De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 22 september pagina 5

22 september 1895 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 952 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. uitvoerders, zoowel als aan den ontwerper, den architect C. B. Posthumus Meyes. Het werk bestaat uit een koorhek en een over heidsbank, die geheel en al het streng puritein sche missen, dat onze Protestantsche kerken gewoonly'k ontsiert. Bank zoowel als koorhek herinneren ons aan het schoonste tijdperk van de oud-Hollandsche kunst. De schoone lijnen en keurige détails, de vriendelijke engelenkopjes, de typische oud-Holland sche leeuwtjes van het koorhek, de slanke ko lommen met hun schoone kapiteelen en ryke versiering der schachten en het als het ware met sterren bezaaide koepeldak der overheidsbank, geven een goed denkbeeld van de wijze waarop de overige meubelen bewerkt zullen worden. Het geheel wordt blank in eikenhout uitgevoerd. ItllllllllllHllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIII'im BuitenlanWe Mograpliie, L. Bertrand. Gaspard de la Nuit. Paris. Mercure de France. Avez-vous lu Ie Gaspard de la Nuit d'Aloysius Bertrand? Ce sont d'exquis poèmes en prose rythmée." J. M. DE HÉRÉDIA. 't Is een aanhanger, een medestrijder van het romantisme, deze man, van wien, ruim vyftig jaren na zyn dood, dit eenige werk herdrukt wordt. En wel was 't noodig, want de exem plaren der eerste druk zijn byna onvindbaar; niemand kende het boekje meer, weinigen hebben het ooit gekend. En Bertrand is een stylist van den eersten rang. In 1807 werd hy te Ceva in Piemont geboren; zyn vader was kapitein van de gendarmerie, zyn moeder een Italiaansche. Met den val van het keizerryk kwam hy in Frankryk en de familie vestigde zich te Dyon. Het verbluf daar oefende grooten invloed uit op Bertrand. De oude hoofdstad van Bourgogne trok hem aan, het gothieke, ridderlyke Dyon met zy'n kronieken, meer dan als land der wijnbergen. Hij wijdde een ballade aan zijn woonstede: O Dyon, la fille Des glorieux ducs, Qui portes béquille Dans tes ans caducs. met inhoud en rythme voldoende" om haar te dateeren als product der romantische school. Toen ter tijd verscheen te Dyon een blad Le Provincial geredigeerd door Théophile Foisset mi iiiiiiiiiiiiiimn AÜ&ÜSTffl ROBESPIEBEE. Eene novelle uit het tijdvak der Terreur DOOR Dr. JAN TEN BRINK. XXII DE GOUDEN TAK DES VEEDES. Vesoul was in de eerste maanden van 1794 eene kleine bloeiende fabriekstad met ruim vijf duizend inwoners. Vesoul telde onder de voornaamste plaatsen van het departement de la Haute- Saöne, mocht ook zijne welvaart gedurende de laatste revolutionnaire jaren aanmerkelijk verminderd zijn. De stad ligt in eene vallei omringd van hooge heuvels omstroomd door de haastig vooruitspoedende donkere wateren van de Durgeon, die be zuiden Vesoul zich in de Saöne uitstorten Het geheele landschap rondom Vesoul is rijk aan heuvelen en dalen, aan bosschen en kleine meren. Des zomers was het er aller liefst, daar de dalen en heuvelklingen zeer ijverig bebouwd werden, en er zich overa kersenboomgaarden uitstrekten, die reusach tige hoeveelheden kersen opbrachten voor d Kirch-in&ustrie. Maar nu bij het vallen van den avonc op 3 Pluviöse an II (22 Januari 1794) deden de omstreken van Vesoul zich in minder dichterlijken vorm voor aan de reizigers, die met hunne gele berline en postpaarden langs den straatweg van Jussey in flinken dra: naderden. Vlak bij de stad bevond zich een heerlijk bosch van eiken en olmen de trots van Vesoul in den zomer. Een steenen brug, met een breeden boog over de Durgeon geworpen, bracht uit Vesoul naar het bosch. Tegenover deze brug, bij den ingang van het woud, aan den voet van een lagen