Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 956
raaf Baden!,
De nieuwe Oostenrijksche mii.ister-president.
IIHtllJIlflIflfflIttMIIIHIflIMIJIIJIIHfflIIIHUMIWflIflIKIItllltllllKllllir
Ook een schetsje.
Een boer uit het Zuid-Oosten van Frankrijk
gaf aan een journalist, die daar een «eerlijke '
courant zou kunnen schrijven, de volgende
zelfbekentenis:
In ons land, meneer, In kleine stukken verdeeld
als het is, is de boer de eei ige die wat in de
melk heeft te brokken. Niemand is er tegen wien
hy opziet, niemand van wien hij afhankelijk is.
Hij heeft voor niets respect, dan voor de inspraak
van zijn gemoed. Dat dit hem tot robele daden
brengt, zou ik liever niet beweren. Wie zichzelf
nauwkeurig rekenschap geeft van zijn aandoe
ningen, zal een four van afgunst vinden, dat
weinig plaats vat voor waardeering van wat recht
«n billijk is.
Om te beginnen, hebben wij het land aan den
pastoor. Volstrekt niet omdat wij vrijdenkers zijn,
een afkeer hebben van het bijgeloof bewaart.
Zoover denken wij niet na. Bewijzen: onze
vrouwen, die alleen maar onverschillig zijn, en
hem evenmin mogen lijden. Need ! de zaak is,
dat de pastoor, bijna aljijd van boerenkomaf een
meneer is geworden. Hij doet nooit eenigen han
denarbeid; verzorgt hij een stuk land, dan is het
zvjn bloementuin ; bij arbeid" in honig en bloe
men, de vrouwen zorgen er voor dan hij een
«bon ordinaire" op tafel heeft staan, en Zondags
haat hij op hst kasteel eten, of bij de «bour
geois". Dat zet ons tegen hem op, want voor
hy pastoor was, was hij een boerenjongen zooals
wij, geen zier meer of minder.
Na den pastoor komt de jonker. Ook hem haten
wij. Niet om het van voor zijn naam : wij weten
wel wat dat waard is. Drie kwart van de jonkers
hier zijn zoons van vroegere kooplieden, ze
hebben hun titel gekocht. Maar ook zij zijn lieden
die niet werken. Zij zeggen dat zij van
hetbuitenleaen houden, maar zij zijn nooit buiten in
het barre jaargetijde. Als het mooi weer wordt,
komen zij aanzetten, en dan mogen wij hun graan
binnenhalen en hun wijn persen, terwijl zij op
jacht gaan of uit rijden, en den heer spelen. Zij
zjjn de eiganaars van het land en trekken de
voordei len ervan ; wij, als wij ons afgesloofd
hebben, gaan naar huis. om in onze krotten
onzen soep te eten terwijl zij in hun kasteelen
den gebraden haan uithangen.
Ook de «bourgeois" haten wij. Volstrekt niet
omdat zij de eenigen zijn die van de revolutie
hebben geprofiteerd. Wij zeggen dat wel, maar
wij m( enen het niet. Maar zij zijn lieden die
fortuinlijker zijn geweest dan wij. Zij hebben
hun dorp verlaten, zijn naar de stad gegaan en
hebben daar potten en pannen, of katoentj es ver
kocht ; toen zij er bovenop waren, zijn zij terug
gekomen, hebben ons land gekocht, een huis ge
zet waarbij het onze een droevig liguur maakt;
en wanneer zij goed en wel geïnstalleerd zijn
Als 't vaatje omlaag gaat, valt het mes.
komen zij ons opzoeken, en met ons praten, zij
zijn zoo goed om ons te protegeeren, geven ons
werk, en bedenken om van tijd tot tijd met een
cadeautje. Zij doen bescheiden, vriendelijk, tege
moetkomend, maar als het erop aankomt barsten
zij van trost en wij van nijd.
En wij haten de rijken, en wij haten de ge
leerden, de lieden mt-t witte handen, die mooi
praten en beweren ons in alle opzichten er
bovenop te zullen helpen; en wij haten de
weldadigen, de lieden die uit goedbeid hun
medeschepselen helpen. Al die lui zijn voor ons
«aristo's' ; zij meenen dat zij i< ts beter zijn dan
wij, en wij zullen dat nimmer erkennen; zij
willen ons opheffen uit onze el lende; dat is mooi
van hen, maar ons vernedert het; zij willen ons
beter makm; dat dient tot niets en maakt
ons prikkelbaar. Klagen willen wij, maar niet
beklaagd worden; en als men or,s helpt, weten
wij liever niet van welken kant de hulp komt.
Zie, mineer, zoo denken wij. Gij meent te
doen te hebben met eerlijke lieden. Ja, gestolen
of gemoord hebben wij niet. Maar wij eerlijke
lieden groeien in kwaadsprekerij en zijn van laster
niet afkeerig; wij zijn naijverig en jaloersch en
houden van niets dan wat onze slechte eigen
schappen streelt: vage bedreigingen, insinuaties,
met slijk gooien, klinkende beloften en opruiing.
Zult gij daaraan kunnen voldoen; zult pij ons
lederen dag een pastoor te verslinden geven, een
goeden naam om te verscheuren? \Viltgijeerijk
en fatsoenlijk blijven, bereid u dan voor op het
eenig mogelijke: een echec.
Wat zegt Neus" van het HandelMad wel van
zijn Zuid-Fransche collega's?
Vrouwen als dokters.
Een Weener Obergerichtsrath", of iets
ders;e ijks. Albert gelieeten, een man van groot aan
zien in Oostenrijk's hoofdstad, heeft een aanval
gewaagd op h< t studeeren in de medicijnen eloor
de vrouw. Zijn brochure reikt echter over het
onderwerp heen : zij richt zich te,<en alle vrouwen
die een beroep leeren om daardoor haar levens
onderhoud te verdienen. »Ik heb'', zoo zegt de
heer Albert, .duizenden vrouwen gezien, in geluk
en ellende, en ik heb de stellige overtuiging, dat
zij niet geschikt zijn voor het doktersberoep."
Zijn eerste hoofdstuk begint hij ais volgt: -Alle
menschcnwerk rondom u is door den man ge
maakt. Gij belt des morgens om de meid met
de electrische bel die de man heeft uitgevond< n ;
zij draait een koffiemolen, dien een man uitvond
en vervaardigde. Zij kookt met een pot, door
den man vervaardigd, stookt met kolen, door den
man gevonden en naar het aardoppervlak ge
bracht, vervoerd in spoorwegwaggons, door elen
man gemaakt en gevoerd.
Zelfs het water dat zij gebruikt, is door mannen
opgevangen en naar de keuken geleid, die weder
verlicht is door gas, gemaakt door mannen. De
huizen rondom zijn gebouwd door mannen en al
wat zich er in bevindt, is het werk van mannen
banden. Een aardewerkfabriek, een drukke! ij,
een machinekamer, h. t zijn alle plaatsen waar gij
in bewondering staat voor de vindingrijkheid, ele
vlijt en de kracht van den man. De wiskunde, ele
werktuigkunde, de technologie, die ze mogelijk
hebben gemaakt, zijn alle uitvindingen van man
nen. Het rijtuig waarin gij lijdt is zijn werk;
de paarden, die u trekken werden eloor hen
gedresseerd, de reuzenstad waardoor zij u voeren,
is door hen gebouwd. Al wat gij koopt meel
en brood, wijn en zout, wanneer gij de afkomst
er van nagaat, blijkt door mannen te zijn bewerkt.
Spoorwegen, posterij, telegraaf, zijn het voort
brengsel van den man. Goen sociale schacht, waar
hij geen werk voor zijn handen undt. Ik zou.
na rijp overleg, geneigd zijn te beweren, dat sedert
het Paradijs, al die duizenden jaren door van alle
millioenen vrouwen niet ene n enkelen
dag heeft nagedacht, wat de mannen voor de
wereld hebben gedaan, en wat de vrouwen. De
vrouwen hebben nooit zelfs rnaar de moeite
gedaan om de mannen te begrijpen."
Waartoe er dan vrouwen in de wereld zijn '!
Om kinderen te krijgen. Sommige lieden zeggen:
Geef de vrouw gedegenheid om zich te ontwik
kelen, on zij zal evenveel praesteeren als de man. '
Dat kan ik niet gelooven. Ik ben van meening,
dat een vrouwenziel onderscheiden is van e»n
mannenziel. De vrouwen noemen zichzelf onlo
gisch, en dat zijn zij. Zij kennen nauwelijks het
wufte verlangen om te leven. Het eenige metho
disch bestaan, het »zo«'in politikon", de ziel der
be-chaving, is de man. Wijd heeft het geloof
wortel geschoten, dat vrouwen alle eigenschap
pen hebben om in de medicijnen te studeeren,
maar dit is wel een van de oppervlakkigste
meeningen van de vele oppervlakkige meeningen die
er rondloopen. De argumenten, ten gunste van
deze bewering bijgebracht bewijzen mij alleen,
:>dat de vrouwen goede minnen zijn."
De heer Albert baalt er dan C'arl Vogt bij,
elen bekenden Geneefschen hoogleeraar. die zoo
streng heeft uitgevaren over de vrouwelijke me
dische studenten aan zijn hoedeschool. .Maar elr.
Vogt weet de noodzakelijkheid van zijn streng
oordeel aan h. t gebrekkige voorbereidend oneb nvijs
dat de meisjes hadden gehad, en meenJo, iiulien
zij van jongs af met ele knapen w.-ireu gelijkge
steld.dat ergeen onderscheid zou gevomle.-n worden.
l'reif. Albert echter ontkent elir. Hij is ove-rtuigd,
dat duizendo meisjes zich te ve-rget-t's zouden
aftobben. en h: t weldra onmogelijk zou blijken.
van haar wotenschappe ijke menschon te; maken.
Hij verontwaardigt zich in hooge mate er em-r.
dat vrouwen zich als specialiteiten vestigen.
.-God beware ons voor haar", roept hij uit.
hoewel hij geen godvruchtig man is. Indien zij
in verlaten dorpjes gingen wonen, of in
onbowoonele bergplateau's, zou hij er nog tegen pro
testeeren, maar nu zoeken zij een gnwte >tai! als
woonplaats uit, en nemen den manne-n het brood
uit den mond.
Als min en vroedvrouw, en als een handige,
maar niet wetenschappelijk gevormde hulp van
den mannelijken dokter slechts kan bij de vrouw
in het vak der medicijnen dulden. Hn ten slotte,"
zegt hij, indien m eitjes het in haar hoofd krijgen
om dokter te worden, zou het aaiital van liaar
die slaagden, zeer gering kunnen zijn. Laat de
examinator ze met de grootst mogelijke gestreng
heid behandelen. Geen zweem van toegevendheid
voor haar!"
Een merkwaardige beginselverklaring in dezen
tf d ! En niet mind r merkwaardig ongetwijfeld,
dat tal van mannen, waaroneler medici van be
roep, zich opmaken om den reactionair te woord
te staan.
Uit een nalatenschap.
Niet alles wat uit een nalatenschap komt, geeft
stof tot larhen. Een brief van Moriz vori Schwind
aan ISauernfeld, onder de papieren van dezen
laatste gevonden, moge daarom als een gunstige
uitzondering ook den lezer van het We< kblud
een oe>genblik vermaken. !
i I lij heeft het eerst over a'lerlei particuliere l
! zaken, en (?cheldt o. a. een liefhebber uit, de
liefhebbers zijn voor hun een gesuikerde korst
j vuil, elie over het volk ligt. Dan komt hij over
' puritanisme en kunst te spreken. Het kan mij
l ni; ts sch len, zegt bij, of het op een schilderij
j wat onfatsoenlijk toegaat; want, orn van Correggio i
en de antieken niet eens te spreken, ik heb een ;
groot genoegen gehad van Kaulbach. (Kniijt ;
\ Jjiebixijitlte ). Het ding is geestig, gracieus, week, j
i smaakvol behandeld. Makart daarentegen is voor- ]
j zoover ik hem ken verward, arm aan gedachten, ge- |
j atiee'teerd, en werkt zijn dingen op met ongezonde
'? kleine, vuile kleureneffecten; bij alles van hem
is iets van Sint Anne. De menschen moeten hun
leven lang geen mooi geschilderde vrouwen heb
ben gezien, dat zij zooveel drukte maken over
deze porseleinen poppetjes. Maar dat is een oude
historie, goede stukken overkomt het niet, zulk
een ezelenconcert van bijval te verwerven.
Over je nieuwe stuk -moderne Jn-yend heb ik ,
in de bladen het een en ander gelezon. Het i
laatste bedrijf moet niet goed zijn, maar het
eerste het beste wat je hebt geschreven. Dat is
een zonderlinge kritiek maar zul-je er aan
dnen ! Misschien gaat het mij met mijn Melusinn
ook zoo, alleen met dit ondsrscheid, dat mijn
eerste bedrijf ook niet in orde is. !
Sarah Bernhard te Rome. j
De groote Sarah heeft ditmaal te Rome geen j
succes gehad wat trouwens haar eigen schuld
was. In October is de Romeinsche adel nog ^en
villégiature"; die ontbrak dus op het appel. En
zij stelde haar prijzen ztio hoog, dat ele gewone j
burgerlieden er niet aan konden denken, haar te '
gaan zien. Zij trekt nu door Lombardije rond, >
hopend in het vruchtbaarste deel van het ko- j
ninkrijk een oogst te vinden, elie haar voor den i
tegenvaller (e Rome schadeloos stelt. Den eersten
avond, toen 'l'osca gegeven werd gegeven, kreeg
de kassier een armzalige 1000 lire binnen ! Wel
was het handenklappen luidruchtig, maar dat i
heeft Sarah reeds zoo lang en zoo vaak geboord ;
het geklikklak der schijven in het loifet komt
haar minstens even gewichtig voor. Het applaus
komt zeker; een rijke kas niet altijd. j
Sommige toeschouwers waren natuurlijk van
oordeel, dat Duse iïluydn artistieker speelt dan
de groote parisienne. Als Cesarine in Femme
de Claude ergerde Sarah zelfs menigeen door |
haar al te bestudeerd dempen van haar spel, om j
later des te meer effect te maken. Maar haar
standen, haar poseeren en haar doodelijk getroffen
neervallen houden nog de oude overweldigende j
ui:we?rking, zoowel als haar haar, haar teint, haar
tanden, haar roode mond en haar vurige oogen.
Sarah wordt niet oud !
'iiiiniiiiiiitiiiniiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiii nmiiiiiiiiiiiiniiiliniiiiiiiiiiiiiH
De Weslerl)Pgi'iiaf])laals.
Mijnheer il f, Iicdacteur.
Ik ben We>ensd,ng eens e>p de publieke
tribune gaan luisteren naar 't geen ]}. en W.
wel zemelen zeggen over ele Westerbegraaf
plaats. Als man van 't vak interesseerde
mij dat bijzonder. Ik ben sedert twintigjaar
aanspreker, mijn vader was 't oe>k en mijn
grootvader begon ele affaire. Ik heb dus, om
zoe) te zeggen, ele liefde teit mijn ambt met de
moedermelk ingezogen. In elen goeden t j, d
toen ik m>g met, kuitenbroek, schoenen met
gespen en een driekant steekje, in een rok
met opstaanden kraag en een bef voor, rond
liep, ben ik menigmaal verguisd en gehinderd
geworden, want ik beminde mijn vak! Ik
leed in stilte als ik me ve>or kraai,
schroevenelraaier of dexiienverklikker" hoorde uit
schelden ; maar ik zweeg en verdroeg, omdat
ik behalve eerbieel voor elen elooel. ook liefde
voor mijn evennaasten heb en onderwijs geef
aan pasbeginnenden in den catechismus en
ele kerkelijke historie:.
Toen ik het oude plechtgewaael uit- en
de nieuwerwetsche kleeding aantrok, gevoelde
ik dat de poëzie uit mijn vak verdween. Ik
i kon me eerst niet vem. nigen met die gewone
klu'-ren, «lic zoo burgerman-achtig staan; ik
kwam me voor als een liveroiknccht, die in
dtn rouw \vas over zijn vrijheid- Ol ik
leed afschuwelijk in stille, maar ik verdring
alweer, want of.-e-hoon niet, 't oude goede-pak
uok de oude goede- pakjes, die ze>o zwaar in
de; liane! wogen, als ze nu-t een traan in ele
oogen werden gegeven e-n aangenomen, ver
dwenen, vond ik toch nog een bescheiden
lu'staan in ele aiuisprekerij. Och! 't is nie-t
> zoo goed meer als vraeger de magere jaren
l zijn ge'kon;t-)i. Nu i.s alles aangenomen werk.
\ Knlin! je bedient ele mense-lie-n e-v dan ook
naar, dal spivekt van zelf. Je voelt niet mee-r
zo;> mee als voorhe-en, je doe-t je werk en met-r
i niet. Vroeger kon ik goen begrafenis
bijwumm of ik infoi mee-rde hartelijk tot in alle
kleinigheden naar de; ziekte van den overle
dene.'ik heb menigmaal met de nablijvenekm
nieegehuiM, want ik be-grie-p wat ze aan zoo'n
Ink'verh.rtn als 't een Ie klasse wijnlijk was.
Maar nu V 't is me volkomen oiiyerse-hillig
geworden waaraan ele persoon elie ik bewerk
; ee-slorvrn i:-, want 't is aai;genomen werk on
' daarmee is alles gezegd. Je werkt naar een
Aegir de yeelzüdijre.
Eerbiedig opgedragen aan den Duitschen Keizer,
vast tarief, zonder fooien dat neetnt alle
illusie weg!
Eertijds was je als aanspreker geëerd en
je werd met een zekere onderscheiding be
handeld door de familie waar je in 't werk
was. Je had iets te konimandeeren en al
ben je ook nog zoo de moedig en christelijk
van aard, in zulke gevallen waar je den dood
onder de oogen moet zien, voel je je zelf
graag wil je graag hebben, dat de'menschen
begrijpen, dat jij op zoo'n oogenblik ..de man
bent. Tegenwoordig werk je als een machine,
als een deel van een geheel, dat meestal
l/estuurd wordt door den een of ander, die
feitelijk geen verstand heeft van 't intrinsieke
van 't begraven maar eenvoudig als kapi
talist zijn geld uitzet. Begrafenisonder
nemingen" 'hah'. 't is een akelig koud woord,
't doet je zoo denken aan vuig winstbejag,
aan .ondernemen''. Vroeger noemden we 't
een lijk ..bezorgen," dat klinkt len minite
zachter.
Daarom begon ik langzaamaan minder
voor mijn vak te voelen, ik werd melan
choliek, vooral als 't bovendien nog
slapjes was in de zaken, .naar nu ben ik
door mijn bezoek aan den gemeenteraad weer
opgeleefd, dank zij onzen geëerbiedigden wet
houder Mr. Hehölvinek.
Dat is eer-t een man ! Die weet wat een
fatsoenlijk aanspreker toekont! Ja, hij
heeft gelijk, de weg naar de Westeibegraaf
plaats is akelig, hobbelig en onbegaanbaar.
't Is onmogelijk om op dien weg met
devereisehte deftigheid achter de lijkkoels te loopen.
geen kwestie er van dat je netjes in den pas
kunt blijven. Sjok, .-jok ! haal op je been, zet
neer je been in den dikweg, net als een boe r.
die achter de koeien loopt, zóó sukkel je daar
voort Ik heb me al wat versjagrineerel, ik
die gewend ben, keurig niet de punt van <\>tn
voet vooruit, met kleine pasjes de r.oodige
eer aan de, overledenen te bewijzen.
Ja, Mr. Sehölvinck begrijpt het goed ; a's
de weg bestraat wordt /uilen wij er 'tot-h _niet3
aan hebben, alleen de koets zal wat mineier
schokken en ele dooie ligt kalmer 't komt
eT ook wat op aan, bij aangenomen wei k ^
Ik hoor, er is zelfs f-prak e van gewee st orn MIS
van gemeentewege van lietsen ie yoenv-ien
'k ril bij 't denkbeeld aan zoo'n nieuwir
wetsch onding achter f en prima-kwaliteit lijk!
Daarom prijs ik het in onzen wethouder en in
de overige hceren, dat ze oi:s in wagen,- willen
laten rijden. Ik ben er tenminste /.eer vóór
en ik zal bepaald zorcen dat, ik gven enki Ie
klant meer aan de Westerbegntófpbnils be
zorg, voor en aleer de aansprekers -onuiibusjL
gereed zijn.
Xu kan er weer wat poëzie en symboliek
bij 't begraven komen, wam.eer !>. en \V. die
voertuigjes een passenden vorm w< t: n te- geve,' !
't /on m. i. heel noljes en deftig zijn, wan
neer wij aai,sprekers achte r de iijkkot ts in ee-n
soort catafalk verroerd worden, bii mooi wei r
open en bij regen ge-.-loten. Eniin ! dat H
van later zorg; nu B. en W. eenmaal /<',<'
goed begonnen zijn, laat ik dit o'iderekv i
geheel aan hun beleid over. Zij toonen
ini(Kngelsch l'ltiinutuiu aan de l'orte).
(/W< t//).
**"$?'?
J-;-^;Jfpï^3ife,
.iml fSalixIjwy : -Ken Keel nuttig hond je
het kan me nog w'.-i eer.s te pas komen."
l)f .{.iiuitr-iirchlijkc" lover den muur kijkend'>
-De hemel zij mij genaelig '."