Historisch Archief 1877-1940
F. 956
DE AMSTERDAMMER
1895.
WEEKBLAD VOOR NEDEBLAND
Dit Nummer bevat een Bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bij de Vijzelstraat, 542.
Zondag 20 October
Abonnement per 3 maanden ?1.50, ir. p. post ? 1.65
Voor Indiëpzr jaar Bmail?10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.125
Advertentiën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
I N H O C Di
VAN VEERE EN TAN NABIJ: Een eerescrmld.
Een interview met vorst Lobanoff. SOCIALE AAN
GELEGENHEDEN: Het congres der Duitsche sociaal
democraten, door F. M. C. TOONEEL EN MU
ZIEK : Kroniek, door V. d. G. Muziek in de hoofd
stad, door Van Milligcn. KUNST EN LETTEREN:
Hoe moet kunst onderwezen worden ? Conrad
Ferdinand Meijer (metportret). SCHETSJES:
BijgeloofINGEZONDEN. FEUILLETON: Augustin
Hobespierre, door Dr. Jan ten Brink. XXV. Kijkjes
op de driejaarlijksche schilderijententoonstelling te
Amsterdam, door Api. SCHAAKHP'EL. VOOR
DAMES, door E-e. RECLAMES. VARIA.
ALLERLEI. PEN- EN POTLOODKRASSEN.
ADVERTENTIËN.
Een eereschuld.
In ons No. 952 van 22 Sept. jl. schreven
wij over Nederlandsche Heldenvereering.
Wij stelden, naar aanleiding van een
schrijven in het Handelsblad van Ds. Drijver,
in het licht, hoe weinig men zich bekom
merde om de arme oudstrijders, die weg
kwijnden, bedeeld door de liefdadigheids
instellingen, bedeeld door een Vereen iging,
geheel en ai overgelaten aan de wisselvallige
hulp van de particuliere liefdadigheid. Wij
deden toen tevens uitkomen, hoe de
vereeniging Trouw aan Koning en Vaderland, reeds
geruimen tijd haar plicht had verzuimd,
want dat voor den ellendigen
maatschappelijken toestand, waarin vele dier oudstrijders
verkeerden, zij in de eerste plaats aanspra
kelijk moest worden gesteld.
»Waarover men zich in deze het meest
heeft te verwonderen, het is over de groote
kalmte, waarmede de Vereeniging Troun:
aan Koning en Vaderland, die in het bij
zonder op zich genomen heeft voor die arme
stumperds te zorgen, het in armoede weg
kwijnen van 80 jarige oudstrijders verdraagt.
Ze heeft nu reeds seenige jaren besteed aan
een uitgebreid onderzoek, waar en hoeveel
oud-strijders er zijn en welken steun zij be
hoeven," maar vestigt volgens het verslag
harer jongste vergadering, bij gebreke van de
noodige middelen, »hare hope op de
afsterving der oudjes." Waarschijnlijk zullen dus
weldra de steeds in aantal verminderende
oudstrijders een eenigermate voldoende on
dersteuning kunnen genieten, zonder dat de
hoop op afsterving al te luid behoeft te
worden uitgesproken. Maar al tellende, ho
pende, overleggende en zorgende, heeft Trouw
aan Koniny en Vaderland vergeten jaar in
jaar uit, gelijk toch haar plicht zou geweest
zijn, de Regentes, de J'egecriny en de
l'oll.-xvertegenwooniiging te wijzen op haar ver
zuim, hare verantwoordelijkheid haar doen
gevoelen, zoodat zij, al ware het dan niet uit
medelijden, althans uit schaamte dien oud
strijders zouden geven, wat hun toekomt:
een dragelijken ouden dag. Zij, die beter
dan iemand wist, hoe de stumperds aan hun
eind plegen te komen, heeft ze maar met
een bedeelinkje afgescheept, in plaats van
op eiken toon voor hen te vragen, te
smeeken en te eischen, daar waar dat allereerst
had behooren te geschieden, bij de hoorjxte
en heusehe vertegenwoordigers van het
Xcderlandsche volk,"
Eindelijk schijnt genoemde Vereeniging
dan toch een weinig wakker geworden te
zijn. Ze is althans zoover uit den dut geraakt,
dat zij eenig teeken -van leven geeft.
Dezer dagen toch werd hier en daar een
kaart aan huis bezorgd en de gelegenheid
geboden in een open schaal een aalmoes
voor de oudstrijders te geven. Op die kaart
stond het volgende te lezen:
Trom aan Kooi ea WertaJ"
Met toestemming van H. M. DE KONINGIN
REGENTES DER NEDERLANDEN, (Staatsbl. 20
Sept. 1895, No. 8), zal eene
COLLECTE
worden gehouden ten behoeve van de
Behoeftigen, Dragers van het METALEN Kitris
en de CITADEL-MEDAILLE.
Namens het Hoofdestuur:
DK. J. W. SCHUBART,
Voorzitter.
MR. W. TH. GROTHE v. SCHELACH,
Penningmeester.
UTRECHT, October 1895.
Met toestemming van de Regentes, zal er
dus werkelijk voor de behocftigen, die in Belgi
hebben gestreden en de Citadel hebben ver
dedigd, voor tachtigers tot negentigers . .
huis aan huis wat geld worden gel>edcld\
O Nederlandsche Trouw aan Koning en
Vaderland!
O Nederlandsche Staal!!
En hoe lang hebben die menschen nu
reeds honger moeten lijden, en, zoo al geen
honger lijdende, dan toch een allertreurigst,
volstrekt niet verzorgd leven moeten voort
zetten, vóór er dan eindelijk met toestem
ming van H. M. de Koningin-Regentes der
Nederlanden (Staatsblad 20 Sept. 1895 N.
8) een collecte zal worden gehouden !
Had dit hoofdbestuur Dr. J. W.
Schubart voorzitter, Mr. W. Th. Grothe v.
Schelach penningmeester niet iets anders dan
de toestemming tot het houden eener col
lecte aan H. M. de Koningin-Regentes moeten
vragen, en hadden zij het niet behooren te
voorkomen dat in l^!/~>, het jaar der hul
diging van den Lombok-veldheer, de naam
van Neerlands Regentes in n' adom ge
noemd moet worden .. . met een collecte voor
de in armoe versufte mannen uit IS.'tO!
Vergissen wij ons, of is de noodzake
lijkheid, dat zulk een collecte wordt uitge
schreven, voor den Nederlandschen Staat
een waar schandaal!
Belgiëgeeft aan zijn oud strijders een pen
sioen van ?300 p. j. onlangs, raeenen wij,
nog vermeerderd, wijl men ? ;SOO te weinic
vond, om hen op hun zeer ouden dag een
goed leven te verzekeren.
En Nederland houdt in Is95 een collecte.
Hoe is het mogelijk ?
Jaarlijks verdwijnen uit 's, lands schat
kist tien en honderd-duizenden aan pensioe
nen voor personen, die zonder zulk een pen
sioen, in weelde kunnen leven en deze
stakkers, op wier afsterving 'Trouw aan Ko
ning en Vaderland haar hoop houdt geves
tigd deze stakkers, die voor 't Vaderland
hun leren hebben gewaagd worden
vorwezen naar een bedeel i n f/.
De begrooting ligt weder gereed. Zij komt
in behandeling. Maar geen post.... voor
il f', c pensioenen. Intusschcn is het nog niet
te laat.
Wij hebben ook militairen in onze Kamer.
Men denke maar eens aan de Ras, die
zich zoo dapper geweerd heeft in de
gewerenzaak en aan Seret, over wiens
niet-bevordering ons zeer waarschijnlijk nog een inter
pellatie te wachten staat.
Deze militairen en hun collega's moeten
vooral gevoelen, hoe de Staat der Nederlan
den zijne oude krijgslieden verwaarloost.
Zal niet een hunner het voor de behoeftige
drager.* rnn het Metalen Kruis en de Citadel
Medaille opnemen ?
Ons dunkt, wie ook voor die oudjes aan
de Nederlandsche Volksrerlcycnivoordiying
al ware de Regeering daarvan af keerig
niet een gift, maar wat hun rechtens toekomt
en reeds lang rechtens toekwam, een pensioen
vraagt hij zal gehoor vinden en kan
rekenen op den bijval der gansche natie.
Een interview mei vorst Lobanoff.
Vorst Lobanoff, de Russische kanselier of
minister van buitenlandsche zaken, behoort
tot de veteranen der diplomatie. Hij is ze
ventig jaren oud en werd reeds in lSi-i-1, op
19 jarigen leeftijd, als attachéverbonden aan
het departement van buitenlandsche zaken
te S t. Petersburg. Van 1850 tot '59 was
hij eerst secretaris, daarna raad van legatie
aan de Russische ambassade te Berlijn, van
1859 tot '05 gevolmachtigd minister te
Constantinopel.
In het laatstgenoemde jaar keerde hij naar
naar zijn vaderland terug, waar hij benoemd
werd tot gouverneur der provincie Orel;
maar in 1868 ging hij opnieuw naar
Constantinopel, ditmaal als ambassadeur. Van
1879 tot 1882 stond hij aan het hoofd
deiRussische ambassade te Londen, en van 1S82
tot voor enkele maanden was hij gezant te
Weenen. Ofschoon vorst Lobanoff nooit in
ofiiciëele betrekking te Parijs is geweest,
brachten zijne omvangrijke studiën over het
tijdperk der Fransche omwenteling hem in
aanraking met vele geleerden en staatslieden
in Frankrijk en was hij in de archieven daar
te lande uitnemend te huis. In de laatste
jaren bezocht hij geregeld de Fransche bad
plaats Gontrexévilïe, en van deze omstan
digheid maakte de ezar gebruik orn hem met
«ne bijzondere commissie naar Parijs te
zenden, kort nadat de Duitsdie
rijkskanselier, vorst Hohenlohe, S t. Petersburg had be
zocht. Wel had dit laatste bezoek geen
poli:ieke beteekenis, daar vorst Hohenlohe alleen
j waru (of althans heette te komen) ter wille
van zijne uitgestrekte bezittingen in Rusland,
maar de bekende balanceer politiek maakte
eene kleine beleefdheids-visite te Parijs noo
lig, om de zeer gevoelige en zeer achter
dochtige Fransche vrienden gerust te stellen.
Wat voi>t Labanoft' met president Faure
en met de Fransche ministers heeft besproken,
s niet uitgelekt. Maar de lieer De Blowitz,
Ie nog steeds even ondernemende
Tinirscorrespondent te Parijs, heeft met den
Rus-iselien diplomaat een onderhoud gehad, dat
n het Cityblad is gepubliceerd en de
meeling van den ouden staatsman over
ver?chillende onderwerpen doet kennen. Daar
o t dusver geen di'me/i/i van de bedoelde
3orrc?pondentie is gevolgd, mogen wij heter
er voor houden, dat de heer De Blowitz in
lit geval de bedoeling van vorst Lobanoff
rij juist heeft weergegeven.
In do eerste plaats wees de Russische
kanselier op de ia Europa vrij algemeen
?erspreide dwaling, dat de czar zijn eigen
vil uitdrukt, en dat die wil daardoor ook
'.e wil der natie wordt. -Wanneer de czar
ij n wil uitspreekt, dan is deze reeds de wil
.er natie geworden, die zich onafwijsbaar
pdringt aan eene weinig talrijke elite der
lalie. Die elite begrijpt de natie en ver
tegenwoordigt haar volkomen ; zij doet d'en
wil doordringen tot de hoogste kringen, tot
dat hij ook den geest des keizers bereikt.
Zijne raadslieden brengen hem het denk
beeld over als ingegeven door de trouwste
en de hoogste wijsheid. Het denkbeeld ver
spreidt zich in de athmospheer, die den czar
omgeeft, het dringt door tot zijn geest en
op zijne beurt verspreidt hij het o..der het
volk." Zoo is het bijvoorbeeld gegaan met
de vrijlating der lijfeigenen onder
Alexander II; deze souverein verdient echter allen
lof, omdat hij zulk een diep ingrijpenden
maatregel heeft aangedurfd en tot een goed
einde heeft gebracht.
»De taak van een absoluut fouverein in
een zoo ontzagli k groot rijk als Rusland is
verpletterend en boven de krachten van n
enkel man, hoe groot diens werkkracht en
intelligentie ook mogen zijn. Keizer
Alexander III heeft, met eene loyale toewijding
aan zijn plicht, zijne t iak geheel trachten
te vervullen. Hij is in de kracht van zijn
leven gestorven, als slachtoffer van
overrnatigen arbeid De czar is het hoofd
en de ziel van de natie; hij vertegenwoor
digt haren wil, en daarin zit onze kracht.
Maar hij roept de hulp in van medewerkers,
die met hem arbeiden tot bereiking van het
zelfde doel; zij geven aan Rusland de kracht,
die voortspruit uit de eenheid van actie, en
zij bewaren het land voor de nadeelen van
eene eenige souvereine macht, welke geen
tegenwicht heeft."
Deze voorstelling zal wel in hoofdzaak
juist zijn. Zij verklaart althans hoe de czar,
in spijt van zijne auiocratie, somtijds een
weg inslaat, die hem alles behalve sym
pathiek moet zijn. Alleen is hel echt Rus
sisch deze zoogenaamde »clite", die zich ten
deele zelf opwerpt, ten deele door den sou
verein wordt geroepen, voor te stellen als
eene volkomen vertegenwoordiging van de
natie.'
Wat de vorst over Frankrijk had te
zeggen, zal de chauvinisten aldaar zeker
hebben teleurgesteld. Volgens hem is Frank
rijk tegenwoordig geheel vervuld door de
gedachte aan de tentoonstelling van 1900,
waar het de Fransche industrie zegevierend
met die van de geheele wereld wil doen
wedijveren. In de provincie denkt reen
geheel anders dan te Parijs; men heeft er
geen sympathie voor de klasse der
puliti''.ns, die elkander de macht betwisten. Het
is den provincialen volkomen onverschillig,
wie van deze poUHi-icits aan het roer komt,
als de regeering maar zorgt, dat het volk
in rust en vrede kan werken en zijn
natienalen rijkdom kan vermeerderen. De pro
vinciën volgen Parijs niet meer zoo lijdelijk
als vroeger. Ten slotte een klein
complinenlje: de expeditie naar Madagascar heeft
jewezen, dat de Franschen hunne
onder.inge twisten vergeten, als het de eer der
vlag geldt, en dat dan alle harten met de
itlf'le vurige geestdrift kloppen.
Nu kwam Duitschlaud aan de beurt. Vorst
Lobanoff kende den tegen woord igen keizer
niet, maar kon toch verzekeren, dat deze
aan zijn vader, keizer Friedrich, zoo ongelijk
was als twee menschen slechts kunnen zijn.
Vorst llolienlolie, wiens wijze gcmatigheid
een geluk was, had den post van
rijkskanselier eigenlijk tegen zijn zin, met patriot
tische gelatenheid, aanvaard. Hij werd door
den keizer ^gaarne geraadpleegd'', (hetgeen
natuurlijk niet wil zeggen, dat hij veel invloed
heefi). De oorlog van 1*70 was een ongeluk
voor Europa geweest, omdat dit sedert dien
tijd in een toestand van blijvende spanning
had verkeerd. Bismarck had een groote fout
begaan, doov voor de Parlementsverkiezingen
het aluineen stemrecht in te voeren ; zoo
had hii /fit de socialisten in den Rijksdag
gebi'ucnt. De vorderingen der sociaal-demo
cratie waren voor keizer Wilhelm eene oorzaak
van voordurende bezorgdheid; daaraan zou
echter niet veel te doen zijn, want men kon geen
geweld gebruiken tegen personen, die zelven
hun doel slechts langs wettigen weg trachten
te bereiken.
Naar aanleiding van deze ontboezemingen
steekt de socialistische Pctitf It''ji>ililt<!ite den
draak met de teleurgestelde Fransche chau
vinisten en noemt hetgeen vorst Lobanoff
over de jiolifif/ciift zeide, weinig vleiend voor
de tegenwoordige ministers. «Frankrijk wijdt
zich aan de nijverheid, zoo vernemen wij;
maar waar blijft dan de beroemde offensieve