De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 27 oktober pagina 9

27 oktober 1895 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 957 DE AMSTERDAM M E K, "WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Prof. G. H. LAMERS. De wetenschap van den godsdienst. Utrecht, 1891?'95. Dit is een zonderling boek. Inzoover het een ?^Leiddraad ten gebruike bij het hooger onderwas" bedoelt te zyn, richt het zich misschien uitslui tend tot studenten en meer bepaald tot studenten in de godgeleerdheid. Daar volgt echter niet uit, dat anderen verboden zou wezen, er kennis van te nemen. Integendeel, de schrijver zelf spreekt (II, 2de stuk; den wensch uit, dat »de belang stelling, waarmede [zijn] arbeid niet enkel door leerlingen en oud-leerlingen ontvangen werd, daaraan bij voortduring verzekerd [hlijve]". Nu, aan belangstelling heeft het mij niet ontbroken. Dat mijne teleurstelling des te grooter is, behoef ik niet te verzwegen. Prof. Lamers splitst zyn boek in twee deelen, een historisch en een wysgeerig. Ziedaar onge twijfeld de goede methode. Sedert lang zijn de tijden voorbij, waarin men meende »wijsgeerig" te kunnen zijn, zonder zich aan de ervaring te storen; de tijden, die aan de wijsbegeerte zulk een slechten naam bezorgd hebben, dat velen haar nog altoos houden voor een redeneeren in den blinde over alles en nog wat. Die tijden zyn gelukkig achter den rug; ten minste voor wie iets leerden. Tegenwoordig gaan wij van ?waarneming, van aanschouwing, van feiten uit; nochtans volstrekt niet om daarbij te blijven, maar om de feiten door middel van ons verstand denkend te verwerken en zoodoende allengs tot het dieper inzicht, de breedere opvatting te gexaken, welke wy wvjsgeerig noemen. Wie den godsdienst wijsgeerig behandelen wil, «ene wijsbegeerte van den godsdienst wil schrij ven, moet dus beginnen met de verschillende godsdiensten als feiten, als gegevens te onder zoeken, de verschillende godsdiensten, allen of natuurlijk alle thans bekende. Doch dit doat prof. Lamers niet. Van het fetisisme der negers geleidt hy ons in de vijf stukken van zijn his torisch deel naar den godsdienst der oude Grieken en Romeinen; maar van Israël, Jodendom en Christendom is slechts hier en daar terloops spraak, terwijl de zooveel jongere Islam uitvoerig 'behandeld wordt. Met welk recht laat de heer Lamers geheele groepen van feiten achterwege ? Met welk recht plaatst hij met name het Chris tendom buiten de gedachtenwisseling ? Het Christendom is dan toch een godsdienst; en wel «en godsdienst, die in den loop der eeuwen uiterst merkwaardige gedaanteverwisselingen heeft ondergaan, al bleef hij voor en na Christendom heeten. Hoe kan het wysgeerig deel van dit boek iemand bevredigen, nu in het historisch ?deel het gansche Christendom, om mij daartoe te bepalen eenvoudig verdonkeremaand wordt ? Van minachting is hier natuurlijk geen spraak. Integendeel, de heer Lamers beweert, »dat in het ?Christendom het ideaal van den Godsdienst ver vuld is" (I, 1). Nu heb ik wel eens van een drieëenigen God gehoord; voorts van een onbe vlekte ontvangenis. Dit alles en veel meer nog heb ik met verschuldigden eerbied als Christendom leeren kennen. Doch bij prof. Lamers, die andere godsdiensten tot in de kleinste bizonderheden uitpluist, vond ik er hoegenaamd geen «HiiiiiiiimiiiiiiiiiiHimiuiiiiuitinnuïiiiiiiiiimimiiniiiimiiiiiiimniniiin 5de Jaargang. 27 October 1895. Redacteur: RUD. J. LOMAN. Adres: Stonehaven, Hitherfleld Road, Streatham, Londen. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek ?betreffende, aan bovenstaand adres te richten. MiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiuiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Van »Clarus" te Utrecht. Vervaardigd voor den Halfjaar!. Internationalen probleem-wedstrijd in dit blad. Xo. 309. Mat in twee (2) zetten. a b c d e f Wit: K g7, D bS, P e7; ba, d3, f6 en h4 = 7. Zwart: K e6 = 1. Oplossing van No. 307 (Mendes). l R b7, R e5 : > Kb°3 ; 2 D d3 f enz. P b7: J K e5 : 2 R b2 f R e7 (f3) 2 D e4 f melding van gemaakt. Zelfs over de Logos-leer, al treffen wij den term een paar malen aan, zegt hij geen woord. Hij weet van niets, spreekt althans van niets dan »het" Christendom; en iedereen schijnt nu maar te moeten begrijpen, wat hij daarmede bedoelt. Dat deze manier van handelen het historisch deel, de fundeering van het wijsgeerig deel, zwak doet zijn, spreekt, naar het mij voorkomt, vanzelf. Maar behalve tegen dit gebrek in de fundeering heb ik ook nog bezwaar tegen de ontstentenis van een dak. Het als metafysica te boek staand hoofdstuk der wijsbegeerte onderzoekt, tracht althans te onderzoeken, wat het wezen der dingen, hun diepste grond, hun eerste oorzaak, de wereld substantie, het absolute, God of met welken naam men het bestempelen wil, is. Deze metafysica poogt op wetenschappelijken trant en dus met principieele uitsluiting van subjectieve meeningen tot godskennis, tot theologie in den engeren en echten zin van het woord te geraken. Zij streeft ernaar, God met het denken, met het verstand of de rede te bereiken. Nu is prof. Lamers allerminst blind voor het feit, dat in de godsdiensten ook het subjectieve, het zoogenaamde »gemoed" steeds aan het woord is. Juist dit subjectieve maakt de godsdiensten voor hunne belijders aantrekkelijk en dierbaar ; want louter objectieve waarheid te begeeren, ja zich desnoods neder te leggen bij het inzicht, dat deze hier voor ons onbereikbaar is, valt den meesten te zwaar. Intusschen wordt door prof. Lamers erkend (zie b.v. II, 25), dat de rede op het gebied der godsdienstige voorstellingen critiek heeft te oefenen, opdat ook langs dezen weg het gemoed tegen afdwaling worde beveiligd. Sterker nog drukt hij zich in 24 onder 3 uit, waar hij schrijft: »De phantasie moge tot op zekere hoogte zich vrij kunnen bewegen, de gewone denkwetten laten zich gelden overal en altijd als het ontwikkelde denken de verbeelding vervangt". Dit aan de gewone denkwetten gehoorzamend, de verbeelding vervangend denken is het denken gelijk de metafysica en elke wetenschappelijke bemoeienis het ten slotte eischt. Dat er geen godsdiensten uit ontspringen, ligt voor de hand. Maar even duidelyk vind ik, dat niemand de godsdiensten wetenschappelijk en wijsgeerig be handelen kan, zonder vroeg of laat den voet te zetten op metafysisch terrein. Wat is die God, wat zijn die goden en geesten, waar de gods diensten van gewagen ? Zijn het niets dan ge wrochten der dichtende verbeelding, hersen schimmen, zooals Plato aan Homerus en Hesiodus verweet ? Of houden wij iets over voor ons verstand, nadat wij van alle subjectieve gemoedelijkheden afscheid hebben genomen ? Indien ja, wat dan ? Misschien een raadsel, dermate zwaar en verbijsterend, dat wie het in die hoe danigheden leerde kennen, de godsdiensten, zonder hun, of sommigen, of een hunner daarom vijandig te zijn met den besten wil niet voor meer kan houden dan het stamelen van kinderen ? Daar laat onze schrijver zich niet over uit. Aan zijn gebouw met onvoldoend fondament ontbreekt het dak; en wij hebben geenerlei reden om aan te nemen, dat het optrekken van het dak slechts uitgesteld is. De leiddraad zweeft in de lucht als de herfstdraden, voor aan staande predikanten wellicht een houvast, een lastige kitteling voor anderen. 't Is mij bekend. en anders had ik het uit Mlllllllllllllllllllllltttl iiiiiiiiitiiiuimimiumtiiimiiumimtiiiiiiiiiii I, 2 onder H kunnen zien dat wat aan dezen leiddraad ontbreekt, in de godsdienstwetenschap onzer openbare universiteiten een plaats heeft, ja zelfs, voorzoover het den israëlietischen gods dienst en het Christendom betreft, een oneven redig breede plaats. Ik wilde slechts zeggen, dat tegenwoordig een verstandig mensch en zeker de heer Lamers, mits buiten iedere faculteit der godgeleerdheid staande, nooit op den inval zou gekomen zijn, een boek over de wetenschap van den godsdienst te schrijven, waarin ettelijke der voornaamste godsdienstvormen overgeslagen wor den en de metafysica zoek is. Daar blijkt, dunkt mij, opnieuw uit, welk een dubbelzinnig karakter de godsdienstwetenschap in de faculteit der godgeleerdheid heeft. Dit karakter zal zij be houden totdat de banden geslaakt zijn, die haar aan de voormalige staatskerk hechten. Bestonden deze banden niet, zij zou nergens anders beland zijn dan waar zij thuis hoort, namelyk in de faculteit der letteren en wijsbegeerte. De ver schillende kerkgenootschappen on gezindten konden dan van haar voor de toekomstige gods dienstleeraren het gebruik maken, dat zij nuttig oordeelden; en wat zij meer of anders begeerden, dienden zij zich op eigen kosten te verschaffen. Berst wanneer wij het zoover gebracht hebben, zal de logica het genoegen smaken, in de gods dienstwetenschap het Christendom gely'k alle overige godsdiensten besproken en de metafysica niet vermeden te zien, ook al slaat deze de gods diensten van een ander standpunt gade dan waar hunne belijders zich op geplaatst vinden. De zaak is wezenlijk simpel genoeg. Hare richtige beoordeeling wordt volstrekt niet belemmerd door zwarigheden, welke haar eigen zijn, maar een voudig door bijzaken, die eene invloedrijke partij weigert te erkennen. Ongelukkigerwijs zijn juist dat de taaiste vraagstukken; geen erger dooven dan die niet willen hooren. DR. H. J. BETZ. Opgelost door Prof. Berger, Graz (2). C. Kockelkorn, Keulen (2) Mrs. W. J. Baird, Brighton (1). E. B. Schwann, Londen (2). C. T. v. Ham, Gorredijk (2). E. Wieling, Groningen (3). R. K R., Amsterdam (3). Beoordeelingen (No. 307 Mendes). Spoilt by the construction, allowing the dual continuation of Q Q 3 and K 4. Mrs. W. J. Baird. Pretty enough indeed; but very easy. The variations (being ao nearly prepared for already) are seen at once. With more strategy would rank higher. E. B. Schwann. De zwarte stukken richten bijna niets uit, terwijl op P b7 en R e5: de eentonige 2de zet D d3 f toch uog herhaald wordt. De 1ste zet is goed. C. T. v. Ham. Das Problem enthalt allerdings zwei tadellose Sehlusswendungen mit vorangehendem Damenopfer und anderen Varianten; es aind jedoch diese Wendungen nicht neu. Auch ist der erste Zug (L b7) und die damit verbvmdeue Doppeldrohung (D d3 und e4 f) ziemlich naheliegend. Joh. Berger. Die wenig versteckten Hauptapiele bieten nichts Neues, aber ihre Verbindnng ist anerkennenswerth. Die Aufgabe dürfte indessen ohne nennenswerthe Einbüsse des Inhalts mit weit veiliger schwarzen Steinen auszuführen sein; Laufer a2 scheint gauz berflüssig. Eine gute 2. C. Kockelkorn De lieer Kockelkorn heeft in N'o. 3 !8 (Eslin) de j volgende nevenopl. ontdekt: l 11 t'G f, K f5 2 P f2! enz. l- X dG: 2 P cöenz. l?K do 2 D e5 f enz. Auteuv's opl. l g4' enz. Ware dit probleem correct bevonden dan had 't o. i. veel kans op een bekro ning gehad. No. 304 (Jespersen) 3 1/10 4 zetten. 303 (Schwann) 2 7/'J 3 298 (J srersen) 2 5,7 3 3')2 (Kuijers) 2 1/2 2!'n 300 (Dr. Gold) 2 4,9 3 299 (Baird) 227 3 37 (Mendes) 219 3 305 i'Andrew) l 5,7 2 BOEKAANKONDIGEVG. Brj de firma Van Goor & Zonen te Gouda is zoo even verschenen: Het schaakprobleem Theorie Adolf van Bardeleben. f Op zeventigjarigen leeftijd is den 24sten Sep tember Adolf van Bardeleben gestorven, de be roemde chirurg, hoogleeraar aan de universiteit te Berlijn, directeur van de heelkundige afdeeling van de Charitëen Generalarzt a la suite van den militairen geneeskundigen dienst. Den l sten Maart 1819 werd hij te wrankfurt a/d Oder geboren, hij studeerde te Berlijn en te Heidelberg, en promoveerde in de hoofdstad in 1841. In '43 werd hij te Gieszen privaat-docent, twee jaar daarna was hij reeds buitengewoon hoogleeraar, en hij maakte zich zooveel naam, dat hij in '48 tot gewoon hoogleeraar te Greiswald werd be noemd, waar hij zy'n roem consolideerde. Hij behoorde tot de sieraden dezer hoogeschool, en genoot bij zy'n patiënten en leerlingen een on begrensd vertrouwen. Zijn manier van omgaan met allerlei slag menschen won hem aller harten, want hij wist ieder te verstaan en naar zijn be hoefte toe te spreken. Zijn stevige humor, zijn onverstoorbare goede luim zijn spreekwoordelijk geworden. Toen de oude Jüngken zijn ambt te Berlijn moest neerleggen, werd Bardeleben. in'68 in diens plaats geroepen. Hij was hier een der eerste Duitsche chirurgen die de antiseptische behand ling bij wonden en operaties toepaste en haar de overwinning bezorgde ; en vanzelf werd hij daardoor de voorvechter van de nieuwere chi rurgische techniek. Over het algemeen trouwens was hij een man van wetenschappelijken vooruit gang, en wanneer hij een enkele maal waarschuwde voor stormachtige overijling, was dit volstrekt niet omdat hij een afkeer had van nieuwigheden. In de veldtochten tegen Oostenrijk, Denemarken llllliiiiiiliilliiiMiimilllllilllllliliiiiuiimmmilliiMiiiMiiilliiiiiiiiiiiiiutinii en Praktijk" door H. J. den Hertog. De schrijver deed zich reeds als redacteur der probleem-afdeeling in 't Bondstijdschrift als groot en vertrouwbaar auto riteit op 't gebied der problematiek kennen; een leerboek van zijn hand mag daarom zeker op de be langstelling van alle probleem-vrienden, anteurszoo wel als oplosseiv, aanspraak maken. Voor zoover wij na een slechts oppervlakkige kennismaking met dit uitgebreide werk (164 blz. sterk) kunnen nagaan, ver dient deze degelijke arbeid ten volle de aandacht der Nederlandsche probleemwereld. Zooals wij dat van den heer den Hertog gewoon zijn, laten stijl en gedachtengang aan helderheid niets te wenschen over. De lezfr voelt onder de lectuur onwillekeurig de lust opkomen om dieper in de schoonheden en ge heimen der probleemkunst door te dringen. Dat aan de samenstelling van een dergelijke ver handeling, 't probleem in al zijn onderdeelen omvat tende, gioote moeilijkheden verbonden waren, behoeft wel geen betoog Bij 't probleem toch treden fantasie, smaak eu richting ook in de problematiek heeft men verschillende scholen, de Boheemsche, de AngloAmerikaansche enz.) veel meer op den voorgrond dan bij 't practiseho spet 't geval is, waar steeds de kortste weg als de beste g Idt en schoonheid slechts van bijkomstig belang is. Om uit de vage en min of meer subjectieve gegevens een prachtige methode te ontwikkHlcn. die bij de constructie en de bcoordeeling van problemen kan toegepast worden, dit was voorzeker geen gemakkelijke taak. Naar 't ons voor komt is de heer Den H. er bijzonder in geslaagd door goeden op/.et en indeeling vau'twcrk den onin gewijde een duidelijk beeld te geven van 't wezen der zaal;. Ook heeft hij er steeds voor gezorgd dui delijkheid en beknoptheid te doen samengaan; hoog dravende bespiegelingen die de Duitsche verhande lingen zoo ongeni' tbaar en onverslaanbaar maken, komen in dit werk gelukkig niet voor. Door zijn veelomvattende kennis der probleem-literatuur was do auteur in staat gesteld door diagrammen van be staande problemen zijn beweringen treffend toe te lichten. Wij hopen dat aan dit eerste werk, dat op dit gebied in Xederland verschijnt, een gunstig ont haal zal te beurt vallen, wat voor den schrijver zeker de aangenaamste voldoening voor zijn langjarigcn arbeid zal zijn. Hier volgt de inhoudsopgaaf van 't werk. Inleiding. I. O e compositie van schaakproblcmen. Theorie. en Frankrijk heeft hij aan de spits van den ge neeskundigen dienst aan het leger schitterende diensten bewezen. Zoowel aan de hoogeschool in het docentenambt als in het leger als operator, nam hij naast Langenbeck eervol zijn plaats in. Bardeleben nam een levendig aandeel aan het geneeskundig vereenigingsleven; hij is mede op richter geweest van de «Gesollschaft für Chirur gie" en langen tijd haar voorzitter. Bij zyn 50-jarig ambtsjubileum, in 1893, verhief keizer Wilhelm II hem in den adelstand. Twee Medici. Op order van den Minister van Openbare Wer ken van Italiëzijn de graven Giuliano en Lorenzo de Medicis in de sacristie van Van Lorenzo te Florenzo opengebroken. Men wilde de overtuiging hebben, of de hier Ingraven lijken werkelijk het overschot waren van de twee mannen die hier heeten begraven te zijn. De uitslag is naar het schijnt zeer bevredigend geweest. Men is begon nen met de Madonna van Michel Angelo weg te nemen, en de standbeelden der heiligen Cosme en Damiano en in houten doodkisten vond men den een uitstekend geconserveerd, den ander tot stof ver gaan. Op het eene lijk stond met inkt geschreven : Giuliano di Pietro de Cosimo di Medici. De hersen pan en de tibia droegen de sporen van zware verwonding; de plaats en de aard van deze kwet suren, veroorzaakt door een scherp voorwerp, komen geheel overeen met het verhaal van den moord van Giuliano op 2G April 1478, zooals dit door Machiavelli wordt gedaan. Het tweede geraamte is in zeer slechten staat, maar de hersenpan kon toch met een portret van Lorenzo de Medicis worden vergeleken, en de hoofdlijnen correspondeerden nauwkeurig. Men herkende een vervorming van het neusbeen, een bijzonderheid van Lorenzo's gelaat. De beide schedels zijn gefotografeerd, de geraamten in nieuwe kisten gelegd. Het is te hopen, dat zij nu eindelijk vrede zullen vinden. miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinuiiiii Afj. I. Het probleem beschouwd met 't oog op den inhoud. u. Inhoud, b. Hoofdvariant en nevenvarianten, c. Oorspronkelijkheid. Afj. II. Correct en incorrect. Afd. III. Het probleem, beschouwd uit een aesthetisch oogpunt. <i. De positie. 1>. Economie, f. Constructie. </. De matstelling. Afd. IV. De indruk, dien 't probleem op den op losser maakt. Practische toelichting. II. Het oplossen van schaakproblemen. ". Algemeen e b'schouwing. l> Het oplossBU van 2 zetten, c. Het oplossen van 3 zetten. III. Verzameling van schaakproblernen. ". Tweezetten, li. Driezetten. <: Vierzetten. Oplossingen dor problemen. Lijst van onderscheidingen toegekend aan in de verzameling voorkomende problemen. liegisttr. TWEEDE NAT. COXRESP.WEDSTIJD. Eeu-en-twintigste zet van Wit. B E 1(6: cd4: R 1)2 P dt cd3: T f4 R g'> T f4 T f2 T e'.' R f7: D c4 R b3 fc4: D edS:I>t .... Rd3f K hl T d2 T el T dl: T f3 P a4 K UI T f2 R e3 II cl K d2 P g<5: P b3 IH K 1)2 K f2 D f ó: f A l P c3 2 R el 3 P e5 f 5! T 6! 7 T f3 8 T a3 9 T e3 10 D d5 Er is nog c5, in C 10: 20?"Th3, in D C, 20 Kcl, fe5:, in D 7 : 20 di, in E 8: 20?P d5, in EU): 20?D c5. De HU deelnemers die partijen beëindigd hebben worden ver/ocht die ut>-/ hun aanmerkingen op te zenden aan den heer R. J Loinan. In l! 5 geen zet ontvangen. De heeren Deelman, Wieling, v. d. Polder en Zier geheven de achterstallige zetten zoo spoedig moge lijk in te halen. J. J. S. P g3 T cö: P 11 gespeeld in CC: ^0?fó, in C g: 20

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl