Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 958
Dom Carlos
Koning van Portugal.
Julius Pfultelman Brommeijer.
Het is opmerkelijk
hoe sommige
menschen soms verande
ren kunnen. Daar
heb je mijn vriend
Sjoerd. Tot vóór kor
ten tijd, was hij een
van de harkerigste
lui, die ik tot dus
verre ontmoet had.
Hij liep zoo stijf,
alsof hij zijn statie
degen had ingeslikt;
zijn armen
perpendiculair bij zijn lijf'
neer en aan het eind
daarvan zijn beide
handen naar
buitengekeerd, onbewege
lijk als een paar
houten lepels; het
had er veel van of
hij zijn nek niet
draaien kon, en het
was haast een zegen
als hij zijn lippen openen wou om iets te zeg
gen ... en daar komt hij me verleden Dinsdag
morgen mijn kamer binnen, met een paar
zacht gloeiende oogen en een ontspannen ge
laat tusschen zijn beide bakkebaarden, alsof
hij een kunstbewerking had ondergaan en in
een toestand verkeerde, als iets dat gereed
ia te smelten ; week en wazig; en waarachtig
niet alleen zijn bovenste deel, maar zijn heele
corpus vertoonde zoo iets lenigs en soepels,
dat ik onwillekeurig uitriep: Wat scheelt je ?
Mij scheelt niets, zei Sjoerd, maar ik kwam
je even bedanken voor je briefje. Ik had
hem namelijk na den afloop van de
begrootingsdiscussie, en dat in zoo ongekend korten
tijd van slechts twee dagen, een bewijs van
mijn ingenomenheid met zijn leiding der
raadzittingen gegeven en niet onduidelijk
laten merken, dat hij mij toch weer meeviel.
Nu, zeg ik, dank is niet noodig, het g.iede
wat ik doe, doe ik voor niemendal. Maar
ga zoo door. Ik heb het je genoeg gezegd,
je moet ze op den stang rijden, je zult ze wel
klein krijgen. Ja, antwoordde Vening, ik
geloof het nu ook. In 't eerst had ik er een
zwaar hoofd in, maar ik begin te gevoelen,
dat ik ze meester zal worden, en dat, niet
door er de zweep op te leggen, och neen,
eheel en al niet, eenvoudig door ze nu en
an te laten hooren dat ik een zweep bij me
heb: nu zij eenmaal merken dat er een hand
is die de teugels houdt ... Zal je er nog
een wassenbeeldenspel van maken! Sjoerd
knikte genoeglijk, en ik zei tegen hem: wat
zal Gijs wel denken, als hij zoo uit de kranten
ziet hoe jij met zijn 39 manoeuvreert! Want
het is waar, als ik je Raad van nu vergelijk
met hetgeen zijn Raad was, dan mag je ja
Roïert en Bertram,
(Sühouette.)
JÜIIN Brj.L-RojiEKi: Dien koffer moeten wij
hebben : ga jij ze halen.
MAOABOXI-BEKTHAM: 'k Zou vel willer, maar
«Ie gendarmen hebben ons in de gaten.
er op beroemen, dat je van een losgebroken
paardenstal een manege hebt gemaakt. Ja
wel, riep Sjoerd lachend, en in het geheel
niet deftig als hij vroeger was maar we
zullen ons niet beroemen vóór den tijd. We
zijn er nog niet. Je hebt er nog enkelen die
niet te vertrouwen zijn. B. v. die v. Nierop ...
't praten, 't giebelen, 'trijden op zijn stoel en het
zijn buren bij de mouw trekken, zit hem in
het bloed. Wat zal dat een lastig heer ge
weest zijn toen hij nog gymnasiast was ! Dat
is er nu precies een om, als je maareventjes
omkijkt, een van je beste voordrachten tot een
prop te draaien en er ménaar je hoofd te
mikken.
Nu, dan houd je hem in 't oog, en dat is er
maar ntje. n bonte kraai.... Zeker, hernam
Vening, maar hij is de eenige niet. Je hebt
ook wel eens van dien mijnheer Gerritsen
gehoord. Hij is gelukkig ook lid van de Tweede
Kamer en dat geeft hem wat afleiding maar
dat is misschien wel de lastigste uit de heele
verzameling. Zooals onder Gijs Heineken
dat was, vulde ik aan; toen kon je geen
raads verslag lezen of er was wat van die
oppositie quand-mêne in, en toet), moet je zeg
gen, dat de ven! t -n slotte gelijk gekregen heeft,
daarom mag je wel oppassen, dat het met dien
Gerritt-en en jou niet afloopt zooals het geëindigd
is met Heineken en Gijs. Jelui burgemeesters
schijnen, hoe goed je ook bent, er altijd een
noodig te hebben, die er voor zorgt, dat ze
er weer een gaan zoeken, die nog beter is.
Wat dien Heineken betreft, zei Sjoerd, daar
mee is het nog niet pluis. Ze hebben mij
dadelijk voor hem gewaarschuwd als den man
met de wilde haren: maar anderen meenden
dat met het vertrek van Gijs ook het laatste
wilde haartje bij dat raadslid zou zijn uitge
vallen. Dit was echter te veel beweerd, want
hij hield er nog een paar over! Wat hij me
nu daar met die schutterij bij de begrootii'g
heeft uitgehaald, raakte kant noch wal. Hij
wilde voor het heele corps geen cent meer
uilgeven, ze moesten zichzelf maar kleeden en
wapenen. En je begrijpt Brommeijer wat er
van een schutter overschiet, als je hem
zijn uniform uittrekt! Dat was een
landverraderlijk voorstel van dien Heineken, riep
ik uit ik hoor dan ook dat het duide
lijk aan je gezicht te zien moet geweest
zijn, dat je met afkeer die boutade hebt
aangehoord 't Is zoo, zei Meinesz
Want ik schaamde mij er over, dat onder
mijn presidium in een officieel lichaam als
de Amsterdamsche Raad, de staf gebroken
werd over het grootste deel van
deNederlandsche krijgsmacht, als ware het een onding,
terwijl ik, zoodra de toestanden ernstig wor
den, toch wel degelijk denk te gaan steunen
op de schutterij ... Ik kon, hoezeer ik Vening
tegenwoordig ook begin te bewonderen, hem
hierin niet bijvallen. Met het oog op mijn
brandkast gericht, zei ik, vóór je daartoe
overgaat, zou ik dat toch eerst nog eens in
beraad nemen, kom vóór dien tijd in elk
geval met me praten, want niet tegenover een
buitenlandschen vijand, maar tegenover een
binnenlandschen, zou ik, dunkt me, aan gewone
infanterie de voorkeur geven. Je denkt daar
dus over als het lid Nolting, hernam Meinesz,
die mij ook in de openbare zitting durfde raden,
op de schutterij in de ure des gevaars niet te veel
te rekenen? Wat dien kwajongen aangaat,
antwoordde ik, naar zulk soort van lui luister
ik niet. Als ik uit den Jprdaan mijn wijsheid
wilde halen, zou ik dat niet doen via het Prin
senhof, maar stuurde ik mijn huisknecht er op
uit, die daar tal van relaties heeft; hoe het plebs
over de gewapende macht denkt, die geroepen
kan worden, hun body op blauwe boonen te
tracteeren, opdat zij hun handen zullen thuis
houden, laat me volmaakt koud. En als me
iets bevreemd, ik mag wel zeggen bedroefd
heeft bij deze begrootingsdebatten, dan was
het dat je je niet te hoog geacht hebt, om
op zoo'n snoeverij te antwoorden Wat
weerga, als zoo'n vent wat zeit, zeit hij dat
natuurlijk niet voor jou en voor mij, maaralleen
voor zijn cornuiten .... Vening vond deze
opmerking blijkbaar niet zoo heel aangenaam.
Zijn gelaat betrok even en op den ouden, veel
statiger maar door eenige zenuwachtigheid ver
scherpten toon, antwoordde hij: maar ik heb het
hem terdege goed gezegd: ik heb gezegd: ikdank
u voor uwen wenk, maar als het noodig mocht
zijn, zal ik de schutterij oproepen en zal ik
de middelen weten te vinden, om haar die
hulp te doen verleenen, welke noodig mocht
zijn. Dat kan je wel zeggen, hernam ik,
en heel aardig is het om de proletariers op
die manier den mond te stoppen en wat schrik
aan te jagen, maar meenen doe je het immers
niet. Niet meenen, riep Sjoerd uit! Waarom
zou ik dat niet meenen, ik heb den Amster
dams chen Raad mores geleerd, nu komt
de schutterij aan de beurt. Ik voel mij
sterk!.. En je politie? wou ik daar op
laten volgen, maar ik vreesde zijn goeden
luim te verstoren, daarom hield ik die
woorden terug en zei: hoe dit ook wezen moge:
nietje Raad ben je zoo goed als klaar. Maar
Vening schudde even het hoofd. Neen,
klaar ben ik nog niet daarmee. Je moet daar
zoo licht niet over denken. Waar ter wereld
heb je een raad met l(i meesters in de rech
ten ! En daar zijn er onder zooals Pijnappel
en Fabius; en dan ook nog een paar dok
ters .... al dat volk, dat latijn geleerd heeft
is zoo verbazend ongezeggelijk en er op belust
iemand een loer te draaien- Daar weet jij als
koopman, al ben je nog zoo uitgeslapen, niets
van. Neen, om het voor goed klaar te spelen
is niet zoo gemakkelijk l Eiken dag als ik naar
een openbare of geheime zitting ga, heb ik
een gevoel als een leeuweutemmer, die de
deur van het hok opent, want mijn eigenlijk
werk, dat je volstrekt niet zoudt zeggen als
je me zoo ziet zitten, is het werk van een
slangen bezweerder. Zeker ik breng het er
tot op heden goed af, maar morgen maar
overmorgen....
Dat neemt niet weg, dat ik je nog nooit
zoo goed gehumeurd, zoo echt vroolijk heb
gezien en op zoo'n vlotten toon heb hooren
praten als vandaag... Zeker zei Meinesz, daar
zit me, niet vandaag alleen, maar in den
laatsten tijd in toenemende mate iets plezierigs in
het bloed Dat komt eensdeels, omdat ik mij ver
licht gevoel, nu ik weet,datik ophetPrinsenhof
de zaken meester zal worden, maar dat is
het niet alleen. Al weken lang heb ik me
zelf afgevraagd, wat brengt toch die veran
dering in me te weeg, waardoor ik veel op
gewekter van geest, veel blijmoediger, toe
schietelijker en spraakzamer ben dan tot
dusverre het geval was. Ik begreep er eerst
niets van en begon mij zelfs een beetje on
gerust te maken, maar nu geloof ik, dat ik
er achter ben ... Je bent misschien een
lintwurm kwijt geraakt? Neen, vervolgde
Meinesz, het is de Tentoonstelling. Hoe dat
zoo gekomen is, weet ik zelf niet, maar het
is, zooals Calisch gisterenavond zei: aan die
tentoonstelling heb ik mijn gelieele hart"
gegegeven. Je bedoelt je heele maag?
jNeen, mijn ,.,heele hart" Brommeijer. Die
aardige engageante kermis met al haar diver
tissementen, feestjes en dineetjes hebben mij
ingepakt, totaal geabsorbeerd, altoos voor zoo
ver mijn ambtspliehten dat niet verhinderden,
en zoo heb ik langzamerhand een gevoel ge
kregen als mijn collega Fabius moet gehad
hebben vóór hij nog aan het morituri te
salutant dacht. Ik ben een heel ander mensch
geworden. Waarachtig, je zoudt het niet
willen gelooven- rnaar ik ben nu zoover
heen, dat ik eiken avond wel op de rnaat
van de muziek over 't Museumlerrein zou
willen wandelen ; ik moet mijn beenen
geweld aan doen om ze in rust te houden ;
op mijn woord, Brommeijer. mijn gehemelte
wordt om zoo te zeggen niet droog meer, en
met moeite kan ik mijn lippen bedwingen
hartelijke redenen uit te spreken ; ze rollen
er van zelf haast af; zoo iets kun je bijna
niet bedenken of ik heb er een toost voor
klaar: op het comité, op de exposanten, op
het buitenland, op het binnenland, op de
stoomboot, op den olifant, op het doolhof, op
de pop van mevr. Grothe ; toe, noem maar wat
je wilt en ik sla aan 'l oreeren... En zoo is het
met mij niet alleen ; maar ook.... De deur ging
open en van Houten trad binnen; het frappeerde
mij dadelijk, ook Sam had ik nooitzoo gezien,en
wat ik zeker in mijn heele leven nooit weer zoo
zal zien: twee zulke menschen te samen. Want
het eerste woord, dat Meinesz die anders zoo
ingetogen is en zoo correct tegenover iedereen
en vooral tegenover een minister, sprak, was,
dacht ik het niet, als je van den duivel spreekt,
trap je hem op zijn staart; hoe is het, niet
al te katterig oudeheer! Waarop Sam niet
eens ordelijk antwoordde, maar zijn arm door
dien van Meinesz stekende, begon te neuriën :
So leben wir! So leben wir !! en toen zij
zoo met een paar erg in 't komische over
dreven buigingen voor mij defileerden, dacht
ik werkelijk dat de eerste man van
de stad en de eerste dienaar van de
kroon het er op gezet hadden mij in mijn
jigen huis in 't ootje te nemen. Nou, zeg ik
aij mijzelf, daarvoor zouden jelui vroeger moe
ien opstaan en ik liep naar de schel om Jacob
te roepen, die natuurlijk, gelijk je van zoo'n
vlegel verwachten kunt, met zijn oor aan 't
sleutelgat stond te luisteren, want direct kwam
lij binnen om mijn bevel te hooren: haal
eens even politie! Dat miste op Meinesz zijn
uitwerking niet maar, gevat als hij is
:iield hij zich uitstekend ja, Jacob, begon
lij op zijn gewonen hoogen toon, zeg dat de
jurgerneester een agent verlangt te zien, hier
lan huis, een agent Ie klasse, en toen de
iiitcht de deur weer achter zich had dicht
getrokken, hief hij glimlachend zijn vinger
tegen me op en zei: O jou schelm!! jou
schelm, ie houdt ook wel van een grapje, en
van 't glimlachen in 't schaterlachen verval
ende, vervolgde hij, op mij wijzende: v. Hou
sen, ook hem heeft de tentoonstelling
tepakjen. 't Werd mij nu eigenlijk wel wat kras,
en wat me niet vaak gebeurt, ik wist niet
recht wat te zeggen, maar dit voelde ik, zoo
mocht het niet doorgaan. En daar Sam er
al even opgewonden als Sjoerd uitzag, en
Vening, die weer uit zijn stoel was gerezen,
op eens in hoogdravende taal begon te rede
neeren over zijn agenten Ie klasse, zoodat het
wel leek of hij voor v. Houten een toost wilde
slaan op zijn politie... riep ik geërgerd uit:
maar mijne heeren, bedenkt dan toch waar
*ij zijt en wat ge vertegenwoordigt, dit heeft
wat al te veel van een opéra comique, gespeeld
door een Edelachtbare en een Excellentie!
Maar dat liet van Houten zich niet zeggen.
st! kwam hij tegen Meinesz, die, er niet
aan gewoon zich door iemand het woord te
laten ontnemen, eerst nog bleef doorspreken,
maar toch eindelijk begon te begrijpen, dat
het zijn plicht was voor een minister te
wijken, en zoodra dus Satn de gelegen
heid schoon zag stak hij van wal: Hoor
eens Brommeijer, het schijnt dat jij nog
niets van den veranderden toestand hebt
vernomen of begrepen. Wij zijn de ouden
niet meer; wij beginnen een nieuw leven.
Jullie lijken wel dol, zei ik haast onhoorbaar,
maar hij verstond het toch. Neen, wij zijn
niet dol. Integendeel, we zijn wijs geworden.
Tot dusver hebben we gedwaald. Je weet ik ben
iilosoot' en geef me van alles naar den eisch
van het causaal verband volledig rekenschap.
Tot vóór korten tijd bekeek ik de wereld
peesimistisch-materialistisch je zult je nog
wel herinneren, hoe ik een jaar of wat geleden
een pleidooi heb geschreven voor den zelf
moord. Dat was een stout stuk, maar
de redeneering klemde, er was geen speld
tusschen te steken. . . en nog tot op den
huldigen dag sta ik eigenlijk
onaangevochten op mijn standpunt: als het dan niet
anders kan moet je je zelf' maar opruimen.
Zoo is het, maar ik erken het, troostrijk is
dat niet. En daar ik met mijn medemensen.
te veel opheb om hem met zoo'n akelige con
clusie van mij te zenden, ben ik het denken
niet moede geworden, om te zien of er niet
Gustave Droz f,
Na wat wij in het vorig nummer van Droz
schreven, geven wij hier zijn portret, met de
nadere omstandigheden van zijn stjrven :
Gustave Droz keerde Dinsdag 22 Ootober van
Montretout terug waar hij twee maanden had
doorgebracht met madame Droz die zeer lijdend
is. Hij zelf scheen zeer welvarend. In den namid
dag in zijn woning Qnai Voltaire terugkeerend,
hielp hij nog liefderijk zijn lijdende vrouw in een
fauteuil naar boven dragen. Toen, in zyn kamer
komend, viel hij plotseling neer; men schoot toe
om hem te helpen maar hij was overleden.
Inhoud van Eigen Haard No. 44. De 'Biivn.
Een aardige bruriconstructie (met afbeeldingen )
ProtestatitschZiekenhuisgennamd »
WilhelminaZi.ekenhuis" te Nijmegen (met afbeeldingen.)
Rij het portret van G-nrard Callenburi/h (8 April
1Ü42-5 October 1721), door A. W. Stellwagen
(met portret.) Iets oi-er Barometers door E.
Ij. Olland (met figuur.) Rtadxgezicht van Jan
van der Htijien (met plaat.) 75e
rrcltmekunstenaar. Verscheidenheid: De Runs'nche
windhond. Hoe men kan beproeven of alcohol
zuiver is. M ddelen om (jKbrtinds koffiebonnen
te. bewtren. liet conaer'-eeren mn melk.
Nagemaakte Lelietj-.s van D'ilen. SJvfiftlez ?»(/.
Feuilleton: Toch de w.uarheid. (slot.)
Advertentiën.
Een keizerlijk decreet.
Den 28sten Juli 179H gaf czar Paul I het
volgend decreet: mijnheer de geheimraad en
procureur-generaal vorst Kurakin ! Wij hebben
van den auditeur-generaal prins Schachowsky
het gedrag vernomen van den baljuw Pirch, uit
Ureschent, in het gouvernement Littauen. Gezegde
baljuw, alle verplichtingen van zijn dienst mis
kennende, veinzende niet op de hoogte te zijn
van de wettelijke bepalingen, is in het publiek
verschenen in rok en met een ronde hoed. Door
die onbehoorlijke kleeding heeft bij klaar en
duidelijk bewezen, v.m gering moreel gehalte te
zijn. Bovendien heeft de baljuw Pirch in zijn
private woning staatsambtenaren toegelaten, ten
gevolge waarvan wij hem smadelijk uit onzen dienst
hebben gejaagd en bevolen, dat hij bij de volgende
proce>sie op zijn knieën voor de kerk vergift' nit
heeft te vragen. Gij zult aan allen het geval van
den baljuw PirA en de straf waartoe hij is ver
oordeeld, mededeelen, opdat geen ambtenaar ziob
vootaan aan een zoo onwaardige en absoluut ver
achtelijke daad schuldig make !
R. Poincait
demissionair Fransch Minister van Onderwijs er.
Sclioone Kunsten.
uillliiiiiiiillliiiiimiiujminiimiiiiiiiiiniiHiuiiiiiminiiiiiiiiu imimiii
iets te vinden zou zijn, om hen) toch voor
dat min of meer onbevredigend slot te be
waren. Lang heb ik vruchteloos ge-'.ocht..
eerlijk gezegd: ik heb het van den zomer eer.-1
gevonden ... en dat niet in de natuur en o<;!c
niet in mijn Studeerkamer, maar hier achter !u t.
Hijksiiiuxeitiii.. ?. De Tentoonstelling bracht
me het licht. Van het eerste oügenblik
af, (lat ik uit die sombere g.-uig onder
(lat groote praalgebouw in de lustige klingen
van het tooverachtig terrein kwam, waar dfc