Historisch Archief 1877-1940
No. 958
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
DAME$.
Een Bruidsnacht.
Rust en stilte waren neergedaald op de feeste
lijke woning, op bet fraaie, met slingerplanten
begroeide nestje onder de palmen.
Een lauw windje deed er de toppen van be
wegen 't was alsof de palmtakken vrede
toewaaiden op het huis, dat ze omringden.
En vredig klonk het gezang der krekels, de
eenige klank, die de stilte verstoorde.
Zoet geurden de rozen en melatti's in den tuin.
nog sierende de planten, waaraan ze gegroeid waren
en in de breede achtergalerij verwelkten de afge
plukte bloesems.
's Morgens vroeg waren ze er reeds heengebracht
en met kwistige hand waren ze geschikt in vazen
en bakjes als zachte kleurstippen op het donkere
groen der varens.
Die overvloed van bloemen kwam de feestvie
renden voor als een symbool van den overvloed
van geluk, waaraan hun toekomst zoo rijk zou zijn.
Ze hadden elkander immers zoo lief, zoo innig,
innig lief, beiden hadden ze geleden, diep en
zwaar, beiden hadden ze uit den beker der smarte
moeten drinken, hun aan de lippen gezet door het
harde noodlot.
Hij had haar altijd liefgehad, reeds in 't vader
land en toen hij naar Indiëvertrok als jong
luitenant, was 't met 't stellige voornemen haar
te laten uitkomen, zoodra zijn finaneiëele vooruit
zichten 't hem zouden toelaten. Maar hij sprak
niet, omdat hij haar niet wilde binden en haar,
zoo de krijgskans hem ongunstig mocht zijn en hij
vallen zou in den dienst van zijn land, niet in
rouw wilde achterlaten.
Hij vond 't wijzer niet te spreken slechts
denkende aan haar en meeneude in haar belang te
handelen.
Maar zij had hem niet begrepen en toen hij
wegging, zonder het beslissende woord gesproken
te hebben, dacht ze, dat ze zich vergist had in
zijn gevoelens voor haar en dat hij de liefde, die
ze reeds zoo lang voor hem koesterde, niet be
antwoordde. Ze was toen een kind, nog geen achttien
jaar, en ze schreide en schreide, tot ze geen tranen
meer had, en toen op eens wilde ze niet meer
treuren. Ze wilde hem vergeten en hoopte dat een
huwelijk met een ander het beste middel daartoe
zou zijn.
Een Indischman met verlof leerde haar kennen
en vroeg haar met hem mee te gaan naar Java.
Ze trouwde hem uit dépil en ofschoon haar man
niet slecht vooi haar was en op zijn manier van
haar hield, was ze niet gelukkig. Hij was te lang
in Indiëgeweest om een Hollandsch vrouwtje ge
lukkig te maken; hij had zijn zaken, zijn mail,
zijn whist-partijtjes in de sociëteit en liet haar veel
alleen in het groote huis dat zij niet prettig
kon inrichten volgens haar begrippen van ge
zelligheid en comfort. Ze miste er zooveel en hij
scheen er niet het flauwste vermoeden van te heb
ben, hij was een toegevend echtgenoot, liet haar
meesteres in huis en erf, gaf haar ruim huishoud
geld en respecteerde over 't algemeen hun
huwelijkscontract.
Zij trachtte zich zelve steeds voor te preekeu,
dat ze geen reden tot klagen had en dat het dus
ondankbaar van haar zou zijn als ze klaagde, maar
toch maar toch gelukkig was ze niet_
Het beeld van den eersten geliefde zweefde steeds
voor haar geestesoog en ze dacht meer aan hem
dan ze had moeten doen.
Na een paar jaar brak ei een vriendelijk zonnetje
door in haar vrij kleurloos bestaan, een kleine gast
klopte bij haar aan en sedert leefde ze slechts voor
haar dochtertje.
Hij vond 't ook wel aardig, doch had veel liever
een jongen gehad.
En dan ook 't gaf zoo'n soetah, een kind in
huis en hij gevoelde zich in den laatsten tijd zoo
ellendig.
Gedurende de eerste tien jaren van zijn verblijf
onder de tropen had hij het klimaat zoo goed kun
nen verdragen maar nu scheen zijn weerstands
vermogen op eens uitgeput.
Hij sukkelde en wilde niet toegeven en zelfs niet
repatriëeren, zooals de doctoren 't hem aanrieden.
Er volgde een tijd van zorgen en vrees voor
haar; 't kindje bleek ook niet sterk, een echt
Indisch poppetje teer week met weinig
levensvatbaarheid daarbij zenuwachtig en over
gevoelig.
Ze moest haar dagen verdeelen tusschen haar
man en haar dochtertje, en den nacht bracht ze
menigmaal wakende door bij het kleine wezentje
dat nooit eens flink doorsliep zooals een gezond kind.
Van 't uur harer geboorte af, had de kleine Elly
altijd bij haar moeder in de kamer geslapen en nadat
Papa gestorven was ? had haar moeder een nog
grooter plaats in haar leven ingenomen.
Ze had haar vader niet zoo heel erg betreurd;
wél had ze 't naar gevonden dat Moesje zoo
verdrietig was en ze had ook geschreid, maar niet
lang want Paatje was dikwijls brommig geweest
tegen haar en ook tegen haar Moesje en op 't
laatst kon hij niets velen en mocht ze zelfs niet
hard praten meer of met een bal spelen, als hij
er bij was.
En toen was papa weggedragen en Aïssa,
haar baboe, had haar verteld, dat 't was ... omdat
hij niet loopen kon, daar hij dood was.
En Aïssa had haar beloofd, dat ze heel spoedig
eens met haar zou gaan naar den tuin, waar ze
haar papa zouden neerleggen, en dat ze er lange
slingers van melatti en kembang spatoe voor haar
zou maken, en dat ze die leggen mocht op de
plaats, waar haar papa lag. Maar Elly zei, dat
ze dat zeker niet zou doen, want papa hield niet
van bloemen en vooral niet van kembang spatoe.
En toen wist Aïssa niet meer wat ze zeggen zou,
en dat hoefde ook niet, wat Elly's mama kwam
bij haar, en van dat oogenblik af waren ze eigenlijk
altijd samen.
De begrafenis was afgeloopen en de jonge weduwe
keerde zich naar haar kind, en ze leefden voor
elkander, tot haar leven was geworden tot n.
Maar toen Elly wist niet precies meer wanneer
het was geweest of hoe het was gebeurd, maar er
was een verandering gekomen over haar mama.
Ze droeg nu nooit meer een zwarte japon, zelfs
niet 's middags, als ze samen gingen wandelen of
boodschappen doen in de stad.
En mama was altijd vroolijk en zuchtte nooit
meer, en ze keek niet meer zoo bedroefd en angstig,
als ze haar kuste, en ze lachte en praatte met den
meneer, die nu zoo dikwijls kwam, bijna eiken dag.
Elly zag hem wel eens, maar hij kwam meestal
's avonds, als zij in haar bedje lag, en dan zag ze
hem niet, maar ze wist toch dat hij er was, want
ze hoorde zijn stem, en dan ook... Maatje kwam
dan zooveel later bij haar in de slaapkamer, waar
haar eigen bed stond, vlak tegenover dat van Elly.
En in den laatsten tijd was er veel gebeurd,
heel veel; de eene kant van 't huis die sedert
Paatje dood was, nooit gebruikt werd was
heelemaal veranderd.
Eerst hadden Wongso en Sidin de twee kamers
schoongemaakt en toen was er een meneer geko
men uit een van de groote toko's van 't Chineesche
kamp en hij was er lang gebleven en had erg veel
gepraat met haar Maatje en ook met dien meneer.
Maatje zei dat ze hem maar oom moest
noemen of papa maar dat vond Elly gek en
daarom noemde ze hem maar niets.
Ze wist niet of ze hem aardig vond of niet; hij
gaf haar wel veel suikertjes en speelgoed en pren
tenboeken en hij nam haar dikwijls op zijn knie
en was lief voor haar, maar Elly vertrouwde hem
toch niet erg.
Eens, toen ze ingeënt moest worden, was de
dokter ook zoo lief voor haar geweest en had hij
haar ook lekkers meegebracht en haar op zijn
knie genomen, maar op eens had hij haar heel stijf
bij haar arm gepakt en haar allemaal prikken ge
geven met een scherp mesje,... en na dien dag
was Elly een beetje bang geworden als er"
iemand zoo erg lief voor haar was.
Ze was nu bang dat die meneer ook iets slechts
in 't zin had en ze was dikwijls stuursch tegen
hem en wilde hem geen handje geven en nooit een
kusje, nee, dat nooit, want al haar kusjes waren
voor mama.
En dan liep ze triomfantelijk naar mama toe,
maar deze keek dan even boos en zei dat ze ook
lief voor.... dien meneer moest zijn.
En een paar dagen geleden had moesje haar
verteld dat er iets heel prettigs zou gebeuren, een
feest....
Net als bij de Inlanders?" had Elly gevraagd,
,/met de gamelang ?"
En toen had Moesje gelachen, en geantwoord:
_Nee, niet zulk een feest, maar toch ook wel
n i '
aardig, er zouden veel menschen komen en Elly
mocht bruidsuikers presenteeren en haar met bloe
men strooien en .... ze moest vooral lief zijn
voor .... dien meneer, want hij zou voor goed
bij Marie en haar komen wonen en 't zou nu zoo
prettig zijn, want er zou een mooie open wagen
in de wagenkamer gezet worden en twee lieve
paardjes in den stal en" ....
Toen werd Moesje opeens verlegen en zei op
een vreemden toon: Elly, ik ga trouwen met meneer
Bijsterman," en daarbij lachte ze.
En toen lachte Elly ook maar en vroeg of trouwen
prettig was. O! en toen was 't zoo druk in huis
geweest, vooral aan dien eenen kant en Elly had
gezien hoe er telkens koelien waren gekomen met
allerlei meubelen en moois en ze had nog goed
gekeken of er voor haar niets bij was, ze had zoo
graag wat meubelen voor haar pop gehad, maar
't was alles even groot, alles voor groote menschen.
Maar de ergste drukte kwam nog dien dag
in de achtergalerij was 't vol bloemen en in de
binnengalerij stonden allemaal mooie dingen zoo
maar en iedereen keek er naar als op een vendutie
en er waren bouquetten gekomen en Mama was
uit rijden gegaan, maar Elly mocht niet mee en
wel die meneer dat was stout!
Och! en 't was zoo'n rare dag geweest, zoo'n
heele rare. Ze was zoo moe geworden . . . zoo
slaperig en Maatje had haar naar bed gebracht
net als altijd, en had gezegd dat ze lief moest
gaan slapen en ... nog iets, maar ze wist niet
wat, want haar oogjes waren al toe en als Elly's
oogjes toe waren, kou ze nooit verstaan, wat er
tot haar gezegd werd, misschien waren haar oortjes
dan ook wel toe.
Maar ze was nu wakker, helder wakker, en ze
wou Maatje hebben, net als altijd. Ze had al drie
maal geroepen, maar Maatje was nog niet bij haar
gekomen, dat was gek. En 't was al nacht, dat
zag Elly aan 't nachtlichtje, dat zette Maatje er
altijd pas neer, als 't nacht was en ze zelve naar
bed ging.
Elly zag 't door de klamboe heen met flauw
geflikker; maar ze kon niet zien of Maatje al in 't
andere bed lag ze had wel zin om haar hoofd
even uit de klamboe te steken, maar ze durfde niet
goed, omdat er altijd zooveel muskieten rondvlogen
en ook wel eens een enkelen keer een kakkerlak
of een andjing-tanah en voor die griezelige dieren
was Elly wel een beetje bang.
Ze zou nog maar eens roepen: , Maatje....
Moesje ... toe Maatje." Maar nog kwam Maatje
niet en toch hoorde ze bewegen heel zacht:
*Js Maatje daar toe zeg dan."
Maar 't was Aïssa, haar oude baboe, die naar
haar bedje kwam en zei dat ze stil moest zijn
en niet mocht huilen, want dat haar Mama niet
komen kon. Ze was nu getrouwd met dien meneer
en ze woonde met haar man aan den anderen kant
van 't huis, dat hoorde zoo. En Elly moest nu
weer gaan slapen en zoet zijn; Aïssa was bij haar
en er kon niets kwaads gebeuren.
En na dat lange verhaal deed Aïssa weer de
klamboe dicht van Elly's bedje en zocht ze haar
matje weer op.
Maar Elly?
Ze ziet 't nachtlichtje niet eens meer 't is
zoo donker, zoo vreeselijk donker om haar heen en
in haar hartje. En ze legt haar hoofdje op 't kussen
en drukt 't er diep in om haar snikken te
smoren.
En tusschen 't snikken in, nokt ze: O! Maatje,
kom toch terug, kom toch bij Elly, laat dien
vreemden man, dien stouten vreemden man, Elly is
zoo alleen en zoo bang... een zoentje... Maatje...
een zoentje ... Ze snikt en snikt en is zoo ellen
dig rampzalig, als een kind maar zijn kan. Ze mist
haar moesje zoo dien eersten nacht zonder haar;
en ze vindt, dat Maatje even goed dood had kunnen
gaan, als ze toch niet meer alles voor Elly is. En
als ze eindelijk inslaapt, droomt ze van dien naren
man, die eerst zoo lief was en haar toen zoo'n
pijn deed, net als die dokter, ook met een scherp
mes.... ze voelt 't steken in haar hart.
En ze wordt weer wakker en schreit weer en
roept; Maatje, Maatje" maar Maatje hoort
haar niet.
Ze sluimert rustig naast den man dien ze lief
heeft gehad als meisje en met wien ze nu ver
bonden is; haar slaap is een voortzetting vanhaar
liefdesdroom en ze hoort Elly's angstgeschrei niet.
THÉKÈSE HOVEN.
Winter toilet. Miss Vanderbilt.
Barmaids. Dames architecten.
Hoeden in den schouwburg.
De kleurmenging rood-paars-blauw, of zachter
rose-mauve-lichtblauw, zal dezen winter in gunst
blijven. Een mooi soiréetoilet (van Mad. Lucille
te Londen) is: mauve-grys saty'n, gebrocheerd
met rose rozen. Op de mouwen revers, en om het
décolletéeen torsade van mauve velours miroir
en lichtblauw satyn; dwars over het corsage een
streep mauve en een streep lichtblauw fluweel,
en twee strepen rose saty'n, alles gehecht met
knoopen van nagemaakte juweelenin rosetten van
zwart mousseline-chiffon. Hoog ceintuur van rose
saty'n, de rok van terzijde geopend op strepen
rose en lichtblauw satyn.
Een ander van dezelfde faiseuse: zilvergrijs
satyn, het corsage gemaakt van ruiten, zilvergrijs
satijn, zwart chiffon en ivoorwitte kant, alles om
zoomd met staalkoord, geborduurd met stalen
kralen en zwarte zijde, en op de hoeken door
stalen knoopen verbonden. De rok van
zilvergry'ze zjjde heeft een smalle effen tablier, alleen
aan beide zyden met zwart en staal gestikt, en
omzoomd met volants van ivoorwit point d'Alengon,
op de heupen vyf platte plooien, met de machine
gehecht, om niet op te springen. Mouwkappen van
grys satyn over zwart chiffon en kant.
Over 't geheel voegt men bij byna alle toiletten,
om er iets pikants aan te geven, dezen winter
het een of ander zwarts, rosetten, bont, knoopen,
een enkele satynen strik, fluweelen chou, wat ook.
Gespen, knoopen en andere sieraden van strass,
caillou du Rhin, of hoe de namaak vanjuweelen
meer moge heeten, zullen dezen winter veel ge
dragen worden. Het is nog zoovele jaren niet
geleden dat wie eenige echte diamanten bezat,
zich zou vernederd achten door «fantasie" te
dragen; nu brengen alle hoeden en veel costumes
hun simili-juweelen mee uit Parijs, en niemand
geneert zich er voor. Men monteert ze weer met
zilver (of simili-zilver) en wisselt ze af met
nagemaakte smaragden, granaten, robynen en
turkooizen; bij het zwart fluweel, zwart crêpe de
Chine, zwart zijden mousseline, en al het zwart
hierboven genoemd, staat niets zoo goed als een
gesp of roset van strass.
Hoeden beschryven is onmogelyk, omdat al
hun cachet juist in de karakteristieke richting
van het oogenblik ligt; toch zy'n er een paar
by zondere dingen dit jaar. Vooreerst het paille
d'hiver, dat in 't geheel geen stroo is, maar
smalle streepjes vilt, gevlochten en soms gemengd
met andere streepjes met zijde omwoeld; het
paille velours, gemaakt van gevlochten chenille,
en soms gemengd met streepjes geglaceerd taf;
en eindelijk iets heel moois, hoeden geheel be
plakt met platte fazanten veertjes. Dit moet
heel mooi zy'n, het geeft gelegenheid tot heel
mooie schakeeringen in al de tinten van
goudbrons, goudgrys en goudzwart van de fazanten
borst; alleen zullen deze hoeden niet heel be
reikbaar zy'n, omdat de 15000 veertjes, die
naar men beweert, voor eiken hoed noodig
zy'n, stuk voor stuk met de hand moeten worden
afgeknipt en opgeplakt. Het zal voor de arme
plumassières een ongezond werk zy'n.
De voorliefde voor bont toont zich dezen winter
al heel sterk; zy geeft aanleiding tot
onwaarschy'nlyke combinaties. Men zal japonnen en ook
baljaponnen er mee versieren, maar zelfs de teere
fichus Marie-Antoinette van by'na doorschynend
wit zy'den mousseline, worden met randen van
bont voorzien. Nog des te meer omhoordt men
er gekleurde fichus mee, voert den onderrand
van mouwen met bont en brengt het overal aan.
Er is iets moedwilligs en origineels in de
tegenstelling van zeer lichte gaasachtige stoffen
met het warme zware bont; wanneer hierop dan
weer of bosjes vioolles, of goud en zware steenen
komen, doet het aan een pikante vermenging van
saizoenen, aan iets fantastisch en overtolligs
denken, dat misschien niet smaakvol, maar toch
elegant is.
* * *
By het huwelyk van Miss Vanderbilt, die her
togin van Malborough wordt, zal men zorgen al
de vorige Amerikaansche huwely'ken (o. a. het
laatste van gravin de Gastellane-Jay Gould) in
de schaduw te stellen. De bruidsjapon die deze
week afgeleverd werd is van crème saty'n met
volants van Brusselsche kant, waarvoor de moeder
der bruid zelve het dessin geteekend heeft. De
japon is met sleep 5 meter lang, er behoort een
manteau de cour bij, die met diamanten gespen
aan de schouders gehecht wordt. De bruidsbouquet
zal uit de serres van het kasteel Blenheim komen,
en 12 voet in omvang zy'n.
*
Te Londen is werkstaking onder de barmaids
van de firma Lyons & Co., die de gansche stad
door, cafés exploiteert. De meisjes worden in per
centen van hetgeen zy' doen bestellen betaald;
het komt dus aan op de gunst van het publiek.
De firma heeft nu onlangs de provisie van 5 pCt.
op 2X gebracht. Woensdag hielden de jonge
dames, een uitgezochte collectie mooie kopjes
eene meeting. Reeds terstond echter werd opge
merkt, dat de dames uit het Westend sterk op
gekomen waren, terwy'l die van een paar andere
stadsgedeelten bijna niet vertegenwoordigd waren.
Onder de sprekers was ook de socialistische
leider Torn Mann; tot een resultaat kwam men niet.
*
In Amerika bemachtigen de dames steeds meer
heerenvakken, ook die, waar hier de heeren nog
ongaarne afstand van zouden doen. Men weet
dat te Ghicago de dames ook als architecten van
haar eigen gebouw zy'n opgetreden; op dat pad
willen zy voortgaan. Voor het bouwen van een
sanatorium te San Francisco was eene prysvraag
uitgeschreven, en de eerste prys werd toegewezen
aan twee ontwerpen, die beide door dames bleken
te zy'n ingezonden. Miss Mary Gamson uit
Bethlehem is pas 17, miss Alice Hands uit New-York
is 18 jaar oud; een groot aantal architecten,
waaronder van erkende bekwaamheid, hadden aan
den wedstryd deelgenomen. Het bedoeld Sana
torium moet een gebouw van drie verdiepingen
worden, in «kolonialen" stijl, van hout en voor 40
patiënten ingericht. Beide dames zijn leerlingen
van de school of applied design te New-York,
waar men dus goed les kry'gt. De twee zelfde
dames hadden ook deelgenomen aan den
^rijskamp Toor het »Vrouwenpaleis der katoenstaten"
op de tentoonstelling te Atlanta; het ontwerp
dat zy toen inzonden wekte de bewondering van
bekwame New-Yorksche architecten, maar be
kroond werd een nog mooier, dat van miss Elise
Mercurs, te Pittsburg.
* * .
Dezer dagen werd op de villa Bessaraba te
Amphion de twintigste verjaardag van den zoon
des huizes, prins Constantijn Brancovan, met een
familiefeest gevierd, waaraan op patriachale wijs,
het geheele dienstpersoneel deel nam. De prins
opende het bal-chatnpêtre met een der kame
niers, de prinses zijne moeder, met den maitre
d'hótel. Deze gewoonte is zoowel Slavisch, als
Fransch en Engelsen.
Het besluit door de directie van het Théatre
Francais genomen, om de dames in de fauteuils
de hoeden te doen afzetten, wekt een gedeeltelijk
protest.
»'s Avonds," schrijft een der abonnees, »kunt
u ons laten afzetten wat u wilt, maar 's morgens,
dat gaat niet. De matinee eindigt om vijf uur ;
daarna gaat men nog visites maken en bood
schappen doen. Men heeft dus een hoed op, die
vaak een klein kunstwerkje, een meesterstukje,
een kostbaarheid is, en dien zal men in den
vestiaire te verfrommelen geven ? Om hem daarna
in der haast op te zetten, tusschen dringende
menschen in, voor een kleinen spiegel, onder
valsch licht ? Dat gaat niet! Met de eerste
matinee, op 7 November, zal men het ondervinden!"
De 7de November dus zal een gewichtige dag
zy'n. De protesten liggen voor de hand :
Kan men overdag beter door die hoeden heen
zien, dan 's avonds ?
Verbinden de dames zich om enkel «kleine"
kunstwerkjes te dragen ?
Zy'n de morgenhoeden bescheidener dan de
avondhoeden ?
Daar het antwoord op de laatste vraag wel
«integendeel" zal luiden, bly'ft de administratie
allicht bij haar besluit.
E?e.