De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 27 oktober pagina 7

27 oktober 1895 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 957 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. VO DAMES De mmenbewepg in Dni B e r l ij n, 21 Octobei- 1895. Als onderwerp om, van hier uit, af en toe een brief te zenden, wordt mij aan de hand gedaan te vermelden hetgeen er voorvalt op het gebied van: «vrouwenarbeid, vrouwenstudie, vrouwen rechten." O, lieve menschen ! Of die onderwerpen hier niet aan de orde van den dag zy'n? Zeker, over en t'over. Dat is 't juist. Men staat er mee op en gaat er mee naar bed. Sinds de duitsche vrouw eenmaal den smaak van deze dingen beet gekregen heeft, werpt zy' er zich op met volle energie en kunde bij zwermen. In zeker opzicht is Duitschland, wat de «vrou wenbeweging" betreft, niet by' naburige landen ten achteren geweest. Dat eene inrichting als het Lettehaus reeds byna dertig jaar oud is, zegt meer dan vele praatjes. Maar de publieke opinie draalde lang eer zy' er de rechte belangstelling voor toonde. Zooveel zy' kon, heeft deze tegengesparteld en beweerd dat al die drukte, al die nieuwigheid niet noodig was, dat zy' het familie leven en de vrouwelijke lieftalligheid ondermynde, kortom beurtelings uit naam van rozegeur en maneschijn en van biersoep en breikous, er tegen geprotesteerd. Doch sedert een jaar of vijf kan zy niet langer tegen den tijdgeest op en voelt zich gedrongen om mee te doen. Wat daartoe den doorslag heeft gegeven, is, welbezien, dezelfde samenloop van oorzaken die er in andere landen toe geleid heeft. Doorgaans speelt daarin de geldnood een voorname rol. Men ziet in, hoe noodzakelijk het wordt, ook voor vrouwen, hoofd voor hoofd in haar eigen onderhoud te kunnen voorzien, en grypt, eerst weerbarstig en dan eens klaps met geestdrift, naar het voorbeeld, door een betrekkelijk klein aantal baanbrekers gegeven. 't Is merkwaardig te zien, hoe ze nu plotseling van rechts en links samenstroomen, de voorstan ders der Frauenfrage. Daar hebt gy de door de «agrarische toestan den" verarmde adelyke dames, met moeite zich losmakend uit hare feodale levensbeschouwing. Zoolang de landbouw op de «Rittergüter" bloeide, ging het patriarchaal toe in de adellyke familiën. Behalve voor de huisvrouwen en moeders en grootmoeders was er op de kasteelen plaats voor menige ongehuwde, die er als zuster, tante en helpende nicht bleef hangen en zich daarmee te vreden stelde. Thans worden zy' wakker geschud uit die rustige verhoudingen en moeten op de wereldmarkt den kost zoeken. Daar hebt gij de »Geheimraths"-Afaae, sinds een reeks van generatiën opgevoed voor het ideaal om, door een maximum van zuinigheid en vly't, een minimum van huisvaderlyk tractement tot het ophouden van rang, stand en fatsoen te doen reiken. Meesteressen zijn zy' in de berekening van hetgeen men voor tien penningen kan koopen. Maar eensklaps doen zij, tot hare verbazing, de ontdekking dat de tijdgeest op vele punten spot met haar geërfde spaarzaamheidsbegrippen; dat ze veel wyzer doen met a la hausse dan a la baisse te speculeeren; dat het haar voordeeliger uitkomt gemaakte kleederen en ingemaakte groen ten te koopen en onderwijl zelf een winstgevend beroep te leeren. Daar hebt gy', vooral hier in Berly'n, tal van professoren- en kunstenaarsdochters, uit de behagelykheid van haar eenvoudige, genoegelijkgeestige omgeving opgejaagd door eene veld winnende weelde, die eenvoud ouderwetsch noemt en een moderne stem die waarschuwt om niet op vader's roem in kunst of wetenschap alleen te teren, maar bij ty'ds zelf zich een naam te maken, in een of ander vak. Daar hebt gy' de ry'ke jodinnen, zich oprichtend uit haar chaise-longue bestaan, met de eerzuchtige zekerheid van, als zij er zich eenmaal mee be moeien, ook op dit gebied weldra de eerste rol te spelen. Daar hebt gy ook Wilhelmina Buchholz, ram melend en gesticuleerend, overal haar neus inste kend en uit goedhartigheid het vuur uit haar vilten pantoffels loopend; maar bovenal aange trokken door de kostelyke kans van op deze manier plaats te mogen nemen tusschen heuschelijke dames. 't Ligt voor de hand, dat, nu deze beweging eens op gang is, Berlyn daarin een middelpunt geworden is voor geheel Duitschland. Dientengevolge wordt hier dagelijks op dit gebied geageerd, geagiteerd, gewerkt, vergaderd en geredeneerd. Toen ik onlangs met eene der meest bekende woordvoersters der zaak in gezel schap was, beklaagde zy er zich over, dat zij by'na flauw viel van den honger, want dat zij dien dag drie redevoeringen, ieder van ander half uur, had gehouden, en daardoor geen tijd gevonden om te eten. Er zijn dames die zich, uit louter enthousiasme voor hare nieuwe be ginselen, zoo zenuwachtig maken, dat men in ernst zou vragen of ze deze niet beter dienden door allereerst te zorgen er zelf een rustiger uithangbord voor te zy'n. Kortom, alle dwaas heden, die op dit veld elders zy'n voorgekomen; worden ook hier gereproduceerd; en wel met te meer kracht, naarmate het langer is uitgesteld en thans byna plotseling in massa gebeurt. Neemt gij mij erg kwalyk, dat ik aanvankelijk bijna alleen oog had voor het komieke en onbehagely'ke dat ik op dit veld te zien kreeg ? Dat het bruikbare van hetgeen ik hier met langdra dige argumenten hoorde bepleiten, mij als een persoonlyk sinds lang overwonnen standpunt voor kwam; en dat ik mij veel liever voor allerlei anders interesseerde dan juist voor deze grootscheepsche vrouwendressuur en emancipatie recruteering ? Nochthans, naarmate ik er my gaandeweg, half uit beleefdheid, half uit lust tot vergely ken in begon te verdiepen, kreeg ik in twee opzichten respect voor hetgeen ik rondom mij zag doen. Ten eerste trof mij de eerlijkheid waarmee men het kind bij den naam noemt en aanstonds de vrouwenquestie vereenzelvigt met de noodzakelykheid van vrouwelijke beroepskeuze, in plaats van, zooals in sommige andere landen, eerst een paar tientallen van jaren dat te ver bloemen door over de ontwikkeling der vrouwen te blyven filosofeeren. En ik moet bekennen dat men, eenmaal van dat beginsel «beroeps keuze" uitgaande, met groote degelijkheid dat doel heeft nagestreefd door het vermenigvuldigen van opleidingsscholen en »Lehranstalten" in al lerlei richtingen. De beste voorstandsters dezer beweging voelen wel dat de «ontwikkeling der vrouw'', zegge de algemeene, harmonisatie ont wikkeling, by' die beroepsopleiding volstrekt niet alty'd wint, integendeel, dat men daardoor gevaar loopt, in de vrouwenwereld iets dergelijks te krijgen, als wat in de mannenwereld de nadeelen van het specialiteitenwezen uitmaakt. Maar de heerschende drijfveer is op het oogenblik de noodzakelykheid, waardoor telkens meer ouders het zich ten plicht achten hunne dochters, zoo goed als hunne zoons, een beroep te doen leeren, om daardoor in staat te zijn, zich finantieel onafhankely'k te maken. Laat het zich aanzien dat voor velen de levenstaak bestaan zal in het bestuur eener huishouding, des te beter; maar dan dient ook dat werk geregeld onderwezen te worden en men mag het er niet langer op aan laten komen, hoeveel kennis en bekwaamheid de meisjes toevallig aan haar moeders' haard al of niet opdoen. Terwijl vroeger alleen die jonge meisjes voor een of ander vak opgeleid werden die een bijzonder talent toonden en de groote meerderheid zonder specialiseering in den familiekring opgroeiden, zoo wint thans de meening veld, dat voor de groote menigte eene speciale opleiding onont beerlijk is en alleen diegenen die met een bijzonder groot accommodatievermogen begaafd zijn zich in alle omstandigheden weten te schikken, dat moderne hulpmiddel niet noodig hebben ! Wat men in deze inzichten minder behaaglijk moge vinden, n ding is er in te waardeeren: Zij representeeren eene concessie van het vol wassen geslacht aan het opkomende, eene ver scherping van het ouderlijk geweten, die in aan merking dient genomen te worden. Het tweede punt waarvoor ik respect heb in de hier heerschende behandeling der «vrouwenquaestie" is, dat men voelt hoe zy eigenlijk alleen dan recht van bestaan heeft, als men haar aan stonds in haar vollen socialen omvang onder handen neemt. Voor meisjes uit de hoogere standen is hier betrekkelijk minder gedaan dan in vele andere landen. Aan pruisische universiteiten worden zij nog alty'd niet als studenten alleen bij uit zondering en oogluikend als hospitanten toe gelaten. De gymnasia staan volstrekt niet, zooals bij ons, voor haar open. Aan de middelbare scholen voor meisjes wordt nog in bijna alle vakken door onderwijzers les gegeven, omdat er voor dames geen gelegenheid bestaat, de daartoe noodige studie machtig te worden. En ofschoon kook- en huishoudscholen in Duitschland veel ouder zy'n dan de onze,?ja daaraan gedeeltelijk als model gediend hebben, zoo weet ik er hier geene, die, wat beschaafdheidspeil betreft, geheel met uwe Amsterdamsche gelyk staat. Maar daarentegen strekt hier de vrouwenbe weging, nu zij eenmaal in gang gezet is, aanstonds meer gelykelyk hare sympathiën over de geheele vrouwelijke maatschappij uit. Men voelt terdege dat deze strooming geen weeldevoorwerp is, maar dat de proletariërvrouw althans niet minder be hoefte aan lotsverbetering heeft, dan de dochter van goeden huize. Van dit standpunt uitgaande, meent men zelfs dat de dochter van goeden huize hare eigene opvoeding niet beter kan voltooien, dan door zich op de hoogte te stellen van de nooden der volksklasse. Men spreekt veel over een >vrouwelijk dienstjaar" met dat doel. Een volgend maal neem ik mij voor, u eenige details op verschillend gebied mee te deelen. GEERTRUIDA CARELSEN. IIIIIIIIIinilllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIllll niHiiiiiiHiiiiiiiiiiiiii Judic over Berlijn. De koningin van Mttdagascar. Toiletten. Dansen. Een Duitsch correspondent te Parijs heeft toe vallig Judic gesproken, nadat zij uit Berlijn te ruggekomen was. »Judic is nu 45 jaar, en oorlogsjaren tellen dubbel. Maar als men met die gedachte naar het theater gaat, zal men haar allerliefst vinden. Zij is de beminnelijke, vroolijke, hartelijke, zon nige Francaise van rijperen leeftijd, van wie de romanciers zooveel verteld hebben. Haar profiel is nog altoos fijn, bijna mooi; in Lemaitre's L'dge difficile had zij zich gepoederd; dat stond prach tig bij haar jeugdige vroolijkheid en de goede, levendige oogen. Zij deed my denken aan Mad. de Sévigné." Over Berlijn dan had zij zich angstig gevoeld. »Ik versta er geen woord van de taal. Alleen «Ichliebe-dich", maar dat is niet voldoende, geloof ik. Het is onaangenaam, wanneer men geen aanleg heeft voor talen. Onderweg ging het wel; de conducteurs ken ik al, de douane-ambtenaren ook, van mijn Russische reis; ze zy'n heel beleefd. Maar in de steden! Ik zou zoo gaarne verstaan, wat ze met elkaar spreken. Ik ben nieuwsgierig; alles zou ik willen weten. En geen woord! Nooit zal ik het ook leeren, want iedereen spreekt Fransch met mij. In Berly'n ben ik vy'f jaar geleden een uur of wat geweest; ik vond het toen een prachtige stad. Heel vroeger ben ik er ook eens geweest, toen vond ik het donker en onvriendelijk. Is alles dan zoo veranderd ? Ik heb de laatste maal den heelen dag gewandeld, de huizen leken mij helder en mooi. en overal bloemen voor de ramen. Wat zal ik in November, als ik er weer kom, wandelen! Jammer dat ik onlangs mijn voet verstuikt heb; nu mag ik geen bicyclette meer rijden; enkel tricycle, maar dat moet ik op bevel van den dokter volhouden." Een ironisch heer in het gezelschap vroeg, of ze niet boos meer was op de Pruisen. Judic werd een beetje verlegen, bloosde zelfs, en zei toen flink en vriendelijk : «Jongens waar u op school mee gevochten hebt, wat hebt u gedaan, toen u ze later weerzag 'l U hebt elkaar ver dragen, niet waar ? Voyez .... En daarenboven, ik heb twee zoons. Als men moeder is en twee zoons heeft, is men voor den vrede." Vermeldden wij onlangs de toiletten en leve ranciers der koningin van Madagascar, haar koningsmantel is niet zoo eenvoudig als de overige kleedij. Hij is van roode zijde met een groot dessin in goud geborduurd, met een breeden rand van bont, en voering van hermelijn ; op de borst ziet men de letters R. M., die niet beteekenen Regina Malgassorum of Reine Malgache, maar Ranavolo Mangaka. De kroon die er bij behoort, heeft op den top een »Voron Mohery" of Malgassische valk. Deze mantel wordt gedragen wanneer de ko ningin zich naar de Kabary begeeft, in een ver gulde palankijn of filandrana, die zij van keizer Napoleon III gekregen heeft. Roode parasols worden boven haar hoofd gehouden, een menigte hofdignitarissen en dienaressen omringen haar. De stoet wordt geopend door een compagnie van de garde, op zijn Europeesch gekleed, twee muziekkorpsen en een groep van de Malgassische lyfwacht, de «marahely", in oud costuum, met sagaaien en schilden gewapend. Van de eere juffers en prinsessen laten de meesten ook haar staatsiekleeding uit Parijs komen. Als zij niet regeert, brengt de koningin hare dagen vooral door met raketten met haar tante Ramasindrazana, haar oudste zuster Rasendranoro en haar dochtertje Razafinandriamamta. Wanneer de dames haastig elkaar bij den naam roepen, moet dit een eigenaardig gehoor zijn. Als de koningin moe is, wordt er gekiend of gedominood. De koningin is 157 jaar, haar zoon Uakatomena is 20 ; de prins-gemaal en eerste minister Rainilaiarivony, is een grijsaard, sommigen beweren dat de koningin hem geheel beheerscht, anderen dat zij een heftigen afkeer van hem heeft, en drie jaar geleden zelve een opstand tegen hem aanstookte, onder leiding van haar zoon Rajoël. * * In de laatste jaren is het niet meer noodig dat een modetoilet, hoewel in een bepaalden stijl opgevat, zich aan dien stijl houdt. Volkomen gepast is een Empirekleed met een hoed 1830; men draagt Louis XIV en Louis XV dooreen en voegt er haar il la Titien en mouwen uit de revolutie bij ; wanneer goede smaak voor de har monische overgangen zorgt, is dat alles geoorloofd. Eene uitzondering maken de Louis XVI en Marie- A.ntoinette costumen ; wat in deze tegen de harmonie gezondigd wordt, »vliegt er uit", zooals schilders en decorateurs het noemen. Kleur en vorm zijn daar zoo verwant, dat de een niet zonder de ander kan, en er is inderdaad niets gedistingeerders dan een Louis XVI costuum goed in stijl. Het kapsel van deze dagen, blond haar als aureool of nimbus om het hoofd, zooals op het eind van de poedermode, valt juist in de kleur; het donkerder Titiaan en Tintorettorood, het verven met hennéen eau oxygénée begint gedaan te raken, daarentegen nemen poeder en blanketsel toe. Hierbij passen de zachte chinés, de kleine gebrocheerde bouquetjes en bloemenmandjes op paarlgrijzen, celadongroenen of turkooisblauwen grond, de luchtige fichus Marie-Antoinette, de slappe kanten, degedamasseerde vieux roses, mauves en lavendelkleuren, en het bescheiden gouddraad waarmede de Louis XVI tijd alles releveerde. Gaarne draagt men er in deze dagen een wit zijden vest bij of een vest van witte kant op transparant; ook hiervoor leveren de historische portretten de modellen. Veel gemakkelijker intusschen is het, zich de vrijheid van de gemengde stijlen te veroorloven en de zware guipures der Spaansche en Vlaamsche renaissance te vereenigen met de pailletten van het paardenspel en de bonten randen van de Moskoviten. Wij beschrijven een paar nouveautés: Pelisse van zwart saty'n, gevoerd met groen satijn, vert métallique; van voren randen van zwarte struisveeren, van achteren pli watteau; schouderstuk en vierkante kappen boven de mouwen van brons passement met gekleurde steenen op lichtgroen fluweelen transparant, staande kraag gevoerd met zwarte struisveeren. Iets bijzonders zijn daarbij de mouwen ; de ballon valt tot even boven den pols, maar is in zes of zeven plooien aan den binnenkant opgenomen ; aan den pols verwijdt zich de mouw weer en valt ruim over de hand met een breede boord van struisveeren ; de stof van de mouwen is een soort zijden crépon in smeltende tinten van rose, mauve, blauw en lichtgroen dooreen, met zilverglans er over ; dit harmonieert uitmuntend met het zwart en groen. Dit model was van Jay te Londen, een ander van Worth te Parijs heeft ook den pli watteau ; het is van diep blauw brocatelle, bedekt met een kantwerk van lichtgroene bladeren en gevoerd met lichtgroen ; de cape van groen ttuweel met bont, welk bont tot onderaan den mantel door liep ; ook kraag en mouwen hadden hetzelfde bont. De mouw van Worth is van dezelfde stof als de mantel, en dit schijnt, ook van japonnen, wel de richting der mode te zijn; de zwart- of rood fluweelen ballons bij allerlei kleur van costuum hebben, hoe goed ze ook staan, hun tijd gehad. Eene vinding om, onder de winterjaquettes, toch den ballon niet al te erg te mishandelen, is deze : de ballon wordt van onderen gefronceerd op een elastiek; eer men den mantel aantrekt haal t men dit naar beneden tot op den pols, zoodat de ondermouw dubbel gaat; trekt men den mantel weer uit, dan schuift men het elastiek boven den elleboog, en de mouw heeft minder geleden dan wanneer hij geheel in elkaar gekreukt in de mantelmouw had gezeten. liet kan alleen met ballons zonder gaas geschieden en van betrek kelijk soepele stof. :£ * Eenige jaren geleden werd in een balzaal door een oude dame de opmerking gemaakt: »hoe minder iemand danst, hoe mooier het gevonden wordt." Dit sloeg op het nonchalant afstappen van quadrilles, waarbij ieder die een pas maakte, aanstellerig scheen. Daar geen verschijnselen, zelfs niet die van de mode in het dansen, op zich zelf staan, was het juist de tijd toen het oude ballet, het gracieuze, op alle tooneelen van Europa vervangen werd door de balletten der Milaneesche school, het Excelsior-type, waarin reusachtige bataillons van vrouwen, als door touwtjes getrokken, alle den rechtervoet of den linkerarm in 't gelid bewogen, en alles zich oploste in wiskunstig gedrilde evolutiën. Dit is heel spoedig gedaan geweest. Op het tooneel is voor een deel de oude stijl hersteld. voor een deel iets heel nieuws gekomen, de Loïe-Fullerdans, die aan den pas-de-chule der Oostersche bayaderen verwant is; kuischer en toch weelderiger dan de vroegere variatiën. In de halzaal daarentegen is weer iets anders geko men ; de vroegere dansen, hetzij die uit de Louis XV en Louis XlV-tijdvakken, hetzij die uit de Renaissance-periode zijn in eer hersteld. Menuet, gavotte, gigue zijn opgenomen naast pavane, courante en sarabande (ofschoon, zacht gezegd, wel eens onder den naam van deze drie laatste een zwakke imitatie der drie eerste geleverd werd); deze alle zijn door vernuftige en geleerde dansmeesters aan jonge dames en heeren inge studeerd en door dezt! in costuum vertoond. In het begin werden daarvoor te Londen en Parijs gehuurde gezelschapjes genomen; weldra waren de zonen er, dochteren des huizes leerlingen van deze zelfde vernuf't:ge dansmeesters, en thans is er bijna geen groot bal, waar niet op het een of ander deel van den avond een gepoederde of gecostumeerde contredans ten uitvoer gebracht wordt. In Londen leeren alle kleine meisjes nu de skirt-dances ; hier danst men reeds vrij geregeld nu en dan de barndance, de Kreuz-polka, la coquette en la czarine; is er een geheele om wenteling op handen, die galop, polka e;i wals volkomen verjaagt ? E-e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl