De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 6 oktober pagina 2

6 oktober 1895 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 954 twee tegelijk, allei afgrijselijkst verminkt. Maar u begrijpt, daarom kunnen de Burgemeester en Wethouders geen slapelooze nachten heb ben. Duizenden hebben geadresseerd om de stoomtram langzamer te laten rijden of door een paardentram te vervangen. Geen stom ?woord is er op geantwoord door B. en W. En u begrijpt, dat gaat ook niet. Stel, dat mijn nicht uit Schiedam hier boodschappen gedaan heeft, dan moet ze met eten toch op tijd thuis kunnen zijn. Wat 't zwaarst is, moet 't zwaarst wegen. Maar waar ik nu eigenlijk op komen wou, Ze zeggen altijd: Rotterdam is een vuilesmerige stad en het gemeentebestuur doet niets om 't wat aantrekkelijk te maken. Nu, dat is allebei onwaar, en 't wordt tijd dat dat eens in 't openbaar gezegd wordt. In de eerste plaats, de stad mag dan niet overal even mooi zijn, er zijn hier toch ver scheidene merkwaardigheden, dingen, die je in andere plaatsen zoo niet ziet. Bijvoor beeld de trottoirs in de nieuwe wijken. Hebt U dat wel eens meer gezien ? Die hellen alle maal onder een hoek van vijf en veertig graden, omdat de grond zoo verzakt en 't teveel geld kost dat aldoor op tehoogen. Nu wordt wel beweerd dat 't lastig loopen is, maar ik vind dat je er gauw aan went en men kan ook midden op straat loopen. En alle vreemde lingen kijken er naar en lachen er om. En 't uitglijden van de menschen 's winters is een heele vermakelijkheid, als je voor je raam zit. Een andere aardigheid, waar ik vroeger altijd geregeld met mijn logé's naar ging kijken, is helaas dit jaar verdwenen, 't Is jammer, want ieder moest erkennen, nooit iets dergelijks gezien of ervan gehoord te hebben. Ik bedoel »de schutting van Lamping", onder dien naam was hij bekend. Dr. Lamping u weet wel, de voorganger van Dr. Zaaijer had een huis met een tuin er naast op den Westercingel. Om nu te maken dat hij nooit in zijn tuin gekeken zou worden, had hij een servituut weten te krijgen, dat als er een huis naast zijn tuin kwam, daar geen ramen in zouden mogen wezen aan zijn kant. En nu was er een huis gezet en er waren wel ramen in gemaakt, wel maar n op elke verdieping (ik geloof dat 't trapramen waren) maar 't kwam toch niet te pas. Dr. L liet daarom op l Meter afstand van het nieuwe huis, in zijn tuin, een schutting plaatsen, niet alleen vóór die ramen, maar zoo groot als de heele zijgevel van zijn buurman, een reusachtige schutting, met schuine palen in zijn eigen tuin gestut en met dwarshaken en stangen aan zijn huis verbonden. 't Was een dwaas gezicht, zoo'n schutting zonder meer. Een eindje buiten de stad is iets dergelijks. Aan den Kralingschendijk staat een groote boterfabriek van een Rotterdammer en daar naast een molen en waarover of die twee nu ruzie gehad hebben, weet ik niet (sommigen zeggen, dat de molenaar eens niet heeft willen ophouden met malen toen ernaast een zieke was), maar al jaren staat op 't fabriekserf vlak tegen den molen aan een hekwerk van boomstammen en dwarslatten, zoo hoog als de molen zelf. En 't gevolg is, dat de mo lenaar bij westelijke winden niet malen kan. U ziet, wij Rotterdammers zijn geen gemak kelijke lui om 't mee aan den stok te krijgen. Binnenkort zullen we nu weer een andere bijzondere inrichting rijk worden. Laatst had ik een neef uit Arasterdam over, die hier nooit geweest was, zooals zoovele Amsterdammers, schande genoeg. Ik ga met hem naar het Park en laat hem 't standbeeld van Tollens zien. Hij trof 't bizonder, want Tollens was net dien dag versierd, een oranje kokarde op de borst en een krans, 't was zooveel jaar ge leden dat hij was onthuld! Dat zal ik ze in Am sterdam zeggen, zei mijn neef dadelijk, waarom wordt dat met Thorbecke ook niet gedaan ? Ga nu eens mee, zeg ik, dan zal ik je een allerprachtigst gezicht over de Maas laten zien. Dat is hier vandaan eenig. En zoo k .-men we 't Park uit en zien de Maas niet, de schepen niet, de masten niet, ja niet eens heel veel van de lucht! We staan voor een kolossalen heuvel, een berg eigenlijk, en heel in de hoogte daarboven op. zijn eenige manne tjes bezig zand te kruien om 't ding nog hooger te maken. Waar ben je nu met je Maas ? vraagt mijn neef. Ja, zeg ik, die is daarachter maar ik wist niet dat er hier gewerkt werd. En wat maken ze daar dan voor een bult op de aardkorst ? Dat wist ik zelf niet, wa gaan naar een werkman. »Dat moet nou zooveel als een terras worden, licht hij ons in, waar de groote heeren van de manege paardrijden kunnen." Toen herinnerde ik mij, dat ik dat wel ge lezen had, maar ik had niet gedacht dat 't op zoo'n enorme schaal zou gemaakt worden. Je ziet, zei ik tegen mijn neef, je m >et bij onzen Directeur van Publieke Werken maar komen, wat verfraaiing van de stad betreft ; die brengt nog eens gro^tsche dingen tot stand; een hoogte, zooah je er uren ver geen vinden zult. Na ho3ven we niet nner naar Scheveningen te gaan om hoog en laag te zie n' In Amsterdam, zei mijn neef, wordt jullie voorbeeld al gevolgd. Er is in den Raad gezegd, dat de schoone kunsten evengoed als in Rotterdam.onder gemeentewerken konden ressorteeren en de eerste stap die daartoe gedaan is, was den gemeente-architect zijn congéte geven Alles goed en wel, zei ik, maar een man als de Jongh is niet gemakkelijk te krijgen. Zijn ideaal is om Rotterdam Hamburg voorbij te doen streven. Daarbij vraagt hij niet of Rotterdam leelijk is en Hamburg mooi; of Hamburg zijn best doet om de rijkere inwoners aan te trekken en Rotterdam om ze weg te jagen. Ed of nu de heeren Abram Muller en Hoyer hem al in de Nieuwe Rotterdammer onder zijn neus gewreven hebben, dat't in Hamburg allemaal eigen han del is en hier andermanshandel, waar een schijntje aan verdiend wordt, zoodat Rotterdam een veel te hoogen toon aanneemt wat zijn han delsbeweging betref t, daar vraagt hij ook al niet naar. Maar waar vraagt hij dan in 's hemels naam naar? zegt mijn neef. Ja. dat raadt je in geen drieën, omdat je geen Rotterdammer bent. Maar hier zal iedere jongen je dadelijk zeggen, hij vraagt naar de tonnenmaat. De tonnenmaat, weet je, die berekenen we, en daar rekenen we alle vaartuigen bij mee. Geweldige booten die hier een halven dag komen om drie ton lading in te nemen rekenen wel mee voor hun geheelen tonneninhoud. En zoo wordt 't een cijfer, dat alle jaren vooruit gaat. Al die herrie, die vrachtkarren, die modder, dat oorverdoovend spektakel, genieten we, niet omdat er zooveel geld mee verdiend wordt want in Amsterdam ver dienen ze alleen meer door het schrijven van makelaars-briefjes maar omdat dat alles is voor de tonnenmaat. En zoolang die nog maar toeneemt, zoolang zal geen echte Rot terdammer ontevreden zijn. Wie dus, geachte redactie, eens de proef wil nemen van den bezielenden invloed, die er uit gaat van zoo'n simpel tonnenmaatcijfer, hy vestige zich te Rotterdam. Elke week geefc de Nieuwe, Rotterdammer een statistiek van de in- en uitgeklaarde schepen, vergeleken met dezelfde week van het vorig jaar ; een zeer belangwekkende vergelijking. En als een Rotterdammer eens een ontevreden bui heeft, dan hoeft zijn oog maar op dat staatje te vallen om alle zwartgalligheid te verjagen. Geloof mij, er is geen hechter steunpilaar voor de bestaande orde van zaken dan het Rotterdamsche tonnenmaatcijfer. Hoogachtend, Uw dw. Dr. J. J. K. L. H. BOL. De zucht tot zwerven is ten allen tijde een eigenschap van groote mannen geweest; van de groote mannen onzer natie niet het minst. En menig trouw hart heeft bang geklopt om de lange afwezigheid en het onbekende lot van wie uittrok om anderer menschen steden te /Jen en wezen te leeren kennen. Wij behoeven maar te herinneren aan den goddelijken Odyssens, aan de tocht naar Nova-Zernbla, door onzen nationalen dichter Tollens zoo deerniswekkend bezongen, aan Camille Saint-Saöns, om ons te herinneren, dat zulk een heer Jurriaan altijd een onbestorven weduwe, of iets dergelijks, treurend in het vaderland of het moederland, gelijk de lezer wil, achterlaat. Helaas, ook de stedemaagd van Amsterdam die onze lezers door de platen van Joh. Braakensiek zoo wél kennen, treurt op het oogenblik, en loopt gelijk een tweede Penelope, in een hemd zonder mouwen: de beroemde hoogleeraar in de scheikunde Van 't Hoft ontbreekt haar, om dagelijks wevend de draden der wetenschap, het kleed harer glorie te voltooien. Zij gist vergeefs, welke Calypso hem in haar grot houdt gevangen, zij staat aan den Schreierstoren, en tuurt vér over de donkere wateren .... Doch achter haar staan studenten, die verlangen te worden onderwezen in de scheikunde, gelijk huu door den series lectioiium werd beloofd, toen zij hun tachtig ronde rijksdaalders nederlcgden om de lessen der hoogeschool te kunnen bezoeken Is die series u niet gelijk een e_>re\vo >rd, o stede maagd, en kunt gij niet een vrijer kiezen ik zeg niet om in de rechten van den zwerver te treden! maar om hem te doen zorgen, dat aan de Amsterdamsche studenten de gelegen heid W'.rdt gegeven, om onderwijs in de schei kunde te ontvangen ? R. leze physicus en chemicus, toegerust met de volheid der kennis van de methode der exacte wetenschap, de rol der mikro organismen, der kleinste levende wezens. De nauwgezetheid, de scherpzinnigheid, de volharding waarmede hij zijne onderzoekingen opzette en voltooide, zijn wellicht in enkele gevallen geëvenaard, maar zeker nooit overtroöen. Een schat van kennis heeft hij vergaard, en die kennis heeft hij medegedeeld in een vorm, welke allen tvvijfel buitensloot en haar dadelijk maakte tot het '>emeengoed van alle be schaafden. Zonder Pasteur zou de weten schap der bakteriologie, die thans zoo hooge vlucht neemt, waarschijnlijk nog hare eerste wankele schreden moeten doen. Maar Pasteur deed meer dan dat. Als de mannen der praktijk in zijn laboratorium een blik hadden geworpen op zijn proefglaasjes en kolfjes, als hij hun door zijn mikroskoop nieuwe werelden van oneindig kleinen had getoond, en als zij hem dan, met een schamperen glimlach misschien, vroegen : En waar is dit alles nu goed voor?'' dan behoefde hij hun het antwoord niet schuldig te blijven. Want in zeldzame mate bezat Pasteur de gave, om zijne theoretisch be langrijke ontdekkingen dienstbaar te maken aan de praktijk van het dagelijksch leven ; zijn zegenrijke invloed op de volkswelvaart en de volksgezondheid laat zich onder cijfers brengen, die in eene millioenenrede een goed figuur zouden maken, en Huxl -v kon van hem getuigen : »De ontdekkingen van Pasteur zouden op zich zelven voldoende zijn om de vijf milliarden der aan Duitschland betaalde oorlogsschatting te dekken." Wanneer Pasteur den sluier opheft, die vóór hem de gistings verschijnselen bedekte, dan ontleent hij aan zijne wetenschap practische voorschriften, waarmede de wijnbouw en de bierbrouwerij hun voordeel zullen doen. Wanneer hij na langen, geduldigen arbeid, de mikroben van het miltvuur heeft geïsoleerd, dan weet hij u tevens te vertellen, wat ge doen moet om uwe schapen voor die doodelijke ziekte te behoeden. Wanneer hij de mikroskopische organismen heeft opgespoord, die de zijde wormen in massa's doen sterven, dan doet hij dadelijk zijn landgenooten het middel aan de hand, om ook die ziekte te bestrijden en millioenen francs voor doezen tak van nijver heid niet verloren te doen gaan. Wanneer hij de rol heeft aangetoond, welke de kleinste organismen spelen bij de infectieziekten, die onder de menschen vele duizenden slachtoffers maken, dan legt hij den wetenschappelijken grondslag voor de antiseptische wondbehandeling, die zoo velen het leven heeft gered. Wanneer hij in mikroskopische ongenoode gasten van ons lichaam de oorzaken eener ziekte heeft aangewezen, dan weet hij ze als het ware te temmen en hunne oorspronke lijk hoogst giftige afscheidingen in gewijzigden vorm dienstbaar te maken als voorbehoed middel tegen dezelfde ziekte, welke zij zelven onfeilbaar te weeg brachten. En bij dit alles wordt niets aan het toeval overgelaten: methodisch wordt het doel bereikt, geduldig, stap voor stap, gelijk de veldheer zijne loop graven steeds nader en nader bij de belegerde vesting brengt. Methodisch, geduldig, nauwgezet het lijkt zoo eenvoudig. Maar die methode moet telkens op vernuftige wijze worden gewijzigd; dat geduld wordt op zoo zware proef ge steld, juist door de schier eindelooze reeksen van proefnemingen, die aan de wetenschap pelijke zekerheid moeten voorafgaan; die nauwgezetheid eischt zooveel zelfverlooche ning, als men vooraf reeds van het resultaat verzekerd meent te zijn. Pasteur is een gelukkig man geweest. Zijne reputatie als geleerde is over de geheele wereld onbetwist, al heeft hij vroeger voor de verdediging van zijne denkbeelden menigen harden strijd moeten voeren. Zijn landgenooten hebben hem op de handen gedragen; zij waren trotsch op hem en stelden schatten te zijner beschikking om in dienst van de wetenschap en van de menschheid te worden gebruikt. En ten slotte: Pasteur heeft eene school gevormd. In alle beschaafde landen rekenen j geleerden het zich tot eene eer, zijne discipelen te zijn geweest, hetzij in eigenlijken, hetzij | uitsluitend in geestelijken zin, en beijveren zij i zich om in de door hem aangegeven richting i te blijven voortwerken. /oo behoort hij voor zeker tot diegenen, die blijven leven, ook nadat zij gestorven zijn. Uit het verre Oosten. Louis Pasteur, f Zoo iemand, dan heeft de groote Fninsche geleerde, wiens dood wij thans betreuren, de waarheid bewezen van de leer: kennis is macht. Sedert meer dan veertig jaren bestudeerde De Engelsche regeering heeft, naar aani leiding van de moorden, gepleegd op de j zendelingen in Se-Tsjoën en in Fo-lvien, aan ; de reiroering Ie Peking een ultimatum gei zonden, waarin de eisch werd gesteld, dat de i onderkoning der provincie Se-Tsjoën, op wiens i aanstoken de aanslagen tegen de missiën hadden plaats gehad, binnen veertien dagen van zijne ambten en waardigheden zou wor den ontzet. Om aan dien eisch kracht bij te zetten, was eeu sterk Engclsch eskader ten deele den Yang-tse-Kiang opgestoomd, ten deele aan den mond van die rivier blijven liggen. In den regel worden eischen tot schadeloos stelling en voldoening voor misdrijven, in China tegen vreemdelingen gepleegd, met de meeste welwillendheid ontvangen.De regeering van het Hemelsche Rijk belooft een nauw gezet onderzoek en strenge bestraffing der schuldigen. Maar al spoedig komt zij mededeelen, dat de schuldigen niet te vinden zijn. Stelt de Europeesche mogendheid zich met die al te doorzichtige uitvlucht niet tevreden, dan worden een paar arme drommels, aan wie niet veel gelegen is, gevangen genomen en ter dood gebracht. Wat wil men nog meer? Dezen keer heeft de Engelsche regeering zich niet met dit kluitje in het riet laten sturen. Zij zelve wees den schuldige aan in den persoon van den onderkoning L\oe-pinTchang, en zij steunde den eisch harer diplo matie door met zeven kruisers, drie kanonneerbooten en een adviesjacht Nanking te bedreigen. Het resultaat was inderdaad ver rassend. De Chineesche regeering had veertien dagen bedenktijd, maar zelfs hiervan maakte zij geen gebruik ; twee d^gen na de ontvangst van het ultimatum bevatte de Chineesche «Staatscourant" het besluit, waarbij Lioe-pinTchang werd afgezet en gedegradeerd en tevens onwaardig werd verklaard om ooit meer eene betrekking bij het rijksbestuur te bekJeeden. Voor het oogenblik zal dit besluit zeker een gunstigen invloed hebben op de veilig heid der Europeanen in China, maar de spreekwoordelijke inertie van het Hemelsche Rijk zal ook dit voor den trots van China zoo pijnlijke incident even spoedig doen ver geten als de in den oorlog met Japan ge leden nederlagen. De Times wijst er op, dat Europa zelf voor een goed deel de schuld draagt van deze houding der Chineezen. Want na den oorlog wedijveren de Euro peanen in het verschaffen van geld aan een rijk, dat zij zelven voor machteloos en on vatbaar voor eenige verbetering verklaren. »Gij zegt ons," zeide dezer dagen een hooggeplaatst Chineesch ambtenaar tot den Times correspondent »dat wij aan den rand van den ondergang staan en slechts door ingrijpende hervormingen kunnen worden gered; maar met of zonder hervormingen zijt gij steeds bereid om ons met uw millioenen bij te springen. Eene leening, die men een stervenden man opdringt, omdat men haar als eene voordeelige zaak beschouwt, getuigt minder voor de gezondheid van hem, die haar verstrekt, dan voor het crediet van den schuldenaar. En deze opvatting draagt niet weinig bij, om bij ons te lande de over tuiging van onze eigene volkomenheid te bevestigen. Men geeft wel toe, dat het leger en de vloot jammerlijk geslagen zijn, maar wat doet dat er toe? Is dat ook niet over komen aan andere natiën, die desniettemin groeien en bloeien? En waarom werden de Chineezen geslagen ? De legende is ree-ls aan het werk, om hiervoor redenen pasklaar te maken. Het keizerlijk edict, waarin het sluiten van den vrede officieel wordt mede gedeeld, beweert, dat die reden eene onver mijdelijke en volkomen natuurlijke was. Een groote stormvloed heeft al de versterkingen aan de Chineesche kust verwoest, zoodat de vijand vrij spel had. En een oud Chineesch generaal, een groot schriftgeleerde, vindt eene tweede reden in de omstandigheid, dat men bij het leger is afgeweken van de traditioneele, door de vaderen hoog in eere gehouden gebruiken en methoden, en overgegaan is tot de onbruikbare modern-Europeesche leger organisatie. Hoe dwaas die voorstelling ook schijnen moge, feitelijk zijn alle smidswerkplaatscn in China bezig met het vervaar digen van ouderwetsche lontgeweren en oefent de jeugd te Peking zich weer ijverig in het gebruik van pijl en boog." liet keizerlijk edict schrijft de nederlagen toe aan de woede der elementen, maar geeft voor het sluiten van dien vrede nog een andere reden. De Zoon des Hemels verklaart, dat, de nederlagen van leger en vloot hem i slapelooze nachten hebben bezorgd. Indien j hij niet heeft beproefd, de krijgskans te doen i koeren, dan werd hij daartoe gedwongen door zijn eerbied voor zijne moeder, de keizerinregentes. De eerwaardige oude dame zou uit | de* hoofdstad hebben moeten vluchten en zich , hebben moeten blootstellen aan de vermoeie! nissen eener reis. Om dit te verhinderen, had i de keizer zijne toestemming tot den vrede gegeven. | '" I )e gevoelige les heeft geen indruk gemaakt ; i de Japansche kanonnen hebben den af'geletfdon reus slechts even uit, zijn slaap doen | opschrikken; hij is nu vermoeider en trager j dan ooit. >-Vroeger" zeide een geestig l Kranselmian '-sliep China op noor', i iijn-i.f In i/iicrrr dl'' '/';/'/ *"/' !<'>> dru.i' wrillfn." \ Wie dus aan de snelle uitwerking van het '? Engelsen ultimatum eene blijvende «aarde J wil toekennen, zal zich hoogstwaarschijnlijk j /.eer vergissen. Te meer, omdat, zonals men i thans verneemt, de booze ouderkoning een jaar geleden ook reeds is afgezet, maar /.'ch 'aan de keizerlijke ongenade niet heeft ge stoord en rustig is gebleven waar hij was.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl