De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 27 oktober pagina 5

27 oktober 1895 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 957 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. eer herstelt en de 19de eeuw hun werken zoo menigmaal openslaat om op de naïve schoonheden er van te wijzen, de Sapho lyonnaise1' zoo ge heel vergeten schijnt. En toch zijn hare verzen ons zoo nabij, toch is hare inspiratie zoo gelijk aan die van Hugo, van Lamartine, van Musset, omdat het inuige, diepe lijden van het individu er uit spreekt, de groote smart van liefde en leven, die ook onze jongeren zoo goed kennen en doorgronden, en waaraan zij zoo'n eenvoudige, wegslepende uit drukking wist te geven, dat niettegenstaande de archaïsmen der taal, wij haar angst en wanhoop, haar mijmeringen vol zoete melancholie medeleven, en den triomf van haar liefde over haar geheele wezen beklagen en ..'. verontschuldigen. Haar drie elegieën, te lang om ze hier over te nemen, zijn teeder en gepassionneerd, evenals hare sonnetten, zonder eenige affectatie of jacht op effect; haar hart alleen spreekt in de naïve volheid van haar leed. Scheidingswee, energieke uitingen van eeuwige trouw, droeve klachten over onverbreekbare ketenen, ziedaar de motieven dezer on geëvenaarde poëzie: D'un tel vouloir Ie serf point ne désire La liberté, ou son port Ie navire, Comme j'attends, belas, de jour en jour De toi ami, Ie gracieux retour. Dan daagt plotseling het schrikbeeld voor haar op dat hij haar wellicht voor een ander vergeten heeft; maar, neen, zij voelt dat er n liefde is wier banden onverbreekbaar zijn en zij heeft die liefde gekend en ze mag niet twijfelen: "Ores je crois, vu notre araour passce 1) Qu' impossible est que tu m'aies laissée. Et de nouvel 2) ta foi je me fiance Et plus qu' humaine es time ta constance. Et crois qu'ailleurs n'en auras ane telle Je ne dis pas qu'elle ne soit plus belle, Mais que jamais femme ne t'aimera Ni plus que moi d'honueur te portera. Tu es tout seul tout mon mal et mon bien Avec toi tout et sans toi je n'ai rien. Het sonnet, nit Italiëin Frankrijk ingevoerd door Mellin de Saint-Gelais of misschien zooals Guillaume Colletet beweert (Traite du sonnet 1658) weder in gebruik gekomen, daar hij meent dat de eer van de uitvinding aan de Franschen toekomt» die zich reeds vóór de elfde eeuw van dezen vers vorm zouden bediend hebben, was vooral bij de renaissance-dichters zeer in aanzien en in korten tijd hebben zij het tot groote volmaking weten te brengen. Du Bellay heeft hiertoe het meest bij gedragen door zijn 50 sonnetten aan Olive (1549) en van dit oogenblik af heeft men dien vorm in Frankrijk niet weer vergeten. Die van Louise Labézijn alle in verzen van 10 syllaben en regelmatig wat betreft het aantal verzen, de verdeeling der stancen in 2 quatrains en 2 tercetten, en het rijm; doch de afwisseling der /Crimes masculines et féminines" vindt men niet overal ; men weet dat, hoewel reeds zeer gebruike lijk, deze wijze van versifleeren eerst sedert Malherbe wet geworden is. Ziehier eenige der schoonste en meest moderne: Mimniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii IIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIII l imiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiii AüGüSTffl ROBESF1RBE. Eene novelle uit het tijdvak der Terreur DOOE Dr. JAN TEN BRINK. XXVI. (Slot.) EPILOOG. Veertig jaren later, in het begin van Mei 1834, zaten te Parijs, rue de V Uhiversité, 103, in de eetzaal der tweede verdieping, een viertal personen aan tafel. Eene zeventigjarige, eerwaardige dame, die eene ouderwetsene muts droeg over weelderig zilvergrijs hair, geheel in het /.wart, was de gastvrouw. Als meisje heette zij Elisabeth Duplay, jongste dochter van Maurice Duplay, Mr. Menuisier, in de rue Saint Honoré, 366. Zij huwde 2 6 Augus tus 1793 met Philippe Le Bas, advokaat en lid der nationale Conventie; zij schonk in het begin van Juli 1794 het leven aan een zoon, ook Philippe Le Bas geheeten, en ver loor 27 Juli (9 Thermidor) haar vurig ge liefden echtgenoot, die vóór Robespierre stierf, door zich met een pistoolschot het leven te benemen, daar hij niet op last der overwin nende Thermidorianen naar de guillotine wilde gezonden worden. Madame Le Bas droeg heel haar leven rouw over haar nobelen man. In een door haar nagelaten handschrift verklaarde zij, negen en zeventig jaar oud, van haar echtgenoot: vil a su mourir pour sa. patrie, il ne deva mourir qu'avec les martyrs de la liberté(de beide Robespierres, Saint-Just en Couthon.) Il m*a laissée veuve et mère d vingt-et-un ans et demi; je bénis Ie Ciel de me Vavoir oi ce jour-la, il ne m'en est que plus cher. On m'a tramée de prison en prison avec mon jeune fils de cinq semaines; il n'est pas de souffrances que ne m'aient fait endurer ces de 16de eeuwsche spelling heb ik zooveel mogelijk gewijzigd. Claire Venus, qui erres par les eicux, Eutends ma voix qui enplein chantera, Tant que ta face au haut du ciel luira, Spn long travail 11) et souei ennuyeux. Mon oeil veillant s'attendrira bien inieux, Et plus de pleurs te voyant jettera. Mieux mon lit mol de larmes baignera, De ses travaux 11) voyant témoin tes yeux. Donc des humaius sont les lassés esprits De doux repos et de sommeil pris. J'endure mal taut que Ie soleil luit: Et qand je suis quasi toute cassée, Et que me suis mise en mon lit lassée, Crier me faut mou mal toute la nuit. Tant que mes yenx pourrout larmes répandre, Pour l'heur 3) passéavec toi regretter: Et qu'aux sanglots et soupirs résister Pourra ma voix, et un peu faire entendre-, Tant que ma mam pourra les cordes tendrc Du inignard 4) Luth, pour tes grfices chanter: Tant que l'esprit se voudra content er De ne vouloir riens fors que toi comprendrc: Je ne souhaite point encore mourir. Mais quand tnes yenx je sentirai tarir, Ma voix cassée, et ma main impuissante, Et mon esprit en ce mortel séjour Ne pouvanl plus monteer signe d'aiuante: Prierai la mort noircir mon plus clair jour. Las! 5) que me sert, que si parfaitcmcnt Louas jadis et ma trcsse dorée, Et de mes yeux la beauté, comparée A deux soleils, dont Amour finement. Tira les traits causes de ton tourment? Ou tcs-vous, pleurs de peu de durée? Et mort par qui devait tre bonorée Ta ferme amour et itéré) serment? Donques, e'était Ie but de ta malice De m'asservir sous ornbre de service Pardonne-moi, Ami, a cette fois, tltanl outrée et de dcpit et d'ire 7): Mais je m'assure, quelque part que tu sois 8), que moi tu soujfres de martyre. Tout aussitöt que je eommeuce a prendre Dans Ie mol lit Ie repos désiré, Mon triste esprit hors de moi retir S'eu va vers toi ineontincüt se rendre. Lors m'est avis que dedans mou sein temlre Je tieus Ie bieu, oüj'ai tant aspiré, El pour lequel j'ai si liaut soupiré, Que de sanglots ai souvent cuidé!)) feudre. O doux sommeil, o nuit a moi houreuse! Plaisant 10) repos, pleiu de tranquillité, Coutinuez toutes les nuits.mon songe: Et si jamais ma pauvre Tune amoureuse Ne doit avoir de bien en vérit Faites au moins qu'elle en ait eu meusonge. Gaarne zou ik nog verscheidene sonnetten copieeren, ze zijn alle mooi, te mooi om niet een herdruk van de zeldzame exemplaren te doen wenschen. miiiiiiiiiiitiiiiiiiiniiiiii monstres, croyant m'intimider. Je leur ai fait voir Ie contraire; plus ils m'en faisaient,plus féiais heureuse de souffrir pour eux. Comme eux, faime la liberté; Ie sang qui coule dans mes veines a soixante-dix-neuf ans est Ie sang de républieains." Deze kloeke oude dame had op gemelden Mei morgen van 1834 twee gasten te dejeuneeren. Zij bestuurde nog altijd het huishouden van haar zoon, den tweeden Philippe Le Bas, nu membre de TInsiitui en hoogleeraar in de ge schiedenis aan de Ecole Normale. Deze zelf zat aan hare rechterzijde, en richtte het woord tot eene kleine, kaarsrechte, oude vrouw, die zich onderscheidde door een zeer ouderwetsch kostuum. Zij droeg eene muts en eene ficliu van wit batist, even als men ze in den tijd van het Consulaat gedragen had. Zij was zeer druk, zeer beweeglijk, sprak zeer vlug, maar met zekere deftigheid. Zij scheen goed te weten, dat zij eene belangrijke persoon was, en liet zich de oplettendheden van gastheer en gastvrouw met zekere goed aardige kalmte welgevallen. Zij was opdat oogenblik vier-en-zeventig jaar oud, woonde te Parijs op kamers, rue de la Fontaine ?>, faubotirg Saint-Harccatt. Haar naam was Marie Marguerite Charlotte Robespierre. De tweede gast was een jonkman, lève de première annêe d l'Ecole Normale,, die bij zijn hoogleeraar in de geschiedenis dejeuneerde, omdat hij zoo gaarne kennis wilde maken met de bejaarde zuster der beide Robespierres. De naam van dezen student was toen nog geheel onbekend, maar zou later door geheel beschaafd Europa genoemd worden want hij heette Jules Simon. Voor eenige jaren verscheen in Ie Temps een zijner artikelen, waarin hij deze ontmoeting met Charlotte Robespierre en Madame Le Bas-Duplay beschreef. De beroemde staatsman heeft van het onderhoud gedurende het dejeuner maar weinig meegedeeld. Hij teekende Charlotte als »wne vieille démoiselle bien conserv'e, se tenant tres droite, vétue, a peu pres comme sous Ie Directoire, sans ancun luxe, mats d'une propretérecherchée." Het is zeer moeielijk te gissen hoe CharLaat ik eindigen met het liefelijke slotsonnet, waarin ze zoo aandoenlijk zacht en bescheiden smeekt niet veroordeeld te worden omdat ze zoo innig heeft lief gehad en zoo diep rampzalig is geweest. Ne reprenez, Dames si j'ai aimé: Si j'ai senti mille torches ardentes, Mille travaux 11) mille doulenrs mordautcs: Si eu pleuraut j'ai mon temps consumé, L:is, que mon nom n'en soit par vous blanié. Si j'ai failli, les peines sont présentes, N'aigrissez point leurs pointes violentes: Mais estimez qu' Amour, a point nominé, Sans votre ardeur d'un Vulcan cxcnscr 12) Sans la beautéd'Adonis accuser, Pourra, s'il veut, plus vous reudre amoureuses: Eu iiyaut moins que moi d'occasion, Et plus d'étrange et forte passion. Et gardez vous d'être plus malheurenses. CAEOUNA BKELOO. 1) amour was woeker vrouwelijk. 2) nouvel zz. nouveau. 3) beur bouheur. 4) mignui'd ~ doux. 5) Las ~ Hélas. 6) lléré=i répété. 7) ire r= colère. 8) syllabe te veel. 0) cuidé^. cru. 10) Plaisant hier délicieux. 11) travail ~ tourment 12) d. \v. z. zouder dat gij tot excuus kunt voorwenden een Vulcaau (hier in de bcteekcnis van iemand met repoussant uiterlijk) tot echtgenoot te hebbeu en u beroepen op de buitengewone schoonheid van uwen Adonis. Gustave Droz. t Gustave Droz is dood, een figuur, die in de laatste jaren zelden meer in het licht stond. Philippe Gill geeft in den Figaro eenige harte lijke woorden aan den overleden vriend, die er zoo goedsmoeds uitzag, die zoo kon schater lachen, dien men zou versleten hebben voor een altijd naar de zon gekeerd gemoed, voor een dergenen die veilig gaan waar anderen zich angstig gevoelen. Het was inderdaad zoo heel anders : «wanneer gy een oogenblik met hem had gepraat, wist gij, dat de verachting voor de menschen in dat hoofd woonde, waar zooveel heerlijke ge dachten waren ontkiemd en wortel hadden ge schoten, dat zelfs de politiek er was binnen getrokken, met haar nasleep van ontgoocheling, rancune en haat. Droz had een oprechten afkeer van het republikeinsch régime; het algemeen stemrecht scheen hem een van de grootste dwaas heden, door het menschelijk brein uitgedacht. »Daaraan zullen wij te gronde gaan; dat zal ons land den dood doen", zeide hij de laatste maal dat ik hem ontmoette. Men ziet dat de misanthropie zijn oordeel niet had beneveld." Droz was door zijn vader, een bekend muntsmjder, den man die de eerste Napoléons ver vaardigde, een eerste klasse werkman, naar de Ecole Polytechnique gebracht, maar hij wilde schilder worden, en nam les b\j Picot. Hij schil derde o.a. mede aan sommige gedeelten der Tuilerien, en keizerin Bugénie door zijn vroolijkheid aangetrokken, zocht dikwijls een voorwendsel om een praatje met hem te maken. In dezen tijd stelde hij met zijn vrienden Granger, Vernier, lotte Robespierre op de vragen van den student heeft geantwoord maar wat zij zou kunnen hebben zeggen, laat zich met veel waarschijnlijkheid vermoeden. Charlotte was op haar 74ste jaar nog een vlug, opgewekt oud dametje. Ze zag er in haar ouderwetsch kostuum, met haar groote witte fichu en zwart zijden mitaines hoogst eigenaardig uit. Ze was er trotsch op Robespierre te heeten en vertelde zeer gaarne uit de verschrik kelijke, maar voor haar toch zoo dierbare jaren 1793 en 1794. Ze kon niet zwijgen van Augustin, dien ze in stilte nog meer had liefgehad dan Maxmilien. Ze beschreef met geestdrift hoe ze Augustin had be wonderd in December 1793, toen hij in het hoofdkwartier van den generaal Dugommier te La Seyne met zooveel geestkracht deelnam aan de herovering van oulon. Ze weidde lang uit over haar verblijf te Vesoul in de eerste maanden van 1794, toen over de heer lijke zomerdagen te Nizza in Mei en Juni 1794, en eindelijk had ze een lang verhaal over hare treurige reis van Nizza naar Vesoul, waar men Augustin's jonge echtgenoote bij den oud-procureur Humbert moest achter laten. Uitvoerig was ze vooral in hare mededeelingen over den toestand te Parijs in Juli 1794, toen de beide Robespierres duidelijk zagen, dat, hunne intrigeerende vijanden het op hun val toelegden. De dag van den 10 Thermidor was de verschrikkelijkste van heel haar loven. Na in hartverscheurende ang sten de gebeurtenissen van den 9 Thermidor te hebben gevolgd, telkens op nieuw hopend, dat Maximilien en Augustin met de Com mune, van Parijs zouden triomfeeren, had ze, toen de laatste hoop verloren was, in niet W beschrijven wanhoop zich naar de Coneiergerie begeven, waar beide broeders, zwaar gekwetst, werden bewaard voor de guillotine. Een gendarme had in de overrompeling van het stadhuis door de nationale garden onder Barras, op Maximilien geschoten, en hem de rechterwang verbrijzeld. Augustin had zich uit een venster van het stadhuis geworpen, en was stervende opgenomen. Charlotte vertolde met tranen in de oogen, hoe ze voor Léon Paillant en tal van anderen den Manuel du sow-prefet samen. Een paar staaltjes er uit: Vraag: Oüen est l'enthousiasme des populations? Antwoord: A son comble! Qui est-ce qui tait de la fête? Le soleil! De quoi en quoi marchent Leurs Majestés? De surprise en surprise. Marcellin verbond hem aan de Vie Parisienne. Plotseling was de schrijver in hem ontdekt. Onder den naam Gustave Z... sprak hij over de meest gewaagde verhoudingen in onberispelijke taal. Daarna schreef hy zyn bekende werken, Monsieur, Madame et Bébê, Le cahier bleu de Mlle Cibot, Entre Nous, Autour d'une Source, Les Etanqs, Une femme gênante, Le Paquet de Lettres, Tristesses et Sourires, en zooveel andere. Het succes van zijn werken trok de aandacht van de Académie tot hem, en toen About stierf, en men naar een geestig man uitzag, om dezen geestige te ver vangen, dacht men aan Droz. Hijzelf had er weinig ooren naar, maar men preste, en preste hem en ten slotte stelde hu zich kandidaat. Toen schijnt een van zyn vijanden, een anonymus, de académiciens op de hoogte te hebben gebracht van zedekwetsend werk dat op den naam van Droz werd geschoven. Hy protesteerde, en trok zich terug, en hoe men ook bjj hem heeft aan gehouden, hij heeft zich nimmer voor de tweede maal kandidaat willen stellen. Van dat oogenbük af is hy somber geworden en trok hij zich meer en meer terug te midden van zijn zeldzame collectie medailles, erfenis van zijn vader en grootvader. Hy verdween langza merhand geheel uit den gezichtskring van »toutParis"; waarschijnlijk echter is het, dat hij in zijn eenzaamheid zijn letterkundig werk heeft voortgezet. »Met Droz", zegt Gille, »gaat een van de vertegenwoordigers van de geestesvlugheid henen, die alles kan aanraken, een meester in de kunst om alles te zeggen zonder ooit te veel te zeggen ; een van de schrijvers die den stempel dragen van hun tijd, indien althans zij dien niet aan hun tijd hebben ingedrukt. De ware koning. Dit is de titel van het jongste werk van Karl Bleibtreu, een werk waarvan lüj' voorloopig weinig pleizier beleeft. De fransche pers zegt rondweg, dat het is Le Vicomte de Sragelonne, losjes gearrangeerd, gelijk Caliban zou zeggen, naar de behoefte der omstandigheden. Een journalist te Stuttgart, waar de première van het drama plaats vond, deed de ontdekking, dat het sprekend geleek op den roman van Dumas; alleen de plaats der handeling was van Frankrijk naar Spanje verlegd; Louis XIV was Alphonso ge worden, Anna van Oostenrijk Donna Bianca en de Vicomte de Bragelonne don Pedro de Mendoza. Het kasteel Fouquet is herdoopt in het kasteel Miralgo, en zoo vervolgens. De meeste tooneelen vinden hun «pendant" in den roman, bijv. de gevangenisscène en de ontmoeting der broeders voor het Hof. Bleibtreu ontkent de verwantschap van zijn werk met dat van Dumas niet; hij beweert echter een geheel zelfstandigen arbeid te hebben geleverd op het gegeven thema en bovendien den schouwburgdirecteur te hebben verzocht, de bron te noemen op de affiches. Het Stuttgarter theater werpt echter die bewering ver van zich er wordt druk gepolemiseerd, en de veeren van Bleibtreu vliegen door de lucht. IIIIIIHIIIIIIIIIIII iiiiiiiiiiiiiiiiiiilllllllllHiiinililllin den cipier van de Conciergerie op de knieën had gebeden, om hare lijdende broeders te mogen verzorgen. Men had haar op ruwe manier geantwoord, zij was van ellende en angst in zwijm gevallen. Toen ze de oogen opende, zat ze in eene cel. Over dezen dag had Madame Le Bas Duplay niet minder interessante bijzonder heden kunnen verhalen. Zij had haar echt genoot het laatst gezien op vrije voeten des avonds te negen uur van 9 Thermidor. Ze was nauwelijks hersteld na hare bevalling, en had bij de tijding, dat Le Bas gevangen was geno men, terstond al hare geestkracht verzameld, en zoo veel mogelijk beddegoed in een rijtuig gepakt, om zijn lijden te verlichten. Zij reed met dit rijtuig naar de Conciergerie, maar vond Le Bas met eenige vrienden in vrijheid, op weg naar het stadhuis, waar de Commune een opstand organiseerde tegen de Conventie. Le Bas had zich bezorgd getoond over hare gezondheid, en haar gesmeekt rustig naar huis te gaan. Hij had een paar woorden gesproken over hun zoon, en had haar voor het laatst omhelsd met de woorden: »Adieu, mon Elisabeth! adieu!" En den volgenden dag 10 Thermidor, was zij alleen in het huis van de rue Saint-Honorémet Eléonore vader en moeder waren gevangen genomen toen des namiddags de kar voorbijreed, die de beide Robespierres, reeds zieltogend, naar de guilotine reed. Later verwonderde zij zich, dat ze dien dag had overleefd. Charlotte was het welsprekendst, als zij mocht vertellen van wat er later geschiedde. Zij was na eenige dagen op vrije voeten gesteld, evenals Maurice Duplay en Eléonore met Madame Le Bas, die men evenwel verschei dene weken gevangen hield. Vietoire logeerde toen bij hare getrouwde zuster in België. De familie Duplay was evenwel in den diepsten rouw gedompeld, niet alleen over den dood der beide Robespierres, maar over Madame Duplay, die in de gevangenis SaintePélagie door gemeene wijven was aangeval len en geworgd, omdat ze als eene moeder voor Robespierre gezorgd had. Charlotte werd nogmaals in het gezin der Duplay's opgenomen - - en ondervond veel

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl