De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 3 november pagina 8

3 november 1895 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 958 Dom Carlos Koning van Portugal. Julius Pfultelman Brommeijer. Het is opmerkelijk hoe sommige menschen soms verande ren kunnen. Daar heb je mijn vriend Sjoerd. Tot vóór kor ten tijd, was hij een van de harkerigste lui, die ik tot dus verre ontmoet had. Hij liep zoo stijf, alsof hij zijn statie degen had ingeslikt; zijn armen perpendiculair bij zijn lijf' neer en aan het eind daarvan zijn beide handen naar buitengekeerd, onbewege lijk als een paar houten lepels; het had er veel van of hij zijn nek niet draaien kon, en het was haast een zegen als hij zijn lippen openen wou om iets te zeg gen ... en daar komt hij me verleden Dinsdag morgen mijn kamer binnen, met een paar zacht gloeiende oogen en een ontspannen ge laat tusschen zijn beide bakkebaarden, alsof hij een kunstbewerking had ondergaan en in een toestand verkeerde, als iets dat gereed ia te smelten ; week en wazig; en waarachtig niet alleen zijn bovenste deel, maar zijn heele corpus vertoonde zoo iets lenigs en soepels, dat ik onwillekeurig uitriep: Wat scheelt je ? Mij scheelt niets, zei Sjoerd, maar ik kwam je even bedanken voor je briefje. Ik had hem namelijk na den afloop van de begrootingsdiscussie, en dat in zoo ongekend korten tijd van slechts twee dagen, een bewijs van mijn ingenomenheid met zijn leiding der raadzittingen gegeven en niet onduidelijk laten merken, dat hij mij toch weer meeviel. Nu, zeg ik, dank is niet noodig, het g.iede wat ik doe, doe ik voor niemendal. Maar ga zoo door. Ik heb het je genoeg gezegd, je moet ze op den stang rijden, je zult ze wel klein krijgen. Ja, antwoordde Vening, ik geloof het nu ook. In 't eerst had ik er een zwaar hoofd in, maar ik begin te gevoelen, dat ik ze meester zal worden, en dat, niet door er de zweep op te leggen, och neen, eheel en al niet, eenvoudig door ze nu en an te laten hooren dat ik een zweep bij me heb: nu zij eenmaal merken dat er een hand is die de teugels houdt ... Zal je er nog een wassenbeeldenspel van maken! Sjoerd knikte genoeglijk, en ik zei tegen hem: wat zal Gijs wel denken, als hij zoo uit de kranten ziet hoe jij met zijn 39 manoeuvreert! Want het is waar, als ik je Raad van nu vergelijk met hetgeen zijn Raad was, dan mag je ja Roïert en Bertram, (Sühouette.) JÜIIN Brj.L-RojiEKi: Dien koffer moeten wij hebben : ga jij ze halen. MAOABOXI-BEKTHAM: 'k Zou vel willer, maar «Ie gendarmen hebben ons in de gaten. er op beroemen, dat je van een losgebroken paardenstal een manege hebt gemaakt. Ja wel, riep Sjoerd lachend, en in het geheel niet deftig als hij vroeger was maar we zullen ons niet beroemen vóór den tijd. We zijn er nog niet. Je hebt er nog enkelen die niet te vertrouwen zijn. B. v. die v. Nierop ... 't praten, 't giebelen, 'trijden op zijn stoel en het zijn buren bij de mouw trekken, zit hem in het bloed. Wat zal dat een lastig heer ge weest zijn toen hij nog gymnasiast was ! Dat is er nu precies een om, als je maareventjes omkijkt, een van je beste voordrachten tot een prop te draaien en er ménaar je hoofd te mikken. Nu, dan houd je hem in 't oog, en dat is er maar ntje. n bonte kraai.... Zeker, hernam Vening, maar hij is de eenige niet. Je hebt ook wel eens van dien mijnheer Gerritsen gehoord. Hij is gelukkig ook lid van de Tweede Kamer en dat geeft hem wat afleiding maar dat is misschien wel de lastigste uit de heele verzameling. Zooals onder Gijs Heineken dat was, vulde ik aan; toen kon je geen raads verslag lezen of er was wat van die oppositie quand-mêne in, en toet), moet je zeg gen, dat de ven! t -n slotte gelijk gekregen heeft, daarom mag je wel oppassen, dat het met dien Gerritt-en en jou niet afloopt zooals het geëindigd is met Heineken en Gijs. Jelui burgemeesters schijnen, hoe goed je ook bent, er altijd een noodig te hebben, die er voor zorgt, dat ze er weer een gaan zoeken, die nog beter is. Wat dien Heineken betreft, zei Sjoerd, daar mee is het nog niet pluis. Ze hebben mij dadelijk voor hem gewaarschuwd als den man met de wilde haren: maar anderen meenden dat met het vertrek van Gijs ook het laatste wilde haartje bij dat raadslid zou zijn uitge vallen. Dit was echter te veel beweerd, want hij hield er nog een paar over! Wat hij me nu daar met die schutterij bij de begrootii'g heeft uitgehaald, raakte kant noch wal. Hij wilde voor het heele corps geen cent meer uilgeven, ze moesten zichzelf maar kleeden en wapenen. En je begrijpt Brommeijer wat er van een schutter overschiet, als je hem zijn uniform uittrekt! Dat was een landverraderlijk voorstel van dien Heineken, riep ik uit ik hoor dan ook dat het duide lijk aan je gezicht te zien moet geweest zijn, dat je met afkeer die boutade hebt aangehoord 't Is zoo, zei Meinesz Want ik schaamde mij er over, dat onder mijn presidium in een officieel lichaam als de Amsterdamsche Raad, de staf gebroken werd over het grootste deel van deNederlandsche krijgsmacht, als ware het een onding, terwijl ik, zoodra de toestanden ernstig wor den, toch wel degelijk denk te gaan steunen op de schutterij ... Ik kon, hoezeer ik Vening tegenwoordig ook begin te bewonderen, hem hierin niet bijvallen. Met het oog op mijn brandkast gericht, zei ik, vóór je daartoe overgaat, zou ik dat toch eerst nog eens in beraad nemen, kom vóór dien tijd in elk geval met me praten, want niet tegenover een buitenlandschen vijand, maar tegenover een binnenlandschen, zou ik, dunkt me, aan gewone infanterie de voorkeur geven. Je denkt daar dus over als het lid Nolting, hernam Meinesz, die mij ook in de openbare zitting durfde raden, op de schutterij in de ure des gevaars niet te veel te rekenen? Wat dien kwajongen aangaat, antwoordde ik, naar zulk soort van lui luister ik niet. Als ik uit den Jprdaan mijn wijsheid wilde halen, zou ik dat niet doen via het Prin senhof, maar stuurde ik mijn huisknecht er op uit, die daar tal van relaties heeft; hoe het plebs over de gewapende macht denkt, die geroepen kan worden, hun body op blauwe boonen te tracteeren, opdat zij hun handen zullen thuis houden, laat me volmaakt koud. En als me iets bevreemd, ik mag wel zeggen bedroefd heeft bij deze begrootingsdebatten, dan was het dat je je niet te hoog geacht hebt, om op zoo'n snoeverij te antwoorden Wat weerga, als zoo'n vent wat zeit, zeit hij dat natuurlijk niet voor jou en voor mij, maaralleen voor zijn cornuiten .... Vening vond deze opmerking blijkbaar niet zoo heel aangenaam. Zijn gelaat betrok even en op den ouden, veel statiger maar door eenige zenuwachtigheid ver scherpten toon, antwoordde hij: maar ik heb het hem terdege goed gezegd: ik heb gezegd: ikdank u voor uwen wenk, maar als het noodig mocht zijn, zal ik de schutterij oproepen en zal ik de middelen weten te vinden, om haar die hulp te doen verleenen, welke noodig mocht zijn. Dat kan je wel zeggen, hernam ik, en heel aardig is het om de proletariers op die manier den mond te stoppen en wat schrik aan te jagen, maar meenen doe je het immers niet. Niet meenen, riep Sjoerd uit! Waarom zou ik dat niet meenen, ik heb den Amster dams chen Raad mores geleerd, nu komt de schutterij aan de beurt. Ik voel mij sterk!.. En je politie? wou ik daar op laten volgen, maar ik vreesde zijn goeden luim te verstoren, daarom hield ik die woorden terug en zei: hoe dit ook wezen moge: nietje Raad ben je zoo goed als klaar. Maar Vening schudde even het hoofd. Neen, klaar ben ik nog niet daarmee. Je moet daar zoo licht niet over denken. Waar ter wereld heb je een raad met l(i meesters in de rech ten ! En daar zijn er onder zooals Pijnappel en Fabius; en dan ook nog een paar dok ters .... al dat volk, dat latijn geleerd heeft is zoo verbazend ongezeggelijk en er op belust iemand een loer te draaien- Daar weet jij als koopman, al ben je nog zoo uitgeslapen, niets van. Neen, om het voor goed klaar te spelen is niet zoo gemakkelijk l Eiken dag als ik naar een openbare of geheime zitting ga, heb ik een gevoel als een leeuweutemmer, die de deur van het hok opent, want mijn eigenlijk werk, dat je volstrekt niet zoudt zeggen als je me zoo ziet zitten, is het werk van een slangen bezweerder. Zeker ik breng het er tot op heden goed af, maar morgen maar overmorgen.... Dat neemt niet weg, dat ik je nog nooit zoo goed gehumeurd, zoo echt vroolijk heb gezien en op zoo'n vlotten toon heb hooren praten als vandaag... Zeker zei Meinesz, daar zit me, niet vandaag alleen, maar in den laatsten tijd in toenemende mate iets plezierigs in het bloed Dat komt eensdeels, omdat ik mij ver licht gevoel, nu ik weet,datik ophetPrinsenhof de zaken meester zal worden, maar dat is het niet alleen. Al weken lang heb ik me zelf afgevraagd, wat brengt toch die veran dering in me te weeg, waardoor ik veel op gewekter van geest, veel blijmoediger, toe schietelijker en spraakzamer ben dan tot dusverre het geval was. Ik begreep er eerst niets van en begon mij zelfs een beetje on gerust te maken, maar nu geloof ik, dat ik er achter ben ... Je bent misschien een lintwurm kwijt geraakt? Neen, vervolgde Meinesz, het is de Tentoonstelling. Hoe dat zoo gekomen is, weet ik zelf niet, maar het is, zooals Calisch gisterenavond zei: aan die tentoonstelling heb ik mijn gelieele hart" gegegeven. Je bedoelt je heele maag? jNeen, mijn ,.,heele hart" Brommeijer. Die aardige engageante kermis met al haar diver tissementen, feestjes en dineetjes hebben mij ingepakt, totaal geabsorbeerd, altoos voor zoo ver mijn ambtspliehten dat niet verhinderden, en zoo heb ik langzamerhand een gevoel ge kregen als mijn collega Fabius moet gehad hebben vóór hij nog aan het morituri te salutant dacht. Ik ben een heel ander mensch geworden. Waarachtig, je zoudt het niet willen gelooven- rnaar ik ben nu zoover heen, dat ik eiken avond wel op de rnaat van de muziek over 't Museumlerrein zou willen wandelen ; ik moet mijn beenen geweld aan doen om ze in rust te houden ; op mijn woord, Brommeijer. mijn gehemelte wordt om zoo te zeggen niet droog meer, en met moeite kan ik mijn lippen bedwingen hartelijke redenen uit te spreken ; ze rollen er van zelf haast af; zoo iets kun je bijna niet bedenken of ik heb er een toost voor klaar: op het comité, op de exposanten, op het buitenland, op het binnenland, op de stoomboot, op den olifant, op het doolhof, op de pop van mevr. Grothe ; toe, noem maar wat je wilt en ik sla aan 'l oreeren... En zoo is het met mij niet alleen ; maar ook.... De deur ging open en van Houten trad binnen; het frappeerde mij dadelijk, ook Sam had ik nooitzoo gezien,en wat ik zeker in mijn heele leven nooit weer zoo zal zien: twee zulke menschen te samen. Want het eerste woord, dat Meinesz die anders zoo ingetogen is en zoo correct tegenover iedereen en vooral tegenover een minister, sprak, was, dacht ik het niet, als je van den duivel spreekt, trap je hem op zijn staart; hoe is het, niet al te katterig oudeheer! Waarop Sam niet eens ordelijk antwoordde, maar zijn arm door dien van Meinesz stekende, begon te neuriën : So leben wir! So leben wir !! en toen zij zoo met een paar erg in 't komische over dreven buigingen voor mij defileerden, dacht ik werkelijk dat de eerste man van de stad en de eerste dienaar van de kroon het er op gezet hadden mij in mijn jigen huis in 't ootje te nemen. Nou, zeg ik aij mijzelf, daarvoor zouden jelui vroeger moe ien opstaan en ik liep naar de schel om Jacob te roepen, die natuurlijk, gelijk je van zoo'n vlegel verwachten kunt, met zijn oor aan 't sleutelgat stond te luisteren, want direct kwam lij binnen om mijn bevel te hooren: haal eens even politie! Dat miste op Meinesz zijn uitwerking niet maar, gevat als hij is :iield hij zich uitstekend ja, Jacob, begon lij op zijn gewonen hoogen toon, zeg dat de jurgerneester een agent verlangt te zien, hier lan huis, een agent Ie klasse, en toen de iiitcht de deur weer achter zich had dicht getrokken, hief hij glimlachend zijn vinger tegen me op en zei: O jou schelm!! jou schelm, ie houdt ook wel van een grapje, en van 't glimlachen in 't schaterlachen verval ende, vervolgde hij, op mij wijzende: v. Hou sen, ook hem heeft de tentoonstelling tepakjen. 't Werd mij nu eigenlijk wel wat kras, en wat me niet vaak gebeurt, ik wist niet recht wat te zeggen, maar dit voelde ik, zoo mocht het niet doorgaan. En daar Sam er al even opgewonden als Sjoerd uitzag, en Vening, die weer uit zijn stoel was gerezen, op eens in hoogdravende taal begon te rede neeren over zijn agenten Ie klasse, zoodat het wel leek of hij voor v. Houten een toost wilde slaan op zijn politie... riep ik geërgerd uit: maar mijne heeren, bedenkt dan toch waar *ij zijt en wat ge vertegenwoordigt, dit heeft wat al te veel van een opéra comique, gespeeld door een Edelachtbare en een Excellentie! Maar dat liet van Houten zich niet zeggen. st! kwam hij tegen Meinesz, die, er niet aan gewoon zich door iemand het woord te laten ontnemen, eerst nog bleef doorspreken, maar toch eindelijk begon te begrijpen, dat het zijn plicht was voor een minister te wijken, en zoodra dus Satn de gelegen heid schoon zag stak hij van wal: Hoor eens Brommeijer, het schijnt dat jij nog niets van den veranderden toestand hebt vernomen of begrepen. Wij zijn de ouden niet meer; wij beginnen een nieuw leven. Jullie lijken wel dol, zei ik haast onhoorbaar, maar hij verstond het toch. Neen, wij zijn niet dol. Integendeel, we zijn wijs geworden. Tot dusver hebben we gedwaald. Je weet ik ben iilosoot' en geef me van alles naar den eisch van het causaal verband volledig rekenschap. Tot vóór korten tijd bekeek ik de wereld peesimistisch-materialistisch je zult je nog wel herinneren, hoe ik een jaar of wat geleden een pleidooi heb geschreven voor den zelf moord. Dat was een stout stuk, maar de redeneering klemde, er was geen speld tusschen te steken. . . en nog tot op den huldigen dag sta ik eigenlijk onaangevochten op mijn standpunt: als het dan niet anders kan moet je je zelf' maar opruimen. Zoo is het, maar ik erken het, troostrijk is dat niet. En daar ik met mijn medemensen. te veel opheb om hem met zoo'n akelige con clusie van mij te zenden, ben ik het denken niet moede geworden, om te zien of er niet Gustave Droz f, Na wat wij in het vorig nummer van Droz schreven, geven wij hier zijn portret, met de nadere omstandigheden van zijn stjrven : Gustave Droz keerde Dinsdag 22 Ootober van Montretout terug waar hij twee maanden had doorgebracht met madame Droz die zeer lijdend is. Hij zelf scheen zeer welvarend. In den namid dag in zijn woning Qnai Voltaire terugkeerend, hielp hij nog liefderijk zijn lijdende vrouw in een fauteuil naar boven dragen. Toen, in zyn kamer komend, viel hij plotseling neer; men schoot toe om hem te helpen maar hij was overleden. Inhoud van Eigen Haard No. 44. De 'Biivn. Een aardige bruriconstructie (met afbeeldingen ) ProtestatitschZiekenhuisgennamd » WilhelminaZi.ekenhuis" te Nijmegen (met afbeeldingen.) Rij het portret van G-nrard Callenburi/h (8 April 1Ü42-5 October 1721), door A. W. Stellwagen (met portret.) Iets oi-er Barometers door E. Ij. Olland (met figuur.) Rtadxgezicht van Jan van der Htijien (met plaat.) 75e rrcltmekunstenaar. Verscheidenheid: De Runs'nche windhond. Hoe men kan beproeven of alcohol zuiver is. M ddelen om (jKbrtinds koffiebonnen te. bewtren. liet conaer'-eeren mn melk. Nagemaakte Lelietj-.s van D'ilen. SJvfiftlez ?»(/. Feuilleton: Toch de w.uarheid. (slot.) Advertentiën. Een keizerlijk decreet. Den 28sten Juli 179H gaf czar Paul I het volgend decreet: mijnheer de geheimraad en procureur-generaal vorst Kurakin ! Wij hebben van den auditeur-generaal prins Schachowsky het gedrag vernomen van den baljuw Pirch, uit Ureschent, in het gouvernement Littauen. Gezegde baljuw, alle verplichtingen van zijn dienst mis kennende, veinzende niet op de hoogte te zijn van de wettelijke bepalingen, is in het publiek verschenen in rok en met een ronde hoed. Door die onbehoorlijke kleeding heeft bij klaar en duidelijk bewezen, v.m gering moreel gehalte te zijn. Bovendien heeft de baljuw Pirch in zijn private woning staatsambtenaren toegelaten, ten gevolge waarvan wij hem smadelijk uit onzen dienst hebben gejaagd en bevolen, dat hij bij de volgende proce>sie op zijn knieën voor de kerk vergift' nit heeft te vragen. Gij zult aan allen het geval van den baljuw PirA en de straf waartoe hij is ver oordeeld, mededeelen, opdat geen ambtenaar ziob vootaan aan een zoo onwaardige en absoluut ver achtelijke daad schuldig make ! R. Poincait demissionair Fransch Minister van Onderwijs er. Sclioone Kunsten. uillliiiiiiiillliiiiimiiujminiimiiiiiiiiiniiHiuiiiiiminiiiiiiiiu imimiii iets te vinden zou zijn, om hen) toch voor dat min of meer onbevredigend slot te be waren. Lang heb ik vruchteloos ge-'.ocht.. eerlijk gezegd: ik heb het van den zomer eer.-1 gevonden ... en dat niet in de natuur en o<;!c niet in mijn Studeerkamer, maar hier achter !u t. Hijksiiiuxeitiii.. ?. De Tentoonstelling bracht me het licht. Van het eerste oügenblik af, (lat ik uit die sombere g.-uig onder (lat groote praalgebouw in de lustige klingen van het tooverachtig terrein kwam, waar dfc

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl