De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 20 oktober pagina 4

20 oktober 1895 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na. 956 dertig vorstelijke personages afgebeeld, en 50.000 francs salaris ontvangen Dertig vorsten voor '50.000 francs. Nu weten de hofschilders den tax ongeveer, dat geeft voor Eerelman, stel dat hij het paard »toe" geeft, toch nog een aardigen duit! B\j de firma E. J. van Wisselingh & Co., Spui 23, is tentoongesteld een schilderij van Jacob Maris, «Stadsgezicht''. In sArti" is een tentoonstelling geopend van Aquarellen, vervaardigd door leden der Maatschappy. Voor de vitrine van de kunstzaal »Pictura", van den heer A. Preyer, is geëxposeerd een schilderij van J. Bosboom, >Kerkinterieur, bene vens twee aquarellen van denzelfden meester. «iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiniiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiil Conrafl FerflinaM Meiier, C. F. Meijer is met Drammor en Heinrich Leuthold de lyriker van Zwitserland, met Keiler de epiker. De innerlijke levensloop van dezen man is geen gewone geweest. Hij trouwde voor het eerst op zijn vijftigste jaar; hij werd eerst een vruchtbaar dichter op ziju vijf-en-veertigste. Voor dien tijd had Meijer het geluk gezocht, zonder het te kunnen vinden. Hij was rijk, en kon, toen de studie der rechten hem tegenstond, gaan doen wat hij wilde. Dat deed hij dan ook: in plaats van op n bewusten arbeid versplinterde hij zijn kracht met nu dit, dan dat te doen. Hij teekende, zwom, schermde, zwierf. Hij was vandaag in Italië, morgen te Parijs, dan weer te Zurich, waar hij woonde. In '64 gaf hij Ticintiy balladen uit, IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIII miiimiiitttiiiiiMiUKnimiiiiiiimmimmiiiMiiiiHiiiiiiiiiimi AUGUST! ROBESPIERRE. Eene novelle uit het tijdvak der Terreur DOOR Dr. JAN TEN BRINK. XXV. LAATSTE TIJDING VAN AüGUSTIN. De witte villa van den oud-procureur Humbert werd luisterrijk in zonnegoud ge huld op den namiddag van 15 Thermidor, an II (2 Augustus 1794). Het hooge woud van eiken en olmen, in vollen rijkdom van zomergroen, deed den witflonkerendeii gevel des te scherper en schilderachtiger uitkomen. Het was drukkend warm en zeer stil in het ronde. Over de brug, die het bosch met de stad verbond, gleed van tijd tot tijd traag een wandelaar. Te vier uur in den namiddag verscheen een postwagen, in snellen draf uit het woud rijdend, de brug over, weldra ver dwijnend in de bochtige straten van Vesoul. Een half uur later scheen er eene beweging in de binnenstad te ontstaan. Er klonk geTucht van stemmen op het groote plein van Vesoul. Groepen vormden zich, waar men heftig sprak, schoon geen enkele juichtoon gehoord werd. Groote bekommering vervulde de harten. TJit Parijs was de tijding gekomen, dat de Conventie de beide Robespierres had doen guillotineeren. De berichten waren zeer kort en onvolledig de voornaamste bijzon derheden ontbraken. Geheel Vesoul scheen geslagen met schrik, en menig oog werd ver duisterd door tranen men herinnerde zich de weldaden door Augustin aan de stad bewezen. Ten huize van de Humberts was nog niets bekend. De oud-procureur bevond zich in de stad. Madame Humbert liep in het groote huis heen en weer, door inwendige onrust voortgedreven. Hare gedachten waren bij Henriëtte, die sedert den 5 Messidor (23 Juni) onder haar gastvrij dak leefde. Augustin en Charlotte, die naar Parijs terugkeerden, had den haar gebracht. Madame Humbert, hevig bewogen door de wending, die de zaken te Parijs schenen te nemen, had Henriëtte met in '70 Romanzen und Rilder. Maar eerst in het laatstgenoemde jaar begon zijn groote werkzaam heid. Totnogtoe was hij drie kwart een Franschman geweest; de Fransch-Duitsche oorlog bracht hem tot de vaderlandsliefde terug, en hij schreef het epos Huttens letzte Tage, dat met een bekee ring gelijk stond. Van het epos is hij de meesterLiliencron zegt van hem: Ein goldner Helm in wundervoller Arbeit. In einer Werkstatt fand ich ihn Als höchste Zier. Und immer liegt den Helm mir ir Gedanken, Des Meisters muss ich denken, der ihn schuf Bin ich bei Dir. Hoewel n van roep met Keiler, is Meijer toch een geheel andere figuur. Keiler, de zoon van het volk, schrijft uit intuitie, zonder voorbereiding; Meijer, de man uit hoogere kringen, heeft een sterk sprekenden reflecteerenden en verfraaiendentendenz. Keiler, hoewel een mengsel van phantasme en realisme, springt met forsche oorspronkelijkheid midden in het strijdperk hij woont dagelijks de beroeringen van het leven bij. Meijer, hoewel evenzeer realist, trekt zich als een man van de tweede grootte voorzichtig terug naar het gebied zijner keken! hij leeft in het verleden. Keiler, democraat van overtuiging, is origineel in stijl en manier; Meijer, aristocraat naar den geest, houdt van helderheid in vorm en inhoud. Keller's talent loopt in een werkmanskiel, dat van Meijer in een gereserveerde gekleede jas. Keiler is hartstochtelijk en heeft een tendenz; Meijer is objectief, en heeft methode. Keller's figuren zijn meestal eenvoudig, op enkele grondtrekkengebouwde karakters; Meijer's figuren zijn gecompliceerd van natuur. Keiler, zich alleen om den dag van heden bekommerend, ziet met scherpen blik de verschijnselen van dezen dag opkomen; Meijer, hoe realistisch ook, heeft een drang naar de metaphysi k, en vraagt naar het waarom. Keiler, Schiller; Meijer, Goethe; de een ,/Wanderer" de ander //Pilger." Meijer's stijl is van subtiel maaksel. Hij vermijdt alle klepperende antithesen, alle brutale ellipsen, alle logische luchtsprongen ; hij heeft een geciseleerden, om zoo te zeggen een gestyliseerden stijl; een die door de pijnlijke zeef van de aesthitiek is gegaan; hij is scherp, kuisch, kernig, en streng synthetisch van aard. Het stevige, gebondene, het marmer karakteriseert hem ; de rust is zijn eigenlijk element; maar zijn rust is gebreidelde hartstocht; zijn rust het is haar aan te zien is moei zaam verworven; er ligt iets als een schaduw over haar heen, een schaduw van ingehouden melanch olie. De stijl van Meijer heeft, hoe glad hij mag uitgestreken zijn, nog altijd iets vibreerends, iets hartstoehtelijks, iets nerveus. Onder de marmer glanzende gladheid liggen lidteekenen van vroegereii de grootste bereidvaardigheid, als haar eigen dochter, ontvangen. Nooit zou zij vergeten, hoe heldhaftig dit edel schepseltje zich had gekweten van haar plicht, toen Augustin en Charlotte afscheid namen. Zij had geen enkelen traan geschreid ze had het mooie kopje verborgen aan de borst van haar echt genoot. Een zweem van glimlach had het doodsbleeke gezichtje iets weemoedig bekoorlijks ge geven. Ze had Augustin, die van aandoening niet spreken kon,bij het wegrijden toegeroepen, dat ze elkaar binnen weinige weken zouden terugzien, en toen het postrijtuig verdween, was zij met een kreet van hartbrekende smart in zwijm gevallen. Gelukkig herleefde zij spoedig tot nieuwe hoop, door de brieven, die Augustin uit Parijs had geschreven met kleine tusschenruimten van n of twee dagen. De tijdingen schenen vrij gunstig. Door den hoogen ernst van den politieken strijd hadden de broeders zeer spoedig hunne oude goede harmonie terug gevonden. Augustin schreef, dat Maximilieu hem alleen maar ernstig berispt had over zijne, niet te verdedigen, geheimzinnigheid bij het sluiten van een zeer overijld huwelijk maar nu hadden zij beiden den strijd aan vaard tegen hunne vijanden. Sedert de brieven geregeld uit Parijs kwamen had Henriëtte met goeden moed haar lot aanvaard. Madame Humbert had hare lieve gast zoo hartelijk mogelijk gesteund en bemoedigd. Henriëtte getuigde, dat zij uur aan uur hare gebeden opzond tot de hemelsche Jonkvrouw, dat zij hare kracht putte uit het geloof, hoe alles werd beschikt door de hooge Majesteit Gods. Plotseling was haar angst teruggekomen, toen zij den 11 Thermidor geen brief uit Parijs ontving. Drie dagen van niet te be vroeden zielsangst had Henriëtte doorworsteld. Madame Humbert had zich uitgeput in het aangeven van gissingen, waarom Augustin niet zou hebben kunnen schrijven. Henriëtte had haar bidstoel bijna niet verlaten en zacht fluisterend gesproken met de gebenedijde Moeder Gods, die zelve immers zooveel bloe dige weeën en ondragelijke smarten had door staan. Doch Henriëtte had niet op zelfzuch tige wijze zich laten overmeesteren door het leed. Zij had zich met berusting in. den huiselijken kring vertoond de schitterende donkere oogen van weleer waren nu als uitgebluscht en zonder gloed. De door en door beminnelijke en medelijdende madame Hum bert had soms moeite zich goed te houden meestal zich eene pooze verwijderend, om niet strijd. Het is de stijl van een man, die veel ge worsteld heeft, met zichzelf geworsteld, met de wereld, en met het ideaal van zijn kunst. Maar altijd en overal is de taal van Meijer een veel besnaard instrument, in de lyriek week en aetherisch, in de epiek zwaar en volbloedig; daarnaast geeft haar oor haar de juiste beweging aan, de afmeting en de houding, de macht en de pracht in structuur en koloriet; nooit is de rhetoriek alleen aan het woord, altijd vindt zij in het ge moed weerklank. Geen gedwongenheid en geen gemaaktheid, geen overlading van beelden, voor. naam van symmetrie en geleding. Hoewel op het oogenblik de dichter zenuwlijder is, en zijn periode van groote vruchtbaarheid achter hem ligt, is het merkwaardig, wat in 25 jaar niet niet al uit de pen vau dezen man is gevloeid Ieder jaar bracht nieuwe werken ; novellen waarin hij blijk gaf vau een prachtigen verhaalstijl en een scrupuleuse ziel-analyse Of epoden, zijn hoofd arbeid, waarvan Jürg Jenatsc/i, in '76 verschenen het meest bekend en gelezen is. De Erven Loosjes te Haarlem, uitgevers van De Hollandsche Rivue, zullen aan het uiterlijk ervan een artistiek aanzien geven. Zij hebben een prijsvraag uitgeschreven onder onze artiesten voor het ontwerp van een titelblad ; tot de genoodigden behooren o.a. Derkinderen, Dijsselhof, Veth, Colenbrander, Daalhoff, Henricus, enz. De beoordeeling der ontwerpen zal geschieden door Jozef Israëls, J. Toorop en Frans Netscher. Zij, die geen uitnoodiging ontvangen hebben en gaarne mede zouden wenschen te dingen, kunnen die alsnog aanvragen bij bovengenojmde uitgevers. Inhoud van E'gen Haard No. 42: Uit het Oosten, Kleine Salimn, door C. A (slot.) Hoen ders en Hoenderrassen, door C. L. van Balen, (met afbeeldingen.) Ceres en de dochter van Celeus (met plaat naar de schilderij van Hirsch.) De generaal H. f. Meijer door L. J. M. Glasius (met portret) (slot.) De Brandweer'J'entnonstelling op Oud-Holland (met teekeningen van W. O. J. Nieuwenkamp.) De Kurtaxe. Verscheidenheid : De voedingswaarde van oesters. Arm Frankrijk. Eene reusachtige scheeps lading. Schriftlezing. Feuilleton: Tante Hanna's Vacantiereifjc. Advertentiën. NIEUWE UITGAVEN. Mr. J. VAN BOSSE. »Eenige beschouwingen om trent de oorzaken van den achteruitgang van de koffiecultuur ter Sumatra's westkust." Iste ged. 's-Gravenhage, Mart. Nyhoff," J. W. DEKXATEL. «Psychische Degeneratie." Haarlem, de Erven F. Bohn Dr P. J. MOLLF.R. »Handboek der dogmatiek ten dienste der Ned. hervormde kerk." Groningen, J. B. Wolters. Dr K. H. M. VAN DEK ZASDE. «Beknopt leer MHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiimmiiiiiiiiiiiiiiiHiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiinit te laten merken, dat heete tranen haar over de gerimpelde wangen vloeiden. Den geheelen morgen en middag van den 15en Thermidor had Madame Humbert geen raad meer geweten. Henriëtte sprak geen woord, en hield zich schuil in de groote logeerkamer, waar zij eens op den eersten avond van hare aankomst te Vesoul met Augustin geschertst had bij het uitpakken hunner koffers. Tegen drie uur in den na middag had Madame Humbert zeer voorzichtig de deur der logeerkamer geopend. Henriëtte lag geknield in den bidstoel voor een kruis beeld van geelachtig ivoor, en scheen te sluimeren. Bij het openen der deur hief zij met eene huivering van schrik het moede hoofd op. In een oogwenk had Madame Humbert haar met haar nog krachtige armen omvat, en aan haar hart geprangd. Zij had haar toen overreed, rust te zoeken na drie slapelooze nachten van folterend en pijnigend worstelen met eigen gedachten. Henriëtte had zich laten raden. Ze sliep nu al geruirnen tijd door uitputting en zware vermoeienis. Madame Humbert zag even na vijf uur, terwijl ze geheel alleen in haar salon zat, dat haar man met haastige schreden over de brug naar huis snelde. Ze wilde hem tegemoet vliegen ze kon niet. Een gevoel van benauwden angst kluisterde haar op haar stoel. Humbert stond plotseling voor haar, en vroeg met fluisterende stem: »Waar is Henriëtte?'' »Ze slaapt. Het arme, lieve kind is doodelijk vermoeid!" Humbert zuchtte diep. Zijn gcheele voor komen drukte groote bekommering uit. »Wat zullen we doen. Ik zie geen uitkomst.'' Terwijl hij dit zeide, zonk hij in zijn sei il-- i ^ wonen leunstoel bij een der vensters, en ver borg zijn hoofd in beide handen. »Weet je iets, George?" vroeg Madaii/c Humbert met bevende stem. Na lang aarzelen antwoordde hij eindelijk. /Tijdingen uit Parijs! Een groote storm'in de Conventie! De Robespierres zijn gevangen, en geguillotineerd !" Daar klonk een ijzingwekkende kreet door het vertrek. Bij de geopende deur stond Henriëtte. Zij had alles gehoord. Madame Humbert ijlde vlug als een jong meisje naar haar toe. Henriëtte klemde zich aan haar vast, en bleef voor zich uit zien, met wijd geo pende, dwalende, rustelooze oogen zonder tranen. Toen begon zij te spreken: boek der Zuivelbereiding." Groningen J. B. Wolters. TJNK VAN BERKEN. »De familie Berenwoud." Amsterdam, H. W. J. Becht. J. H. GUNNING. »De Evolutie der samen leving." Nijmegen, firma H. ten Hoet. EDOUARD ESTAUNIÉ. «L'empreinte Roman," Paris, Perrin & Cie. ERNEST HELLO. »Le siècle. Les idees et les hommes." Paris. Perrin & Cie. LUDOVIC Scioui. »Le directoire." Ire partie: Les thermidoriens. Paris, Firmin, Didot & Cie. BOEKAANKONDIGIN G. In de serie Marryafs werken, waarvan de firma v. HOLKEM-V en WARENDORF te Amsterdam een volksuitgave geeft, is verschenen Het Ko ningskind. De heer W. Degenhardt heeft dezen derden en omgewerkten druk bezorgd. Van Justus vanMiwrik's Dit het volk is eveneens bij deze firma een volksuitgave verschenen; Izaak met zijn schoenenbak versiert den omslag. De firma A. W. SIJTHOFF te Leiden is met haar Alb. Thym-Ungersche uitgave der Dichtwerken van Joost van den Vondel thans tot de dertigste afleve ring gevorderd. Zij is nog geheel in beslag genomen door Koning David's Harpzangen. Dichterlijke Handelsartikelen van de firma Jammer, Spot en Bombast, bij den heer H. A. ROKLANTS te Schiedam verschenen, is een van die snel weder verdwijnende fenomenen, die dankbaar mogen zijn, dat er zoo kort over hen wordt gesproken, omdat anders zooveel kwaads van hen zou worden gezegd. Jammer van de zorgen, aan het boekje besteed ! Wij ontvingen het eerste nummer van De Beroeps-stenogaaf, orgaan ter beoefening van het debattenschrift, naar het systeem Stolze-Wéry. Het blad zal tweemaal in de maand verschijnen. imtiiiummuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiuiiiutwutiiMiiiiiiiiiiMuiitlutia (^CHETSJES >V Pr*?t?h Het tijdschrift UAer Land und M<.er gaf in de eerste aflevering van zijn nieuwen jaargang een blad met portretten van duitsche prinsessen; er staan cijfertjes onder de prentje?, zij worden teruggevonden aan den voet van het blad en geven dan den naam van iedere prinses. Bij de eerste twaalf is dat tenminste zoo, maar het laatste portret, dat het nummer 13 zou moeten dragen, heeft evenmin als de naam van de prinses een nummer gekregen. De tweede aflevering geeft een herhaling van deze soort nummering Daar komen de prinsen aan de beurt; aan den voet van het blad komt het cijfer 13 voor, en geeft het Heinrich XXXII van Reuss, jongere Unie aan; maar het portret van den vorst draagt geen cijfer. De dertiende prinses van de eerste plaat is Marie von Mecklenburg-Strelitz. »Das Unglück reitet schnell;" wij hopen echter niet, nu op dit komiek iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iittiiitiiiiiiiiMiiiimiN »Ik wist het wel! Mijn gebod is niet verhoord! De almachtige God heeft geen acht geslagen op mijne tranen. De hemelsche Jonkvrouw, vol genade en ontferming, heeft geen mededoogen met mijne smart! Ik heb Augustin te innig lief gehad! En daarom is hij mij van het hart gescheurd. Ik wist het wel! Ik mocht niet zoo ver gaan in mijne vereering van een sterfelijk wezen. Ik kon niet anders! Het was als eene betoovering! Zoodra ik hem voor het eerst zag, sloeg mijn hart het zijne te gemoet. Bij zijn eersten handdruk tintelden mijne vingers in de zijnen ! Als hij sprak, was alles licht, rozig warm licht om mij heen! Wij waren van elkaar gescheiden, alsof bergen zich tusschen ons ophieven, maar onze liefde kwam alles te boven ! Ik ben gelukkig geweest de goud glans van het hoogste levensgenot heeft mij voor korten tijd omstraald! Ik ben dankbaar, dat het lot mij deze schitterende dagen vol zonneschijn en bloemengeur heeft geschonken ! Te midden van al dit geluk «as ik soms zeer angstig. Ik gevoelde eene stille, pijnlijke vrees. Ik vermoedde, dut zulk een gadeloos rein geluk niet lang kon duren. Augustin was groot, was goed, was nobel.... Voor mij was hij volmaakt in alles. Ik heb hem tot mijn afgod gemaakt en nu treft mij de zwaarste straf. Ik zal gewillig het hoofd buigen voor God's ondoorgrondelijke majesteit! Ik heb al zooveel gedragen! Ik heb mijne ouders voor mijne oogen zien vermoorden . . . en dat heb ik overleefd! Hoe lang zal het nu nog duren!' Och, dat ik rusten kon, slapen . .. voor goed . .. voor altoos!" Madame Humbcrt had Henriëtte niet angst gade geslagen. Uit de oogen der fel gemar telde lijderes tintelde het vuur der overspan ning, der wanhoop. Ze sprak met eene zon derlinge, klankvolle stem, die door het hart sneed. Madame Ilurabert boog zich tot haar over, en zei: »Mijne arme lieveling! Mijne eigen Ilenriëtte!'' Deze eenvoudige woorden schenen eene toovermacht uit te oefenen. Henriëtte sloeg beide armen om den hals van hare vriendin, en barstte los in luid, hartstochtelijk snikken. Beide vrouwen /etten zich op de groote, oudcrwetsche sofa. Henriëtte verborg het hoofd aan den schouder van mevrouw Humbert. Niets klonk er in het vertrek dan een zacht onderdrukt snikken. Niemand sprak... Langzaam kropen de uren voorbij ....

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl