De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 3 november pagina 5

3 november 1895 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 958 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAME$. Een Bruidsnacht. Rust en stilte waren neergedaald op de feeste lijke woning, op bet fraaie, met slingerplanten begroeide nestje onder de palmen. Een lauw windje deed er de toppen van be wegen 't was alsof de palmtakken vrede toewaaiden op het huis, dat ze omringden. En vredig klonk het gezang der krekels, de eenige klank, die de stilte verstoorde. Zoet geurden de rozen en melatti's in den tuin. nog sierende de planten, waaraan ze gegroeid waren en in de breede achtergalerij verwelkten de afge plukte bloesems. 's Morgens vroeg waren ze er reeds heengebracht en met kwistige hand waren ze geschikt in vazen en bakjes als zachte kleurstippen op het donkere groen der varens. Die overvloed van bloemen kwam de feestvie renden voor als een symbool van den overvloed van geluk, waaraan hun toekomst zoo rijk zou zijn. Ze hadden elkander immers zoo lief, zoo innig, innig lief, beiden hadden ze geleden, diep en zwaar, beiden hadden ze uit den beker der smarte moeten drinken, hun aan de lippen gezet door het harde noodlot. Hij had haar altijd liefgehad, reeds in 't vader land en toen hij naar Indiëvertrok als jong luitenant, was 't met 't stellige voornemen haar te laten uitkomen, zoodra zijn finaneiëele vooruit zichten 't hem zouden toelaten. Maar hij sprak niet, omdat hij haar niet wilde binden en haar, zoo de krijgskans hem ongunstig mocht zijn en hij vallen zou in den dienst van zijn land, niet in rouw wilde achterlaten. Hij vond 't wijzer niet te spreken slechts denkende aan haar en meeneude in haar belang te handelen. Maar zij had hem niet begrepen en toen hij wegging, zonder het beslissende woord gesproken te hebben, dacht ze, dat ze zich vergist had in zijn gevoelens voor haar en dat hij de liefde, die ze reeds zoo lang voor hem koesterde, niet be antwoordde. Ze was toen een kind, nog geen achttien jaar, en ze schreide en schreide, tot ze geen tranen meer had, en toen op eens wilde ze niet meer treuren. Ze wilde hem vergeten en hoopte dat een huwelijk met een ander het beste middel daartoe zou zijn. Een Indischman met verlof leerde haar kennen en vroeg haar met hem mee te gaan naar Java. Ze trouwde hem uit dépil en ofschoon haar man niet slecht vooi haar was en op zijn manier van haar hield, was ze niet gelukkig. Hij was te lang in Indiëgeweest om een Hollandsch vrouwtje ge lukkig te maken; hij had zijn zaken, zijn mail, zijn whist-partijtjes in de sociëteit en liet haar veel alleen in het groote huis dat zij niet prettig kon inrichten volgens haar begrippen van ge zelligheid en comfort. Ze miste er zooveel en hij scheen er niet het flauwste vermoeden van te heb ben, hij was een toegevend echtgenoot, liet haar meesteres in huis en erf, gaf haar ruim huishoud geld en respecteerde over 't algemeen hun huwelijkscontract. Zij trachtte zich zelve steeds voor te preekeu, dat ze geen reden tot klagen had en dat het dus ondankbaar van haar zou zijn als ze klaagde, maar toch maar toch gelukkig was ze niet_ Het beeld van den eersten geliefde zweefde steeds voor haar geestesoog en ze dacht meer aan hem dan ze had moeten doen. Na een paar jaar brak ei een vriendelijk zonnetje door in haar vrij kleurloos bestaan, een kleine gast klopte bij haar aan en sedert leefde ze slechts voor haar dochtertje. Hij vond 't ook wel aardig, doch had veel liever een jongen gehad. En dan ook 't gaf zoo'n soetah, een kind in huis en hij gevoelde zich in den laatsten tijd zoo ellendig. Gedurende de eerste tien jaren van zijn verblijf onder de tropen had hij het klimaat zoo goed kun nen verdragen maar nu scheen zijn weerstands vermogen op eens uitgeput. Hij sukkelde en wilde niet toegeven en zelfs niet repatriëeren, zooals de doctoren 't hem aanrieden. Er volgde een tijd van zorgen en vrees voor haar; 't kindje bleek ook niet sterk, een echt Indisch poppetje teer week met weinig levensvatbaarheid daarbij zenuwachtig en over gevoelig. Ze moest haar dagen verdeelen tusschen haar man en haar dochtertje, en den nacht bracht ze menigmaal wakende door bij het kleine wezentje dat nooit eens flink doorsliep zooals een gezond kind. Van 't uur harer geboorte af, had de kleine Elly altijd bij haar moeder in de kamer geslapen en nadat Papa gestorven was ? had haar moeder een nog grooter plaats in haar leven ingenomen. Ze had haar vader niet zoo heel erg betreurd; wél had ze 't naar gevonden dat Moesje zoo verdrietig was en ze had ook geschreid, maar niet lang want Paatje was dikwijls brommig geweest tegen haar en ook tegen haar Moesje en op 't laatst kon hij niets velen en mocht ze zelfs niet hard praten meer of met een bal spelen, als hij er bij was. En toen was papa weggedragen en Aïssa, haar baboe, had haar verteld, dat 't was ... omdat hij niet loopen kon, daar hij dood was. En Aïssa had haar beloofd, dat ze heel spoedig eens met haar zou gaan naar den tuin, waar ze haar papa zouden neerleggen, en dat ze er lange slingers van melatti en kembang spatoe voor haar zou maken, en dat ze die leggen mocht op de plaats, waar haar papa lag. Maar Elly zei, dat ze dat zeker niet zou doen, want papa hield niet van bloemen en vooral niet van kembang spatoe. En toen wist Aïssa niet meer wat ze zeggen zou, en dat hoefde ook niet, wat Elly's mama kwam bij haar, en van dat oogenblik af waren ze eigenlijk altijd samen. De begrafenis was afgeloopen en de jonge weduwe keerde zich naar haar kind, en ze leefden voor elkander, tot haar leven was geworden tot n. Maar toen Elly wist niet precies meer wanneer het was geweest of hoe het was gebeurd, maar er was een verandering gekomen over haar mama. Ze droeg nu nooit meer een zwarte japon, zelfs niet 's middags, als ze samen gingen wandelen of boodschappen doen in de stad. En mama was altijd vroolijk en zuchtte nooit meer, en ze keek niet meer zoo bedroefd en angstig, als ze haar kuste, en ze lachte en praatte met den meneer, die nu zoo dikwijls kwam, bijna eiken dag. Elly zag hem wel eens, maar hij kwam meestal 's avonds, als zij in haar bedje lag, en dan zag ze hem niet, maar ze wist toch dat hij er was, want ze hoorde zijn stem, en dan ook... Maatje kwam dan zooveel later bij haar in de slaapkamer, waar haar eigen bed stond, vlak tegenover dat van Elly. En in den laatsten tijd was er veel gebeurd, heel veel; de eene kant van 't huis die sedert Paatje dood was, nooit gebruikt werd was heelemaal veranderd. Eerst hadden Wongso en Sidin de twee kamers schoongemaakt en toen was er een meneer geko men uit een van de groote toko's van 't Chineesche kamp en hij was er lang gebleven en had erg veel gepraat met haar Maatje en ook met dien meneer. Maatje zei dat ze hem maar oom moest noemen of papa maar dat vond Elly gek en daarom noemde ze hem maar niets. Ze wist niet of ze hem aardig vond of niet; hij gaf haar wel veel suikertjes en speelgoed en pren tenboeken en hij nam haar dikwijls op zijn knie en was lief voor haar, maar Elly vertrouwde hem toch niet erg. Eens, toen ze ingeënt moest worden, was de dokter ook zoo lief voor haar geweest en had hij haar ook lekkers meegebracht en haar op zijn knie genomen, maar op eens had hij haar heel stijf bij haar arm gepakt en haar allemaal prikken ge geven met een scherp mesje,... en na dien dag was Elly een beetje bang geworden als er" iemand zoo erg lief voor haar was. Ze was nu bang dat die meneer ook iets slechts in 't zin had en ze was dikwijls stuursch tegen hem en wilde hem geen handje geven en nooit een kusje, nee, dat nooit, want al haar kusjes waren voor mama. En dan liep ze triomfantelijk naar mama toe, maar deze keek dan even boos en zei dat ze ook lief voor.... dien meneer moest zijn. En een paar dagen geleden had moesje haar verteld dat er iets heel prettigs zou gebeuren, een feest.... Net als bij de Inlanders?" had Elly gevraagd, ,/met de gamelang ?" En toen had Moesje gelachen, en geantwoord: _Nee, niet zulk een feest, maar toch ook wel n i ' aardig, er zouden veel menschen komen en Elly mocht bruidsuikers presenteeren en haar met bloe men strooien en .... ze moest vooral lief zijn voor .... dien meneer, want hij zou voor goed bij Marie en haar komen wonen en 't zou nu zoo prettig zijn, want er zou een mooie open wagen in de wagenkamer gezet worden en twee lieve paardjes in den stal en" .... Toen werd Moesje opeens verlegen en zei op een vreemden toon: Elly, ik ga trouwen met meneer Bijsterman," en daarbij lachte ze. En toen lachte Elly ook maar en vroeg of trouwen prettig was. O! en toen was 't zoo druk in huis geweest, vooral aan dien eenen kant en Elly had gezien hoe er telkens koelien waren gekomen met allerlei meubelen en moois en ze had nog goed gekeken of er voor haar niets bij was, ze had zoo graag wat meubelen voor haar pop gehad, maar 't was alles even groot, alles voor groote menschen. Maar de ergste drukte kwam nog dien dag in de achtergalerij was 't vol bloemen en in de binnengalerij stonden allemaal mooie dingen zoo maar en iedereen keek er naar als op een vendutie en er waren bouquetten gekomen en Mama was uit rijden gegaan, maar Elly mocht niet mee en wel die meneer dat was stout! Och! en 't was zoo'n rare dag geweest, zoo'n heele rare. Ze was zoo moe geworden . . . zoo slaperig en Maatje had haar naar bed gebracht net als altijd, en had gezegd dat ze lief moest gaan slapen en ... nog iets, maar ze wist niet wat, want haar oogjes waren al toe en als Elly's oogjes toe waren, kou ze nooit verstaan, wat er tot haar gezegd werd, misschien waren haar oortjes dan ook wel toe. Maar ze was nu wakker, helder wakker, en ze wou Maatje hebben, net als altijd. Ze had al drie maal geroepen, maar Maatje was nog niet bij haar gekomen, dat was gek. En 't was al nacht, dat zag Elly aan 't nachtlichtje, dat zette Maatje er altijd pas neer, als 't nacht was en ze zelve naar bed ging. Elly zag 't door de klamboe heen met flauw geflikker; maar ze kon niet zien of Maatje al in 't andere bed lag ze had wel zin om haar hoofd even uit de klamboe te steken, maar ze durfde niet goed, omdat er altijd zooveel muskieten rondvlogen en ook wel eens een enkelen keer een kakkerlak of een andjing-tanah en voor die griezelige dieren was Elly wel een beetje bang. Ze zou nog maar eens roepen: , Maatje.... Moesje ... toe Maatje." Maar nog kwam Maatje niet en toch hoorde ze bewegen heel zacht: *Js Maatje daar toe zeg dan." Maar 't was Aïssa, haar oude baboe, die naar haar bedje kwam en zei dat ze stil moest zijn en niet mocht huilen, want dat haar Mama niet komen kon. Ze was nu getrouwd met dien meneer en ze woonde met haar man aan den anderen kant van 't huis, dat hoorde zoo. En Elly moest nu weer gaan slapen en zoet zijn; Aïssa was bij haar en er kon niets kwaads gebeuren. En na dat lange verhaal deed Aïssa weer de klamboe dicht van Elly's bedje en zocht ze haar matje weer op. Maar Elly? Ze ziet 't nachtlichtje niet eens meer 't is zoo donker, zoo vreeselijk donker om haar heen en in haar hartje. En ze legt haar hoofdje op 't kussen en drukt 't er diep in om haar snikken te smoren. En tusschen 't snikken in, nokt ze: O! Maatje, kom toch terug, kom toch bij Elly, laat dien vreemden man, dien stouten vreemden man, Elly is zoo alleen en zoo bang... een zoentje... Maatje... een zoentje ... Ze snikt en snikt en is zoo ellen dig rampzalig, als een kind maar zijn kan. Ze mist haar moesje zoo dien eersten nacht zonder haar; en ze vindt, dat Maatje even goed dood had kunnen gaan, als ze toch niet meer alles voor Elly is. En als ze eindelijk inslaapt, droomt ze van dien naren man, die eerst zoo lief was en haar toen zoo'n pijn deed, net als die dokter, ook met een scherp mes.... ze voelt 't steken in haar hart. En ze wordt weer wakker en schreit weer en roept; Maatje, Maatje" maar Maatje hoort haar niet. Ze sluimert rustig naast den man dien ze lief heeft gehad als meisje en met wien ze nu ver bonden is; haar slaap is een voortzetting vanhaar liefdesdroom en ze hoort Elly's angstgeschrei niet. THÉKÈSE HOVEN. Winter toilet. Miss Vanderbilt. Barmaids. Dames architecten. Hoeden in den schouwburg. De kleurmenging rood-paars-blauw, of zachter rose-mauve-lichtblauw, zal dezen winter in gunst blijven. Een mooi soiréetoilet (van Mad. Lucille te Londen) is: mauve-grys saty'n, gebrocheerd met rose rozen. Op de mouwen revers, en om het décolletéeen torsade van mauve velours miroir en lichtblauw satyn; dwars over het corsage een streep mauve en een streep lichtblauw fluweel, en twee strepen rose saty'n, alles gehecht met knoopen van nagemaakte juweelenin rosetten van zwart mousseline-chiffon. Hoog ceintuur van rose saty'n, de rok van terzijde geopend op strepen rose en lichtblauw satyn. Een ander van dezelfde faiseuse: zilvergrijs satyn, het corsage gemaakt van ruiten, zilvergrijs satijn, zwart chiffon en ivoorwitte kant, alles om zoomd met staalkoord, geborduurd met stalen kralen en zwarte zijde, en op de hoeken door stalen knoopen verbonden. De rok van zilvergry'ze zjjde heeft een smalle effen tablier, alleen aan beide zyden met zwart en staal gestikt, en omzoomd met volants van ivoorwit point d'Alengon, op de heupen vyf platte plooien, met de machine gehecht, om niet op te springen. Mouwkappen van grys satyn over zwart chiffon en kant. Over 't geheel voegt men bij byna alle toiletten, om er iets pikants aan te geven, dezen winter het een of ander zwarts, rosetten, bont, knoopen, een enkele satynen strik, fluweelen chou, wat ook. Gespen, knoopen en andere sieraden van strass, caillou du Rhin, of hoe de namaak vanjuweelen meer moge heeten, zullen dezen winter veel ge dragen worden. Het is nog zoovele jaren niet geleden dat wie eenige echte diamanten bezat, zich zou vernederd achten door «fantasie" te dragen; nu brengen alle hoeden en veel costumes hun simili-juweelen mee uit Parijs, en niemand geneert zich er voor. Men monteert ze weer met zilver (of simili-zilver) en wisselt ze af met nagemaakte smaragden, granaten, robynen en turkooizen; bij het zwart fluweel, zwart crêpe de Chine, zwart zijden mousseline, en al het zwart hierboven genoemd, staat niets zoo goed als een gesp of roset van strass. Hoeden beschryven is onmogelyk, omdat al hun cachet juist in de karakteristieke richting van het oogenblik ligt; toch zy'n er een paar by zondere dingen dit jaar. Vooreerst het paille d'hiver, dat in 't geheel geen stroo is, maar smalle streepjes vilt, gevlochten en soms gemengd met andere streepjes met zijde omwoeld; het paille velours, gemaakt van gevlochten chenille, en soms gemengd met streepjes geglaceerd taf; en eindelijk iets heel moois, hoeden geheel be plakt met platte fazanten veertjes. Dit moet heel mooi zy'n, het geeft gelegenheid tot heel mooie schakeeringen in al de tinten van goudbrons, goudgrys en goudzwart van de fazanten borst; alleen zullen deze hoeden niet heel be reikbaar zy'n, omdat de 15000 veertjes, die naar men beweert, voor eiken hoed noodig zy'n, stuk voor stuk met de hand moeten worden afgeknipt en opgeplakt. Het zal voor de arme plumassières een ongezond werk zy'n. De voorliefde voor bont toont zich dezen winter al heel sterk; zy geeft aanleiding tot onwaarschy'nlyke combinaties. Men zal japonnen en ook baljaponnen er mee versieren, maar zelfs de teere fichus Marie-Antoinette van by'na doorschynend wit zy'den mousseline, worden met randen van bont voorzien. Nog des te meer omhoordt men er gekleurde fichus mee, voert den onderrand van mouwen met bont en brengt het overal aan. Er is iets moedwilligs en origineels in de tegenstelling van zeer lichte gaasachtige stoffen met het warme zware bont; wanneer hierop dan weer of bosjes vioolles, of goud en zware steenen komen, doet het aan een pikante vermenging van saizoenen, aan iets fantastisch en overtolligs denken, dat misschien niet smaakvol, maar toch elegant is. * * * By het huwelyk van Miss Vanderbilt, die her togin van Malborough wordt, zal men zorgen al de vorige Amerikaansche huwely'ken (o. a. het laatste van gravin de Gastellane-Jay Gould) in de schaduw te stellen. De bruidsjapon die deze week afgeleverd werd is van crème saty'n met volants van Brusselsche kant, waarvoor de moeder der bruid zelve het dessin geteekend heeft. De japon is met sleep 5 meter lang, er behoort een manteau de cour bij, die met diamanten gespen aan de schouders gehecht wordt. De bruidsbouquet zal uit de serres van het kasteel Blenheim komen, en 12 voet in omvang zy'n. * Te Londen is werkstaking onder de barmaids van de firma Lyons & Co., die de gansche stad door, cafés exploiteert. De meisjes worden in per centen van hetgeen zy' doen bestellen betaald; het komt dus aan op de gunst van het publiek. De firma heeft nu onlangs de provisie van 5 pCt. op 2X gebracht. Woensdag hielden de jonge dames, een uitgezochte collectie mooie kopjes eene meeting. Reeds terstond echter werd opge merkt, dat de dames uit het Westend sterk op gekomen waren, terwy'l die van een paar andere stadsgedeelten bijna niet vertegenwoordigd waren. Onder de sprekers was ook de socialistische leider Torn Mann; tot een resultaat kwam men niet. * In Amerika bemachtigen de dames steeds meer heerenvakken, ook die, waar hier de heeren nog ongaarne afstand van zouden doen. Men weet dat te Ghicago de dames ook als architecten van haar eigen gebouw zy'n opgetreden; op dat pad willen zy voortgaan. Voor het bouwen van een sanatorium te San Francisco was eene prysvraag uitgeschreven, en de eerste prys werd toegewezen aan twee ontwerpen, die beide door dames bleken te zy'n ingezonden. Miss Mary Gamson uit Bethlehem is pas 17, miss Alice Hands uit New-York is 18 jaar oud; een groot aantal architecten, waaronder van erkende bekwaamheid, hadden aan den wedstryd deelgenomen. Het bedoeld Sana torium moet een gebouw van drie verdiepingen worden, in «kolonialen" stijl, van hout en voor 40 patiënten ingericht. Beide dames zijn leerlingen van de school of applied design te New-York, waar men dus goed les kry'gt. De twee zelfde dames hadden ook deelgenomen aan den ^rijskamp Toor het »Vrouwenpaleis der katoenstaten" op de tentoonstelling te Atlanta; het ontwerp dat zy toen inzonden wekte de bewondering van bekwame New-Yorksche architecten, maar be kroond werd een nog mooier, dat van miss Elise Mercurs, te Pittsburg. * * . Dezer dagen werd op de villa Bessaraba te Amphion de twintigste verjaardag van den zoon des huizes, prins Constantijn Brancovan, met een familiefeest gevierd, waaraan op patriachale wijs, het geheele dienstpersoneel deel nam. De prins opende het bal-chatnpêtre met een der kame niers, de prinses zijne moeder, met den maitre d'hótel. Deze gewoonte is zoowel Slavisch, als Fransch en Engelsen. Het besluit door de directie van het Théatre Francais genomen, om de dames in de fauteuils de hoeden te doen afzetten, wekt een gedeeltelijk protest. »'s Avonds," schrijft een der abonnees, »kunt u ons laten afzetten wat u wilt, maar 's morgens, dat gaat niet. De matinee eindigt om vijf uur ; daarna gaat men nog visites maken en bood schappen doen. Men heeft dus een hoed op, die vaak een klein kunstwerkje, een meesterstukje, een kostbaarheid is, en dien zal men in den vestiaire te verfrommelen geven ? Om hem daarna in der haast op te zetten, tusschen dringende menschen in, voor een kleinen spiegel, onder valsch licht ? Dat gaat niet! Met de eerste matinee, op 7 November, zal men het ondervinden!" De 7de November dus zal een gewichtige dag zy'n. De protesten liggen voor de hand : Kan men overdag beter door die hoeden heen zien, dan 's avonds ? Verbinden de dames zich om enkel «kleine" kunstwerkjes te dragen ? Zy'n de morgenhoeden bescheidener dan de avondhoeden ? Daar het antwoord op de laatste vraag wel «integendeel" zal luiden, bly'ft de administratie allicht bij haar besluit. E?e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl