De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 20 oktober pagina 5

20 oktober 1895 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 956 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. geval is gewezen, dat het de beide vorstelijke personages een bezoek zal gaan brengen. Intusschen bewijst de bijzondere angstvalligheid van een tijdschrift, als Ueb&r Land und Meer dat natuurlijk meedoet in den strijd »für Sitte und Gesinnung," hoe sterk ook in de noordelijke landen het bijgeloof nog is. En tevens mag er de wel eens noodige opmerking aan worden vast geknoopt, dat het in geloovige kringen al even sterk is als in ongeloovige, en bij ontwikkelde lieden zoo goed voorkomt als bij onontwikkelden. Dat het in Zuid-Europa wijder is ver breid dan in het Noorden, is echter een onbetwisbaar feit. De »Jettatura" vormt in het leven van den Italiaan een vast bestanddeel; van zijn zuigelingschap af heeft hij er mede te maken : geen min zonder voorbehoedmiddelen er tegen; en al is hij op het toppunt van macht en roem, al spot hij met alles, in zijn hart is hij bang voor de »jettatura." »Jettatura" is niet alleen wat men noemt het booze oog. Zoowel de aanraking als het aan kijken van den »jettatore" brengt onheil; soms zijn nabijheid alleen reeds, zijn gedachte zelfs. En om «jettatore" te worden, hebt gij weinig noodig. Het paard van een huurkoetsier behoeft u maar bij den hoek van een straat bijna omver te loopen, en een oogenblik te gaan steigeren, en de koetsier houdt u voor een »jettatore". Gij komt een lijkstoet tegen, en verhaalt getroffen. dat gij den overledene nog geen week geleden gezond en wel hebt gesproken, en men begint over u te fluisteren. Dat gefluister eindigt onver mijdelijk in de vaste overtuiging dat gij een »jettatore" zijt, want gij zult niet licht kunnen ontkennen, wel eens meer een ongeluk te hebben bijgewoond. Al het treurigs waarvan gij in u\v leven getuige waart, wordt u op den hals ge schoven ; men loopt u uit den weg, vraagt u niet meer te eten of in avondgezelschappen ; gij kunt gerust uw matten oprollen, want gij zijt een ge vreesd en gemeden man. De franschman RenéBazin vertelt een geval. dat misschien wat overdreven is, maar als type toch zeer goed kan gelden. Er was te Napels een advocaat; die een groot succes had met zijn processen; men vertelde van hem, dat hij een machtig »jettatore" was. Eenmaal, op een dag toen een belangryke zaak voorkwam, waarin hij pleitte, stierf plotseling de advocaat van de tegen partij. De behandeling werd uitgesteld, en de tegenpartij voorzag zich van een nieuwen verde diger. Maar ook deze kwam weldra te overlijden, en niemand wilde thans meer voor den ongelukkigen cliënt in het krijt treden. Men was algemeen overtuigd, dat de gevaarlijke jettatore" zijn collega's om koud had gemaakt. De recht bank moest een verdediger ex officio aanwijzen. Toen eindelijk de zaak opnieuw zou dagen, zond deze een verontschuldiging wegens ziekte." Nu begonnen ook de mannen der gerechtigheid aan den boozen invloed van den advocaat te gelooven. Den president sloeg de schrik om het hart; in eens zag hij niets meer. Hij wilde een processtuk voorlezen, en kon de letters niet onder scheiden. Wanhopig strekte hij de armen uit naar den advocaat, en riep: Wat heb ik u gedaan, dat gij nu mij blind maakt? Maar het hartstochte lijk gebaar deed des presidents bril van zijn «iniiiiiiiiimi HUI iiiiiimiiiitiiiiimiMiimiiiiii De twee volgende dagen bleef Henriëtte half bewusteloos van leed en ellende. Zij sliep meestal in onrustige sluimering. Telkens vroeg ze naar tijding uit Parijs. De oud procureur Humbert wist weinig te antwoor den. Men verwachtte uitvoerige berichten van de gebeurtenissen te Parijs. Men wist nog niet met vaste zekerheid, hoe de Robespierres en Saint-Just waren gevangen genomen, en gedood men begreep, dat hunne vijanden de snoodste overwinning hadden behaald. Augustin had in zijne brieven de i toestand zoo duidelijk geteekend, dat geen hoop meer overbleef, sedert hij ophield met bericht te zenden. Het echtpaar Humbert merkte met vol doening op, dat Henriëtte telkens