De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 27 oktober pagina 4

27 oktober 1895 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 957 geleid door den heer De la Fuente, goed van stapel. Het koor had, vooral in de eerste acte, gelukkige oogenblikken, het orkest klonk Vaak mooi en van de overige solisten noem ik mevr. Engelen, die in vocaal opzicht de lieve partij van Micaëla zeer tot haar recht bracht.De heer Pauwels had de beleefdheid tegenover mevrouw Norcrosse zijne partij bijna geheel in het Eranseh te zingen, en wel op eene wijze die deed gevoelen, dat de oorspronkelijke tekst toch altijd veel beter is dan vertalingen, hoewel ik omtrent het zingen in twee talen bij mijne opinie blijf. De heer Dons gaf een beteren Toreador dan een vorig jaar, doch hem blijft nog steeds aanbevolen het middel van veel toon te maken door het uitstooten van iedere vocaal met behulp van de consonnant h af te schaften. * * In het Concertgebouw was het overvol van leden ?die voor het laatst den heer K es wilden begroe ten. Er is iets gedrukts bij den aanblik van de zaal, hoe stampvol het ook is en hoe aan het slot de aanblik van een grooten bloemenschat (in de figuurlijke en werkelijke beteekenis) aan de zaal een feestelijk aanzien geeft. Want met het heengaan van den heer Kes is het eerste boekdeel van de geschiedenis van het Concertgebouw afgesloten, men heeft die geschie denis met belangstelling gevolgd en wordt nn even als een lezer onzacht wakker geschud door de woorden: Einde van het eerste deel. Wat zal de toekomst ons geven, vraagt men zich af en hoewel men natuurlijk mag hopen dat het bestuur van het Concertgebouw een goede keus heeft gedaan, heeft men nu alleen nog gevoel voor hetgeen men verliezen gaat. Want men moge het met den dirigent eens of oneens geweest zijn omtrent de opvatting van dit of dat standaardwerk ; omtrent de wijze waarop hij zijn orkest gemaakt heeft tot een van den eersten rang bestaat geen verschil van opinie. Dat moet dankbaar erkend worden; de opvol ger vindt een uitstekend ontgonnen veld waarop hij veilig kan voortarbeiden; hij vindt tevens een orkest en publiek dat gewoon is van den dirigent het allerhoogste te eischen. Want zijn voorganger is een man met stalen energie en onvermoeide werkkracht, die zich geheel aan zijn schoone taak gewijd heeft en van wien de kracht uitging allen uitvoerders zijn wil als wet op te leggen. Het zijn heden bekende werken die tengehoore zija gebracht, een bloemlezing uit hetgeen den toe hoorders lief is geworden, Beethoven's Eroica, La lieine Mab. ou la fee des Songcs uit Romeo et Juliette van Bcrlioz. Voorspel 3e acte van Lohengrin en Akademische Fesl-Ouverlure van Brahms. Zie dat zijn werken die ieder lid van het Con certgebouw niet eens doch tal van malen heeft hooren uitvoeren. Dat de Eroïra-Symphonie nu het eerst komt en niet zooals vroeger na de pauze is geheel in den geest van den grooten meester, die als voorbericht van dit werk het ernstig verzoek richt deze symphonie niet na andere werken op eene Academici te doen hooren, omdat de hoorder dan niet meer zoo frisch van geest is om het werk geheel in zich op te nemen. Doch behalve die symp'ionie is een plaats afge staan aan een werk uit de fransche school. Dit feit wijst tevens op de meerdere bekendheid en waardeering die de Fransche toonwerken ten onzent hebben verkregen. Daarom is het een heuchelijk feit en voorzeker is niet zonder bedoeling aan dit werk een ruime plants afgestaan. Want ook het orkest van het Coneertgebouw heeft er toe medegewerkt die compositiën meer bekend te maken en dat zal men bij het aanhooren eveneens dankbaar herdacht hebben. De dagb'aden hebben reeds gemeld welke hulde blijken den scheidenden dirigent zijn aangeboden. Het is dus niet noodig dit nog eens na te schrij ven of opnieuw te verhalen. Het was een avond die den heer Kes de over tuiging zal hebben geschonken, dat zijn arbeid hier niet vergeefsch is geweest en die hem, dunkt mij, het heengaan dubbel moeielijk moet maken. De treffende toespraken, het juichen van het publiek, de fanfares van het orkest, zie, dat alles was het bewijs dat men een man van groote be teekenis den afscheidsgroet bracht. Moge het hem in den vreemde weigaan en moge hij de vriende lijkste herinneringen van zijn verblijf en werken ten onzent mede nemen. De nieuw benoemde directeur de heer Mengelberg introduceerde zich op schitterende wijze, als pianist met het concert van Liszt. Een vorig jaar heb ik reeds uitvoerig over dezen kunstenaar ge schreven. Hij toonde zich ook nu weer een groot virtuoos, doch vooral ook een groot kunstenaar. Met veel belangstelling zien wij zijn optreden als dirigent te gemoet. Hij moet door de prachtige wijze waarop het orkest hem begeleidde de over tuiging gekregen hebben, dat hem het schoonste arbeidsveld wacht dat een dirigent zich kan droomen. Deze buitengewone afscheids avond, zij tevens het begin van een gelukkige toekomst voor het Concertgebouw. VAN MlLLKIEN. Gewetensbezwaren en gemoedelijke aandrang. Alexandre Dumas heeft op een vraag van een redacteur van Figaro, waarom hij talmde met het voor het publiek brengen van zijn nieuwste stuk, La Boute de 'J'hèbes, geantwoord, dat hij het nog niet geschikt vindt om voor de oogen van iedereen te komen. »De uitnemende schrijver en scherpe waarnemer Guy de Manpassant heeft eens tot mij gezegd : »Als ik rijk genoeg was, zoodat ik niet meer werd ge dwongen om te schrijven, zou mijn wenseh zijn om nog n boek te maken, een enkel, kort dee], waaraan ik altijd maar zou blijven door werken, en dat ik op mijn sterfdag zou laten verbranden." Ik geloof op weg te zijn, om het ideaal van de Maupassant te verwezenlijken." Zoo schreef Dumas. Ook zeide hij: »Ik ben op een leeftijd gekomen, daf zwijgen best is." Nu moet gij hooren, hoe sommige lieden hem toch uit zijn schuilhoek zoeken te lokken. O, neen, cher nutitre; zoo oud zijt gij nog niet! En dan, vergeef mij dat ik het tot u zeg: uw tijdgenooten en zij die na u komen hebben het recht om al uw ideeën te kennen. Uw stukken zijn niet alleen kunstwerken ; om zoo te zeggen zijn het daden; zij hebben de problemen gesteld die ons het meest hebben geschokt; zjj hebben onzen toorn, onze smart, ons berouw, onze hoop gewekt. Gjj hebt stormenderhand een plaats ingenomen in ons gemoedsleven. Niemand voor u had tot ons gesproken als gij ; niemand had in den schouw burg gedaan wat gij er deedt. En gij weet: noblesse oblige! Niet ongestraft wordt men wat gij zijt; gij hebt ons rechten op u gegeven; wij mogen met aandrang u verzoeken minder gestreng voor uzelf te zijn; bedenk dat gij uw eigen rechter niet moogt zijn ; spreek tot ons tot hét einde toe, in de franke en forsche taal waaraan gij ons hebt gewend ! Niemand minder dan gij mag er aan denken, zich terug te trekken. Wij weten zeer wel, dat gij altijd jong zijt, en wij zullen u uw laatste woord niet kwijtschelden. Dus geef ons de Boute de Thèbesl liet is de heer Edouard Rod, die zoo spreekt, en misschien wel meent, op den koop toe, daar mede een verdienstelijk werk te verrichten. Maar een dergelijk byzantinisme doet toch goddank een Hollander nog onaangenaam aan : zóó ver dwaasd is hij nog niet, en zóó ontaard van zijn natuurlijke terughoudendheid, of hij gunt een ouden, naar rust verlangenden man nog wel de stilte die hem toekomt! Verdi's geboortedag. Er bestaat kwestie over de vraag, of Verdi geboren is op den 9den of den lOden October 1813. Dit nu is weinig belangrijk ; maar het uittreksel dat de Carrière geeft van zijn geboorte-acte, door den onder-burgemeester van Busseto opgemaakt, is wel komiek. Het was in de dagen der fransche overheersching, en de man schreef: L'an Milhuitcenttreze jour douze de Ie mois d'octobre a neuf heures de matin Par devant Nous Officiel ah Mair de Busseto Officier de l'Etat Civil de la susdite Commune de Busseto, Departement de Varo. Est comparu Verdi Charles agède vingthuit ans aubergiste domicilie a Roncole. Le quel Nous a presentéun infant du sex masculin, nèlejour dix du courant a huit heures du soir, de lui declarant, et de la Louise Uttini, fileuse, domi cilie a Roncole son pouse »et auque il a declar voluir donnés Ie prenom de Joseph, Fortunin, Francois". Le dictes declaration et presentation faites en presence de Romanelli Antoine agède cinquante un an Huissier de la Mairée et Carita Hjacinte agède soixante an Congierge, domicilie a Busseto et après oüavoir donnélecture du present act an comparant et temoins signès sont avec Nous. Firmè: Antoine Romanelli, Giacinto Carita, testimonj Firmè: Vitali Adjoint d'Office. Commune de Busseto, Depart. de Varo. Registr doux octobre 1813, au nombre N. 197, Vol. II. immiiiiiimmiiiiiliiitiiiiiii Tentoonstelling van Teekeninp enz,, vervaardigd door leden der maatschappij »Arti et Amicitiae". (Kort bericht.) Niets van: J. Israëls, de Marissen, Neubuys, Breitner, Veth, Toorop, Dijsselhof, Bauer, Haver man, Josselin de Jong, Roland Holst, Karsen, van Looy, 't Hooft, Wally Moes. Dit karakteriseert de tentoonstelling. Blijft bezienswaardig: Isaac Israëls »Langs de Jordaan." Prachtige qualiteiten in het stadsgezicht rechts. Mooi ook de meidenkoppen links. Toch een raadsel. Is 't een impressie 'l Dan de koppen n van grootte n van waarde niet juist tegen de huizen er achter. Is 't compositie ? ? ? Floris Verster. Drie mooie teekeningen, vooral »Winter". Vol van tintelend licht en koude, ijle lucht. Glashelder. Van der Valk. »Bicker's Eiland." Leuke teekening. Meer niet. Andere teekeningen oppervlak kig. Toch sympathiek. Waarom minder doorwerkt dan «Maanlicht'1 op de stedelijke? Veldheer. Drie houtsneden. »Stadsgezicht" 't best. Mooi streven naar meer puurheid. Moulijn. Een lithografie en een teekening vol liefde. Een sympathiek lobber. Edzar Koning. »In een Park'1. Krijtteekening. Aardig licht. Zoeken naar lijnen. Sympathiek werk van Vlaanderen en Graadt van Roggen. Iloytema beneden zijn gewone peil. Kamerlingh Onnes. Drie aquarellen. Wel mooie kleuren. No. 5S hoeft evenveel van een oud paleis als 57 en .r>!( van bloemen. Mendes da Costa. Vijf groepjes in gips en terracotta. Nauw verwant aan het werk van /ijl. Het overige: Onbegrijpelijk. Waarom gemaakt? Arntzenius, Gorter en Haak : Geraffineerder dan te voren. Zonder eenige persoonlijke visie. liastert: Zoo rijkelijk bij Wisselingh genoten, dat appreciatie-vermogen ontbreekt. Jan van Essen. ><Leeuw" uit de bosschen van Scherpenzeel. Gerard Muller. Lieve kijkjes uit Amsterdam, als instantané's van een amateur-fotograaf. En de rest van de catalogus. P. BLAUW. iiiiittittitiiiiiiiiiiinittitttitHinttniitiintittiiHiiiitnnnitttttiinntttittntnmi Klachten van een fransen illustrator. Vastknoopende aan het jaarfeest der lithografie geeft Guy Tomel in de Débats de klachten weef van een teekenaar voor periodieken, klachten, die wel gerekend mogen worden algemeen te zijn in den mond van hen die van de lithografie wat groots verwachten. Ziehier den zakelijken inhoud er van: De aanschouwing van het verleden doet den lithograaf van het heden scherper gevoelen den treurigen toestand waarin hij verkeert. Een schil der kan, van Salon tot Salon, de illusie blijven koesteren, dat hij den roem weldra zal dwingen tot hem te komen; wij daarentegen weten, dat wij tot een zekeren ouderdom zullen moeten wachten, vóór wij naam hebben gemaakt. Niet dat er geen débouchéis voor onzen arbeid : het publiek heeft den smaak voor al wat teekening is, reeds lang beet. De muren dragen hun ge kleurde affiches ; meer dan ooit vraagt de boek handel om verluchte werken ; zelfs de couranten hebben het zoo noodzakelijk geacht, naast de geschreven copij een geteekend beeld van de actualiteiten te geven, dat zij de moeilijkheden der rotatiepers hebben overwonnen, en op vaste tijden krabbels en omtrekken drukken. Maar juist door die groote navraag zijn wij handwerks lieden van een kunstnijverheid geworden, die alleen vraagt naar groote hoeveelheden, niet naar kwaliteiten. Een artistiek débouchéontbreekt ons geheel en ai. Het is een uitzondering, indien een van ons zijn werk durft tentoonstellen, en hoevelen van het leger dat wij vormen, zijn bij naam bekend ? Vroeger was dat anders. Koningen en rijkaards veroorloofden zich de weelde, een werk dat hun beviel op hun kosten uit te geven. Zij kozen een gevoelig artist voor het illustreeren ervan, gaven hem jaren tijd, en bekommerden zich niet om het geld. Van Albert Dürer en Holbein tot aan Moreau onder Lodewijk den XVIden zijn op die wijze voor de fransche kunst onvergan kelijke monumenten tot stand gekomen. Natuurlijk wenschen wij die dagen van ouds niet terug; de offervaardigheid van voorheen is weg, en de Dauphins der bankierswereld zijn er meer op gesteld om aan de »dompteuses de lapins", berentemsters zouden wij bijna zeggen, diamanten kadeau te geven als okkernoten, dan hun naam te verbinden aan een druk van de Commentaren van Caesar, die niet eens in den handel komt. Maar misschien zou er een oplossing te vinden zijn, die onze aspiratie bevredigde, indien de Staat, de erfgenaam der souvereinen, zich met onzen arbeid wilde bemoeien. Wij hebben een »nationale drukkerij", die in alle opzichten uit munt door de voortreffelijkheid van haar werk tuigen, waar enorme geschiedboeken, statistieken, wetenschappelijke verhandelingen worden gedrukt, door weinigen gelezen, door niemand gekocht. Waarom zou deze staatsinstelling niet de uitgave op zich nemen van onze letterkundige klassieken, verlucht door de beste teekenaars van den tijd, gedrukt met behulp van de meest volmaakte procédés der litho- en typografie? Gij vraagt wie zal dat betalen. De contribuabelen ... In geenen deele ! Ik zou het trouwens kunnen verdedigen : als de Staat fresco's laat maken, of schilderijen koopt voor zijn musea, betalen de contribualen dat niet? Maar deze uitgave zou er een zijn zonder schade voor de schatkist. Immers, de landsdrukkerij verkoopt tracht althans te verkoopen wat zij vervaardigt. Heeft zij geen afnemers, dan komt dat wijl er buiten de bibliotheken geen afnemerswereld voor haar product wordt gevon den. Maar er is een heele rij van liefhebbers in Frankrijk en in den vreemde, die met genoegen hun beurs ontknoopen om standaardwerken te koopen, rijk geïllustreerd, als zij maar tot een beperkt aantal, en met genummerde exemplaren worden gedrukt. Er zijn bewijzen voor te vinden in het verleden. Er zijn uitgevers, die op deze zucht naar zeldzame exemplaren speculeeren met zoo goed gevolg, dat, kan men zeggen, er ge^n luxeboek meer is dat niet zeker zijn afnemers vindt, op voorwaarde dat er niet meer dan 200 :i i'50 exemplaren van worden gedrukt. Zoo zou de Staat de nieuwe Maecenas kunnen worden ; het zou hem geen geld kosten, en de illustrators zouden gelegenheid hebben, hun naam aan werkelijke kunstmonumenten te verbinden. De hout- en steenteekenaars, de etsers, de foto- en lithografen, een geheele wereld zou er wel bij varen. Wat zeggen de menschen in Holland van zulk een idee ? korten tijd na zijn Soldaten was op de Londensche muren de Vrouw in het wit van Fred. Walkers te zien. De oorspronkelijke bestemming ervan was, een boek van Wilkie Collins aan te kondigen; maar het publiek begreep dat niet. liet was geen illustratie van een van de groote tooneelen van het boek; wat wilde de schilder ermede ? Een dekoratie, volkomen in harmonie met den geest van het onderwerp, tegelijkertijd opvallend door eigen origineel mooi. »Ik heb getracht," zoo schreef hij, »al mijn kunnen tot het slagen ervan aan te wenden, want ik meen dat het affiche heden ten dage een groote artistieke beteekenis kan krijgen." Daarna komt Hubert Herkomer met zijn be kende aankondiging van de Magazine of Art. Crane en zijn leerlingen, R. Anning Bell vooraan, volgen. De concurrentie der zeepfabrikanten bracht twee mooie werken te voorschijn: Hoe wij di', wasch doen van G. D. Leslie, en Lifebuoy van C. Burton Barber. Een derde is van Fred. Walker; maar dit kwam nimmer tot zijn bestem ming. Het heette : Vrouwen in het bad. Een rijke Amerikaan, mr. Cathbert Quilter kocht het voor 13,125 dollars, en in plaats van zeepdecoratie is het thans een eerzaam verzamelingstuk. mini i iiiiiiiiiiiiiiniiii m i imiinini Het Engelsche affiche. De Revue des Jlemies geeft een reproductie | van een aantal affiches van Engelsche meesters, en schrijft daarbij een artikel over de ontwik keling van het affiche in Engeland, waaruit blijkt, dat ook in het Vereenigde Koninkrijk deze kunst van gisteren een hedendaagsche macht is bij haar zusteren. Haar overwinning is een gemakkelijke geweest; in 1870 gaf' de G-ruphic het signaal. Godfroy Durand was haar eerste schildknaap; Lonise Labé, Het is misschien niet zoo algemeen bekend dat de herleving der oude letteren in Frankrijk die talenten zag ontluiken als Ronsard, Garnier en de weemoedige zanger van les Regrets" en les Autiquités de Rome," ook haren invloed in zoo hooge mate op de ontwikkeling der vrouw deed gelden. Aan hare voorheen, op weinige uitzon deringen na, in de hoogere standen zoo verwaar loosde opvoeding werd meer zorg besteed, men wijdde haar in in de schoone kunsten en liet haar de wetenschap, toentijds nog zoo gebrekkig, beoefenen en de vorderingen welke zij spoedig maakte, de ruimere g zichtskring die weldra haar deel weid, bewijzen dat de lichtzinnigheid waarvan men haar ten allen tijde en met recht beschuldigd heeft, eer der moet toegeschreveu worden aan zeden en instel lingen dan wel aan haar karakter en oorspronkelijken aanleg. Nergens was die invloed zoo waarneem baar als te Lyon; men zag er gedurende dit tijdperk vele vrouwen, voornamelijk uit den ge goeden burgerstand, met vrucht de letterkun dige Lopbaan volgen en zich een welverdiende vermaardheid verwerven. De herinnering aldaar heeft de namen nog niet verloren van Louise Sarrasin, Claudine Peronne, Jeanne Creste, Claudine en Sibylle Serve, die zich allen onderscheidden door de bekoring van haar geest en wezen en op wier gedrag men nooit een smet heeft kunnen werpen. De beste dichters van die dagen hebben haar bezongen en het zijn niet hun minste verzen die door haar werden geïnspireerd. Doch onder deze bekoorlijke schare was er n boven allen beroemd en bemind, door vele dichters van naam bezongen, en wier heerlijke verzen nog de bewon dering moeten wekken van hen die zich aange trokken voelen door waarachtig gevoel en meesleependen hartstocht, kracht ontleend uit rijke en diepe inspiratie, uit intuïtieve psychologie die niet dwalen kan waar zij kennis put uit liefde. Voeg hierbij een werkelijk zeldzame ontwikkeling, ern stige studie van Latijn, Italiaanse!], Spaanse!', ge paard met uitdrukvolle schoonheid en liefelijke gratie en men zal zicli niet verwonderen over de gloeiende verzen haar gewijd. Louise Labé, bijgenaamd la belle Cordirre (naar de betrekking van haar echtgenoot.) werd in 't jaar 1525 te Lyon geboren, en toonde reeds vroeg haar bizondereu aanleg. Haar ouders lieten haar een uitstekende opvoeding geven; vooral in de muziek schepte zij veel behagen en geen studie is haar vreemd gebleven. Men vertelt zelfs dat zij, door eerzucht gedreven, deel zou hebben ge nomen aan het beleg van Perpignau dat verde digd werd door Ferdiuand van Toledo, hertog van Al va; hoewel dit beleg niet gelukkig afliep zooals men weet, daar men het ua eenige maanden moest opgeven, schijnt liaar moedig gedrag de algerueene bewondering te hebben gewekt. Gedurende dit korte krijgsmansleveii is de groote macht gekomen die over haar leven besliste. Een der striiders van Frans I had haar hart weten te veroveren en zijn afwezigheid, de herinnering aan de weinige gelukkige uren te zamen doorgebracht, heeft haar de treffendste, hartstochtclijkste verzen ontlokt, welke volgens Dumas sedert de zangeres ! van Lesbos ooit uit ten vrouweziel geweld zijn. j Men heeft deze liefde een schuldige genoemd, ; daar ze huwde, eerder of later, dit is niet bekend, met Eniiemoud Perrin en liet niet te veronder stellen is dat de gloeiende verzen aan den afwe zigen geliefde op dezen veel ouderen echtgenoot ! zouden doelen ; doch is liet niet mogelijk dat zij al de smart van liefde en scheiding ondervonden heeft, zonder aanleiding tot laster te hebben ge geven !J Alle huizen en harten waren haar steeds j geopend en zou dit het geval zijn geweest indien haar ecdrag te wenechcn had overgelaten ? Wat er van zij, haar liefde is geweest als die van Isolde, de fatale, onoverwinnelijke, doodcude hartstocht. Xij ook, zij heeft »bu sa mort" in dien mysterieiisen drank, symbool van het noodlot, sterker dan alle meuschelijke instellingen en overwegingen, dat door l zijn onmiskenbare macht den blaam in het hart | van den meest strenge terug dringt, en den meest | gevoellooze een traan van medelijden ontlokt. Het mag wel eenige bevreemding wekken, dat^ 1 terwijl men de dichters der KeBaissauce weer in

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl