innigste, reinste liefde geluk kig maken kan !" De kleine, zwarte oogjes van den bejaar den priester drukten groote voldoening uit. Hij drukte Augustin de hand, en zeide zeer zacht aan zijn oor: »Reis onder de heilige hoede Gods, mon fds! Zorg voor ons lief pleegkind!'' Intusschen had men Henriëtte's bagage op de berline gepakt, en was de courrier bezig een zwart leeren dekkleed over de koffers vast te gespen. AVeldra was hij op den hoogen bok, en hing zich een koperen posthoorn om den hals. De reizigers haastten zich in te stappen. De (-Hoi/en publiciste Gérard hief beide handen even op naar Hen riëtte en Augustin zijn zegen zacht voor zich zelven uitsprekend. Schetterend klinken eenige welluidende horenstooten de berline komt in beweging, en verdwijnt in den mist. De ahanoine aan vaardt kalm en ernstig de lange wandeling naar Passy. In het rijtuig had Augustin Henriëtte en Charlotte naast elkander geplaatst, en zette hij zich tegenover haar, steeds zacht glim lachend van hoog in hem opjubelend geluk. Charlotte had haar omslagdoek afgelegd, en zag er in haar wit batisten reismuts heel burgerlijk uit naast de koninklijke figuur van Henriëtte. Maar Charlotte dacht hier zoo weinig aan, dat zij terstond begon met haastig te babbelen, en in een vloed van woorden te kennen gaf, hoe blij ze was zulk eene aangename eompayiion de vot/aye te hebben gekregen. Henriëtte was verlegen met hare houding, en zweeg. Van tijd tot tijd wierp ze snel een blik naar Augustin, die haar heimelijk toewenkte, en door teekenen poogde gerust te stellen. Charlotte bleef spreken met al tijd toenemende snelheid, terwijl de beide anderen zeer geduldig zwegen. Hoe lang de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl