Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 953
te bieden, ofschoon dezen recht meenden te
hebben op meer voor nog gemaakte vloeren.
In de Volksstem schreef Cu et La daarover
onder anderen:
Ook de heer Treub was niet volkomen op
de hoogte, en ging af op zijn ... ambtenaren.
Hij was bovendien van oordeel dat de aan
nemer onvoorzichtig had gehandeld, toen deze,
terwijl de quaestie van meer of minder werk
nog hangende was, op last van de directie
die vloeren maakte, zonder vooraf de goed
keuring te hebben gevraagd van B. en W.
Dit nu, en dit echijnt de heer Treub niet
te weten, was niet noodig.
Te allen tijde is de aannemer verplicht het
werk of de levering uit te voeren naar de
bepalingen van het bestek.
Indien nu de directie, in deze de heer
Weissman, eerst gelast die vloeren niet te
maken, dan geeft de aannemer gevolg aan
dat bevel en de post komt onder »minder
werk": geeft de directie echter daarna weer
last om toch het werk te maken, dan dient
de aannemer het werk uit te voeren, omdat
de vloeren in het bestek staan en de daar
voor uitgetrokken post vervolgens weer van
»minder werk" kan worden afgenomen.
Het den aannemer tot een verwijt te doen
strekken, dat hij, aleer hij tot de uitvoering van
htt bestek overging, eerst B. en W. zou
moeten gehoord hebben, miste bovendien allen
grond.
Volgens par. 20 van het bestek waren toch
de Algemeene Voorschriften van waterstaat
van 12 September 1882 No- 6, op dit werk
van toepassing, en daarin staat in par. 453
duidelijk dat de aannemer verplicht is het
werk uit te voeren naar de bepalingen van
het bestek en volgens de bevelen en aanwij
zingen, die hem door de directie worden ge
geven."
Nu zal wel niemand wij althans hebben
allerminst zulk een bedoeling, het den be
lastingspecialiteit Treub kwalijk nemen, dat
hij niet op de hoogte was van parag. 20 van
het Bestek, noch van den letterlijken inhoud
van de Algemeene Voorschriften van Water
staat van 12 Sept. 1882, No. O, par. 453,
maar hieruit blijkt toch zeer zeker, dat men
bij den nieuwen koers, waaronder die vergis
sing is uitgesproken, als een argument om
op het verzoek van de heeren Alberts afwij
zend te beschikken, evengoed een ietwat des
kundigen Wethouder van Publieke Werken
noodig heeft als onder den ouden koers, in staat
om hetgeen zijn ambtenaren hem vertellen,
te controleeren; alsmede dat de Wethouder
van Publieke Werken onder den nieuwsten
koers zich moeilijk verontschuldigen kan met
de verklaring: die vergissing was er niet een
van mij persoonlijk, maar een die op rekening
gesteld moet worden van het geheele
Dagelijksch Bestuur.
Naar onze meening verandert er in het
wezen van het Wethouderschap niets: ook al
wierd v. d. Wall Bake's wensch vervuld dat
de verklaring omtrent het aannemen van den
nieuwen koers" met gulden letters in iedere
Wethouderskamer werd aangebracht. Zelfs
met woorden in gouden letters kan men niet
maken dat het onmogelijke mogelijk wordt.
Zeker kan men zich een betere regeling
van het gemeentebestuur eener groote stad
denken, dan onder deze gemeentewet wordt
geduld. Doch zoo lang wij onder deze wet
leven, en alleen de wethouders in den Raad
verschijnen, de hoofdambtenaren uitsluitend
aan het Dag. Bestuur verantwoording schul
dig zijn, is er van het wel houderschap
hetzij men redeneere over een nieuwen of'over
een ouden koers niets anders te maken, dan
wat het thans is, weshalve dan ook juist dat
soort van redeneeren ons ten opzichte van de
quaestie-Blooker geen stap verder brengt.
Wanneer de nieuwe koers, in de praktijk
geheel zal moeten gelijken op den ouden koers,
wijl er in deze, behoudens een zeer gewone
variatie, slechts n koers mogelijk is, wordt
hetgeen de heer Bake over de uitwerping van
dr. Blooker schrijft, nog minder steekhoudend.
Deskundigheid" in een lid van het D. B.
is een gelukkige omstandigheid" maar zij is
dat, volgens den heer Bake niet, als zulk een
deskundige juist het beheer verlangt over dat
deel ten opzichte waarvan hij deskundige is
want dan ontstaat het gevaar dat het college
meer zal afgaan op het compas van den per
soonlijk niet verantwoordelijken wethouder,
dan op dat van de verantwoordelijke des
kundige ambtenaren. Wij hebben reeds op
n feit gewezen bij P. W. waaruit, juist
dezer dagen, gebleken is, dat die verantwoor
delijke deskundige ambtenaren, icelke trouircns
nooit voor het voetliclit komen, de controle van
een wethouder niet kunnen missen, en we had
den daarbij, een tweede feit, even recent, kunnen
voegen, de veel besproken aanbesteding van
het leggen eener buizenleiding voor liet tele
foonnet, gelijk de heer Bake zal weten, geschied
in drie tempo's: het gunnen, het weder intrek
ken en het nog eens gunnen! En het gevaar
bestaat zeker, dat in een college van B. en W.
samengesteld uit vijf meesters in de rechten der
gelijke blunders zich nog wel willen verme
nigvuldigen ! We houden het er dan ook voor
dat de Raad en de heer Bake zelf, ondanks
het gevaar dat de deskundigheid met zich
heet te brengen, het een groot voordeel zou
den achten, als de heer Treub tevens de des
kundigheid van den heer Hchut bezat; ja het
zou ons niets verwonderen, als zelfs de Wet
houder van P. W- in eigen persoon, de moei
lijkheid erkende van zijn departement zonder
eenige deskundigheid naar behooren te
beheeren ! Hoe echter heeft de heer Bake, die zoo
lang lid van den Raad is geweest, deze nieuwen
koers durven te pas brengen juist om te
betoogen, dat bij het wethouderschap over
de gasthuizen deskundigheid geen voor
deel maar een gevaar is ? Indien bij eenige
inrichting, dan heeft men bij de gasthuizen
verantwoordelijke ambtenaren; de heer Bake
noemt ze zelf: men heeft directeuren der
gasthuizen, die reeds onder toezicht van een
gedeeltelijk uit deskundigen samengestelde
commissie van beheer werken." Ja men
heeft die; en weet de heer Bake dan niet,
evengoed als wij, dat men die ook had, !
toen de gasthuis-schandalen de wei-eld in rep
en roer brachten? Is de heer Bake vergeten,
dat ondanks verantwoordelijke ambtenaren
en commissies van toezicht op onze gasthuizen
jaren lang toestanden hebben geheerscht, die
maar niet waren uit te roeien, zoo lang niet
Dr. Berns, het raadslid, zijn krachtige werk
zaamheid had betoond; en zouden deze
afschuwelijkheden hebben kunnen voortduren,
indien er een deskundig wethouder, als Bsrns
b. v., ware geweest om den Augiasstal onder
zijn beheer te nemen ?
En mi denken wij niet meer aan zekere
misstanden, die wij te boven zijn gekomen,
uu is het ook niet de quaestie van gasthuis
bouw of van gasthuis-inrichting, waarover
medici kunnen disputeeren, neen, maar die j
beide gasthuizen vorderen jaarlijks een uitgaaf
van fijf' tot zes ton gouds en terwijl daar
zich een deskundige geroepen gevoelt in het
belang der gemeente aan zulk een gewichtig
onderdeel zijn zorgen te wijden, een man,
die wethouder ook voor Hooger Onderwijs,
toch reeds als zoodanig de gasthuizen
op zijn weg zal ontmoeten zegt men : wat
gaat het ons aan of de heele wereld u ook
heeft begeerd als wethouder van onder
wijs, blijf waar ge zij t, de gasthuizen zullen
zijn toegewezen aan den niet-deskundigen nar.
Scholvinck. Om zoo iets goed te prafén,
komt de heer Bake ons de heerlijkheden van
den nieuwen koers verkondigen, alsof onder
dien koers deskundigheid sctiade ware, en wil hij
ons de vraag voorleggen:, Zou het nu verstandig
wezen om boven de doctoren, directeuren en
de commissie van toezicht een hunner
oud-collega's als den deskundige te stellen ?"
j Een dokter boven de dokters ? De vraag
zou nog vollediger gesteld kunnen worden :
een dokter boven de dokters en boven de
professoren ? Daar zit hem dus de kneep.
Zelfs het hooger, middelbaar en lager onder
wijs moesten bij de keus van het Wethou
derschap aan het toeval worden overgelaten,
opdat niet een dokter in de gemeentelijke
hiërarchie boven eenige zijner oud-collega's
zou komen te staan! Maar dit klinkt nu toch
wat al te dwaas. In Staat en Maatschappij
ziet men zoo dikwijls een oud-collega boven
zich als deskundige geplaatst. Het kan toch
niet zijn, dat juist de dokters daar niet tegen
kunnen! We vermoeden dan ook dat het
»onverstandige" dier benoeming minder moet
gezocht worden in het dokterschap van den
heer Blooker, dan in den persoon van deu
heer Blooker, die in zekere kringen wel
licht niet begeerd werd als wethouder.
Indien dit het geweest is, dan hebben
we allesbehalve te doen met een nieuimi
koers integendeel, met een zeer ouden
koers, een, helaas, ook in Amsterdam sedert
onheuglijke tijden bekenden koers, waarbij
l het algemeen belang moet wijken voor
over! wegingen van zeer privaten aard.
De heer Bake geeft ten slotte te kennen,
' dat de herhaalde benoeming van den heer
Blooker niet de beteekenis had van een
con' ilict. Dat Dr. Blookcr bij tweede vrije stem
ming 13 stemmen verkreeg eu ten slotte de
; meerderheid, bewees eenvoudig, (hit men een
nieuwe vrije stemming mogelijk wenschle
te maken. Hier staat tegenover, dut Dr.
Blooker zelf, door niemand weersproken is,
toen hij in den Rand aan zij u verkiezing voor
de tweede maal de beieekenis gaf', die ook
wij en zoovele anderen daaraan hebbon
ge| hecht. Dat er tusschen een gemeenteraad,
die weigert den candidaat, door B. en \V. hem
opgedrongen, te aanvaarden, en die tot twee
maal toe den door B. en W. niet begeerden
| candidaat de meerderheid verleent een incident
maar geen conifict beslaat, dit kan men be
weren, maar niet met kans van bij het pu
bliek geloof te zullen vinden. Lieten K. en
W. nog eens een handeling, die zoo weinig
eerbied voor de opinie van den Raad ver
raadt, volgen het conflict, dat nu nog
in het duister is gebleven, zou zich spoe
dig genoeg in alle klaarheid vertoonen.
Mr, van Hall heeft, door op zijn vroeger
besluit terug te komen, voorloopig den vrede
gered. Was hij echter blijven weigeren het
wethouderschap op zich te nemen, en had
dus den Raad den heer de Sauvage Nolting
moeten kiezen, n bij den Raad n bij het pu
bliek, in de onderwijswereld zeker zelve niet
het minst zou een afkeuring over B. en W.'s
geringschatting van de belangen van het
onderwijs zijn vernomen, die van den aanvang
af de positie van het Dag. Best. niet weinig
had verzwakt.
Dit blijft waar, ook al zouden wij met
den heer Bake dwepen met den nieuwen
koers.
Madagascar.
Evenals andere groote en kleine mogend
heden, is ook Rusland bij de Fransche
najaarsinanoeuvres door eenige officieren ver
tegenwoordigd geweest. Geen dezer militairen
zal zich zeker te beklagen hebben over de
ontvangst in het Fransche hoofdkwartier,
maar allerminst de Russische generaal
Dragomiroft', op wien zich natuurlijk de bijna
hysterische geestdrift der Franschen voor al
wat Russisch is heeft geconcentreerd. Zelfs
Caran d'Ache. de welbekende
RussischFransche teekenaar, neemt een loopje met
die geestdrift. Als een blad heeft gemeld,
dat het hoofd der Russische missie de wo
ning en de tafel van den Franschen
generalisismus zal deelen, toekent Caran d'Ache
dezen bevelhebber bij zijn toilet. »Jean, waar
is mijn flanellen vest ?"?«Generaal, dat heeft
de Russische generaal aangetrokken." Een
tweede prentje vertoont den heer
Dragomiroff' in zijn slaapvertrek. »Mitrofan, waar
zijn mijn sokken?'' «Excellentie " ant
woordt de Russische bediende »Zijne Ex
cellentie de Fransche generalissimus heeft
zich verwaardigd die aan te trekken." Alles
hebben de heeren gemeen: hun scheermes,
ja zelfs hun tandenborstel. Ten slotte wor
den zij beiden door president Félix Faure,
die zich ook al in een primitief kostuum,
maar toch met den monocle in het oog ver
toont, uitgenoodigd om bij hem hun caf
-aulait te komen gebruiken.
Generaal Dragomiroff heeft, volgens de
Fransche bladen, de interviewers verrast met
enkele typische uitdrukkingen. Aan een
vertegenwoordiger van den Figaro verzekerde
de Rus, dat hij geen hekel had aan de
Duitschers, eigenlijk aan niemand. Alles gaat
bij hem op kommando. »Ik houd van iedereen.
Maar wanneer Z. M. de Czar beveelt, dan
voer ik zijne bevelen uit. Ik kost overigens
aan de kroon zooveel geld, dat zij er aan
spraak op mag maken, in mijn persoon een
trouwen dienaar te vinden." Bescheidener
kan het niet. Diezelfde man met zijn lief
hebbend hart zegt echter, dat hij zich bij de
manoeuvres heeft verbaasd over de
overdrevene zorg voor het welzijn der manschappen.
Is dit alleen maar Russische opvatting, of
wil generaal Dragomiroff in dit bijzonder
geval zijn gastlieeren troosten over de jam
merlijke berichten omtrent de
Madagascarexpeditie, waarbij de zorg voor de manschap
pen alles te wenschen overlaat ? Inderdaad
is de wijze, waarop deze expeditie is georga
niseerd, een waar schandaal te noemen en
zijn de berichten, welke de Fransche bladen
van alle richtingen daarover mededeelen, in
hooge mate bedroevend. Niet de inlandsche
vijanden, die zich bijna niet verdedigen en
wier kogels slechts /eer enkele slachtoffers
maakten, maar ziekte en onvoldoende ver
pleging doen het expeditie-corps versmelten
als sneeuw voor de zon. Er is gebrek aan
alles, aan doctoren, aan verpleegsters, aan
geneesmiddelen, aan hospitalen, aan vervoer
middelen voor de zieken, ja zelfs aan dood
kisten ! In het moorddadig klimaat der moe
rassige kuststreek, waar de kwaadaardige
koortsen bijna iedercn Europeaan aantasten,
werden uit de trage transportstoomers, die
maanden te laat (ie plaats hunner
bes'.emming bereikten, allerlei noodige en onnoodige
/aken ontscheept en laml\vaurl.s gezonden,
maar do bidon chinine liet men ongebruikt
liggen, i L)e regeering heeft over den (ocstand
op Madagnscar een deel der waarheid toe
gegeven,1' /egt de liiii'iiiisii/fnit/ - maar
lang niet alle:-. Wij hebben per maand
duizend doodon en meer dan zes duizend
soldaten lianen in de hospitalen. Dat is de
waarheid. Op het oogenblik, dat tot de
expeditie naar Madagascar werd besloten,
heette de minister van oorlog generaal
Mercier, en deze idioot (re rn'/ini verzekerde,
dat de door hem voorbereide veldtocht niet
veel meer zou zijn dan eene militaire wan
deling." Om dozen uitval recht te
waardeereu, dient men te weten, dat dezelfde
liilnmuiijcanl indertijd, iu de zaak van den
als spion veroordeelden kapitein Dreyf'us. met
den toenmaligen minister van oorlog Mercier
door dik en dun is gegaan.
De Academie de llideciiic te Parijs heeft,
klaarblijkelijk onder den indruk van de
noodlottige berichten uit Madagascar, eene
zitting gewijd aan de quaestie van de bestrij
ding der moeraskoortsen in de koloniën. De
geleerde heeren waren het allesbehalve eens,
noch omtrent de oorzaken van de gevreesde
ziekte, noch omtrent de tegen haar te gebrui
ken voorbehoedmiddelen en geneesmiddelen.
Zooals het betaamt, eindigden zij hun debat
met de benoeming eener commissie. Maar
deze bekentenis van onvermogen van de
zijde der wetenschap verontschuldigt, de
regeering in geenen deele; dit blijkt wanneer
men de geschiedenis der expeditie koitelijk
nagaat.
In Augustus 1894 noodigde de regeering
den inspecteur-generaal der marine artillerie,
generaal Borgnis-Desbordes, uit om een plan sa
men te stellen voor de Madagascar campagne.
De generaal zette zich dadelijk aan Jen
arbeid en woonde in October drie zittingen
bij van den door Casimir-Périer gepresideerden
ministerraad, in welke hij zijne denkbeelden
over de expeditie toelichtte. Zóó vast scheen
het te staan, dat het bevel over de expe
ditie zou worden opgedragen aan generaal
Borgnis-Desbordes, dat deze reeds een chef
voor zijn generalen staf had uitgezocht. De
generaal was voornemens zich in Januari in
te schepen, in Juni de operatiën te beginnen
en uiterlijk l Augustus te Tananarivo te zijn.
Hij wilde laten aankondigen, dat het expe
ditie-corps te Majoenga zou landen; de aan
dacht der Hova's zou daardoor naar die zijde
worden afgeleid, en terwijl zij hun verdedi
gingswerken bouwden op den weg van
Majoenga naar Tananarivo, zou hij hun in
den rug vallen, door aan de andere zijde
van het eiland, te Tamatave, te landen en
zich van daar met hoogstens 3000 man op
weg te begeven. Wel is waar was de weg
van Tamatave uit veel steiler, maar die van
Majoenga uit was viermaal zoo lang. Daar
enboven en deze factor legde het grootste
gewicht in de schaal was het klimaat aan
die zijde der helling van de hoogvlakte zeer
gezond; voor koortsen had men niet te vree
zen, terwijl schaduw en levensmiddelen er
ruimschoots voorhanden waren. Voorts zou
het expeditie-corps worden samengesteld uit
oud-gedienden, doch zou voor den arbeid van
niet-militairen aard, zooals transporten en
aanleg van wegen, zooveel mogelijk van de
hulp van inlanders worden gebruik gemaakt.
Bezwaren tegen dat plan schenen niet te
bestaan. Maar op zekeren dag wandelde
generaal Borgnis-Desbordes met den minister
van oorlog Mercier van eene conferentie naar
huis, toen de laatste onverwacht zeide: »Gij
weet immers, dat wij voor een generaal van
het landleger aanspraak maken op de eer
het bevel te voeren over de expeditie? Ik
heb mijn candidaat reeds." Dat was de oude
naijver tusschen de departementen van oorlog
en van marine.
Generaal Borgnis-Desbordes, die hiervan
niets had vermoed, begaf zich naar zijn chef,
den toenmaligen minister van marine Félix
Faure (thans president der republiek). Ook
de heer Faure wist van niets, en evenmin
de minister president Dupuy. Toch waren op
dat oogenblik door president Casimir-Périer
en generaal Mercier reeds voorstellen gedaan
aan generaal Duchesne om zich met het
bevel over de expeditie te belasten. Generaal
Duchesne nam naar eenige aarzeling de op
dracht aan. Hij bleef twee maanden te Parijs,
maar het werd hem uitdrukkelijk verboden
met generaal Borgnis-Desbordes in overleg
te treden. Zooals bekend is, werden de oor
spronkelijke, zeer verstandige plannen, geheel
omvergeworpen. De kosten der expeditie wer
den begroot op 70 millioen francs, maar deze
som was reeds uitgegeven vóórdat een soldaat
was ingescheept.
Volgens de laatste berichten heeft een
vooruitgeschoven kolonne van generaal
Duchesne's expeditie-corps een klein succes
behaald, dat. echter in de netelige positie
der hoofdmacht geen verbetering brengt. De
geruchten, dat een tweede expeditie zou wor
den voorbereid, onder bevel van generaal
Borgnis-Dcsbordes, die thans zou worden
uitgenoodigd om zijn oorspronkelijk plan uit
te voeren, vermelden wij slechts volledig
heidshalve.
De moraal der geheele geschiedenis is, dat
de Franschen nog steeds geneigd zijn, ern
stige militaire ondernemingen te licht te
achten. Hel moge tot hunne verontschuldiging
strekken, dat zij in koloniale expeditiën 1104'
niet zooveel leergeld hebhen betaald . . . a!.-; wij.
mnmiiiiiiiliiumiHiimmiitimiiiiimiiiimiiiiiiiiunmMiMuiiimMiiiimiii
Sociata
tHiiMiiiiiiuiiiiiiiMiMiiiiiiimMiiiiiiiiiimiiiiiMiiimtiitiimiinimmiiiiiiiiiii
Voor Manu's proletariaat.
Jaren lang heeft het geloof' gegolden, dat
het gemeenschappelijk grondbezit het Russi
sche boerenvolk zou vrijwaren tegen het