pogingen deed zich zelve te beheerschen. Ze vroeg om verschooning voor haar lijdend uiterlijk, voor hare smart. Zij dankte voor de liefde en deelneming, die men haar bewees ze luis terde met aandacht naar alles, wat men sprak. En dan zei ze fluisterend, dat men met haar moest bidden voor de zielsrust van haar dier baren Augustin... Den 19 hermidor (6 Augustus) des mid dags te drie uren hield een rijtuig stil voor de villa der Humberts. Er klom een klein persoon uit, gekleed in generaalsuniform deiartillerie. De oud-procureur haastte zich hem te ontvangen. Toen ze tegenover elkander zaten in het salon, zei de generaal: »U is de burger Humbert, niet waar ? De citoyenne Robespierre jeune woont hier?1' jja, burger-generaal..." -- »Mijn naam is Buonparte! Ik ben een groot vriend van den burger Robespierre ye««c geweest. Ik kom met bericht van hem!" Humbert verbleekte, en vroeg aarzelend : »Met bericht van Augustin ?'' »Een brief! Zijn laatste! De Parijsche schoften hebben hem vermoord! Hij had nooit naar Parijs moeten terugkeeren, maar hij luisterde niet naar mijn raad ... Er is jiiets meer aan te veranderen! Ik heb dezen brief te Nizza ontvangen Augustin vreesde blijk baar, dat een schrijven aan het adres zijner echtgenoote niet zou bezorgd worden. Hij rekende op mijne vriendschap! En daarom heb ik mij gehaast hier heen te reizen ... en, is de citoyenne Robespierre in staat mij te ontvangen ?" Humbert deelde hem mee, dat Henriëtte diep gebukt ging onder den verschrikkelijken slag, maar, dat ze waarschijnlijk hem zou willen ontmoeten. voorhoofd op zijn neus schuiven, en wel een weinig beschaamd deed deze verder het zwijgen ertoe. Maar de advocaat won het proces, schit terend. Napels echter, durfde niet vrij ademhalen, vóór de dood ook dezen gevreesden man uit zijn midden nam. Uit Rome deelt Bazin de geschiedenis mede van een edelman, met wien niemand aan tafel wil zitten. Komt hij in zijn club om te eten, hij kan er op rekenen alle overige gasten van hun dampende schotels te zien wegstuiven. Anderen vertellen van een zekeren graaf, afge vaardigde, een gewezon officier, die bovendien in staatsdienst is. Hij is rijk en een hartstochte lijk verzamelaar van kunst. Ieder bezoeker van den I'incio kent hem: gedurende den season rijdt hij dagelijks daarheen met zijn familie. Wie op de hoogte is, kan herhaaldelijk opmerken, dat zoodra de sterke energieke kop uit de menigte opduikt, met zijn lidteeken over de linkerwang, dat er uitziet alsof hij het als student aan een duitsche hoogcschool had opgedaan, de inge wijden een zijpad inslaan, of een bezweringsfor mule uitspreken. Want deze marchese brengt overal het ongeluk binnen. Het is gebeurd, dat hij in een speelzaal kwam, en onmiddellijk een der spelers 50.000 lire verloor. De winnaar viel met zijn stoel achterover en brak het onderste deel van zijn ruggegraat, en een derde liet een duur sigarenpijpje met zilveren beslag in dui zend stukken vallen. De graaf kwam ook in de villa Borghese, om een ruiterfeest bij te wonen, dat ter eere van het koningspaar werd gegeven. Nauwelijks was hij binnen, of voor zijn oogen stoitte het paard van den heer Olivetti ei\ ver wondde zich zoo, dat het moest worden doodge schoten. Men zal wel willen gelooven, dat sedert tal van lieden, als de graaf hen in het quirinaal plotseling tegenkomt, onmiddellijk den scongiuro uitspreken. Want gelukkig bestaat er tegen het booze oog een bezwering. Allerlei soort van bezwering zelfs. Spuwen, amuletten dragen, zekere handgrepen gelden voor afdoende. Het veiligst is, een sleutel in de hand te nemen, de vijg, of de horens te maken. De vijg maken is nog van de oude Ro meinen overgeleverd. Men steekt den duim tusschen wijs- en middenvinger in. De horens ma ken geschiedt, door alle vingers in de hand te rug te trekken, en dan de pink en wijsvinger rechtuit te steeken. De schooljongens doen het ook tegen hun onderwijzer, wanneer zij op hun romeinsch willen uitdrukken, dat zij «maling" aan hem hebben. De symbolische betoekenis van deze handgreep richt zich natuurlijk onmiddellijk tegen den duivel. Horens van rammen en ossen worden algemeen in de Campagna gebruikt, om slechte invloeden te weren. Aan de deuren van stallen en hutten zijn zij gespijkerd, evenals het hoetijzer of het bosje dorens, de vlokken roode wol in Toscana die aan de staldeuren worden geslagen zoodra een stuk vee wordt geboren. Zelfs boven do deur van de echt romeitischöbodega ziet gij eenwelgepolijste horen van een Campagna-os. De man met de mal d'occhio zal nu tenminste de klanten geen ongeluk aanbrengen, of de wijn bederven. Kleine horens van parelmoer, vaker nog van koralen, worden in Italiëbij duizenden als amu miiiiiiiiiiiiiHliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiitiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiK »Weet ze, hoe Augustin stierf!" »Ik zeide aan mijne vrouw, dat de Robes pierres gevangen genomen en geguillotineerd waren zooals voor een paar dagen het eerste gerucht hier luidde. Dit heeft Henriëtte gehoord en onmiddellijk begrepen, dat het waar was ! Sedert kwamen maar weinige nieuwe tijdingen uit Parijs." »Daii is zij op het ergste voorbereid. Zij kan den brief lezen!" Humbert liet den generaal alleen. Hij moest met zijne vrouw en Henriëtte raadplegen. De laatste wilde onmiddellijk Augustin's grooten vriend spreken. Ze beloofde moedig te zijn. Ze had het verschrikkelijkste immers gehoord! Toen ze aan den arm van Humbert in het salon verscheen, stond Buona parte op. Terstond liep hij met snelle schreden op Henriëtte toe. Hij ontroerde, toen hij ont dekte, hoe snel het bekoorlijk kopje der bloeiende jonge vrouw, die hij bewonderd had, door het leed was ontluisterd. Hij zweeg en boog zich, terwijl hij haar eerbiedig de hand drukte. Madame Humbert kwam tusschenbeiden, en hield den bezoeker een oogen blik op, terwijl ze Henriëtte naast zich in een leunstoel plaatste en met een vriendelijke)! blik den vriend van Augustin poogde te ken nen te geven, dat men Henriëtte in alles moest sparen. Buonaparte nam zwijgend naast den heer des huizes plaats. Hij wachtte eenige oogenblikken. Toen bracht hij een brief te voor schijn en zei: vCiloyeitiif! Het is mijn plicht u dezen brief van onzen nobelen Augustin te brengen. Ik ontving hem eergisteren, en ben terstond op reis gegaan! Augustin schreef hem in den nacht van '.) Thennidor, eu deed hem aan mijn adres verzenden, wetende dal hij dan stellig goed KOU bezorgd worden!" Hentiëtte poogde iets te zeggen ze zweeg. ]\Iadai)ic Humbert nam den brief aan, en fluisterde zacht aan Ilenriëtte's oor: ? »Zal ik hem voor je lezen?'1 Henriëtte knikte, terwijl een smartelijke trek om haar mond trilde. De brief was op een groot stuk officieel papier geschreven. Aan het hoofd van het blad stond met groote drukletters: Commune de Paria, dan volgde in haastig, zenuw achtig schrift: Mijne dierbare. Jlenriëlte ! »Ik heb je in drie dagen niet geschreven. Het was ondoenlijk. Al mijn tijd behoort letten gedragen, door vrouwen en kinderen om den hals, door bezitters van een horloge aan den ketting. Men behoeft dan niet altijd op te letten, en is toch zeker van zijn zaak. Beroemd in de parlementaire geschiedenis is Crispi's koralen horen. Ieder die de Kamerzit tingen wol heeft bijgewoond, weet, dat de premier, wanneer hij de vergaderzaal binnentreedt, met met zijn vinger speelt met het roode horentje, dat aan zijn ketting hangt. Is dit toeval ofSiciliaansch bijgeloof ? Het bijgeloof zegt, dat aan geen toeval is denken, en verzekert zelfs, dat Crispi op den noodloottigen ,'ïlen Januari 18i)l alleen is gevallen, omdat hij had vergeten, te midden zijner vijanden zijn gewoon manuaal uit te voeren. Toen waren de »jettatori" hem de baas, gelijk de Philistijnen Simson. Oppassen is dus nu de boodschap geworden voor den Italiaansehen premier. Tot nog toe heeft hij zijn scongiuro niet vergeten, en het land is er dankbaar en gelukkig door. miiiMiiiiiimiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiimimimimmmimummiiiiiiiiiiiiiiiiiiiili cJnaazonbm. Het Stedelijk Museum. In uw laatste nummer vind ik, bij gelegenheid van eene bespreking der Driejaarlijksche Ten toonstelling, de opmerking gemaakt, dat het »gele licht van de trapzaal allerongunstigst werkt op de schilderijen die men later ziet, daar die allen blauw schijnen door de groote tegenstelling van licht." Daar ik deze opmerking ook van andere zijde vernam, is eenige verklaring mijnerzijds gewenscht. Ik ben het geheel eens met deze meening; on middellijk van het gele in het witte licht komende, ziet men alles paarsch. Dit had ik reeds van den aanvang af voorzien en daarom drie voorzalen geprojecteerd, die de bezeekers moeten doorgaan, voor zij de schilderijzalen betreden. Deze drie zalen zijn ook aanwezig, doch zij worden slechts ten deele gebruikt overeenkomstig mijn bedoeling, die was, dat de bezoekers hun wandeling zouden beginnen in de kabinetten met staand licht, om daarna in het sterker licht der bovenlichtzalen te komen en eindelijk, in de eerezaal, het krach tigste licht te vinden. De commissie voor de verzameling van hedendaagsche kunst heeft zich aan deze opvolging gehouden, en voor een groot deel schrijf ik het daaraan toe, dat de zalen, die zij in gebruik heeft, beter voldoen dan de overige. De commissie voor de Driejaarlijksche heeft echter de wandeling dor bezoekers in verkeerden zin geleid, door ze bij de eerezaal te laten be ginnen en bij de kabinetten te laten eindigen. Om althans de bezoekers niet onmiddellijk van het gele licht in het sterkste witte licht te brengen heeft zij een der zalen kunstmatig verdonkerd, doch dit is geheel onvoldoende. Toen ik van den Conservator, vóór de Drie jaarlijksche geschikt werd, vernam hoe verkeerd men van plan was, de bezoekers te leiden, heb ik dit officieel aan de museum-commissie bericht, en mijne bezwaren daartegen uiteengezet. Ik kreeg echter ten antwoord, dat bij de opening der ten toonstelling de genoodigden in de eerezaal zouden moeten worden ontvangen, zoodat dan de toegang anders zou moeten zijn, dan door mij was aan gegeven, doch dat in het vervolg zooveel mogelijk op mijn wenk zou worden gelet." De opening der tentoonstelling ligt reeds lang achter ons, doch de verkeerde richting die men den bezoekers aanwijst is gebleven. Indien er mogelijkheid bestond om de bezoekers, b.v. in de laatste week van October eens den goeden weg te doen gaan, zou kunnen blijken of ik juist zag of niet. Bezwaren kunnen daartegen wel niet bestaan en daarom hoop ik, dat men de proef zal willen nemen. A. W. WKISSJIAN. aan Maximilien, aan het vaderland. Gisteren sprak mijn broer zijne groote redevoering uit in de Conventie, die een verpletterenden indruk maakte. Maar heden morgen werd hij over deze rede door velen aangevallen. Het was een schandelijk komplot. Men schreeuwde zoo luid, dat Maximilien niet kon spreken. Al de partijen hadden zich met elkander verstaan. Saint-Just werd van de tribune verdrongen door Tallien, die met een dolk zwaaide Men besloot Maximilien in hechtenis te nemen. Ik eischte oogenblikkelijk, dat men mij ook gevangen zou nemen ... Le Bas deed hetzelfde. De Conventie aarzelde, maar de samenzweerders zegevierden. Ik ben gevangen genomen, maar door de gewapende sektiën weer bevrijd. Ik ben in triumf naar het Hólcl dr Villc gebracht, waar ik Maximilien en Le Bas vond. Later kwamen Saint-Just en Couthon. Op het Grèveplein staan duizenden gewapende burgers en twee batterijen van de Parijsche nationale garde. Wij zullen zegevieren, als Maximilien maar durft. Hij deinst er voor terug zich aan het hoofd van de beweging te stellen. Saint-Just en de Maire Fleuriot-Lescot doen al hun best hen te overreden. »De Conventie wapent zich; ceri oorlog tusscheu burgers en burgers zal ons lot be slissen! We hebben verreweg de meerderheid. Ik maak van dit oogenblik gebruik, terwijl men Maximilien poogt, te bewegen een mani fest aan enkele sektiën te onderteekenen, om je haastig te schrijven. Ik zal dezen brief aan een vriend geven, den notaris Delacour, lid van de ('iniumutf, dien hem terstond zal bezorgen. Ik adresseer hem aan onzen vriend l Buonaparte, omdat de schurken in staat zijn hem aan te houden, als ze je naam /ien! Maximilien doet mij roepen! Ik eindig, mijn aangebeden Engel! Zoo we zegevieren, ben ik binnen weinige dagen te Vcsoul! Ik neem ju iu mijn armen, mijn uitverkoren lieveling' en omhels je zoo vurig, als toen ik laatst afscheid van je nam. Jouw, eigen, eigen, getrouwe AU<;I;STIX." Een vurig rood verspreidde zich over Henriëtte's wangen. »En nu is alles voorbij!" --- zei ze zonderling luid. Buonaparte hief met een toornige bewe ging het hoofd op. Zijne kleine, donkergrijze oogen schenen vuur uit te stralen. ».l)c ellendelingen hebben y;etrioiiiieerd i Nijmegen, 17 October 1890. Aan de Redactie van het Weekblad De Amst. Waarde Redactie! Ik wil slechts repliceeren op hetgeen de heer Meinard van Os in uw voorlaatste nummer schrijft in antwoord op mijn ingezonden stuk dd. 18 Sopt. 11. Vandaar, dat mijn wederantwoord kort kan zijn. Immers heb ik dan slechts dit feit te constateeren dat de heer van Os in zijn ingezonden stuk blijkbaar een andere expositie op het oog had dan die, welke hij dd. l'2 Sept. als gehouden voorstelde. Toen sprak hij over de Dudley-Galerij-tentoonstelling en te haren aanzien heeft hij zich vergaloppeerd, omdat alleen in Dudley-Gallery" dit jaar in de laatste dagen ran September een foto-expositie werd geopend. Nu spreekt hij in zijn ingezonden stuk over een tentoonstelling", van mij vergende, dat ik deze onder den naam »Dudley-Gallery" herkend zou hebben, hoewel zij werd gehouden in Agricultural Hall. En nog vele andere fotografie-tentoonstellingen zijn er dit jaar in Londen georganiseerd. Wellicht betitelt de lieer Van Os deze alle ook met «DudleyGallery". Omtrent de strekking van het ingezonden stuk des heeren Meinard van Os in zijn geheel bewaar ik liefst het stilzwijgen. Zij schijnt van dien aard. dat men onwillekeurig denken moet aan de regels van De Genestet: »Mét U strijd ik niet meer. Fatsoen gebiedt mij 't zwijgen. Een snuifje bood men U. Gij gooit met p-rdev-gen." Hoogachtend A. D. LOJIAN. Amsterdam, 14 October 1H<,)5, titiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii Na middernacht barstte er een hevig onweer met stortregens over Parijs uit. Het Grève plein werd schoon geveegd. De gewapende sektiën verdwenen, omdat men te lang aar zelde ia het llotcl de Villa. Maximilien heeft met zijne advokaten redeneeringen alles bedorven. De gewapende burgers, die de Conventie steunden, drongen tegen de morgenschemering in het stadhuis onder aan voering van twee schavuiten, Barras en L onard Bourdon. En toen was alles uit. Arme Augustin! Er zat een geniaal officier in hem! Ik heb onder hem gediend voor Toulon! Met leeuwenmoed voerde hij de troepen aan ! Hij heeft den geheelen veldtocht van dit voorjaar als de beste chef van den generalen staf georganiseerd! Hij heeft Oneglia, l <oano en de bergpassen van Tende genomen !" >En ons bracht hij den gulden tak des vredes!" fluisterde Madame Humbert terwijl een traan langs hare wangen rolde. »Meii heeft Erankrijk's edelsten zoon vermoord!" riep Buonaparte met eene van gramschap snerpende stem »Maar ik zal hem wreken! Dat zweer ik!" Henriëtte's wangen purperden op nieuw! Ilare doffe oogen begonnen te fonkelen, ter wijl toorn en verontwaardiging hare diepe smart verdrongen. »(), ik wist wel, dat de dood van mijn Augustin niet ongewroken zou blijven!" riep ze met krachtige stem uit. »Hij heeft de Republiek luisterrijk gediend en tot dank ... werd hij vermoord ! Ik reken op u, burger-generaal!" Buonaparte stond op. Hij strekte de rechter hand omhoog, en sprak plechtig: »Het is mogelijk, dat men mij gevangen neemt even als Hoche het is mogelijk, dat men mijn degen verbrijzelt, en mij uit de gelederen jaagt, omdat ik de vriend en gunsteling der Robespierres geweest ben. Maar, zoo ik blijf, die ik ben, dan zweer ik, dat ik do moordenaars en babbelaars te Parijs uit elkander zal drijven, en hun satanscho politieke heksenkeuken in elkaar zal trappen, met zoo veel kracht, dat er geen spoor van overblijft! O, mijne liere Augustin! dat beloof, dat zweer ik u!" De generaal huiverde van toorn en geestdrift. Zijne oogen dreigden met onheilspellender! gloed. Het werd stil in het vertrek .... Allen zwegen .... (Hint volyt.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl