Historisch Archief 1877-1940
N°. 953
DE AMSTEKDAMMEK
1895,
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Dit Nummer bevat een Bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bij de Vijzelstraat, 542.
Zondag 29 September
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/" 1.65
Voor Indiëf>er jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.125
Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.3)
Reclames per regel 0.41*
INHOUD:
VAN TEEEE EN VAN NABIJ: De parlementaire lijn.
??Logisch. Een nieuwe koers ? Madagascar SO
CIALE AANGELEGENHEDEN: Voor Eusland's pro
letariaat, door P. M. C. Signalementen uit den
Utrechtsehen Gemeenteraad, dooi1 Jan van 't Sticht.
TOONEEL EN MUZIEK: Muziek in de hoofdstad,
door Van Milligen. Eduard Hanslick, fmet por/rrl).
KUNST EN LETTEREN: Het eeuwfeest dor litho
grafie, Een dorpsgeschiedenis, geen idylle, door
F. J. v. M. FEUILLETON: Augustin Robespierre,
door Dr. Jan ten Brink. XXIII. SCHAAKSPEL.
VOOR DAMES, door E-e. INGEZONDEN. RE
CLAMES. SCHETSJES : Op reis naar Kaap
Landsend. VAEIA. ALLERLEI. PEN- EN POT.
LOODKEASSEN. ADVERTENTIËN.
ifimiiiMiiiHiiiiiiiminiiiiiiKiitMiiiiiitimmiriiimiiiiiii
Wat is er al zoo moeten gebeuren om de
natie langs de constitutioneel-parlementaire
lijn zóó ver te brengen, dat zij bekend werd
met het plan der Regeering, om in dit zit
tingjaar het personeel en de kieswet in be
handeling te doen nemen, en een ontwerp
tot regeling der gemeentefinancien in te
dienen ?
Om dit doel langs
constitutioneel-parlementairen weg te bereiken hebben den 17en
dezer de leden der Staten-generaal des
middage om 12 uur zich naar het Binnenhof
begeven; hebben de ministers, de kanselier
der Orden en de leden van den Raad van
State zich om l uur daar vereenigd; zijn
terzelfder ure onder salvo's van het geschut
van het Paleis afgereden een commando
cavalerie, een hoffourier en twee rijknechts
te paard; de ceremoniemeester in een koets
gestegen met een lakei naast elk portier; acht
kamerheeren, in twee rijtuigen, met een lakei
naast elk portier; acht groot-officieren, in hun
rijtuigen met twee lakeien naast elk portier; een
commando cavalerie; de
opperceremoniemeester in een rijtuig met vier paarden en
twee lakeien naast elk portier; de
grootmeesteres van H. M. en de dienstdoende
dame du palais in een rijtuig met vier
paarden en met twee lakeien naast elk
portier; H. M. de Kon.-Regentes gezeten in
een staatsie-koets met acht paarden bespan
nen, een koetsier naast elk paard en vier
lakeien naast elk portier; de Chef van het
Militaire Huis rijdende achter de
staatsiekoets ; de gouverneur der residentie te paard,
de officieren van het Muit. Huis en nog een
commando cavalerie ... Daartoe, vervolgens,
heeft H. M. zich geplaatst achter den
koninklijken zetel, de kamerheeren rechts
en de heeren van het Mil. Huis links van
den troon, en werd eenige oogenblikken
later, H. M. en haar gevolg uitgeleide ge
daan om naar het paleis onder salvo's uit
het geschut terug te keeren. Verder moest
een commissie worden benoemd tot het ont
werpen van een antwoord; een voor de
Eerste Kamer en een voor de Tweede Kamer;
zaten twee commissies, samengesteld uit
Volksvertegenwoordigers, een wedstrijd te
houden in het uitdenken van banaliteiten ;
moesten deze ontwerp-antwoorden in de
onderscheidene Kamers worden behandeld
en vastgesteld, om eindelijk elk weder door
eene commissie naar H. M. ten paleize te
worden gebracht en zoo wist men dan
ten slotte voor goed, dat het Personeel en
de Kieswet op de agenda zouden staan en
misschien, een ontwerp tot regeling der
gemeentefinanciën daaraan zal worden toe
gevoegd.
Dat de constitutioneel-parlementaire weg
gelijk de rechte lijn, de kortste weg is
tusschen twee punten, zal men niet licht kunnen
beweren. Welk een toestel, welk een tijd
verlies voor iets, dat men in een minuut zou
kunnen uitspreken en waarvan men den we
zenlijken inhoud in twee regels van de Staats
courant zou kunnen afdrukken ! Want, nog
eens, met den besten wil ter wereld valt er
uit de geheele troonrede niets zakelijks op
te diepen, dan de eene door ons genoemde
mededeeling; al het overige is frase, de ver
melding van iets dat van zelf spreekt, of
van iets dat eenvoudig erbij gehaald wordt
om het den schijn van eene »rede" te geven.
Voor hen, die het niet wenschelijk achten,
dat de troon en het parlement beiden lijden
onder de noodwendige gevolgen van het
uitspreken van al te zinledige woorden en
het plegen van ai te onbeduidende hande
lingen, moest het de vraag zijn, of het niet
noodig wordt langzamerhand een eind te
maken aan die wanverhouding tusschen
uiterlijk vertoon en innerlijk ffezen. Ons
dunkt, nu de grondwet gedoogt, dat de Ka
mers worden gesloten en geopend niet door
koning of koningin in eigen persoon, maar
door een commissie van zijnent- of ha
rentwege, zou het alleszins de overweging
verdienen, die plechtige opening »alleen dan
door de Koningin" in persoon te doen ge
schieden, als H. M. in de gelegenheid is,
eene troonrede uittespreken, die, naar haren
inhoud, eenigermate in overeenstemming ver
keert met de hooge waardigheid van het
gekroonde hoofd en het indrukwekkend
ceremonieel, waarvan de opening vergezeld
gaat.
Of zijn er dan geen troonreden inderdaad
in strijd met de achting en het ontzag, welke
naar den geest der grondwet van de raads
lieden der kroon voor eene Majesteit gevor
derd worden ? Is een troonrede, de eenige
rede, die nooit kan dalen beneden peil?
Over een paar jaar zal Wilhelmina mondig
zijn en zal deze jeugdige koningin geroepen
worden, elk jaar een troonrede uit te spreken,
gelijk nu de Regentes zich van die taak
kwijt. Welnu, behoort men niet vóór dien tijd
deze gewoonte te herzien ? En ligt het dan
niet voor de hand, nu reeds H. M. de Re
gentes vóór zij het besluit neemt in persoon
de zitting der Kamers te openen, te doen
weten of er iets valt mede te deelen, den
plechtigen tocht van een gekroond hoofd naar
het Binnenhof waard ?
Waarlijk vóór de troonsbestijging van
Wilhelmina, moest men breken met de
sleur om elk jaar met een quasi-rede te
komen, waarin steeds eenige zinnen
terugkeeren niet minder stereotyp dan het bekende
begin en slot in de correspondentie's van
onze goede dorpelingen: »deze is dienende u te
melden ik nog frisch en gezond ben," en:
»ik eindig wel met de pen maar niet met
het hart."
Het constitutioneel koningschap geeft
nogal eens iets te aanschouwen, waarvan
een gewoon menschenverstand niet maar
zoo dadelijk het rationeele inziet, doch
waarom zou men het der natie, niet in
het staatsrecht tehuis, nog moeielijker maken
dan noodig is, door haar getuige te doen
zijn van handelingen, die bewijzen hoe ge
ring vaak de afstand tusschen het verhevene
en het belachelijke is ?
Men stelle zich voor, dat een jeugdige
regeerende Koningin, gelijk Wilhelmina wel
dra zal zijn, jaarlijks gedwongen wordt, om
geven van de pruikerigste praal een rede te
gaan uitspreken, waarin altijd hetzelfde wordt
gezegd uitgezonderd misschien een paar
woorden, inderdaad het opvangen waard.
Brenge men dus die troonrede-geschiedenis
alvast een weinig in overeenstemming met
de frischheid van het jeugdig leven, dat men
weldra op den troon hoopt te zien.
LOGISCH.
De Standaard meent, dat we op den
goeden weg komen" nu we met haar erken
nen, dat wettelijke regeling van de bevor
dering der officieren buiten dienst, dus ook
van officieren-kamerleden, noodig is. Wij
wenschen alleen nog haar te doen opmerken,
dat wij op dien goeden weg ons steeds bevon
den hebben, en juist om het streven door
den Minister in deze richting betoond, Z. Exc.
verdedigd hebben tegen elke poging, om hem
nu van het plegen eener arbitraire hande
ling verdacht te maken. Hiermede kunnen
wij dit debat sluiten.
Een nieuwe koers?
De Heer v. d. Wall Bake, die tijdens zijn
lidmaatschap van den Raad, zijn streven te
weinig beloond zag, om zich verder dat lid
maatschap te willen laten welgevallen, heeft
daarmede niet zijn belangstelling in dat college
verloren.
Reeds vóór de verkiezingen, dezen zomer
gehouden, deed hij zijn licht schijnen ; en ook
thans, na de wethouderscrisis, geeft hij een
verdediging van de weigering van het Dag.
Best. om Dr. Blooker met Armwezen te
belasten. Een blijk van belangstelling in de
algemeene zaak, dat allen op prijs zullen
moeten stellen: zijn gewezen mederaadsleden,
die te weinig naar hem luisterden, toen hij
hun nog als raadslid den weg wilde wijzen,
en ook zij, die, gelijk wij, als getuige op de
publieke tribune, het meestal niet met hem
eens konden zijn.
Dat wij ook ditmaal zijn goedgeschreven
pleidooi geenszins als afdoend beschouwen,
zal den heer Bake, zoo weinig aan instem
ming gewoon, niet kunnen verwonderen.
In zijn artikel »Het college van Burgemees
ter en Wethouders", Handelsblad 20 Sept.,
tracht hij in het licht te stellen, dat er een
verandering in de wijze van werken van het
Dag. Bestuur is gebracht, welke hij meent te
mogen aanduiden als het kiezen van een
nieuwen koers.
Deze nieuwe koers kenmerkt zich dan hier
door dat het college van B. en W. niet be
staat uit Wethouders, elk voor een zeker deel
verantwoordelijk, maar uit vier leden, die met
den Burgemeester te zamen als n geheel
over alles raadplegen en beslissen.
Is die verklaring de aanduiding van een
nieuwen koer?, dan mag Amsterdam zich
stellig gelukwenschen met de handhaving er
van tegenover hen die in dr. Blooker wilden
zien den aangewezen minister van het departe
ment der gasthuizen.
Deskundigheid in een oi ander onderdeel
der gemeente-administratie maakt niemand
ongeschikt voor Wethouder, integendeel kan
het college van die gelukkige omstandigheid
in veel gevallen een nuttig gebruik maken ;
maar geheel anders wordt het als een lid van
het college, op grond zijner deskundigheid,
het beheer wenscht van eenig onderdeel. Dan
staat die deskundigheid de goede werking
van het college in den weg wegens het ge
vaar dat meer zal worden afgegaan op het
compas van den persoonlijk niet verantwoorde
lijken wethouder, dan op dat van de verant
woordelijke deskundige ambtenaren.
Zooals bekend, zijn deskundigen het zelden
met elkander eens en op het gebied van gast
huizen" ligt die oneenigheid nog versch in
ieders geheugen. Zou het nu verstandig wezen
om boven de doctoren, directeuren der gast
huizen, die reeds onder toezicht van een ge
deeltelijk uit deskundigen samengestelde com
missie van beheer en toezicht werken, een
hunner oud-collega's als »den deskundige" te
stellen ?
Juist de omstandigheid dat dr. Blooker geen
wethouder wilde zijn als hij niet belast werd
met het beheer der gasthuizen moest voldoende
zijn geweest om ergen twijfel te doen rijzen
of dr. Blooker, niettegenstaande zijn bekwaam
heid, zijn als Raadslid getoonden ernst en on
afhankelijkheid, wel de meest geschikte man
was voor het lidmaatschap van het Dagelijksch
Bestuur.
Hoe interessant de gasthuizen ook zijn, in
verhouding tot het complex der belangen,
welke aan B. en W. zijn toevertrouwd, vor
men zij slechts een klein onderdeel.
Hetzelfde wat zich nu bij dr. Blooker heeft
voorgedaan, zou zich kunnen voordoen bij ieder
der andere wethouders. Amsterdam zou dan
voor vier kleine onderdeelen vier deskundige
wethouders hebben, die zich bovendien
zooveel hun tijd zulKs zou toelaten ook
wel met andere hen niet bijzonder aantrek
kende onderdeelen van gemeentezorg wilden
belasten."
Dat die nieuwe koers, waarbij de leden
van het D. B. als n geheel niet over het
allerbelangrijkste maar over alles raadplegen
en beslissen, een voor de praktijk
onvoordeelige koers zal zijn, springt, dunkt ons, in
het oog, eenvoudig omdat die wijze van
werken wel in schijn kan gevolgd worden,
maar onmogelijk metterdaad. En alle
schijiivertooning werkt nadeelig. Het beheer van
een stad als Amsterdam betreft zulk een
grootaantal ondeideelen van den meest
uiteenloopenden aard, dat men wel in theorie kan zeggen :
wij willen met ons vijven «over alles raad
plegen en beslissen," maar dat raadfikgen en
beslissen zou in de meeste gevallen, voor de
meerderheid van het college, neerkomen op
gissen en beslissen. De heer v. Hall heeft
onder de noodige reserve het departement
Onderwijs onder zijn beheer genomen. Hij
weet nog niet zeker of de werkzaamheid daar
aan verbonden, meer tijd in beslag zal nemen
dan waarover hij beschikken kan; is het nu
ook van hem te vorderen, dat hij over
publieke werken, handelsinrichtirigen, con
cessies, armwezen, reinigingsdienst, over tle
tientallen van quaesties, die zich daarbij
voordoen, in de hoedanigheid van lid van
het alles overziend college, mede raad
verstrekt en beslist, om ook daarvoor mede
verantwoordelijk te zijn ? Men kan zulke
gedachtedingetjes uitdenken, maar heel veel
beter dan onzin schijnt ons dat niet. Natuur
lijk de heeren zullen in ernstige gevallen wel
eens en misschien zeer dikwijls met elkaar
praten, maar bij een beheer van den omvang als
de Amsterdamsche gemeen tehuishouding, komt
men vanzelf, niet alleen tot een verdeeling
van werkzaamheden, maar ook tot een ver
deeling van de verantwoordelijkheid, al zijn
er dan ook enkele zaken, waarover men ge
meenschappelijk kan oordeelen en waarvoor
men dus gemeenschappelijk verantwoordelijk
gesteld kan worden, omdat daarbij niet een
zekere mate van bekwaamheid of studie wordt
vereischt. Wilde men zulk een nieuwen koers
uitgaan, dan zoude het College van B. en
W- moeten worden samengesteld uit vijf per
sonen, die allen door een bijzonderen aanleg
uitmuntten, tot het gemakkelijk begrijpen van
alle mogelijke zaken van den meest verschil
lenden aard, en dan zou de wethouderskeuze
niet door den Ilaad, maar door het D. B.
zelf dienen te geschieden, daar B. en W. als
n college toch moeielijk allen te samen ge
lijkelijk verantwoordelijk kunnen worden ge
acht voor beslissingen, genomen doorpersonen,
waaronder er allicht n of meer kunnen
zijn, door hen ongeschikt geacht en dus niet
begeerd. Bij de laatste zitting van den ge
meenteraad deed zich het volgende voor: Er
waren adressen van de heeren Alberts en
Weissman over de restitutie van een zekere
som aan de aannemers van het Museum Suasso.
De heeren Alberts vroegen in deze het be
noemen van een scheidsgerecht. B. en
Wadviseerden op dat verzoek afwijzend te be
schikken, maar de aannemers nog ?8000 aan