heuvel verrees eene soort van villa twee verdiepingen hoog, geheel wit gepleisterd Deze villa vertoonde zich als een lankwerpig vierkant met acht vensters op de bovenver dieping, en zes vensters benevens twee deuren au rez de chaussée. Toen de gele berline uit het bosch te voor schijn kwam, deed de courrier een luie horengeschal weerklinken en bracht hi het rijtuig voor den hoofdingang der villa Terstond verscheen op de stoep een oudacb tig man, opmerkelijk door zijne witte staartpruik en zijne bruingrijze redingote met groote m Charles Brugnot; de eerste, biograaf van den irésident de Brosses, de tweede, dichter van alent. In dit blad plaatste Bertrand zijn eerste proeven, ballades in proza en een enkele maal 3en vers als »La Chanson du Pélerin qui heurte pendant la nuit sombre et pluvieuse a Thuis d'un chatel" opgedragen »au gentil et gracieux trouvère de Lutèce Victor Hugo. Typisch romantisch is dit gedicht alweer; trou wens de titel zegt al genoeg: Comte, en qui j'espère, Soient au nom du Père Et du Fils Par tes vaillants reitres Les félons et trattres Déconfits! Hugo antwoordde hem: Ik lees uwe verzen mijnen vrienden voor, zooals ik die van Chénier, Lamartine en Vigny lees. Onmogelijk is 't in hoogere mate de geheimen van den vorm en den versbouw kundig te zijn. Toen Le Provincial werd opgeheven kwam Bertrand te Parijs, waar hij de salons van Nodier, Hugo, Sainte-Beuve. Chateaubriand bezocht. Sainte-Beuve teekent hem op dien leeftijd als een lange, magere jonge man van n-en-twintig jaar, met geelbruin gelaat, waarin kleine levendige zwarte oogen, een uiterlijk, spottend en geestig zonder twyfel, een beetje schraal misschien, met stillen lach. By Nodier reciteerde hy enkele van zijne gedichten in proza, later in Gaspard de la Nuit uitgegeven. Met de kunst van een goudsmid, met de taaie oplettendheid van een boekbinder, die reliure a petits fers vervaardigt, ciseleerde hij zy'n zin nen , zette hy de woorden naast elkaar, ry' aan rij. Als door een zeef had hij eerst de heele taal gezift, alle gemeenplaatsen latende vallen, alle afgesleten uitdrukkingen gingen door de mazen, slechts de teekenachtige, de muzikale woorden bleven over. Daarmee schreef hij zijn verrukkely'ke prozastukjes. Alles is door een loupe ge zien, zy'n beelden zy'n als daguerréotypen door het opbrengen van de kleur vervolmaakt, zegt Sainte-Beuve. Het kleine .boekje, ruim 200 pagina's groot, in 12o. is als een ver zameling van de kostelykste 17e en 18e-eeuwsche etsen en gravures, afgewisseld door beelden van de middeleeuwen als 't ware in de schaduw gezien door rood en groen Bengaalsch licht. 't Is een boek om altijd naast zich te heb ben om er een langen winteravond mee door te droomen. Niet voor niets heet het »Fantaisies a iiiiiiiiimiiiiiniiiiiiiiiiiii stalen knoopen, gevolgd door een knecht, die zich haastte het portier der berline te openen. Allereerst sprong te voorschijn Augustin Robespierre, die terstond de hand uitstrekte, om eerst Henriette, dan Charlotte, bij het uitstappen behulpzaam te zijn. De oude heer met de witte pruik boog op ouderwetsche wijze voor ieder, die uit het rijtuig kwam, en zei op deftigen toon: ?»Oitoyen Robespierre! Citoyennes! Weest welkom in mijn landelijk woonhuis! Al wat ik bezit, staat u geheel ten dienste!" Augustin werd verrast door de statige, maar toch hartelijke wijze, waarop zijn gast heer sprak, in alles verradend, dat hij zich niet schaamde een man van den ouden stem pel te zijn. Inderdaad de oud-procureur George Humbert van Vesoul stond in revolutionnairen ijver ver achter bij zijn broeder Jacques Humbert te Parijs, nu hoofdambte naar bij het Ministerie van Buiten l andsche Zaken, vroeger hospes van Maximilien, aan wien hij gedurende twee jaren kamers ver huurd had in de rue Saintonge, au Marais. Augustin haastte zich de beide vrouwen aan zijn gastheer voor te stellen. »Mijne echtgenoot! Mijne zuster Charlotte." De oud-procureur verdubbelde in hoffelijke buigingen, en bood Henriette zijn arm aan, terwijl hij zijne gasten naar een ruim portaal leidde. Aanstonds kwam eene oude dame met eene ongemeen hooge gazen muts, versierd door lichtblauw lint en tal van ge pijpte strooken, op hen af. Deze, Madame Humbert, verwelkomde met de vriendelijkste voorkomendheid de jonge vrouwen, die ze met een kus begroette in haar huis en den weg wees naar een zeer ruim salon met zeer oude, maar zeer stevige, meubelen. De oud-procureur Humbert had uit zijne correspondentie met zijn Parijschen broeder, en met Maximilien vernomen, dat Augustin en zijne zuster Charlotte zouden komen. Het verraste hem, dat hij nog eene derde gaste voor zich zag. Augustin's echtgenoote, maar hij toonde niet de minste verbazing, in de eerste plaats uit hoogen eerbied voor den Commissaris der Conventie, van wien hij groote verwachtingen had, en in de tweede plaats, omdat hij, als het hem lustte, wel twintig gasten kon herbergen. Het gezelschap bleef maar korten tijd in het salon. De knecht trad met zekere plech tigheid binnen, en verkondigde, luid: t La citoyenne est seroie". Augustin bood der door en door beminnelijke en innig goedhartige Madame Humbert zijn arm. De gastheer volgde met Henriette en Charlotte. De gastvrouw had begrepen, dat de jonge lieden ook zij rekende maar op twee, la maniere de Rembrandt et de Callot op den titel en in zy'n voorwoord verbreedt Bertrand dit door te zeggen: L'art a toujours deux faces antithétiques, me daille dont, par exemple un cötéaccuserait la ressemblance de Rembrandt et Ie revers celle de Callot Rembrandt est Ie philosophe a barbe alanche qu s'encolimafonne en son reduit, qui absorbe sa pensee dans la méditation et dans la prière, qui ferme les yeux pour se recueillir, qui s'entretient avec des esprits de beauté, de science, de sagesse et d'amour et qui se consume a pénétrer les mystérieux symboles de la nature. Callot, au contraire, est Ie lansquenet fanfaron et grivois, qui se pavane sur la place, qui fait du bruit dans la taverne qui caresse les fllles de bohémiens, qui ne jure que par sa rapiére et par son escopette et qui n'a d'autre inquiétude que de cirer sa moustache. Or, Tauteur de ce livre a envisagél'art sous cette doubl personnification; mais il n'a point tëtrop exclusif, et voici, outre des fantaisies a la maniere de Rembrandt et de Callot, des tudes sur Van Eyck, Lucas de Leyde, Albert Durer, Peeter Neef, Breughel de Velours, Breughel d'Enfer, Van Ostade, Gérard Dow, Salvator Rosa, Murillo Fusely et plusieurs autres maitres de dift'érentes, coles." BU nauwkeurige bestudeering en by genoeg zame kennis van 't eigene der schilders, boven genoemd, valt het niet moeilijk boven elk der fantaisies den naam te plaatsen van den artist in wiens toon zij gehouden is. Moeilijk valt het iets te kiezen uit dezen bundel, daar alles mooi, veel voortreffelijk is. Toch wil ik iets meedeelen om een staaltje te geven van Bertrand's eigenaardigen schrijftrant. 't Is willekeurig genomen, een der kleinsten, daardoor gemakkelijker in te voegen : L'office du soir. Trente moines, pluchant feuillet par feuillet des psautiers aussi crasseux que leurs barbes> louaient Dieu et chantaient pouilles au diable. «Madame, vos paules sont une touffe de lys et de roses." Et comme Ie cavalier se penchait, il borgna son valet du bout de son pée. »Moqueur! minauda-t-elle, vous jouez-vous a me distraire ? Est-ce l'Imitation de Jésus que vous lisez, Madame ? Non c'est Ie Brelan d'Amour et Galanterie." Mais l'office etait psalmodié. Elle ferma son livre et se leva de sa chaise . «Allons-nous-en, dit elle; assez priépour aujourd'hui !" Et moi pélerin agenouillë& Técart sous les IIMIMIII iiitiiiinii iiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiniiiiiinii doch nam zich zeer in acht dit te doen uit komen na zooveel rijdens gedurende vier lange dagen wel gaarne aan een flinken maaltijd zouden deelnemen. Inderdaad kwam een gevoel van rust en voldoening over de drie reizigers, toen zij in de ruime salie d manger aan de tafel plaats namen. Alles verried de soliede welgegoedheid van het echtpaar Humbert. Zilver, kristal en tafellinnen lachten met hun glans en blankheid den gasten toe. De spijzen waren in ruimen voorraad aanwezig het was geen Parijsche maaltijd met afgepaste porties brood en vleesch. Al aanstonds heerschte er een aan gename, oprecht hartelijke toon. Gastheer en gastvrouw spraken over de lange reis. Charlotte was onuitputtelijk in het vertellen van vele bijzonderheden, sedert vier dagen ondervonden. Henriette zweeg, maar wis selde stille blikken van verstandhouding met Augustin, die op de eereplaats tusschen den oud-procureur en zijne echtgenoote zat. Henriette wist alleen maar eene enkele waarheid. Zij had Augustin heel haar hart gegeven en Augustin was haar wet tige echtgenoot. Het huwelijk in de kapel te Passy gesloten, had voor haar dubbele heiligheid, omdat de chanoine Gérard een geestelijke was, die zich nooit door een eed aan het gezag eener constitutie had onder worpen. Zij luisterde maar naar ne stem de stem van haar hart. Daar bloeide stil, in het verborgen, de purperbloem der liefde, en daarom was dat jonge, reine hart voor heel haar leven het eigendom van Augustin. Met bijzondere onderscheiding en waar deering klonk ieder woord, dat de gastheer tot den Commissaris der Conventie richtte. »Het Comitéde Salut public heeft mij in zonderheid opgedragen" zei Augustin, nadat de maaltijd afgeloopen was, »om te onderzoeken, hoe het met de stemming der bevolking in dit departement gelegen is. Er komen gestaag klachten in ..." De gastheer zag even zijne vrouw aan, en beiden schudden het hoofd met groote be kommering. «Burger-représentant!" sprak hij zeer ernstig »We hebben duizend re denen tot klagen. In dit departement heeft men h Terreur d Vordre du jour gesteld. Twee Commissarissen der Conventie, Bernard de Saintes en Bassal, hebben onze arme stad in de diepste verslagenheid gedompeld. Ze zetelen nu te Besangon maar Vesoul zal hun bezoek nooit vergeten. ledere dag trof ons ramp op ramp. Honderden en honder den van onze burgers, van onze boeren in den omtrek, mannen, vrouwen, meisjes, kin deren, werden op hun bevel gevangen ge nomen " orgues, il me semblait ouir les anges descendre du ciel mélodieusement. Je recueillais de loin quelques parfums de l'encensoir, et Dieu permettait que je glanasse l'épi du pauvre derriére sa riche moisson. Komt in dit kleine stukje met die enkele woorden niet helder voor den dag die eeuw van galanterie en ongodsdienstigheid, waarin men de kerk gebruikte om een dame het hof te maken, waarin het leven en lijden van een bediende niets gold ? En tegenover die frivoliteit het beeld van den armen geloovige in mystieke verrukking geknield. Als pendant en voor de curiositeit schry'f ik een gedeelte af van een gedichtje uit het begin der 16e eeuw, getiteld »der Vrouwen Pater Noster", dat almede een beeld geeft van de lichtzinnig heid der vrouwen, die te midden van het opzeg gen harer gebeden niet vergeten kritiek uit te oefenen op hare vriendinnen en de wereldsche belangen lang niet achterstellen bij heur geeste lijk heil: Pater Noster, qui es in celis, Ondanc moet hebben Beatris, Dat sy heeft soo goede kleederen an; Waar myn man, als menich ander man, Hy soudese my ooek wel doen maken, Maer ick en kander niet aen gheraken; Hierom blyf ick also dom Sanctificetur nomen tuum. En aan het eind: Nu zegent hy ons allen, Laet ons nu op onse knien vallen Wy zijn nu wel ghezegent, Ghevader, en weet gy niet oft regent ? Ick en hebbe geen ommekleedt.... En dan het bekoorlijke Madame de Montbazon, dat ik zal trachten vertaald weer te geven, zoo goed mogelyk. Het illustreert een plaats uit Saint Simon: Madame de Montbazon was een zeer schoone vrouw uit de vorige eeuw, die van liefde stierf, in den letterleken zin, voor den ridder de la Rue, die haar niet beminde. Mevrouw de Montbazon. Het kamermeisje schikte op de tafel een vaas met bloemen naast kandelaars, waskaarsen dragend, welker schy'n de blauwzyden gordynen aan het hoofdkussen van de zieke rood en geel streepte. «Mariette, denkt ge dat hy zal komen ? Och, tracht toch wat te slapen, mevrouw! Ja, weldra zal ik slapen om te droomen van hem in der eeuwigheid." Men hoorde iemand de trap opkomen. »Ach, als hy' het eens ware!" murmelde de zieke glim «niiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiii »0ch!" riep Madame Humbert mei een diepen zucht «Zwijg er van, mon ami! Het zou onzen heelen avond bederven!'' Augustin wendde zich tot de gastvrouw: »Veroorloof mij u tegen te spreken, citoyenne! Ik ben gekomen met uitdrukkelijken last om alle onrecht te verhinderen om aan de geweldenarijen der Hebertisten paal en perk te stellen. Het geheele Comité, mijn broer Maximilien aan de spits, zal niet lan ger dulden, dat men Frankrijk en de Repupliek belachlijk maakt! Houdt u overtuigd, dat wat voor een paar maanden te Parijs voorviel in de Notre-Dame de diepste veront waardiging bij de groote meerderheid der eerlijke patriotten heeft opgewekt! Wees er zeker van de tyrannie van mijne collegaas, Bernard de Saintes en Bassal, is voorbij! Ik zal door daden toonen, dat er een nieuw tijdvak is aangebroken een tijdvak van vrede en verdraagzaamheid!" Met groote verwonderde oogen en een blijden glimlach om de lippen staarde de oud-pro cureur Humbert naar Augustin. Hij beijverde zich plotseling de glazen te vullen met zijii ouden, geurigen Chambertin. Toen hief hij het glas op, en sprak op indrukwekkenden, ernstigen toon: »Ik zegen het oog nblik, burger-repre sentant ! dat mijn drempel door u betreden werd! Ons arm, verdrukt Vesoul zal recht geschieden!" Augustin reikte zijn gastheer de hand, en sprak met zijne heldere, hoogklinkende stem : »Dat beloof ik u, burger Humbert!" En nu was het ijs gebroken. De oude procureur en zijne echtgenoote deden lange verhalen over al de geweldenarijen, waaraan Vesoul had blootgestaan. Bernard de Saintes deed ieder gevangen nemen, die zich des Zondags als een goed catholiek christen ge droeg. Voor hem waren er geene Zondagen, was er geene catholieke kerk. Het bijwonen der mis was hoogverraad. Tallooze geheel onschuldige vrouwen en meisjes zuchtten nu al maanden en maanden in den kerker. Te Vesoul kwam localiteit te kort voor al de gevangenen. Het verlaten klooster der Soeurs Ursulines was allereerst tot staatkun dige gevangenis ingericht daarna nog twee andere kloosters. Geen gezin te Vesoul of uit den omtrek, waarvan niet een of ander lid in hechtenis genomen was, omdat men ter kerk was gaan bidden, of de mis had hooren opdragen, of wel, omdat men door woorden weinig sympathie had getoond voor de Republiek en hare regenten. En al deze gekerkerden brachten elk uur in den nijpendsten zielsangst door. Ieder oogenblik kon bevel komen tot opzending naar Besan9on, waar een tribunal revolutionnaire was inge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl